Ter besluitvorming door de Raad (uiterlijk ) Collegevoorstel Openbaar. Onderwerp Maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2010.

Vergelijkbare documenten
Artikel 3. Berekeningsgrondslag De maatregel wordt toegepast op de voor de belanghebbende van toepassing zijnde grondslag.

RAADSBESLUIT. Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten februari

vast te stellen: de volgende Maatregelenverordening WWB, IOAW en IOAZ 2012-A gemeente Heerde.

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d ;

Maatregelenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 november 2008, voorstelnummer 180;

Afstemmingsverordening gemeente Arnhem 2015

gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en de artikelen 12, eerste lid, onderdeel b en 41, eerste lid, van de Wet investeren in jongeren;

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Deurne houdende regels omtrent afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Deurne 2018

Artikelgewijze toelichting - maatregelenverordening Wet investeren in jongeren 2009

Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ gemeente Renkum 2012

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gevestigde, oudere en beëindigende zelfstandigen en van bedrijfskapitaal vanuit het Bbz Hiervoor blijft aparte financiering bestaan.

besluit: vast te stellen de Maatregelenverordening Participatiewet, Ioaw en Ioaz 2015 gemeente Heerde.

MAATREGELENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2010

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2013;

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand.

Maatregelverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Doesburg 2015.

Verordening afstemming Participatiewet, IOAW en IOAZ BMWE 2016

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Schouwen- Duiveland 2015

Raadsvoorstel. Jaar stuknr. categorie/agendanr. stuknr. B. en W RAIO.0107 A 5 10/1004. Onderwerp: Maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Afstemmingsverordening WWB

Verordening maatregelen Wet Werk en Bijstand 2005

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d.

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ gemeente Mook en Middelaar 2010 pagina 1 van 9

MAATREGELENVERORDENING inkomensvoorzieningen Lelystad 2012

Maatregelenverordening WWB Dantumadiel 2009 e.v (*)

DE RAAD DER GEMEENTE DEURNE BESLUIT

Toelichting op de Maatregelenverordening WWB, BBZ 2004, IOAW, IOAZ 2013

Afstemmingsverordening WWB, IOAW, IOAZ en Bbz gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 12 maart 2013;

( MAATREGELENVERORDENING WET INVESTEREN IN JONGEREN )

Maatregelenverordening IAOW en IAOZ

Toelichting Maatregelenverordening IOAW / IOAZ gemeente Rijssen-Holten 2013

*Z002AA38484* No. 10. Maatregelverordening IOAW en IOAZ. De raad van de gemeente Vlagtwedde;

Maatregelverordening Wet werk en bijstand gemeente Gennep 2013

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 december 2014, nr. 12A;

De Raad van de gemeente Cranendonck, Heeze-Leende, Waalre en Valkenswaard,

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren

Maatregelenverordening WWB, Bbz, Ioaw, Ioaz 2013

NOTITIE. Aan : Dagelijks bestuur. Van : Dick Witteman. Onderwerp : Maatregelenverordening Ioaw, Ioaz Datum : 29 april 2010

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ Werk en Inkomen Nieuwegein 2018

RAADSVOORSTEL. Onderwerp. : StadThuis

Zaaknummer. Documentnummer

Maatregelenverordening IOAW / IOAZ

Toelichting Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Asten 2010

Artikel 2 Het opleggen van een maatregel De IOAW en de IOAZ verbinden aan het recht op een uitkering de volgende verplichtingen:

Officiële uitgave van de gemeente Bergeijk Nummer 9 22 december 2014

Jaar: 2010 Nummer: 76 Besluit: Gemeenteraad 7 september 2010 Gemeenteblad MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ HELMOND 2010

Raadsvoorstel 17 maart 2011 AB RV

Afstemmingsverordening Participatiewet, IOAW en IOAZ

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand 2004

Afstemmingverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013

Wij stellen u voor om de Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Helmond 2010 vast te stellen.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 10 augustus 2010, nr ;

Artikelsgewijze Toelichting. Paragraaf 1 Algemene bepalingen

GEMEENTEBLAD 2010 nr. 27

VERORDENING MAATREGELEN IOAW EN IOAZ 2012 Pag. 1/11

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ Maassluis 2013

Lijst agendapunten nummer: Kenmerk: 8882 VERORDENING. vaststelling Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ. De raad van de gemeente Terneuzen;

Gemeente Nissewaard - Verordening handhaving, maatregelen en boeten Nissewaard 2016

Beleidsregels Bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 september 2010;

Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2013 gemeente Velsen

BBM gemeente Steenbergen

B&W 21 december 2010 Gemeenteblad GEWIJZIGDE INVULLING VAN RICHTLIJN NR B044 OVERZICHT HOOGTE VERLAGINGEN

Maatregelverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Doesburg

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr ;

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ GEMEENTE DOETINCHEM 2013

Maatregelenverordening WWB, IOAW, IOAZ 2012 gemeente Montfoort

TOELICHTING MAATREGELVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2011 GEMEENTE DOETINCHEM.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 14 mei 2013;

Beleidsregels Bestuurlijke boete WWB, IOAW, IOAZ en Bbz-2004 Versie 2013

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand

Toelichting op de Afstemmingsverordening 2015

Handhavingsverordening PARTICIPATIEWET, IOAW, IOAZ en Bbz gemeente Groesbeek gemeente Groesbeek 2015

Hoofdstuk 1:Algemene bepalingen.

