De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

Vergelijkbare documenten
BESLISSING VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING CODE GENEESMIDDELENRECLAME

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier ingelast.

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

BESLISSING. gezamenlijk hierna te noemen: Meduon c.s., afzonderlijk respectievelijk Meduon Holding, Bosman Medische Hulpmiddelen en Zuzz.

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

gezamenlijk verder te noemen: Pharmacosmos, afzonderlijk bij de eigen volledige naam,

6 september Wyeth Pharmaceuticals B.V. gevestigd te Hoofddorp, verder te noemen: Wyeth. tegen

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

inzake uitingen van Novo Nordisk over het geneesmiddel Tresiba. De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier ingelast.

het klaagschrift van AstraZeneca d.d. 8 februari 2008;

inzake reclameuitingen voor de producten Avandamet en Avandia van GSK.

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

inzake een reclame-uiting voor het geneesmiddel Oralgen van Artu.

K maart 2009

Klachtnummer: K Datum uitspraak: 27 juni 2016 Datum publicatie: 5 september Relevante artikelen: ,

Samenvatting. De Codecommissie komt tot het oordeel dat de klacht van Nycomed grotendeels gegrond is. 9 juni 2011

De inhoud van voornoemde stukken geldt als hier ingelast.

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

met betrekking tot een aantal uitingen van geneesmiddelenreclame van:

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

6 augustus Servier Nederland Farma B.V. gevestigd te Leiden, verder te noemen: Servier. tegen

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

inzake uitingen voor de geneesmiddelen Travatan en DuoTrav

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

Samenvatting. 6 juli 2011

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ABBOTT B.V., gevestigd te Hoofddorp, verder te noemen: Abbott,

K mei JANSSEN CILAG B.V., gevestigd te Tilburg, verder te noemen: Janssen Cilag BV, gericht tegen:

DE KEURINGSRAAD KOAG/KAG, gevestigd te Amsterdam, nader te noemen de Keuringsraad,

27 maart NOVARTIS PHARMA B.V., gevestigd te Arnhem, verder te noemen: Novartis, gericht tegen:

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

BESLISSING VAN KAMER 1 VAN DE COMMISSIE VAN BEROEP VAN DE STICHTING CODE GENEESMIDDELENRECLAME

2. De vaststaande feiten 2.1 Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende - tussen partijen niet omstreden - feiten worden uitgegaan.

2.1 Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende - tussen partijen niet omstreden -

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

inzake een televisiecommercial voor het product Davitamon Compleet Weerstand Forte van Omega Pharma Nederland B.V.

De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast.

5 juli De heer H. van der Linde, arts gevestigd te Capelle aan den IJssel verder te noemen: Van der Linde. tegen:

inzake uitingen voor de geneesmiddelen Travatan en DuoTrav

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

met betrekking tot een aantal uitingen van geneesmiddelenreclame:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

inzake een persbericht voor het product Risperdal van Janssen-Cilag De Codecommissie heeft kennisgenomen van:

2. De vaststaande feiten 2.1 Voor de beslissing in deze zaak kan van de volgende - tussen partijen niet omstreden - feiten worden uitgegaan.

Eigen belang/handel. Makelaar koopt zelf. Schijn van handel in onroerend goed.

met betrekking tot uitingen van geneesmiddelenreclame voor Advantix door:

het College van Beroep voor de Examens van de Hogeschool Utrecht (hierna: het CBE), verweerder.

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

: Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, verder te noemen Verzekeraar

Ontvankelijkheid. Klacht over (nog) niet verrichte handeling. Tuchtrechtelijke laakbaarheid van handelwijze in gerechtelijke procedure.

Sandoz B.V. gevestigd te Almere, verder te noemen Sandoz, gemachtigden: mr. K. Th. M. Stöpetie en mr. I. C. Kranenburg, advocaten te Amsterdam.

Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-notarissen te Rotterdam

Samenvatting. K in conventie:

6 maart Mevrouw dr. W.M.N.J. Buis, psychiater wonende te Velp, verder te noemen: Buis, gemachtigde mr R.P. de Roode. tegen

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

4 april tegen. 1. Achmea B.V. gevestigd te Zeist; 2. Achmea Zorgverzekeringen N.V. statutair gevestigd te Leiden;

inzake uitingen van Novartis over haar geneesmiddel Ultibro Breezhaler (werkzame stoffen: indacaterol en glycopyrronium).

REGLEMENT VAN DE CODECOMMISSIE KOAG/KAG. 1.1 De Codecommissie KOAG/KAG (hierna Codecommissie) is belast met

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

Uitspraak in de zaak tussen: [naam appellant], wonende te [naam woonplaats], appellant,

De inhoud van de uitspraak van 25 april 2013 en de aldaar genoemde stukken alsmede de hierboven genoemde stukken geldt als hier ingelast.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Belangenbehartiging opdrachtgever. Beslaglegging.

met betrekking tot een uiting van geneesmiddelenreclame van:

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

Samenvatting. De klacht van Boehringer is gegrond. 17 september 2010

Pensioenfonds Metaal & Techniek Financieel Collectief

ECLI:NL:RBARN:2011:BU7634

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

ECLI:NL:RBALM:2010:BN8235

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

Het Servicekantoor B.V., gevestigd te Groningen, hierna te noemen Tussenpersoon.

inzake uitingen van Pfizer met betrekking tot de rol van JAK pathways bij RA.

Zoekresultaat inzien document. ECLI:NL:RBROT:2012:BX5563 Permanente link: Uitspraak

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

Optie en Bod. Afbreken onderhandelingen. Contact opnemen met opdrachtgever van collega.

K09.001/K Samenvatting

201 BIEDEN, ONDERHANDELEN & TOTSTANDKOMING OVEREENKOMST

Nationale-Nederlanden Schadeverzekering Maatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort s-hertogenbosch van 25 april 2018

Kleding B.V. Cyrus I B.V. DomJur

CR 12/2415 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

inzake uitingen van Pharming met betrekking tot haar geneesmiddel Ruconest.

Bij brief van 22 april 2015 heeft de gemachtigde van beklaagde een verweerschrift ingediend bij de Raad.

geïnformeerd over de kosten alsmede zodanig misleid dat de indruk wordt gewekt dat het hier om een dating dienst gaat.

Dealerdiensten Automotive B.V. Dealer Verzekerd B.V. DomJur

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Loyalis Schade N.V., gevestigd te Heerlen, hierna te noemen Aangeslotene.

De heer M.E. W., wonende te A, hierna te noemen: klager tegen De besloten vennootschap M MAKELAARDIJ B.V., gevestigd te B, NVM-lid,

Uitspraak. Auteur: Verschenen in: Datum: Instantie: Titel:

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. J.S.W. Holtrop, voorzitter en mr. W.H. Luk, secretaris)

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L. Hendrikse, voorzitter, terwijl mr. M. Veldhuis als secretaris)

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Transcriptie:

K04.013 29 oktober 2004 De Codecommissie (Kamer I) heeft het navolgende overwogen en beslist naar aanleiding van de klacht (CGR nummer: K04.013) op de voet van artikel 10.1 van het Reglement van de Codecommissie en de Commissie van Beroep van de Stichting CGR (hierna: het Reglement) van: Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie gevestigd te Den Haag, verder te noemen: KNMP gericht tegen: efarma Online Services B.V. gevestigd te Beverwijk, verder te noemen: efarma inzake: prijzen van geneesmiddelen 1. Het verloop van het geding 1.1 De Codecommissie CGR heeft kennisgenomen van: het klaagschrift van KNMP d.d. 14 juli 2004; het verweerschrift van mr. drs. M.A. de Kemp, advocaat te Amsterdam, namens efarma d.d. 27 augustus 2004; de pleitnota s van beide partijen. De inhoud van voornoemde documenten geldt als hier ingelast. 1.2 De Codecommissie CGR heeft de klacht behandeld ter zitting van 17 september 2004 te Gouda. Ter zitting werd KNMP vertegenwoordigd door mevrouw mr. J.A. Rendering. Namens efarma waren aanwezig de heer T.H. Tjiook en mevrouw J. van de Steen (VGZ), bijgestaan door mr. drs. De Kemp. 2. De klacht van KNMP 2.1 KNMP heeft een klacht ingediend naar aanleiding van reclame-uitingen van efarma inzake het aanbieden van een jaarpremie en rendementspremie, het niet in rekening brengen van bezorgkosten bij een gecombineerde bestelling van zelfzorggeneesmiddelen en UR-

