Instituut voor de nationale rekeningen

Vergelijkbare documenten
Consumptieprijsindex en inflatie in september 2012

PERSBERICHT Brussel, 7 november 2014

PERSBERICHT Brussel, 5 december 2014

PERSBERICHT Brussel, 13 mei 2015

PERSBERICHT Brussel, 29 maart 2018

PERSBERICHT Brussel, 11 december 2015

PERSBERICHT Brussel, 14 januari 2015

PERSBERICHT Brussel, 16 januari 2017

PERSBERICHT Brussel, 14 december 2016

PERSBERICHT Brussel, 15 maart 2016

Persbericht. Consumentenprijsindex juni

PERSBERICHT Brussel, 19 januari 2016

PERSBERICHT Brussel, 12 november 2015

PERSBERICHT Brussel, 11 september 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in september 2,0 procent. Inflatie afgelopen halfjaar vrijwel stabiel

Persbericht. Consumentenprijsindex maart 1999

PERSBERICHT Brussel, 14 september 2017

PERSBERICHT Brussel, 13 oktober 2016

PERSBERICHT Brussel, 27 februari 2018

CBS: Inflatie december naar laagste niveau in ruim 5 jaar

Prijzenobservatorium: Historiek en werking

Persbericht. Inflatie in december gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek. Prijzen in december gedaald. Inflatie naar laag niveau

Persbericht. Consumentenprijsindex juli 1999

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Persbericht. Inflatie loopt in april licht op. Centraal Bureau voor de Statistiek

Laagste inflatie sinds november 2010

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Van dit persbericht is een herziene versie verschenen (zie persbericht PB04-036)

Persbericht. Inflatie in 1999 is 2,2 procent. Centraal Bureau voor de Statistiek

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

CBS: inflatie stijgt licht

CBS: inflatie blijft laag

Centraal Bureau voor de Statistiek

Technische toelichting

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Inflatie daalt licht naar 1,5 procent

Instituut voor de nationale rekeningen

CBS: Inflatie weer onder de 1 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt, huurstijging historisch laag. Daling gasprijs sterkste in jaren

CBS: Inflatie stijgt licht naar 1 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie weer onder 3 procent

CBS: inflatie nog steeds onder de 1 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Prijzen in januari iets hoger dan in december. Daling van inflatie kent meerdere oorzaken

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt naar 2,4 procent

Persbericht. Inflatie gestegen naar 1,9 procent. Centraal Bureau voor de Statistiek

CBS: inflatie omhoog door autobrandstoffen en vakanties

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Persbericht. Inflatie hoger door duurdere kleding. Centraal Bureau voor de Statistiek. Technische toelichting. Zomercollectie kleren duurder

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Persbericht. Inflatie in november iets afgevlakt. Centraal Bureau voor de Statistiek

Persbericht. Inflatie stabiel ondanks dure energie. Centraal Bureau voor de Statistiek

Inflatie stijgt in december naar 1,7 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie stijgt naar 2,1 procent

Inflatie zakt naar 0,8 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Laagste inflatie sinds 1987

Inflatie in januari 1,4 procent Halvering in halfjaar tijd Inflatie Nederland en eurozone nagenoeg gelijk

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt in juli tot 1,1 procent. Huurstijging gemiddeld 3,1 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in september licht gedaald

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2010 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie licht omhoog naar 1,6 procent

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in mei gedaald tot 3,3 procent. Daling inflatie vooral door ontwikkeling vorig jaar

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in december licht gestegen

Persbericht. Dure benzine verhoogt inflatie. Centraal Bureau voor de Statistiek

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2016

Instituut voor de nationale rekeningen

CBS: Inflatie daalt licht

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Persbericht. Inflatie in juli 2,8 procent. Centraal Bureau voor de Statistiek

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2014 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie lager in december

Persbericht. Inflatie in juni gedaald. Centraal Bureau voor de Statistiek

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Prijsontwikkeling autobrandstoffen en groenten remt inflatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie stijgt naar 2,7 procent

Persbericht. Inflatie loopt in oktober verder op. Centraal Bureau voor de Statistiek

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: EERSTE KWARTAALVERSLAG 2011 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

PERSBERICHT Brussel, 23 december 2015

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in mei opnieuw gedaald. Prijzen in mei even hoog als in april