RAADSBESLUIT 13R

Maatregelenverordening Wet werk en bijstand gemeente Borger- Odoorn

Afstemmmingsverordening 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Afstemmingsverordening Wet werk en bijstand Nijkerk

Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet Rotterdam 2015

131 Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : 14 Datum :

Gemeenteblad Officiële uitgave van de gemeente Huizen Week: 51 Datum: nr. 31

AFSTEMMINGSVERORDENING WWB, IOAW EN IOAZ GEMEENTE DOETINCHEM 2013

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Afstemmingsverordening wet investeren in jongeren Gouda 2010

Gemeente Nieuwegein; Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ WIL 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 november 2014; HANDHAVINGSVERORDENING PARTICIPATIEWET, IOAW EN IOAZ 2015

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Houten (Utrecht)

: 23 augustus 2011 : 5 september : J.L.M. Vlaar : E.M. de Rijke

Gemeenteraad 29 mei 2012 Gemeenteblad

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten (Utrecht) gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Afstemmingsverordening WWB, IOAW en IOAZ 2013 gemeente Werkendam

Transcriptie:

Collegevoorstel Openbaar Onderwerp Maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2010 Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 9230 BW-nummer Portefeuillehouder T. Tankir Samenvatting Op 1 januari 2010 trad de Wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten in werking. Deze wet verplicht gemeenten om per 1 juli 2010 een Maatregelenverordening en regels met betrekking tot de bestrijding van fraude vast te stellen voor de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Via dit voorstel voldoen wij aan die wettelijke verplichting. Directie/afdeling, ambtenaar, telefoonnr. L120, Inge van den Hoogen, 2601 Datum ambtelijk voorstel 1 juni 2010 Registratienummer 10.0013778 Ter besluitvorming door het college Aan de Raad voor te stellen De maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2010 vast te stellen. Paraaf akkoord Datum Leidinggevende C. Derks, L120 Programmamanager I. Hol Programmadirecteur M. Wetzels Ter besluitvorming door de Raad (uiterlijk 01-07-2010) Besluit B&W d.d. 22 juni 2010 nummer: 3.2 Conform advies Aanhouden Anders, nl. Bestuursagenda Paraaf akkoord Datum Gemeentesecretaris (waarnemend) Portefeuillehouder collegevoorstel maatregelenverordening IOAW en IOAZ

Voorstel aan de Raad Datum raadsvergadering / Nummer raadsvoorstel 14 juli 2010 / 103/2010 Fatale termijn: besluitvorming vóór: 01-07-2010 Onderwerp Maatregelenverordening IOAW/IOAZ Programma / Programmanummer Werk & Inkomen / 9230 Portefeuillehouder T. Tankir Voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders d.d. 22 juni 2010 Samenvatting Op 1 januari 2010 trad de Wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten in werking. Deze wet verplicht gemeenten om per 1 juli 2010 een Maatregelenverordening en regels met betrekking tot de bestrijding van fraude vast te stellen voor de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers en de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen. Via dit raadsvoorstel voldoen wij aan die wettelijke verplichting. Voorstel om te besluiten De maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2010 vast te stellen. Opgesteld door, telefoonnummer, e-mail Inge van den Hoogen, 2601, i.van.den.hoogen@nijmegen.nl raadsvoorstel Maatregelverordening IOAW en IOAZ

Voorstel aan de Raad Aan de Raad van de gemeente Nijmegen 1 Inleiding Op 1 januari 2010 trad de Wet Bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (verder: Wet Buig) in werking. Door de wet Buig ontvangen wij per 1 januari 2010 één budget voor de bekostiging van: - de Wet Werk en Bijstand (Wwb); - de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW); - de Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ); - het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 (Bbz). De specifieke regelingen blijven wél bestaan in verband met de grote gevarieerdheid van de regelingen. De Wet Buig verplicht gemeenten om per 1 juli 2010 een Maatregelenverordening en regels met betrekking tot de bestrijding van fraude vast te stellen voor de IOAW en IOAZ. Via dit raadsvoorstel voldoen wij aan die wettelijke verplichting. 1.1 Wettelijk- of beleidskader Het vaststellen van een verordening is de bevoegdheid van de raad. De Wet Buig vormt het wettelijk kader voor de verordening, samen met het Nijmeegse beleid binnen het programma Werk en Inkomen over maatregelen. We zochten voor de maatregelenverordening IOAW/IOAZ zo veel als wettelijk mogelijk aansluiting bij de door de raad vastgestelde Maatregelenverordening Wwb en Maatregelenverordening Wet investeren in jongeren (WIJ). In het najaar van 2010 presenteren wij aan de raad een herijking van het Handhavingsbeleid. De Wet Buig geeft gemeenten tevens ruimte om beleidsregels vast te stellen rondom terugvordering van ten onrechte verstrekte IOAW/IOAZ. Deze beleidsregels stellen we via een apart collegevoorstel vast (nr. 10.0013896). In het najaar van 2010 presenteren wij aan de raad een herijking van het debiteurenbeleid. 1.2 Relatie met programma De Wet Buig, de IOAW en IOAZ vallen onder het programma Werk en Inkomen. 2 Doelstelling Het doel van dit raadsvoorstel is het vaststellen van een Maatregelenverordening IOAW/IOAZ. 3 Argumenten De IOAW biedt een inkomensvoorziening aan werkloze Nijmegenaren (en hun partners) van jonger dan 65 jaar, maar ouder dan 50 jaar: - die na hun vijftigste levensjaar werkloos zijn geworden, meer dan drie maanden recht hadden op Werkloosheidswet (WW) en hun volledige WW-periode hebben doorlopen; raadsvoorstel Maatregelverordening IOAW en IOAZ

