Rechtbank Rotterdam 1 september 2010; voetganger struikelt over in de weg verzonken put.

Vergelijkbare documenten
Rechtbank Amsterdam 15 april 2009; voetganger struikelt over uitstekend putdeksel.

ECLI:NL:RBROT:2008:BG2357

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

Eiseres zal hierna [A] genoemd worden. Gedaagden zullen hierna ieder afzonderlijk [B] en [C], alsmede gezamenlijk [B] c.s. genoemd worden.

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

ECLI:NL:RBROT:2010:BN8300

ECLI:NL:RBROT:2016:665

ECLI:NL:RBROT:2012:BW0838

ECLI:NL:RBROT:2009:BI9844

ECLI:NL:RBAMS:2017:5985

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:RBARN:2012:BX5874

ECLI:NL:RBROT:2011:BP3927

ECLI:NL:RBALK:2010:BP3091

ECLI:NL:RBLIM:2017:3845

Rechtbank Rotterdam 27 april 2011; pitbull bijt vierjarig kind in het gezicht. Smartengeld 7.000,00

ECLI:NL:RBROT:2007:BB1240

ECLI:NL:RBASS:2011:BQ7650

ECLI:NL:RBMID:2008:BD7099

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ2053

ECLI:NL:RBROT:2011:BQ7057

ECLI:NL:RBROT:2009:BJ5454

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

Rechtspraak.nl - Print uitspraak

ECLI:NL:RBMID:2008:BD3414

ECLI:NL:RBUTR:2011:BV3534

zaaknummer / rolnummer: / KG ZA

vonnis In naam des Konings RECHTBANK AMSTERDAM Vonnis van 6 augustus De procedure Sector civiel recht

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

ECLI:NL:RBROT:2008:BC6234

ECLI:NL:RBROT:2015:5262

ECLI:NL:RBLIM:2017:4418

ECLI:NL:RBMID:2007:BB8676

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBDHA:2017:4885

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:RBGEL:2017:1643

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2016:229

ECLI:NL:GHDHA:2016:3495

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:RBROT:2015:7740

Vonnis in kort geding in de zaak met zaaknummer / rolnummer: / KG ZA van

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:RBARN:2007:BA4247

EJEA ECLI:NL:RBMNE:2016:3152 Rechtbank Midden-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer414169/KG ZA

ECLI:NL:GHAMS:2016:361 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBROT:2017:3541

ECLI:NL:RBAMS:2011:BS8906

ECLI:NL:RBMID:2006:AY9168

ECLI:NL:RBNNE:2013:6272

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBHAA:2010:BO2401

ECLI:NL:RBDOR:2007:AZ9713

ECLI:NL:RBROT:2016:4320

ECLI:NL:RBASS:2006:AY8841

ECLI:NL:RBMID:2011:BR3855

ECLI:NL:RBROT:2010:BL8568

ECLI:NL:RBAMS:2016:199

ECLI:NL:RBSGR:2011:BP5489

ECLI:NL:RBSGR:2009:BJ4900

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:RBDHA:2016:14100

ECLI:NL:RBROT:2017:5084

ECLI:NL:RBZWB:2014:7769

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:RBARN:2012:BX0624

ECLI:NL:RBAMS:2009:BJ3910

ECLI:NL:RBARN:2011:BP6133

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA Partijen zullen hierna Henkel en Dramers genoemd worden.

ECLI:NL:RBOVE:2016:4562

ECLI:NL:RBAMS:2011:BT9285

Rechtbank Amsterdam CV EXPL Civiel recht. Eerste aanleg - enkelvoudig. Rechtspraak.nl

ECLI:NL:RBHAA:2010:BN9920


ECLI:NL:RBZLY:2009:BL7181

ECLI:NL:RBROT:2017:886

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:RBLIM:2014:7598

vonnis RECHTBANK 'S-HERTOGENBOSCH Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: / KG ZA Vonnis in kort geding van 16 april 2012