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

Persbericht. Beduidend lagere inflatie in oktober. Centraal Bureau voor de Statistiek

ANALYSE VAN DE PRIJZEN DERDE KWARTAALVERSLAG 2017 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

Persbericht. Inflatie loopt verder op. Centraal Bureau voor de Statistiek. Benzineprijs zeer fors gestegen Inflatie Nederland ruim onder eurozone

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: DERDE KWARTAALVERSLAG 2012 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

Persbericht. Inflatie opnieuw hoger. Centraal Bureau voor de Statistiek

Perscommuniqué. Het Federaal Planbureau evalueert de gevolgen van de duurdere dollar en de hogere olieprijzen voor de Belgische economie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie flink lager door goedkopere brandstof

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in juli 2,1 procent. Prijsontwikkeling volgens Europese norm

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in mei 1,3 procent. Geen opvallende prijsveranderingen in mei

ANALYSE VAN DE PRIJZEN JAARVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN

ANALYSE VAN DE PRIJZEN TWEEDE KWARTAALVERSLAG 2013 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN PRIJZENOBSERVATORIUM

CPI Statistisch Bulletin, mei 2017

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie daalt in februari naar 1,1 procent. Lagere benzineprijzen drukken inflatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in april gelijk gebleven. Verse groenten en vlees dragen minder bij aan inflatie

Statistisch Bulletin. Jaargang

Consumentenprijsindex In de persmededeling van 5 augustus 2003 heeft het CBS gemeld dat de uitkomsten over de periode juni 2002 tot en met juni 2003

Statistisch Bulletin. Jaargang

Persbericht. Inflatie in 2004 op laagste niveau sinds Centraal Bureau voor de Statistiek. Inflatie vooral laag door gedaalde voedingsprijzen

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Inflatie in februari iets hoger. Inflatie gestegen door hogere benzineprijzen

Statistisch Bulletin. Jaargang

Transcriptie:

Instituut voor de nationale rekeningen Analyse van de prijzen: eerste kwartaalverslag 2009 van het Instituut voor de nationale rekeningen Vooruitgangstraat 50 B-1210 Brussel Ondernemingsnummer: 0314.595.348 http://economie.fgov.be

Verantwoordelijke uitgever : Lambert Verjus City Atrium C Vooruitgangstraat 50 1210 Brussel 2

VOORWOORD Het eerste kwartaalverslag van het INR over de analyse van de prijzen, die door de FOD Economie werd opgesteld en op 25 april 2009 door de Raad werd goedgekeurd, is een feit. Het verslag handelt over de prijsevoluties tijdens het eerste trimester van 2009. De actualiteit van de analyse is zeer belangrijk en het INR heeft er dan ook alles aan gedaan om het resultaat van de werkzaamheden zo snel mogelijk na afloop van het einde van het te bestuderen kwartaal aan de Regering te overhandigen. Er zijn aangestipt dat de geharmoniseerde inflatiegegevens met betrekking tot de maand maart 2009 voor de andere Europese landen pas sinds 16 april bekend zijn maar toch konden worden verwerkt. Rekening gehouden met de strakke kalender was het onbegonnen werk om elk van de meer dan 500 goederen en diensten die in de index der consumptieprijzen worden opgenomen afzonderlijk te analyseren en toe te lichten. Maar er is een grote inspanning geleverd om de voornaamste ontwikkelingen op een gestructureerde wijze te presenteren. Bij het afsluiten van de werkzaamheden was de samenstelling van het nieuwe Wetenschappelijk Comité voor de prijsobservatie en -analyse, waarvan sprake is in de wet tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (op 30 april 2009 gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad), was nog niet helemaal bekend. Daarom kon de tekst enkel besproken worden met de door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de door elk van de drie geassocieerde instellingen voorgedragen kandidaten voor dat Comité. De Raad van het INR heeft echter geoordeeld dat het niettemin opportuun was om toch reeds een verslag op te stellen, en zo de Regering in te lichten over de prijsevoluties tijdens de eerste maanden van 2009. Lambert VERJUS Voorzitter van de Raad van Bestuur van het Instituut van de Nationale Rekeningen Brussel, mei 2009 3