Voorstel aan de Raad Vervolgvel 2 - die na hun vijftigste levensjaar in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) zijn gekomen, waarbij de WIA is beëindigd omdat belanghebbende niet meer dan 35% arbeidsongeschikt werd bevonden. De IOAZ biedt een inkomensvoorziening aan werkloze Nijmegenaren en hun partners van jonger dan 65 jaar, die na het bereiken van de leeftijd van 55 jaar het bedrijf of beroep heeft beëindigd. De IOAW/IOAZ verschilt op de volgende belangrijke punten van de Wwb: IOAW/IOAZ Wwb Landelijke normen. Toeslagen en verlagingen op grond van gemeentelijke toeslagenverordening. Houdt geen rekening met vermogen en Aparte vermogenstoets en beperkte vrijlating bepaalde inkomsten, zoals inkomsten uit van inkomsten. arbeid van kinderen, lijfrente, alimentatie, huurontvangsten ivm kostgangers, etc. Net als de Wwb kent de IOAW/IOAZ een aantal rechten en verplichtingen. De Maatregelenverordening IOAW/IOAZ ziet op de naleving van de verplichtingen. De verordening geeft de categorieën van gedragingen weer waarvoor een belanghebbende een maatregel op zijn inkomensvoorziening kan krijgen. Het betreft het niet nakomen van de verplichtingen die staan tegenover het recht op werk en ondersteuning, het schenden van de inlichtingenplicht met en zonder benadeling van de gemeente en zeer ernstige gedragingen tegen ons college of onze ambtenaren. Voor iedere categorie gedraging bepaalden wij een percentage, welke overeenkomen met de percentages uit de door de raad vastgestelde Maatregelenverordening Wwb en Maatregelenverordening WIJ. Op grond van individuele omstandigheden van belanghebbende kunnen we besluiten af te zien van het opleggen van een maatregel of de maatregel af te stemmen op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van belanghebbende. De maatregel wordt als hoofdregel opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het nemen van een maatregel is bekendgemaakt. Op die manier kan belanghebbende rekening houden met het feit dat hij/zij een maatregel krijgt. De Maatregelenverordening IOAW/IOAZ wijkt op de volgende punten af van de door de raad vastgestelde Maatregelenverordening Wwb: - In de verordening regelen we de werkwijze bij samenloop van maatregelwaardige gedragingen. - Indien het OM een onderzoek instelt naar de maatregelwaardige gedraging, dan leggen we vooralsnog geen maatregel op. Samenloop en onderzoek door het OM zijn zaken die in de door de raad vastgestelde Maatregelenverordening Wwb niet zijn geregeld. Wij ervaren dit als een gemis, welke we herstellen bij de herijking van het Handhavingsbeleid. raadsvoorstel Maatregelverordening IOAW en IOAZ

Voorstel aan de Raad Vervolgvel 3 4 Risico s Aan dit raadsvoorstel zijn geen risico's verbonden. Het vaststellen van de Maatregelverordening IOAW/IOAZ is een wettelijke verplichting. Het niet vaststellen van deze verordening heeft als risico dat we na 1 juli 2010 geen maatregelen op kunnen leggen op grond van de IOAW/IOAZ, terwijl we wel inkomensvoorzieningen verstrekken. 5 Financiën Het vaststellen van een Maatregelenverordening IOAW/IOAZ heeft geen financiële consequenties. Voor de begroting van 2010 hebben we de gevolgen van de Wet Buig al meegenomen. 6 Communicatie Wij spreken met het Klantgroepoverleg (KGO) op hun vergadering van 24 juni 2010 over de verordening. Door ervaringen met de verordening voor de Wet investeren in Jongeren verwachten wij dat zij geen bezwaar hebben tegen de voorgestelde verordening. De uitvoering van de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ vindt plaats bij Bureau Zelfstandigen. Wij betrokken hen daarom bij de totstandkoming van deze verordening. Na vaststelling van de verordening volgt publicatie in het gemeenteblad. 7 Uitvoering en evaluatie De verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad.. College van Burgemeester en Wethouders van Nijmegen, De Burgemeester, De waarnemend Secretaris, mr. Th.C. de Graaf drs. R.J.M. van Wuijtswinkel MPA Bijlage(n): 1, de Maatregelenverordening IOAZ/IOAZ raadsvoorstel Maatregelverordening IOAW en IOAZ

MAATREGELENVERORDENING IOAW EN IOAZ 2010 De Raad van de gemeente Nijmegen, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van [DATUM], gelet op artikel 147, eerste lid Gemeentewet, en artikel 35 eerste lid, onderdeel b en 20, tweede lid, IOAW, alsmede artikel 35 eerste lid onderdeel b en artikel 20 IOAZ, overwegende dat het noodzakelijk is het verlagen van uitkeringen bij wijze van maatregel bij verordening te regelen; besluit vast te stellen de volgende Maatregelenverordening IOAW en IOAZ 2010 HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. Begripsomschrijving 1. In deze verordening wordt verstaan onder: a. IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers; b. IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen; c. uitkering: de uitkering, bedoeld in artikel 5, IOAW/IOAZ; d. grondslag: de op belanghebbende van toepassing zijnde grondslag, bedoeld in artikel 5, IOAW/IOAZ; e. maatregel: de verlaging van de grondslag op grond van artikel 20 tweede lid IOAW en artikel 20 eerste lid IOAZ dan wel het weigeren van de uitkering, bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW of artikel 20 tweede IOAZ; f. benadelingsbedrag: het bedrag van de ten onrechte aan de belanghebbende verstrekte uitkering en de daarover door het college verschuldigde belastingen, en premies, bedoeld in artikel 25 vierde lid van de wet; g. belanghebbende: hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAW, voor zover hij is aangewezen op arbeid in dienstbetrekking, alsmede hij die recht heeft op een uitkering op grond van de IOAZ, alsmede zijn echtgenoot in de betekenis van artikel 3 IOAW/IOAZ; h. inkomen: inkomen als bedoeld in artikel 8 IOAW/IOAZ; i. college: het college van burgemeester en wethouders. 2. Alle begrippen die in deze verordening niet worden omschreven hebben dezelfde betekenis als die in de IOAW en IOAZ en de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 2. Het opleggen van een maatregel 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college een verplichting als bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ - schendt, wordt overeenkomstig deze verordening een maatregel opgelegd. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt. 2. Het eerste lid is gelijkelijk van toepassing op de belanghebbende die een uitkering ontvangt op grond van de IOAW, wanneer hij de op basis van artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen op hem rustende verplichtingen schendt. 3. Een maatregel wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de omstandigheden van de belanghebbende en kan daarom afwijken van de in deze verordening genormeerde maatregelen. 1