ECLI:NL:RBUTR:2010:BN1218

ECLI:NL:GHARL:2015:5534 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBMID:2010:BP5101

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND. Afdeling civielrecht Zittingsplaats Lelystad. zaaknummer / rolnummer: C/16/ / HL ZA

ECLI:NL:RBNHO:2013:9371

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:RBNNE:2017:2980

ECLI:NL:RBOVE:2017:2573

ECLI:NL:RBZUT:2007:BB7227

ECLI:NL:RBROT:2009:BH4446

zaaknummer / rolnummer: / HA ZA

ECLI:NL:GHAMS:2017:526 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBARN:2011:BT2615

ECLI:NL:RBAMS:2016:38

ECLI:NL:RBZWB:2013:11405

ECLI:NL:RBLIM:2017:2309

ECLI:NL:RBNNE:2014:1383 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer C HA ZA

LJN: AO9357, Rechtbank Arnhem, Print uitspraak

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

Transcriptie:

Rechtbank Rotterdam 1 september 2010; voetganger struikelt over in de weg verzonken put. Een wandelaar struikelt over een in de weg verzonken put. De vraag is of deze kuil de weg gebrekkig maakt. Uitgangspunt bij de beoordeling is dat de Gemeente ervoor dient zorg te dragen dat de weg zodanig wordt ingericht en onderhouden, dat hij geen gevaar oplevert voor weggebruikers. Aan de andere kant moeten weggebruikers er bij de door hen in acht te nemen voorzichtigheid rekening mee houden dat het wegdek niet steeds in perfecte staat verkeert. De rechtbank is van oordeel dat indien sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van ca. 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en de kuil een steile, schuine rand had, zoals eiseres stelt, er sprake was van een gebrek. De rechtbank is anderzijds van oordeel dat bij een geringer niveauverschil dan ca. 4,5 centimeter en indien de kuil geen steile, schuine rand heeft, niet kan worden aangenomen dat de weg gebrekkig was. Een kuil van een geringere diepte en zonder steile, schuine rand kan niet als gevaarzettend worden aangemerkt. Volledige uitspraak: Vonnis RECHTBANK ROTTERDAM Sector civiel recht zaaknummer / rolnummer: 340994 / HA ZA 09-2968 Vonnis van 1 september 2010 in de zaak van [eiseres], wonende te Vlaardingen, eiseres, advocaat mr. M. Elmers, tegen de publiekrechtelijke rechtspersoon GEMEENTE SCHIEDAM, zetelend te Schiedam, gedaagde, advocaat mr. W.L. Stolk. Partijen zullen hierna [eiseres] en de Gemeente genoemd worden. 1. De procedure Het verloop van de procedure blijkt uit: - dagvaarding d.d. 12 oktober 2009 met de door [eiseres] overgelegde producties; - conclusie van antwoord, met producties; - het tussenvonnis van 3 maart 2010, waarbij een comparitie van partijen is gelast;