INHOUDSTAFEL VOORWOORD...3 INHOUDSTAFEL...4 SAMENVATTING...5 INLEIDING...6 I. INFLATIE TIJDENS HET EERSTE KWARTAAL VAN 2009...8 A. Gegevens over het eerste kwartaal 2009...8 1. Belgische inflatie tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009...8 Algemeen...8 Opsplitsing naar grote categorieën...10 Energie...10 Diensten...15 Bewerkte levensmiddelen...19 Niet-bewerkte levensmiddelen...21 Niet-energetische industriële goederen...24 2. Vergelijking van de inflatie in België en in de eurozone...25 B. Inflatievooruitzichten voor 2009...29 1. Mondiale economische context...29 2. Inflatie in België...29 BIJLAGE 1A...32 BIJLAGE 1B...33 4

SAMENVATTING Het INR heeft op woensdag 6 mei 2009 een eerste kwartaalverslag over het verloop van de inflatie tijdens de eerste maanden van 2009 aan de Regering overhandigd en komt daarmee tegemoet aan de uitbreiding van zijn taken voorzien in de wet tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen (die op 30 april 2009 in het Belgisch Staatsblad werd gepubliceerd). De voornaamste conclusies zijn de volgende: na de forse inflatieopstoot tot en met juli 2008, is het stijgingstempo van de consumptieprijzen van maand tot maand vertraagd (tot 0,6% in maart). Dat profiel wordt in hoofdzaak bepaald door basiseffecten, aangezien de aanzienlijke prijsstijgingen ten gevolge van fors gestegen grondstoffenprijzen in 2008 geleidelijk uit de jaar-op-jaar inflatiecijfers wegvallen. Bovendien kenden deze grondstoffenprijzen een beduidende afname vanaf de tweede helft van 2008. Aangezien verwacht wordt dat de negatieve bijdrage van de energiecomponent in de consumptieprijzen tijdens de volgende maanden belangrijker zal worden, vooral als gevolg van basiseffecten in de gas- en elektriciteitsprijzen, zullen er naar alle waarschijnlijkheid medio 2009 enkele maanden van negatieve inflatie volgen; voor een echte deflatie moet evenwel niet worden gevreesd. De internationale noteringen voor ruwe olie zijn sinds begin 2009 opwaarts gericht, wat op termijn een halt zal toeroepen aan de daling van de prijzen voor energiedragers, en de onderliggende inflatietendens (inflatie exclusief energiedragers en niet-bewerkte levensmiddelen) ligt nog steeds boven 2%. Overigens mag een proces van tijdelijk negatieve inflatie niet verward worden met echte deflatie. Een deflatoir proces is een aanhoudende en zichzelf versterkende daling van een heel spectrum van prijzen. Deze spiraal houdt zichzelf in stand door de verwachting dat de prijzen in de toekomst verder zullen teruglopen, wat thans niet het geval is; de prijzen voor bewerkte levensmiddelen, die eveneens hadden bijgedragen aan de inflatieversnelling in 2008, zijn minder snel gaan stijgen. Nadat de consument in 2008 gemiddeld bijna 8% meer betaalde dan het jaar ervoor, stegen de prijzen tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 met gemiddeld 3,2%. Afgaand op het recente verloop van de grondstoffenprijzen van levensmiddelen lijkt er ruimte te bestaan voor een verdere afkoeling van de prijzen van bewerkte levensmiddelen; de consumptieprijzen voor diensten zijn met 3% toegenomen. Vooral uitgaven voor vrijetijdsbesteding (onder andere restaurants en cafés) en lichaamsverzorging werden duurder (gemiddeld 4,1%); vergeleken met de eurozone stegen de consumptieprijzen in België tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 nog steeds sneller (1,6% in België tegen gemiddeld 0,9% voor de eurozone). Anders dan in 2008 lag dit niet aan de energieprijzen. Maar voor alle andere grote categorieën van goederen en diensten samen genomen ging de gemiddelde prijs in België tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 meer naar omhoog dan gemiddeld in de eurozone. Vooral voor diensten (+3,0% in België, tegen +2,2% in de eurozone) en bewerkte levensmiddelen (+3,2% in België, tegen +2,1% in de eurozone) was het verschil relatief groot. De onderliggende inflatie bedroeg in België in het eerste kwartaal van 2009 2,3%, tegen gemiddeld 1,7% in de eurozone; ook in vergelijking met Duitsland, Frankrijk en Nederland, de drie landen die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de loonnorm, zijn de consumptieprijzen in België in het eerste kwartaal van 2009 gemiddeld sneller toegenomen (dat was ook het geval in 2008). 5