Artikel 3. Berekeningsgrondslag De maatregel wordt toegepast op de voor de belanghebbende van toepassing zijnde grondslag. Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel In het besluit tot opleggen van een maatregel worden in ieder geval vermeld: de reden van de maatregel, de duur van de maatregel, het percentage waarmee de grondslag wordt verlaagd en, indien van toepassing, de reden om af te wijken van een standaardmaatregel. Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel 1. Het college ziet af van het opleggen van een maatregel indien: a. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt, of b. de gedraging meer dan één jaar vóór constatering van die gedraging door het college heeft plaatsgevonden, tenzij de gedraging een schending van de inlichtingenplicht inhoudt en als gevolg van die gedraging ten onrechte een uitkering is verleend. Een maatregel wegens schending van de inlichtingenplicht wordt niet opgelegd na verloop van vijf jaren nadat de betreffende gedraging heeft plaatsgevonden. 2. Het college kan afzien van het opleggen van een maatregel indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht. 3. Indien het college afziet van het opleggen van een maatregel op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan. Artikel 6. Ingangsdatum 1. De maatregel wordt opgelegd met ingang van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot het opleggen van de maatregel aan de belanghebbende is bekendgemaakt. Daarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag. 2. In afwijking van het eerste lid kan de maatregel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald. 3. Indien de maatregel als bedoeld in artikel 11 niet opgelegd kan worden of niet geheel ten uitvoer kan worden gelegd als gevolg van de beëindiging van de uitkering, kan de maatregel alsnog opgelegd worden, dan wel voor het deel van de maatregel dat niet ten uitvoer is gebracht wederom opgelegd worden, indien de belanghebbende binnen een termijn van twaalf maanden na beëindiging van de uitkering opnieuw een uitkering op grond van de IOAW/IOAZ ontvangt. Artikel 7. Samenloop 1. Indien sprake is van één gedraging die schending oplevert van meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt één maatregel opgelegd. Indien voor schending van die verplichtingen maatregelen van verschillende hoogten gelden, wordt de hoogste maatregel opgelegd. 2. Indien sprake is van meerdere gedragingen die schending opleveren van één of meerdere in de IOAW/IOAZ genoemde verplichtingen, wordt voor iedere gedraging een afzonderlijke maatregel opgelegd. Deze maatregelen worden gelijktijdig opgelegd, tenzij dit gelet op artikel 2, derde lid, niet verantwoord is. HOOFDSTUK 2 GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID Artikel 8. Indeling in categorieën Gedragingen van de belanghebbende waardoor de verplichtingen op grond van artikel 37 van de IOAW/IOAZ, anders dan de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ, niet of onvoldoende zijn nagekomen, worden onderscheiden in de volgende categorieën: 1. Eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen of het niet tijdig laten verlengen van de registratie. 2

2. Tweede categorie: a. het niet naar vermogen trachten algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen of te aanvaarden; b. het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot arbeidsinschakeling. 3. Derde categorie a. gedragingen die de inschakeling in de arbeid belemmeren; b. het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling, waaronder begrepen sociale activering. 4. Vierde categorie a. het niet voldoen aan de nadere verplichtingen verbonden aan een door het college aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, derde lid van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand; b. het niet meewerken, of niet naar vermogen uitvoering geven aan onderdelen van het reïntegratietraject als bedoeld in artikel 7, tweede lid onderdeel e van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand. c. het verwijtbaar niet deelnemen aan een reïntegratietraject of niet verkrijgen van een voorziening. 5. Vijfde categorie: a. het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid; b. het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid; c. het niet nakomen van de verplichting als bedoeld in artikel 7, tweede lid onderdeel a van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand door een aangeboden voorziening gericht op arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 11, tweede lid van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand te weigeren; d. het door eigen toedoen niet behouden van een Werkervaringsbaan of een Brugbaan bedoeld in artikel 11 lid 2 van de Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand. Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel 1. Onverminderd artikel 2, derde lid, wordt de maatregel vastgesteld op: a. vijf procent van de grondslag, gedurende één maand, bij gedragingen van de eerste categorie; b. tien procent van de grondslag, gedurende één maand, bij gedragingen van de tweede categorie; c. twintig procent van de grondslag, gedurende één maand, bij gedragingen van de derde categorie; d. vijftig procent van de grondslag, gedurende één maand, bij gedragingen van de vierde categorie e. honderd procent van de grondslag, gedurende één maand, bij gedragingen van de vijfde categorie 2. De duur en - met uitzondering van het bepaalde onder e.- de hoogte van de maatregel als bedoeld in het eerste lid, worden verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. 3. De duur en - met uitzondering van het bepaalde in het eerste lid, onder e.- de hoogte van de maatregel als bedoeld in het tweede lid, worden nogmaals verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van het besluit zoals bedoeld in het tweede lid opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of hogere categorie. HOOFDSTUK 3. NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT Artikel 10. Verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen zonder gevolgen voor de uitkering 1. Onverminderd artikel 2, derde lid, legt het college een maatregel op van vijf procent van de grondslag, indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht bedoeld in artikel 13 IOAW/IOAZ niet heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verstrekken van een uitkering. 3