- akte overlegging producties aan de zijde van [eiseres], met producties; - brief d.d. 7 juni 2010 van mr. P. de Vries-Roetman namens [eiseres], met bijlage (productie 16); - het proces-verbaal van comparitie van 10 juni 2010. 2. De feiten Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet of onvoldoende gemotiveerd weersproken, gelet ook op de in zoverre niet betwiste inhoud van de in het geding gebrachte producties, staat tussen partijen voorzover van belang het volgende vast: 2.1. Op 1 mei 2007 is [eiseres] op de Lychnislaan te Schiedam ten val gekomen. Ten tijde van haar val liep [eiseres] in een groep met circa 50 medewandelaars van de wandelclub waarvan zij lid is. Door de val liep [eiseres] een verbrijzelde elleboog op. 2.2. Een brief van 13 augustus 2008 van neurochirurg [neurochirurg] vermeldt het volgende: Anamnese: Op 1 mei 2007 is patiënte (noot rechtbank: [eiseres]) gevallen met een fractuur van de radius en een luxatie van de elleboog als gevolg. Op dat moment ontstonden al tintelingen in de pink en ringvinger. De kracht in de hand is steeds minder gebleven. Het betreft de rechterarm. Klinisch onderzoek: interosseus 1 atrofie. Positieve Froment. Dysaesthesie in het ulnarisgebied. Negatieve Tinel t.h.v. de elleboog. Aanvullend technisch onderzoek: EMG: ulnaris neuropathie rechts met axonale degeneratie. Gerealiseerde interventie: 11-07-2008 (operateur [neurochirurg]): onder lokale anaesthesie wordt de rechter nervus ulnaris t.h.v. de elleboog vrijgelegd. Er volgt geen transpositie. De nervus ulnaris maakt een verdikte indruk. Besluit: neurolyse nervus ulnaris; ongecompliceerd verloop. Controle is afgesproken voor over twee maanden na ontslag ( ) 2.3. De Lychnislaan is een geasfalteerde weg en wordt gebruikt door voetgangers en fietsers. De weg is gelegen binnen het volkstuinencomplex Vijfsluizen en maakt onderdeel uit van een door de ANWB erkende toeristische wandel- en fietsroute. De Gemeente is wegbeheerder. 2.4. [eiseres] heeft de Gemeente aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade. De Gemeente betwist aansprakelijk te zijn. 2.5. Na de valpartij is de plaats van het ongeval door de Gemeente opnieuw geasfalteerd. 3. De vordering

3.1. [eiseres] vordert verkort weergegeven om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: I voor recht te verklaren dat de Gemeente jegens [eiseres] aansprakelijk is op grond van artikel 6:174 jo. 6:162 BW; II de Gemeente te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van de op 1 mei 2007 aan haar veroorzaakte materiële en immateriële schade, nader op te maken bij Staat, met de wettelijke rente hierover vanaf 1 mei 2007, met veroordeling van de Gemeente in de kosten van het geding en de nakosten. [eiseres] legt verkort weergegeven het volgende aan haar vordering ten grondslag. 3.2. [eiseres] is ten val gekomen, doordat zij met haar voet in een put in het wegdek bleef hangen en daardoor struikelde. De put waardoor [eiseres] struikelde was veel lager gelegen dan het oppervlakte van het wegdek. De voet van [eiseres] bleef haken achter de randen van de kuil in het asfalt. Deze kuil in de weg is ca. 4,5 centimeter diep en heeft een lengte van ongeveer 90 centimeter in de looprichting. Aan de randen van de kuil zitten een geleidelijk schuine wand en een steile schuine wand. De voet van [eiseres] is daarop gekanteld, waardoor zij viel. De kuil is te kwalificeren als een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW. 3.3. De Gemeente is als wegbeheerder op grond van artikel 6:174 jo. 6:162 BW aansprakelijk voor het ten gevolge van haar ongeval door [eiseres] opgelopen letsel en geleden en nog te lijden schade. 4. Het verweer 4.1. Het verweer van de Gemeente strekt tot verkort weergegeven afwijzing van de vordering, met veroordeling bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad van [eiseres] in de kosten van het geding vermeerderd met de wettelijke rente. 4.2. De Gemeente voert kort weergegeven de volgende verweren. De Gemeente betwist primair dat de plaats van het ongeval gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Omdat geen sprake was van een gebrek bestaat evenmin aansprakelijkheid op grond van artikel 6:162 BW. Voorts doet de Gemeente een beroep op eigen schuld van [eiseres] en betwist zij de gestelde schade en de gevorderde wettelijke rente, proceskosten en verwijzing naar de schadestaatprocedure. 5. De beoordeling 5.1. Als door [eiseres] gesteld en door de Gemeente niet betwist, staat tussen partijen vast dat [eiseres] letsel heeft opgelopen door een val, waarbij haar voet in een kuil bleef steken. Partijen verschillen van mening over de vraag of deze kuil een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW oplevert. Op grond van dit artikel is de Gemeente als wegbeheerder aansprakelijk voor de door [eiseres] ten gevolge van haar ongeval op de Lychnislaan geleden schade, indien komt vast te staan dat de weg ter plaatse in een gebrekkige toestand verkeerde. Daarvan is sprake indien de weg niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Uitgangspunt daarbij is dat de Gemeente als wegbeheerder ervoor dient zorg te dragen dat de weg zodanig wordt ingericht en onderhouden, dat hij geen gevaar oplevert voor weggebruikers. Aan de andere kant moeten weggebruikers er bij de door hen in acht te nemen voorzichtigheid rekening mee houden dat het wegdek niet steeds in perfecte staat verkeert.