ANALYSE VAN DE PRIJZEN: EERSTE KWARTAALVERSLAG 2009 VAN HET INSTITUUT VOOR DE NATIONALE REKENINGEN INLEIDING Het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) is al vijftien jaar bevoegd voor het opstellen van de nationale en regionale rekeningen, de rekeningen van de openbare besturen, de statistieken van de buitenlandse handel, de input-outputtabellen en de economische vooruitzichten die vereist zijn voor het opstellen van de begroting. De wet tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, die op 30 april 2009 in het Belgisch Staatsblad is verschenen, breidt de taken van het INR uit tot de prijsobservatie en -analyse 1. Daarmee wordt gestalte gegeven aan een van de punten uit het Federale Regeerakkoord van 18 maart 2008. Hoofdstuk drie van dat akkoord handelt over het versterken van de koopkracht en stipuleert: De regering zal een observatorium van de prijzen installeren, bestaande uit de bevoegde nationale instanties, die de verschillende componenten van de eindprijzen aan de consumenten zal onderzoeken (inbegrepen de energieprijzen). In voorkomend geval zal de regering de nodige maatregelen nemen. Dit onafhankelijk raadgevende instrument ten dienste van de regering zal die laatste eveneens in staat stellen een beter zicht op en de nodige informatie over de goede werking of de concurrentievervalsing op de Belgische markt te verwerven. De bezorgdheid over de koopkracht van de gezinnen was in 2008 meer dan ooit aan de orde want na ettelijke jaren van zeer lage inflatie, was deze vanaf het laatste kwartaal 2007 snel beginnen stijgen. In maart 2008, toen het Regeerakkoord werd afgesloten, overtrof de stijging van de consumptieprijzen op jaarbasis 4 % (de prijsstijging zou uiteindelijk een piek bereiken van bijna 6% in juli 2008). De drie geassocieerde instellingen in het INR beschikken over heel wat ervaring en kennis over de prijzen. De Nationale Bank van België is als lid van het Europees stelsel van Centrale Banken mede verantwoordelijk voor het monetaire beleid van de eurozone, dat in de eerste plaats gericht is op prijsstabiliteit. Waken over de inflatie en de macro-economische determinanten ervan behoort tot de kernactiviteiten van de instelling. Het Federaal Planbureau, dat voor rekening van het INR de economische vooruitzichten van ons land opstelt, maakt zowel korte- als middellangetermijnvooruitzichten over inflatie. De cijfergegevens over de index der consumptieprijzen worden verzameld en verwerkt door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO., Middenstand en Energie (hierna FOD Economie genoemd), meer bepaald de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie (ADSEI). Daarnaast beschikt de FOD Economie via andere algemene directies en diensten zoals Energie, KMO-beleid en Economisch Potentieel en de prijzendienst over tal van relevante gegevens op micro-niveau. Dat de Regering de nieuwe opdracht nu toevertrouwt aan het INR is dan ook geen toeval, temeer daar deze instelling al jaren operationeel is en de drie geassocieerde instellingen in het verleden bewezen hebben op een efficiënte en krachtige manier te kunnen samenwerken. Net zoals dat het geval is voor de andere taken van het INR, wordt de nieuwe opdracht in de praktijk toevertrouwd aan één instelling, in casu de FOD Economie, en zullen de resultaten van de desbetreffende werkzaamheden ter goedkeuring worden voorgelegd aan de Raad van het INR. De wet tot wijziging van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen voorziet tevens een nieuw Wetenschappelijk Comité voor de Prijsobservatie en -analyse, dat de FOD Economie moet bijstaan in de uitvoering van de nieuwe opdracht. Net zoals dat het geval is voor de twee bestaande comités, het Wetenschappelijk Comité voor de Nationale Rekeningen en het Wetenschappelijk Comité voor de Economische Begroting, gaat het om een adviesorgaan dat zich moet uitspreken over de wetenschappelijke waarde en objectiviteit van de analyses en gebruikte methoden en over de resultaten 1 Meer info over het INR vindt u op de website http://inr-icn.fgov.be 6