2. Van het opleggen van de maatregel bedoeld in het eerste lid kan worden afgezien en worden volstaan met het geven van een schriftelijke waarschuwing, tenzij het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting plaatsvindt binnen een periode van twee jaar te rekenen vanaf de datum waarop eerder aan de belanghebbende een schriftelijke waarschuwing is gegeven. 3. De duur en de hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid. Artikel 11. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente 1. Indien het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht, bedoeld in artikel 13, IOAW/IOAZ heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van de uitkering, wordt de maatregel afgestemd op de hoogte van het benadelingsbedrag. 2. De maatregel bedoeld in het eerste lid wordt op de volgende wijze vastgesteld: a. bij een benadelingsbedrag tot 1.000,-, 10 procent van de grondslag gedurende één maand; b. bij een benadelingsbedrag van 1.000,- tot 2.000,-, 20 procent van de grondslag gedurende één maand; c. bij een benadelingsbedrag van 2.000,- tot 4.000,-, 20 procent van de grondslag gedurende twee maanden;. d. bij een benadelingsbedrag van 4.000,- tot 6.000,-, 20 procent van de grondslag gedurende drie maanden; e. bij een benadelingsbedrag van 6.000,- tot 10.000,-, 20 procent van de uitkering gedurende vier maanden; f. voor elke 6.000,- waarmee het benadelingsbedrag boven 10.000,- uitstijgt 20 procent van de grondslag gedurende een periode van vier maanden plus een maand. 3. De duur en de hoogte van de maatregel wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel wordt opgelegd opnieuw schuldig maakt aan dezelfde als verwijtbare aan te merken gedraging. Met een besluit waarmee een maatregel is opgelegd wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 6, tweede lid. 4. Van een maatregel wordt afgezien: a. zodra ter zake van de gedraging strafvervolging is ingesteld en het onderzoek ter terechtzitting een aanvang heeft genomen; b. zodra het recht tot strafvervolging is vervallen, doordat het Openbaar Ministerie een schikking met belanghebbende heeft getroffen. HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEDRAGINGEN DIE LEIDEN TOT EEN MAATREGEL Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen 1. Indien de belanghebbende zich tegenover het college of zijn ambtenaren zeer ernstig misdraagt onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ wordt een maatregel opgelegd. 2. Onverminderd artikel 2 derde lid wordt de maatregel op de volgende wijze vastgesteld: a. honderd procent van de grondslag gedurende één maand bij het uitoefenen van fysiek geweld tegen de in het eerste lid genoemde personen. b. zeventig procent van de grondslag gedurende één maand bij het uitoefenen van fysiek geweld tegen materiële zaken en bij mondelinge of schriftelijke bedreigingen gericht tegen de in het eerste lid genoemde personen. 3. De duur van de maatregel als bedoeld in het eerste lid, wordt verdubbeld, indien de belanghebbende zich binnen twaalf maanden na bekendmaking van een besluit waarbij een maatregel is opgelegd, opnieuw schuldig maakt aan een zeer ernstige misdraging. 4

HOOFDSTUK 5. BELEIDSPLAN HANDHAVING Artikel 13. Beleidskader Het beleidskader Handhaving Wet Werk en Bijstand is van toepassing op de uitvoering van de IOAW/IOAZ. HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN Artikel 14. Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Gemeenteblad. Artikel 15. Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als: de Maatregelenverordening IOAW/IOAZ 2010. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van [DATUM]. De voorzitter, De raadsgriffier, mr. Th.C. de Graaf drs. M.M.V. Mientjes 5

ALGEMENE TOELICHTING Op 15 december 2009 heeft de Eerste Kamer ingestemd met het Wetsvoorstel bundeling van uitkeringen inkomensvoorziening aan gemeenten (Wet BUIG). Met de inwerkingtreding van de Wet BUIG per 1 januari 2010 krijgt de gemeente een grotere beleidsmatige rol en financiële verantwoordelijkheid rond de uitvoering van de IOAW, IOAZ en Bbz2004. De IOAW, IOAZ en het Bbz 2004 kenden tot 1 januari 2010 een financieringsystematiek waarbij 75% bij het Rijk kon worden gedeclareerd en 25% drukte op het gemeentelijke budget. Per 1 januari 2010 is een systeem van volledige budgetfinanciering ingevoerd, zoals dit nu van toepassing is op het Wwb-inkomensdeel. Met de Wet BUIG worden de financiële middelen van de kleine inkomensregelingen gebundeld in het volledig gebudgetteerde Inkomens-deel dat de gemeente ontvangt voor de bijstandsverstrekking op grond van de Wwb. Gemeenten krijgen door de wet aldus een grotere verantwoordelijkheid en lopen ook meer financieel risico. Door de Wet BUIG wordt het aantal landelijke regels verder sterk teruggedrongen. In de plaats komt een grotere beleidsruimte voor de gemeente. Daardoor wordt de gemeente ook gevorderd om op een aantal punten zelf beleid te ontwikkelen. Deze verordening voorziet daarbij in het afstemmingsbeleid voor de IOAW en IOAZ. Dit beleid was geregeld bij AMvB. Deze landelijke regelingen, alsmede de nog bestaande boetebepalingen, zijn echter met de Wet BUIG komen te vervallen. Op basis van het inwerkingtredingbesluit is het aan de gemeente om per 1 juli 2010 in een bij verordening vastgelegd beleid te voorzien. In deze verordening is er daarbij voor gekozen om met betrekking tot de IOAW en IOAZ te komen tot een zo veel mogelijk analoog aan het WWB-regime toe te passen afstemmingsbeleid. ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING Artikel 1 begripsbepalingen Dit artikel bevat de verschillende begripsomschrijvingen. Een aantal omschrijvingen verdient enige extra aandacht. Onder c. de IOAW/IOAZ Gekozen is voor een definitie die gelijktijdig naar beide wetten verwijst nu een groot deel van de bepalingen in beide wetten identiek is qua nummering en inhoud en aldus voorkomen wordt dat steeds specifiek naar elke afzonderlijke wet verwezen moet worden. Onder e. maatregel In afwijking van de Wwb wordt ook het blijvend of tijdelijk (gedeeltelijk) weigeren van de uitkering binnen deze verordening als maatregel aangemerkt. Dit houdt verband met de extra mogelijkheden binnen de IOAW en IOAZ op dit vlak. Onder f benadelingsbedrag Er is een omschrijving van het begrip benadelingsbedrag gegeven, omdat dit begrip uitgangspunt is van de hoogte van de maatregel die verbonden is aan schending van de inlichtingenplicht in geval van ten onrechte of teveel verstrekte uitkering (zie art. 11). Naast de ten onrechte verstrekte uitkering tellen ook mee de belastingen, premies en vergoedingen die de gemeente verschuldigd is over de verstrekte uitkering. Voor zover de af te dragen belastingen en premies nog niet bepaald kunnen worden omdat het boekjaar nog niet verstreken is, wordt de netto vordering fictief verhoogd met een percentage ter hoogte van de toepasselijke belasting- en premieheffing. Onder g. inkomen Qua inkomensbegrip wordt aangesloten bij het inkomensbegrip binnen de IOAW en IOAZ. Dit wijkt af van het binnen de Wwb gehanteerde inkomensbegrip. Artikel 2. Het opleggen van een maatregel Eerste lid Herhaald is de wettelijke grondslag voor het opleggen van een maatregel. Het betreft artikel 13 IOAW/IOAZ (inlichtingen en medewerkingsverplichting) of een op grond van hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichting (arbeidsverplichtingen). Uitgezonderd is de verplichting, bedoeld in artikel 37, eerste lid, onderdeel c IOAZ. In artikel 20 van de IOAZ wordt 6