5.2. Kern van de stelling van [eiseres] is dat sprake was van een gebrek gelet op het niveauverschil van de kuil waarin zij ten val is gekomen ten opzichte van het overige wegdek van de Lychnislaan, te weten een diepte van ca. 4,5 centimeter en een lengte van ongeveer 90 centimeter in haar looprichting. De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiseres], in samenhang bezien, aldus, dat zij over/op een steile, schuine rand van de kuil gevallen is. Ter adstructie heeft [eiseres] foto s productie 1a, 1b en 4 overgelegd, die volgens haar direct na het ongeval (door haar echtgenoot) van de plaats van het ongeval zijn gemaakt. Op de foto s bij productie 4 is de kuil te zien terwijl daarin een sigarettenpakje en over de kuil een meetlat is gelegd. De afgebeelde situatie toont volgens [eiseres] aan dat de kuil 4,5 centimeter diep was. 5.3. De Gemeente betwist dat sprake was van een gebrek aan de weg. De Gemeente stelt daartoe samengevat het volgende. Er was geen sprake van een niveauverschil van 4,5 centimeter. Uit metingen die na het ongeval door dhr. L. Rook, medewerker van de Gemeente, zijn verricht en vastgelegd in een schadeformulier (productie 2 bij conclusie van antwoord), blijkt dat het niveauverschil minder dan 1 centimeter bedroeg, om precies te zijn 0,8 centimeter. Er was slechts sprake van een oneffenheid in de weg, waarop de normaal oplettende verkeersdeelnemer bedacht moet zijn. Uit de door [eiseres] overgelegde foto s bij productie 4 met het sigarettenpakje kan niet een niveauverschil van 4,5 centimeter worden afgeleid. Ook indien het niveauverschil meer dan 1 centimeter bedroeg, is er geen sprake van een gebrek. Niveauverschil rondom een put is noodzakelijk en gebruikelijk. Putten moeten onbedekt zijn. Daarom wordt het asfalt er omheen gestort. Om het ongemak zo klein mogelijk te maken, is de oppervlakte van het gat vergroot, zodat de randen schuin omhoog lopen en daarmee geleidelijk aflopen. In dat kader houdt de Gemeente een norm aan van maximaal 3 centimeter, gebaseerd op de CROW-aanbevelingen die door gemeenten worden gehanteerd. Uit de bij dagvaarding als productie 4 overgelegde foto s blijkt dat het niveauverschil in ieder geval niet groter dan 3 centimeter is geweest. Zolang de oneffenheden geen specifiek gevaar met zich meebrengen en binnen de CROW-normen vallen, worden deze niet als urgent bestempeld en dus niet direct verholpen. Een geleidelijk aflopend niveauverschil van 3 centimeter is geen gebrek. Ter comparitie heeft de Gemeente een kleurenfoto in het geding gebracht (gehecht aan het proces-verbaal van de comparitie), waarop volgens haar de plaats van het ongeval is afgebeeld. 5.4. De rechtbank overweegt het volgende. Als door [eiseres] gesteld en door de Gemeente niet betwist, staat tussen partijen vast dat [eiseres] over de rand van een kuil is gestruikeld. Partijen zijn het oneens over het niveauverschil van die kuil ten opzichte van het overige wegdek, en of de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is, een steile, schuine rand is, dan wel een geleidelijk schuin aflopende rand. Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [eiseres] de bewijslast van haar stelling dat sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en dat de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is een steile, schuine wand rand was. De Gemeente heeft niet betwist dat de kuil een lengte had van 90 centimeter, zodat dit vaststaat. 5.5. De rechtbank is van oordeel dat indien sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van ca. 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en de kuil een steile, schuine

