Gezangen voor de oude mannen en vrouwen, in 't Diaconie huis het eene bij den maaltijd hun gegeven bij gelegenheid van 't eeuwfeest van gemelde huis den 24sten February 1783. Het andere ten doorgaande gebruike Hendrik Lussing, Matthijsz. bron, het eene bij den maaltijd hun gegeven bij gelegenheid van 't eeuwfeest van gemelde huis den 24sten February 1783. Het andere ten doorgaande gebruike. Z.p., 1783 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/luss001geza01_01/colofon.php 2011 dbnl
1 Gezang bij den feest-maaltijd. De wijze van den 42sten psalm. Welk een vreugd, ô Huisgenoten, Alles juicht hier blij te moê. Liefde zal de vreugd vergrooten, Zij richt zelf de Tafel toe. Daar ons mededeelzaamheid D eêrste spijzen heeft bereid. Laat ons, met de blijdste klanken, Juichend d Albestierder danken. 2 Roemen wij het Mededoogen, Die dit Huis een Eeuw deed staan. Maar bijzonder t Alvermogen, Die t zo trouw bleef gade slaan. t Noodig ons heeft toegeschikt, In onz armoed ons verkwikt,
Alles voor dit tijdlijk leven,
2 In dit Godshuis heeft gegeven. 3 t Past ons U ten prijs te zingen, Vader der Barmhartigheid! Bron van alle zegeningen! U zij lof en dank gezeid. Ons, nog door uw gunst gespaard, Loont G, aan dezen Disch vergaêrd, In deez overvloed van spijzen, Uw bijzondre gunstbewijzen. 4 Zij die thans dit Huis bestieren
Met gestaêge zorg en vlijt, Doen ons hier bij t Eeuwfeest vieren; Dezen dag, der vreugd gewijd. Och, in t midden dezer vreugd, Zij ons hart in U verheugd, Om, door dankbaarheid gedreven, U van alles d eer te geven. 5 Laat in ons d erkent nis blijken Hoe de liefd ons duur verpligt: Zeeg nend in ons hart de Rijken,
3 Steunsels van dit Godsgesticht: Hen wier liefdezorg ons voedt, Dankbaar dragen in t gemoed, Met de reinste tederheden, Op de vleug len van gebeden. 6 Wil Gij zelf hunn arbeid loonen, Aan hen en hun nageslacht; Met ons in dit Godshuis woonen, En t bewaken dag en nacht; Maak ons, hoogste Majesteit, Tot des Heilands komst bereid; Dat w in t nog kortstondig leven, Steeds naar zijn gemeenschap streven. Gezang geschikt ten doorgaande gebruike. De wijze van den 68sten psalm.
Wat ben ik duur aan God verpligt; Hij deed mij t lieve levenslicht,
4 Bij mijn geboort, aanschouwen. Hij, al mijn liefd en hulde waard, Heeft bij het leven mij gespaard, Tot hier toe onderhouên. Ik loof U, Heer, met diep ontzach! U, die voor mij, in d ouden dag, Zo gunstrijk nog blijft zorgen; Daar Gij uw goedertierenheid, Zo gunstrijk over mij verspreid, Vernieuwdet alle morgen.
2 o Ja, Gij legt mij t elken stond Een blijden lofzang in den mond, Door uwe gunstbetooning: Ik leef van alle zorgen vrij; Mijn spijs en drank bezorgt men mij, In deze liefdewooning. Terwijl in dit ons Godsgesticht Uw dienst ook plegtig wordt verricht; Wij hooren t Heilwoord lezen; En worden van de zaligheid,
5 Den weg die ons ten leven leidt, Gestadig onderwezen. 3 Och werd dit van ons recht erkend, Ons hart aan uwen dienst gewend, Dat wij met open ooren En heilbegeerig in t gemoed, Naar t woord, dat onze zielen voedt, Oplettend mogten hooren: En mogt het, in ons hart bewaard, Daar, met het waar geloof gepaard, Ons op den heilweg leiden; En dus ons t Evangelie woord, Met kracht, door uwen Geest, gehoord,
Tot s Heilands komst bereiden. 4 Geef dat hier elk bedachtzaam zij, Om t voorrecht, goede God, dat Gij Ons in dit Huis wilt schenken, Te schatten op den rechten prijs: Laat dit uitneemend gunstbewijs
6 Uw liefd ons doen gedenken. Mogt elk van ons, daar d eene voet Het graf reeds nadert, allen spoed, Daar t nu nog tijd is, maaken, Dat hij hier t helsch verderf ontvlied En moog, daar t zijn geloofsöog ziet, In Soär binnen raaken. 5 o Groote Christus! bron van licht! Doe mij, met opgeklaard gezicht, Op u, den Heiland, staren: Ai! wil U, als der zonden zoen,
Die voor de schulden kon voldoen, Aan mij toch openbaaren. Schenk mij, door uwen Heilgen Geest, Geloofskracht, dat ik onbevreest Den dood zie nader komen; En, hier toe, door U voorbereid, Ook bij U, in uw heerlijkheid, Moog worden opgenomen.