het niet aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid niet als maatregelwaardig gezien. Daarnaast wordt tevens een maatregel opgelegd indien belanghebbende onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ zich jegens het college zeer ernstig misdraagt. Tweede lid Het opleggen van een maatregel vindt ook zijn grondslag in het schenden van de verplichting als bedoeld in artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen (inlichtingen en medewerkingsverplichting) Derde lid In het derde lid is de hoofdregel neergelegd: het college dient een op te leggen maatregel af te stemmen op de individuele omstandigheden van de belanghebbende en de mate van verwijtbaarheid. Deze bepaling brengt met zich mee dat het college bij elke op te leggen maatregel zal moeten nagaan of gelet op de individuele omstandigheden van de betrokken belanghebbende afwijking van de hoogte en de duur van de voorgeschreven standaardmaatregel geboden is. Afwijking van de standaardmaatregel kan zowel een verzwaring als een matiging betekenen en kan zowel zijn gebaseerd op de ernst van de gedraging als de mate van verwijtbaarheid of de omstandigheden van de belanghebbende afzonderlijk. Waar verderop in de verordening gedragingen worden genormeerd, kan daarvan daarom worden afgeweken op de genoemde gronden. Dit betekent dat het college bij het beoordelen of een maatregel moet worden opgelegd, en zo ja welke, telkens de volgende drie stappen moet doorlopen: Stap 1: vaststellen van de ernst van de gedraging. Stap 2: vaststellen van de verwijtbaarheid. Stap 3: vaststellen van de omstandigheden van de belanghebbende. De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in het standaardpercentage waarmee de uitkering wordt verlaagd. Wat betreft de beoordeling van de mate van verwijtbaarheid wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 5. Artikel 3. De berekeningsgrondslag In dit artikel is het uitgangspunt vastgelegd dat een maatregel wordt opgelegd over de toepasselijke IOAW/IOAZ-grondslag. Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een maatregel Het verlagen van de uitkering omdat een maatregel wordt opgelegd, vindt plaats door middel van een besluit. In dit artikel wordt aangegeven wat in het besluit in ieder geval moet worden vermeld. Deze eisen vloeien rechtstreeks voort uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en dan met name het motiveringsbeginsel. Artikel 5. Afzien van het opleggen van een maatregel Eerste lid onder a Naast de redenen genoemd in dit artikel waarin afgezien kan worden van het opleggen van een maatregel wordt verwezen naar artikel 20 derde lid IOAW/IOAZ waarin is vastgelegd dat van een maatregel wordt afgezien als iedere vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Eerste lid onder b Een reden om af te zien van het opleggen van een maatregel is dat de gedraging te lang geleden heeft plaatsgevonden (verjaring). Omwille van de effectiviteit is het nodig dat een maatregel spoedig nadat de gedraging heeft plaatsgehad, wordt opgelegd. Om deze reden wordt onder b geregeld dat het college geen maatregelen oplegt voor gedragingen die langer dan één jaar geleden hebben plaatsgevonden. Voor gedragingen die een schending van de informatieplicht inhouden en als gevolg waarvan ten onrechte uitkering is verleend of een te hoog bedrag aan uitkering is verleend, geldt in de verordening een verjaringstermijn van vijf jaar. Met deze termijn wordt aangesloten bij de termijn die gelet op artikel 20 e IOAW/IOAZ gold in verband met het opleggen van een boete wegens niet-nakoming van de informatieplicht. Een termijn van vijf jaar ligt voor de hand gelet op de ernst van de gedraging en gelet op het feit dat de gemeente vaak tijd nodig heeft om de omvang van het benadelingsbedrag vast te stellen. 7