rand had, zoals [eiseres] stelt, er sprake was van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW. Een zodanig niveauverschil over een lengte van 90 centimeter met een steile, schuine rand vormt een gevaar voor voetgangers en fietsers, welk gevaar zich in het geval van [eiseres] heeft gerealiseerd. In dat geval kan niet meer worden gesproken van een oneffenheid waarop weggebruikers bedacht moeten zijn. Het argument van de Gemeente dat niveauverschil rondom putten noodzakelijk is, gaat bij een niveauverschil van ca. 4,5 centimeter niet op. Immers de Gemeente heeft gesteld dat zij ten aanzien van niveauverschillen in een wegdek een norm aanhoudt van maximaal 3 centimeter op grond van de CROW-aanbevelingen, en dat oneffenheden bij overschrijding van deze norm als urgent worden beschouwd en direct worden verholpen. Deze eigen norm van de Gemeente is bij een niveauverschil van ca. 4,5 centimeter aanzienlijk overschreden. Het argument van de Gemeente dat zij gelet op haar beperkte financiële middelen niet in staat is om alle oneffenheden in haar wegennetwerk te verhelpen, vervalt hiermee ook, nu de Gemeente kennelijk het beleid heeft om bij niveauverschillen van meer dan 3 centimeter tot herstel over te gaan. De Gemeente heeft nog gewezen op het rustige karakter van de weg, achteraf gelegen in een volkstuinencomplex, welke omstandigheid volgens haar dient bij te dragen aan het oordeel dat geen sprake is van een gebrek. De rechtbank acht deze omstandigheid wel van belang, maar in het onderhavige geval, gelet op de gestelde diepte van de kuil en mate van overschrijding van de norm die de Gemeente hier zelf op nahoudt, onvoldoende om op grond daarvan aan te nemen dat geen sprake was van een gebrek. Daar komt bij dat het rustige karakter van de weg niet eenduidig vaststaat; de weg werd kennelijk wel door voetgangers gebruikt, ook binnen het volkstuinencomplex en als onderdeel van een door de ANWB erkende toeristische wandelroute. In ieder geval staat niet vast dat zodanig weinig van de weg werd gebruik gemaakt, dat een mindere staat van onderhoud moest worden verwacht. 5.6. De rechtbank is anderzijds van oordeel dat bij een geringer niveauverschil dan ca. 4,5 centimeter en indien de kuil geen steile, schuine rand heeft, niet kan worden aangenomen dat de weg gebrekkig was in de zin van artikel 6:174 BW. Een kuil van een geringere diepte en zonder steile, schuine rand kan niet als gevaarzettend worden aangemerkt. [eiseres] heeft geen andere omstandigheden gesteld op grond waarvan in dat geval de kuil niettemin als een gebrek moet worden aangemerkt. In dat geval kan de Gemeente niet aansprakelijk worden gehouden. 5.7. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de door partijen overgelegde foto s, hiervoor genoemd, het niveauverschil en het verloop van de randen van de kuil niet worden afgeleid. Daarvoor zijn deze foto s onvoldoende duidelijk. De stelling van [eiseres] dat sprake was van een niveauverschil/diepte van de kuil van 4,5 centimeter ten opzichte van het overige wegdek en de rand van de kuil waarover [eiseres] gevallen is een steile, schuine rand had, is door de Gemeente betwist. Daarom zal [eiseres], die zich beroept op de rechtsgevolgen van haar stelling, worden opgedragen die stelling te bewijzen. 5.8. Indien [eiseres] in voornoemd bewijs slaagt, dan staat vast dat sprake was van een gebrek in de zin van artikel 6:174 BW, waarvoor Gemeente in beginsel aansprakelijk is. In dat geval komt de rechtbank toe aan de overige verweren van de Gemeente.