geneesmiddelen alsmede korting door middel van een laagste prijsgarantie. KNMP baseert zich daarbij voornamelijk op de artikelen 5, 7, 8 en 31 van de Code voor de Publieksreclame voor Geneesmiddelen (CPG). De klacht is met name gericht tegen de folder van efarma met de titel Besparen op receptgeneesmiddelen en medische hulpmiddelen. 2.2 KNMP voert ter ondersteuning van haar stelling het navolgende aan. efarma en zorgverzekeraar IZZ hebben volgens KNMP de folder middels een mailing verspreid onder verzekerden, waarin zij worden gewezen op de mogelijkheid om geneesmiddelen te bestellen via de internetapotheek efarma en het verkrijgen van korting door middel van de laagste prijsgarantie. Vaste klanten van efarma en verzekerden van VGZ, IZZ, SIZ of Loyalis wordt een jaarpremie van 12 euro geboden. Voorwaarde voor het verkrijgen van deze jaarpremie is dat de verzekerde dagelijks medicijnen gebruikt en de doorlopende medicatie bij efarma besteld. De vaste klant ontvangt daarnaast een rendementspremie van minimaal 5 euro per jaar, afhankelijk van de behaalde korting door het collectief van alle vaste klanten van efarma. Tot slot stelt KNMP dat efarma geen verzendkosten in rekening brengt indien er sprake is van een bestelling van zowel vrij verkrijgbare geneesmiddelen als receptgeneesmiddelen of wanneer de bestelling voor vrij verkrijgbare geneesmiddelen hoger is dan 35 euro. Deze verzendkosten worden wel in rekening gebracht bij bestellingen voor vrij verkrijgbare geneesmiddelen onder de 35 euro. Bij bestelling van UR-geneesmiddelen worden door efarma geen bezorgkosten in rekening gebracht. 2.3 KNMP stelt dat het door efarma aanbieden van een premie, waarbij de hoogte bij veelvuldig gebruik kan oplopen, een hoger gebruik van UR-geneesmiddelen stimuleert. Op grond van artikel 7 en 31 CPG is het verboden het publiek aan te sporen tot extra aankoop of hoger gebruik van geneesmiddelen. Van een algemene prijsaanbieding zoals bedoeld in de toelichting van artikel 31 CPG is in casu geen sprake. KNMP acht de door efarma aangeboden jaarpremie en de rendementspremie in strijd met artikel 7 en 31 CPG en derhalve ontoelaatbaar. 2.4 KNMP stelt dat het door efarma aanbieden van het niet in rekening brengen van bezorgkosten misleidend is. Het is volgens KNMP algemeen gebruik dat de Nederlandse apotheek geen bezorgkosten in rekening brengt voor geneesmiddelen die op recept worden verstrekt. Op grond van de tariefberekening van het CTG zijn de bezorgkosten in het WTG tarief verwerkt. Naar de mening van KNMP misleidt efarma patiënten door te doen voorkomen alsof er sprake zou zijn van een extra service die enkel door efarma wordt aangeboden. Dit is volgens KNMP in strijd met artikel 8 CPG. 3. Het verzoek van KNMP 3.1 KNMP acht de hiervoor genoemde reclame-uitingen van efarma ontoelaatbaar.