Tweede lid Ook kan in individuele omstandigheden wegens dringende redenen worden afgezien van het opleggen van een maatregel. Wat dringende redenen zijn, is afhankelijk van de concrete situatie en kan dus niet op voorhand worden vastgelegd. Derde lid Het doen van een schriftelijke mededeling dat het college afziet van het opleggen van een maatregel wegens dringende redenen is van belang in verband met eventuele recidive. Artikel 6. Ingangsdatum Eerste lid Uit het oogpunt van rechtszekerheid en ter continuering van het bestaande beleid is er voor gekozenen de maatregel niet op te leggen met terugwerkende kracht maar met ingang van de eerst volgende kalendermaand, waarbij wordt uitgegaan van de voor die maand geldende grondslag. Tweede lid In afwijking van het eerste lid kan de maatregel wel met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald. Dit kan zich voordoen bij de start van de uitkering of als een uitkering is opgeschort. Derde lid Indien een maatregel wordt opgelegd wegens schending van de inlichtingenplicht (art. 11) kan het zijn dat de uitkering wordt beëindigd. De maatregel kan dan niet ten uitvoer worden gelegd. Wanneer de belanghebbende zich opnieuw meldt binnen één jaar nadat aan hem is meegedeeld dat zijn uitkering verlaagd werd/diende te worden, dan kan niet automatisch het resterende bedrag op de dan toe te kennen inkomensvoorziening in mindering worden gebracht. Er dient eerst een nieuwe maatregelbeoordeling plaats te vinden waarbij betrokken dient te worden in welke mate de eerste maatregel reeds is geëffectueerd en in hoeverre actuele omstandigheden een maatregel toelaten. Tegen de aankondiging in de beschikking waarbij de uitkering beëindigd wordt dat opnieuw een maatregel zal worden opgelegd zodra belanghebbende weer een uitkering gaat ontvangen, is geen bezwaar en beroep mogelijk. Er is in dat geval namelijk alleen maar sprake van een voornemen. Er is nog geen besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht. Artikel 7. Samenloop Eerste lid De regeling voor de samenloop heeft betrekking op de schending van de verplichtingen genoemd in de IOAW/IOAZ. Indien sprake is van één gedraging die als een schending van meerdere verplichtingen kan worden aangemerkt, dan dient voor het toepassen van de maatregel te worden uitgegaan van de verplichting waarop de zwaarste maatregel van toepassing is. Tweede lid Is sprake van verschillende gedragingen (meerdaadse samenloop) dan dient voor iedere gedraging afzonderlijk het maatregelpercentage te worden berekend en gelijktijdig te worden opgelegd, tenzij dit niet verantwoord is. Ook in dit geval dient altijd de individuele toets van artikel 2 derde lid plaats te vinden. HOOFDSTUK 2 GEEN OF ONVOLDOENDE MEDEWERKING VERLENEN AAN HET VERKRIJGEN VAN ALGEMEEN GEACCEPTEERDE ARBEID Artikel 8. Indeling in categorieën In artikel 37 IOAW/IOAZ zijn de verplichtingen omschreven die betrekking hebben op de arbeidsinschakeling. Deze verplichtingen gelden van rechtswege vanaf het moment dat de aanvraag voor een uitkering wordt ingediend. Schending van één van deze verplichtingen dient, als een uitkering wordt toegekend, in beginsel te leiden tot verlaging van de eventuele uitkering. Er is gekozen voor een differentiatie tussen de verschillende verplichtingen. De ene verplichting weegt zwaarder dan de andere. Hoe zwaarder de verplichting die geschonden wordt, hoe hoger het percentage is dat als maatregel opgelegd wordt. Hierbij is aansluiting gezocht bij de Maatregelenverordening Wwb. 8

Artikel 9. De hoogte en duur van de maatregel Eerste lid Deze bepaling bevat de standaardmaatregelen voor de onderscheiden categorieën van gedragingen. Er is voor de bepaling van de percentages aansluiting gezocht bij de Maatregelenverordening Wwb. Tweede lid Indien binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging sprake is van een herhaling van de verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur en de hoogte van de maatregel. De maatregel van 100% kan niet meer verder in hoogte worden verdubbeld, dat spreekt voor zich. Met eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging verstaan die aanleiding is geweest tot een maatregel, ook indien de maatregel wegens dringende redenen niet is geëffectueerd. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van 12 maanden, geldt het tijdstip waarop het besluit waarmee de maatregel is opgelegd, bekend is gemaakt. Derde lid Indien er na de eerste recidive opnieuw sprake is van recidive (de tweede en eventuele volgende recidive) is het mogelijk om gebruik makend van deze bepaling een zwaardere maatregel op te leggen. Bij deze maatregel wordt de hoogte en de duur van de maatregel die wegens de eerste recidive is opgelegd verdubbeld (met dezelfde uitzondering als in het tweede lid). HOOFDSTUK 3 NIET NAKOMEN VAN DE INLICHTINGENPLICHT Artikel 10. Schending inlichtingenplicht zonder benadeling gemeente Eerste lid Indien een belanghebbende de voor de uitkering van belang zijnde gegevens of gevorderde bewijsstukken niet op tijd verstrekt, kan het college het recht op uitkering opschorten (artikel 17, IOAW/IOAZ). Het college geeft de belanghebbende vervolgens een termijn waarbinnen hij zijn verzuim kan herstellen (de hersteltermijn). Wordt de gevraagde informatie niet binnen de gestelde termijn aan de gemeente verstrekt, dan kan het college het besluit tot vaststelling van de uitkering intrekken (art. 17 IOAW/IOAZ). Worden de gevraagde gegevens wél binnen de hersteltermijn verstrekt, wordt de uitkering voortgezet, maar wordt tevens een maatregel opgelegd. De hoogte hiervan wordt vastgesteld op 5% gedurende één maand net zoals bij de Maatregelenverordening Wwb. Tweede lid In afwijking van het eerste lid kan het college ook volstaan met het sturen van een waarschuwing tenzij er al in een termijn van twee jaar voorafgaand aan de gedraging eerder een waarschuwing is gegegeven. Derde lid Dit lid maakt het mogelijk dat bij recidive de maatregel qua duur en hoogte verdubbeld wordt. Artikel 11. Schending inlichtingenplicht met benadeling gemeente Eerste lid In artikel 13 IOAW/IOAZ is bepaald dat de belanghebbende op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling doet van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering. De ernst van de gedraging komt tot uitdrukking in de hoogte van het benadelingsbedrag. Dat is het door de gemeente te veel betaalde bedrag aan uitkering. Tweede lid De hoogte van de maatregel wegens het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht wordt afhankelijk gesteld van de hoogte van het bedrag aan uitkering dat als gevolg van de schending van die verplichting ten onrechte of te veel aan de belanghebbende is betaald. Derde lid Indien binnen één jaar na een eerste verwijtbare gedraging sprake is van een herhaling van de verwijtbare gedraging, wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de maatregel. Met eerste verwijtbare gedraging wordt de eerste gedraging verstaan die aanleiding is geweest tot een maatregel, ook indien de maatregel wegens 9