5.9. De rechtbank verwerpt het verweer van de Gemeente dat sprake is geweest van eigen schuld van [eiseres] in de zin van artikel 6:101 BW. In dit kader heeft de Gemeente gesteld dat [eiseres] onoplettend is geweest tijdens haar wandeling, maar geen concrete feiten en omstandigheden aangedragen waaruit dit blijkt. Dat, naar de Gemeente stelt, geen van de andere wandelaars van de wandelclub die dag is gestruikeld over een oneffenheid in de weg, rechtvaardigt niet de conclusie dat [eiseres] niet de vereiste normale oplettendheid heeft betracht. Bovendien geldt dat de wegbeheerder er jegens weggebruikers geen aanspraak op kan maken dat zij voortdurend alert zijn op een eventuele van het normale beeld afwijkende gebrekkige toestand van de openbare weg. 5.10. [eiseres] heeft gevorderd dat de Gemeente wordt veroordeeld tot vergoeding van de aan haar veroorzaakte materiële en immateriële schade en hiertoe verwijzing naar de schadestaatprocedure gevorderd. De Gemeente heeft de gestelde schade gemotiveerd betwist en zich tegen verwijzing naar de schadestaatprocedure verzet. [eiseres] heeft een voorlopige schadestaat overgelegd (productie 15), waarin de schade in totaal is begroot op 19.499,84. Hierin zijn diverse schadeposten vermeld, welke posten allemaal, uitgezonderd de buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente, zijn begroot. Ter comparitie is namens [eiseres] verklaard dat de schade nu al grotendeels kan worden begroot, en ter toelichting op de schadeposten als vermeld in de voorlopige schadestaat verklaard dat alleen nog door een arts dient te worden onderzocht welke daadwerkelijke beperkingen zij aan het ongeval heeft overgehouden. 5.11. Gelet op het voorgaande en het uitgangspunt dat de schade zo mogelijk in één en dezelfde procedure zal worden begroot (artikel 612 Rv), ziet de rechtbank aanleiding om reeds in de onderhavige procedure een oordeel te vellen over de door [eiseres] geleden schade. Door de verstreken tijd sinds het ongeval moet [eiseres] in staat worden geacht om haar schade ook ten aanzien van de beperkingen die zij aan het ongeval heeft overgehouden thans definitief te begroten. [eiseres] zal in de gelegenheid worden gesteld om zich bij nadere conclusie uit te laten over haar definitieve schade, waarop de Gemeente vervolgens kan reageren. Voor deze conclusiewisseling zal de zaak na de bewijsvoering naar de rol worden verwezen. 5.12. In afwachting van de bewijsvoering wordt iedere verdere beslissing aangehouden. 6. De beslissing De rechtbank draagt [eiseres] op het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de plaats van het ongeval op de Lychnislaan, een kuil betrof met een niveauverschil / diepte van ca. 4,5 centimeter, ten opzichte van het overige wegdek en dat de rand van de kuil, waarover zij gevallen is, een steile, schuine rand had; bepaalt dat indien [eiseres] dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gebouw van deze rechtbank voor de rechter mr. F. Aukema- Hartog; bepaalt dat de advocaat van [eiseres] binnen twee weken na vonnisdatum aan de rechtbank - sector civiel recht, afdeling planningsadministratie, kamer E 12.43, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam - opgave moet doen van de voor te brengen getuigen en de verhinderdata van de

betrokkenen aan haar zijde in de maanden november 2010 tot en met februari 2011 en dat de advocaat van de Gemeente binnen dezelfde termijn opgave moet doen van de verhinderdata van de betrokkenen aan haar zijde in dezelfde periode, waarna dag en uur van de verhoren zullen worden bepaald; bepaalt dat het aan de hand van de opgaven vastgestelde tijdstip, behoudens dringende redenen, niet zal worden gewijzigd; houdt iedere verdere beslissing aan. Dit vonnis is gewezen door mr. F. Aukema-Hartog en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2010.