van de werkzaamheden. Een en ander betekent dat al de voorstellen van publicaties van het INR i.v.m. prijsobservatie en -analyse vooraf zullen worden besproken door de Raad van het INR en door het nieuwe Wetenschappelijk Comité. Het Wetenschappelijk Comité voor de Prijsobservatie en -analyse zal als volgt worden samengesteld (met inachtneming van de taalpariteit, met uitzondering van de voorzitter): - drie leden voorgedragen door de minister die de economie onder zijn bevoegdheden heeft, gekozen onder de ambtenaren van de FOD Economie, onder wie één het voorzitterschap van het comité waarneemt; - twee leden voorgedragen door de Nationale Bank van België; - twee leden voorgedragen door het Federaal Planbureau; - één lid voorgedragen door de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven; - vier professoren van Belgische universiteiten of hogescholen, voorgedragen door de minister die de economie onder zijn bevoegdheden heeft. Het ontwerp van lastenboek dat, conform artikel 110 van de wet van 21 december 1994 houdende sociale en diverse bepalingen, de modaliteiten bepaalt van de wijze waarop de aan de geassocieerde instellingen toevertrouwde opdrachten zullen worden uitgevoerd, voorziet volgende nieuwe publicaties van het INR: - drie kwartaalverslagen; - een jaarverslag (waarin de analyse van de prijzen van het laatste kwartaal wordt geïntegreerd); - thematische rapporten over belangrijke onderwerpen in het domein van de prijzen, die het INR op eigen initiatief onderzoekt; - punctuele analyses op vraag van de bevoegde ministers (de ministers bevoegd voor Economie, Consumentenbescherming, KMO s en Zelfstandigen). Wat dit laatste betreft, kreeg de FOD Economie in juni 2008 de opdracht om een studie te realiseren over de recente prijsontwikkelingen voor melk, met de bedoeling bij te dragen tot een grotere transparantie in de prijsvorming. Dat gebeurde in het kader van de door de minister van Ondernemen opgerichte werkgroep Transparantie van de prijzen in de vlees- en melksector. De studie werd op 20 oktober 2008 overhandigd aan de regering. Op verzoek van de werkgroep heeft de FOD Economie zich daarna gebogen over de consumptieprijzen voor rundvlees. De resultaten van die analyse werden op 9 februari 2009 bekendgemaakt. In beide gevallen hebben de leden van de werkgroep de werkzaamheden van de FOD Economie vooraf besproken en goedgekeurd. Hoewel het geen publicaties van het INR betreft (de herziening van de wet van 1994 was toen nog niet van kracht), werden de analyses uitgevoerd door dezelfde diensten die dit kwartaalverslag hebben voorbereid. In de werkgroep Transparantie van de prijzen in de vlees- en melksector zetelden trouwens ook vertegenwoordigers van de Nationale Bank van België en van het Federaal Planbureau. Deze studies kunnen dan ook beschouwd worden als voorbeelden van het soort punctuele analyses die het INR op vraag van de regering kan opstellen. De samenstelling van het nieuwe Wetenschappelijk Comité was bij het afsluiten van dit eerste rapport nog niet afgerond. Terwijl de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de drie geassocieerde instellingen hun leden al hebben voorgedragen, is dat nog niet het geval voor de vier professoren. De minister van Ondernemen heeft de Vlaamse Interuniversitaire Raad, de Vlaamse Hogescholenraad, de Conseil interuniversitaire de la Communauté Française en de Conseil général des Hautes Ecoles uitgenodigd voorstellen ter zake te doen. In afwachting van de definitieve en volledige samenstelling van het adviesorgaan werd dit verslag besproken en goedgekeurd door de meer beperkte groep van reeds voorgedragen leden. 7