dringende redenen niet is geëffectueerd. Voor het bepalen van de aanvang van de termijn van 12 maanden, geldt het tijdstip waarop het besluit waarmee de maatregel is opgelegd, bekend is gemaakt. Vierde lid Als door schending van de inlichtingenplicht teveel of ten onrechte uitkering is verstrekt, wordt bij een benadelingsbedrag hoger dan 10.000,- aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Hiermede moet rekening worden gehouden als het college een maatregel wil opleggen. Samenloop tussen een maatregel en een strafrechtelijke sanctie is in beginsel namelijk niet mogelijk. Komt het OM tot de conclusie dat strafrechtelijke vervolging niet wenselijk of niet mogelijk is, dan wordt dit medegedeeld aan de gemeente en dient alsnog beoordeeld te worden of een maatregel wordt opgelegd. HOOFDSTUK 4 OVERIGE GEDRAGINGEN Artikel 12. Zeer ernstige misdragingen Eerste lid De maatregel bij zeer ernstige misdragingen jegens het college of zijn ambtenaren is ook overeenkomstig de Maatregelenverordening Wwb vorm gegeven. Onder de term zeer ernstige misdragingen kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, zij het dat er sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. Zoals bij elke maatregel moet ook bij het opleggen wegens agressief gedrag, de verwijtbaarheid van het gedrag worden beoordeeld. Deze wordt deels bepaald door de omstandigheden waarin zich de misdraging voordeed. Daarbij maakt het college onderscheid tussen instrumenteel en frustratiegeweld. Van instrumenteel geweld is sprake als iemand het toepassen van geweld bewust gebruikt om een bepaald doel te bereiken. Agressie die ontstaat door onmacht, ontevredenheid, onduidelijkheid en dergelijke kan worden aangeduid met frustratiegeweld. In beginsel zal het college alleen een maatregel opleggen, wanneer er sprake is van instrumenteel geweld. Alleen ook bij instrumenteel geweld zal van een maatregel een preventieve werking uitgaan. In lid 1 wordt gesproken over het zich jegens het college zeer ernstig misdragen. Dit betekent dat alleen (zeer) agressief gedrag tegenover leden van het college en hun ambtenaren aanleiding zijn voor het opleggen van een maatregel. Er kan dus geen maatregel worden opgelegd als een klant zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie die belast is met de uitvoering van de IOAW/IOAZ (bijvoorbeeld een re-integratiebedrijf). Het is in dat geval wellicht wel mogelijk om een maatregel op te leggen wegens het niet of onvoldoende gebruikmaken van een voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Tweede lid Bij het vaststellen van de maatregel in de situatie dat een belanghebbende zich ernstig heeft misdragen, zal gekeken moeten worden naar de ernst van de gedraging, de mate van verwijtbaarheid en de persoonlijke omstandigheden van de belanghebbende. In deze bepaling worden twee categorieën onderscheiden: a. fysiek geweld tegen leden van het college of ambtenaren; b. fysiek geweld tegen materiële zaken en mondelinge of schriftelijke bedreigingen. ad a. Hier wordt de hoogste maatregel (100%, voor de duur van een maand) opgelegd omdat deze vorm van geweld gezien wordt als de zwaarste vorm in relatie tot andere vormen van geweld. ad b. Hierbij wordt een maatregel van 70% opgelegd onafhankelijk van het feit of daadwerkelijke schade is toegebracht (bij geweld tegen zaken). Bij de tweede groep gevallen wordt rekening gehouden met de geestelijke schade die dergelijke bedreigingen kunnen toebrengen. Bij het opleggen van deze maatregel dienen de effecten en belangen van de belanghebbende en medewerker worden afgewogen. Het opleggen van een maatregel staat geheel los van het doen van aangifte bij de politie. Het college legt een maatregel op, terwijl de functionaris tegen wie de agressie zich richtte aangifte kan doen bij de politie. 10

Derde lid Indien binnen één jaar na de eerste ernstige misdraging een herhaling hiervan volgt wordt de grotere mate van verwijtbaarheid tot uitdrukking gebracht in een verdubbeling van de duur van de maatregel. De hoogte kan immers niet meer verdubbeld worden. Artikel 13. Beleidskader Het beleidskader Handhaving Wet Werk en Bijstand is van toepassing op de uitvoering van de IOAW/IOAZ. Met deze bepaling wordt tegemoetgekomen aan het wettelijke vereiste van artikel 35 eerste lid onder c IOAWIOAZ om ook het fraudebeleid in een verordening vast te leggen Artikelen 14 en 15 Deze artikelen spreken voor zich. 11