4. Het verweer van efarma 4.1 efarma stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van op het publiek gerichte geneesmiddelenreclame. In de brief en de folder wordt volgens efarma op geen enkele wijze, direct of indirect, informatie gegeven over of reclame gemaakt voor een specifiek genoemd geneesmiddel. Ook wordt op geen enkele wijze verwezen naar een met name genoemd geneesmiddel. efarma verwijst naar de uitspraak van de CGR K20.022. In de brief met begeleidende folder wordt volgens efarma reclame gemaakt voor de diensten van efarma, hetgeen niet verboden is. De klacht van KNMP dient volgens efarma derhalve te worden afgewezen. 4.2 efarma betwist voorts dat zij in strijd handelt met de artikelen 7 en 31 CPG door te verwijzen naar een jaarpremie en een rendementspremie. De artikelen hebben betrekking op reclame voor geneesmiddelen en daarvan is in casu geen sprake in de folder en brief. De artikelen zijn volgens efarma niet van toepassing. 4.3 Met betrekking tot de jaarpremie wijst efarma erop dat deze alleen geldt voor mensen die zowel dagelijks medicijnen gebruiken als de doorlopende medicatie bij efarma bestellen. De jaarpremie is volgens efarma onafhankelijk van de hoeveelheid geneesmiddelen die door chronische patiënten wordt besteld. De jaarpremie zou derhalve niet leiden tot extra aankoop of extra gebruik. 4.4 efarma stelt dat de korting in de vorm van de rendementspremie afhankelijk is van de behaalde korting door het collectief van alle vaste klanten van efarma. Individuele consumenten kunnen volgens efarma geen invloed uitoefenen op deze rendementspremie. De rendementspremie zou derhalve niet leiden tot extra aankoop c.q. hoger gebruik. 4.5 efarma geeft aan dat alle klanten, dus zowel VGZ-verzekerden als andere klanten, een extra premie over bepaalde medische hulpmiddelen ontvangen. EFarma benadrukt dat deze premie geen betrekking heeft op geneesmiddelen. 4.6 Zowel de jaarpremie als de rendementskorting zijn naar de mening van efarma aan te merken als een algemene (prijs) aanbieding die betrekking heeft op (vrijwel) het gehele assortiment. Een dergelijke regeling wordt gelet op de toelichting van artikel 31 CPG niet aangemerkt als een aansporing tot extra aankoop c.q. hoger gebruik van een bepaald geneesmiddel. 4.7 efarma stelt dat sprake is van publieksreclame voor een specifiek geneesmiddel en dat derhalve artikel 8 CPG geen betrekking hierop heeft. efarma betwist dat zij op enigerlei wijze consumenten zou misleiden door te melden dat bij bestelling van zowel receptgeneesmiddelen als vrij verkrijgbare geneesmiddelen geen bezorgkosten in rekening wordt gebracht. Van een extra service is sprake, omdat het werkgebied van efarma landelijk is en omdat geneesmiddelen tevens op het werkadres of vakantieadres in Nederland worden bezorgd. De