I. INFLATIE TIJDENS HET EERSTE KWARTAAL VAN 2009 A. GEGEVENS OVER HET EERSTE KWARTAAL 2009 2 1. BELGISCHE INFLATIE TUSSEN HET EERSTE KWARTAAL VAN 2008 EN 2009 3 Algemeen Tijdens het eerste kwartaal van 2009 bedroeg de inflatie in België gemiddeld 1,6%, minder dan de helft van de gemiddelde jaar-op-jaar prijsstijging in het daaraan voorafgaande trimester (+3,6%). Ook in de loop van de eerste drie maanden van 2009 nam het prijsstijgingstempo verder af: in januari bedroeg de inflatie nog 2,1%, in februari 1,9% en in maart nog slechts 0,6%. Er zij aan herinnerd dat na de forse stijging van de index der consumptieprijzen in de tweede helft van 2007 en het eerste semester 2008, de inflatie een hoogtepunt had bereikt in juli 2008 (+5,9%). Sinds augustus 2008 is het gemiddelde indexcijfer van de consumptieprijzen licht neerwaarts gericht (tussen het begin van het derde kwartaal van 2008 en het einde van het eerste kwartaal van 2009 is het indexcijfer met 1,3 procentpunt gedaald), met de vermelde inflatievertraging tot gevolg. Grafiek 1: Recente evolutie van de Belgische HICP 112 7 110 6 108 5 106 4 104 102 3 100 2 98 1 96 2007 2008 2009 0 Index 2005=100 (linkerschaal) Inflatie in procenten (rechterschaal) Bron: EC Zowel de stevige inflatieversnelling als de daarop volgende inflatievertraging zijn vrijwel volledig te verklaren door basiseffecten 4, aangezien de aanzienlijke prijsstijgingen ten gevolge van fors gestegen grondstoffenprijzen in het voorgaande jaar geleidelijk uit de jaar-op-jaar inflatiecijfers wegvallen. Bovendien kenden de grondstoffenprijzen een beduidende afname in de tweede helft van 2008. Omdat verwacht wordt dat de energiecomponent in de consumptieprijzen (en zeker de prijzen voor elektriciteit en gas), grotendeels ten gevolge van basiseffecten, de volgende maanden nog negatief zal bijdragen tot de 2 Omwille van de vergelijkbaarheid met de evoluties in andere Europese landen, gebeurt de analyse op grond van de geharmoniseerde index der consumptieprijzen (HICP). Waar nodig wordt voor de Belgische cijfers nog verder in detail gekeken naar de gegevens afkomstig van de nationale consumptieprijsindex. 3 De gemiddelde inflatie tijdens een kwartaal wordt berekend als de procentuele variatie van het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van het betrokken kwartaal t.o.v. het rekenkundig gemiddelde van de indexcijfers van het overeenstemmende kwartaal tijdens het voorgaande jaar. 4 Basiseffecten worden beschouwd als het gedeelte van de verandering van het twaalfmaands inflatietempo in een bepaalde maand dat toe te schrijven is aan een afwijking van het maandelijkse mutatietempo in de basismaand (dat wil zeggen dezelfde maand in het voorgaande jaar), ten opzichte van zijn normale (historische) verloop, rekening houdend met seizoensschommelingen. (Definitie in het Maandbericht van maart 2009 van de Europese Centrale Bank). 8

totale inflatie is het waarschijnlijk dat ons land, in navolging van wat nu al in bijvoorbeeld Ierland, Portugal en Spanje het geval is, een korte periode van negatieve inflatie tegemoet gaat. Maar er moet niet gevreesd worden voor een echte, lange periode van deflatie. De internationale noteringen voor ruwe olie hebben hun dieptepunt bereikt in december 2008 en zijn sindsdien licht opwaarts gericht, waardoor geleidelijk een einde zal komen aan de negatieve energie-inflatie. Daarnaast kan worden vastgesteld dat de onderliggende inflatie, m.a.w. de inflatie exclusief energiedragers en niet-bewerkte levensmiddelen, in het eerste kwartaal van 2009 nog steeds boven de 2% uitkwam. Tabel 1: Geharmoniseerde consumptieprijsindex voor België (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Totaal Energiedragers Diensten Bewerkt e levensmiddelen Nietbewerkte levensmiddelen a Nietenergetische industriële goederen p.m. onderliggende inflatie b p.m. Gezondheidsindex c 2007 1,8 0,2 1,9 4,7 3,0 0,9 (1,9) (1,8) 2008 4,5 19,8 2,3 7,8 2,8 1,3 (2,7) (4,2) 2008 I 3,8 16,3 1,7 8,5 1,6 1,3 (2,5) (3,3) II 5,0 26,1 1,6 8,5 3,3 1,3 (2,5) (4,5) III 5,6 28,2 2,6 8,4 3,9 1,1 (2,9) (5,1) IV 3,6 9,4 3,2 5,7 2,3 1,5 (2,9) (4,1) 2009 I 1,6-5,8 3,0 3,2 4,0 1,2 (2,3) (2,6) 2009 Jan 2,1-0,2 3,0 3,7 4,1 0,6 (2,2) (3,3) Feb 1,9-4,0 3,3 3,1 4,3 1,4 (2,5) (2,8) Maart 0,6-12,6 2,7 2,7 3,5 1,5 (2,3) (1,6) p.m. gewichten 2009 I (in %) 100 10,9 37,3 12,8 8,2 30,9 80,9 92,5 Bronnen: EC, ADSEI a Fruit, groenten, vlees en vis. b Gemeten aan de hand van de HICP, ongerekend de niet-bewerkte levensmiddelen en energiedragers. c Nationale consumptieprijsindex, ongerekend tabak, alcoholhoudende dranken, benzine en diesel. De gezondheidsindex van zijn kant, waarin het prijsverloop van tabak, alcoholische dranken, benzine en diesel niet zijn opgenomen, en die de basis vormt voor de automatische koppeling van de lonen, de sociale uitkeringen en de huur aan de consumptieprijzen, steeg tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 nog met 2,6% maar het prijsstijgingstempo is in de loop van het eerste kwartaal verder gedaald. In maart 2009 lag de gezondheidsindex nog maar 1,6% hoger dan in maart 2008. Dat de inflatie zich nu op het laagste peil sinds jaren bevindt, betekent nog niet dat er geen aandacht moet worden besteed aan sommige prijsontwikkelingen. Uitgesplitst naar de vijf grote groepen van goederen en diensten die in de geharmoniseerde consumptieprijsindex kunnen worden onderscheiden, kan het volgende worden vastgesteld: - de prijzen voor energiedragers lagen gemiddeld 5,8 % lager dan in het eerste kwartaal van 2008; - de prijsstijging van niet-energetische industriële goederen bleef beperkt tot 1,2%, tegen gemiddeld 1,3% in 2008; 9