tarieven voor landelijke bezorging aan huis-, werk- of vakantieadres zijn volgens efarma niet opgenomen in de CTG-tariefberekening. 4.8 efarma komt op grond van het bovenstaande tot de conclusie dat efarma geen reclame maakt voor een geneesmiddel en dat de uitingen van efarma op geen enkele wijze, direct of indirect, aanzetten tot onnodig of overdadig gebruik van een bepaald geneesmiddel. Ook is op geen enkele wijze sprake van misleiding in de zin van artikel 8 CPG. 4.9 efarma verzoekt de Codecommissie om KNMP niet ontvankelijk te verklaren in haar klacht dan wel KNMP haar klacht als ongegrond te ontzeggen dan wel de klacht van KNMP af te wijzen, met veroordeling van KNMP in de kosten van het geding. 5. De overwegingen van de Codecommissie CGR 5.1 Ingevolge artikel 5.3 van het Reglement van de Codecommissie en Commissie van Beroep van de Stichting Code Geneesmiddelenreclame ( het Reglement ) is de klacht van KNMP doorverwezen ter verdere behandeling naar Kamer I, omdat deze voor een belangrijk deel betrekking heeft op de vraag of er sprake is van reclame voor UR-geneesmiddelen en de beoordeling van die vraag meer tot het taakgebied van Kamer I behoort. Partijen hebben zich ook niet verzet tegen behandeling van de klacht door Kamer I. 5.2 KNMP stelt de folder van efarma, getiteld Besparen op receptgeneesmiddelen en medische hulpmiddelen, centraal. KNMP beschouwt deze folder als reclame in de zin van de CPG, welke Code integraal onderdeel uit maakt van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame en neemt het standpunt in dat zij niet voldoen aan de eisen die de CPG en Gedragscode stelt. efarma betwist dat sprake is van op het publiek gerichte geneesmiddelenreclame. In de folder wordt volgens efarma op geen enkele wijze, direct of indirect, informatie gegeven over of reclame gemaakt voor een specifiek genoemd geneesmiddel. 5.3 Volgens de folder ontvangen vaste klanten van efarma die dagelijks medicijnen gebruiken en hun doorlopende medicatie bij efarma bestellen een vaste klantenpremie van EUR 12,-- per jaar. Daarnaast ontvangen dergelijke klanten een rendementspremie van minimaal EUR 5,-- per jaar, afhankelijk van de behaalde korting door het collectief van alle klanten. Voorts worden vaste klanten, zoals ter zitting is gebleken, tijdig door efarma gewaarschuwd voor het opraken van hun medicatie, zodat zij een herhaalrecept kunnen halen. 5.4 Als een feit van algemene bekendheid mag worden aangenomen dat het aanbieden van premies of het verlenen van kortingen consumenten aanzet tot gedrag om dergelijke premies of kortingen te verkrijgen. In het onderhavige geval zal het in het vooruitzicht stellen van de hierboven genoemde premies en het tijdig waarschuwen van patiënten dat de medicatie opraakt de patiënten aanzetten of stimuleren tot het dagelijkse gebruik van medicijnen en de voortzetting daarvan gedurende langere periode. De patiënt weet immers dat hij anders niet voor de vaste klantenpremie in aanmerking komt en dat de kans op het verkrijgen van de rendementspremie

en de omvang van die premie groter wordt naarmate er meer medicijnen door efarma aan vaste klanten worden verkocht. Deze handelwijze van efarma kan niet anders gezien worden als een vorm van stimulering die bedoeld is om de verkoop, het afleveren, het voorschrijven en het verbruik van geneesmiddelen te bevorderen en dus als reclame in de zin van artikel 1 sub a. van het Reclamebesluit geneesmiddelen. 5.5 De omstandigheid dat in de folder niet wordt verwezen naar specifieke geneesmiddelen doet aan het voorgaande niet af. Volgens de definitie van het Reclamebesluit geneesmiddelen en overigens ook de definities van de CPG en Gedragscode Geneesmiddelenreclame is niet slechts van reclame voor (een) geneesmiddel(en) sprake wanneer de reclame gericht is op (een) specifiek(e) geneesmiddelen, maar is evenzeer van reclame voor (een) geneesmiddel(en) sprake wanneer deze is gericht op geneesmiddelen in het algemeen of groepen daarvan. De uitspraak van de Codecommissie waarnaar efarma verwijst, wijkt niet van deze opvatting af. 5.6 De folder is verspreid onder de verzekerden van Stichting IZZ (onderdeel van verzekeraar VGZ), zodat sprake is van reclame gericht tot het publiek in de zin van artikel 1 onderdeel b van de CPG. Voorzover de reclame betrekking heeft op receptgeneesmiddelen of geneesmiddelen die in apotheken zijn bereid is deze krachtens het bepaalde in artikel 3 van de CPG en artikel 5 van het Reclamebesluit Geneesmiddelen verboden. Dergelijke reclame vormt tevens een inbreuk op het bepaalde in artikel 10 van de Gedragscode Geneesmiddelenreclame. De klacht van KNMP dient op dit onderdeel te worden toegewezen. 5.7 KNMP is van mening dat de door efarma in de folder aangeboden jaar- en rendementspremie tevens in strijd zijn met artikel 7 en 31 CPG. Voorzover de gewraakte reclame uiting betrekking heeft op receptgeneesmiddelen of geneesmiddelen die in apotheken zijn bereid behoeft dit onderdeel geen verdere behandeling. Voorzover de reclame uiting mede betrekking heeft op zelfzorggeneesmiddelen overweegt de Codecommissie het navolgende. 5.8 Ingevolge artikel 7 CPG mag reclame niet, direct of indirect, aanzetten tot onnodig of overdadig gebruik van dat geneesmiddel. Op grond van het in paragraaf 5.4 overwogene zal naar het oordeel van de Codecommissie het in het vooruitzicht stellen van de hierboven genoemde premies de patiënten kunnen aanzetten tot onnodig of overdadig gebruik van een geneesmiddel. De reclame uiting dient dan ook in strijd met artikel 7 CPG te worden geoordeeld. Hiermee behoeft het onderdeel waarin wordt geklaagd dat de uiting tevens in strijd is met artikel 31 CPG geen verdere behandeling. 5.9 KNMP is voorts van mening dat efarma de consument misleidt door in de folder te vermelden dat er geen bezorgkosten in rekening worden gebracht en daarmee suggereert dat van een extra service sprake is. In de folder wordt op dit punt slechts vermeld dat de medicatie gratis thuis of op het werk wordt bezorgd. Deze vermelding is in overeenstemming met een wettelijke verplichting en is dus in dat opzicht niet misleidend. Naar het oordeel van de Codecommissie heeft de vermelding slechts tot doel een eventueel misverstand dat bezorgkosten in rekening worden gebracht uit de weg te ruimen. Dit acht de Codecommissie niet misleidend. Dit onderdeel van de klacht dient derhalve te worden afgewezen.

5.10 De klacht van KNMP moet op grond van het bovenstaande grotendeels gegrond worden geacht. De Codecommissie zal efarma gebieden het gebruik van de jaar- en rendementspremie te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden 5.11 Aangezien efarma in essentie in het ongelijk wordt gesteld, zal zij op voet van artikel 28 lid 1 van het Reglement worden veroordeeld tot vergoeding van het griffiegeld en van de procedurekosten. 6. De beslissing van de Codecommissie: De Codecommissie (Kamer I): Verklaart de klacht van KNMP gegrond in zoverre zulks hierboven is overwogen en beslist; Beveelt efarma met onmiddellijke ingang het aanbieden van de jaar- en rendementspremie te (doen) staken en gestaakt te (doen) houden; Veroordeelt efarma tot betaling van het griffiegeld, zijnde 500, en van de procedurekosten als bedoeld in artikel 28 lid 1 van het Reglement, welke kosten zijn vastgesteld op een bedrag van 6.000; Verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad; Wijst af het meer of anders gevorderde. Aldus gewezen te Gouda op 29 oktober 2004 door mr. M.V. van der Storm, voorzitter, de heer J.F.M. Bergen, mevrouw T.G.M. van Hoogdalem-Hazelzet, de heer G.H.A. Siemons, de heer G.A. van Leijenhorst, leden, in aanwezigheid van mr. E.C. van Duuren, griffier. Mr. M.V. van der Storm (voorzitter) Mr. E.C. van Duuren (griffier)