- ook de prijzen van bewerkte levensmiddelen droegen bij aan de vertraging van de inflatie. Nadat de consument vorig jaar gemiddeld 7,8% meer had betaald dan in 2007, bedroeg de prijsverhoging tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 nog 3,2%; - de niet-bewerkte levensmiddelen werden gemiddeld 4,0% duurder en temperden aldus de inflatievertraging; - de sterkste positieve bijdrage tot de inflatie tijdens het eerste kwartaal 2009 ging uit van de diensten. De diensteninflatie kwam uit op 3,0% ( nagenoeg evenveel als tijdens het laatste kwartaal 2008) en had, door het relatief grote gewicht van de diensten in de index der consumptieprijzen, een effect van 1,1 procentpunt op de totale inflatie. Grafiek 2: Bijdrage tot de inflatie (In procentpunten, kwartaalgemiddelden) 6 6 5 5 4 4 3 3 2 2 1 1 0 0-1 07 I 07 II 07 III 07 IV 08 I 08 II 08 III 08 IV 09 I -1 Niet-energetische industriële goederen Energie Niet-bewerkte levensmiddelen Bewerkte levensmiddelen Diensten Inflatie Bronnen: EC, ADSEI Opsplitsing naar grote categorieën Energie De prijzen voor energiedragers, die vorig jaar gemiddeld met bijna 20% zijn gestegen, verminderden tussen het eerste kwartaal 2008 en van 2009 met 5,8% en hadden daardoor een temperend effect op de totale inflatie van -0,6 procentpunt. De daling komt integraal voor rekening van de huisbrandolie, die ruim 35% goedkoper werd, en van de brandstofprijzen, die gemiddeld met bijna 20% zijn gezakt (naargelang de soort brandstof schommelde de prijsverlaging van 17,5% voor superbenzine 98 RON -de zogenaamde superplus- tot 25,6% voor LPG). Dit heeft uiteraard te maken met de daling van de internationale noteringen voor aardolieproducten. De consumptieprijzen voor aardolieproducten reageren bijna meteen op de variaties in deze noteringen: tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 is de prijs voor een vat Brent in dollar gedaald met 54%. Omgerekend in euro bedroeg de daling 47%. 10

Tabel 2: Recente evolutie van de prijzen voor energiedragers (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) Brandstoffen en smeermiddelen voor privévoertuigen Vloeibare brandstoffen Vaste brandstoffen Elektriciteit Gas Geheel van de energiedragers 2008 I 16,4 41,5 2,4 6,7 15,2 16,3 II 19,1 54,4 3,2 16,7 36,9 26,1 III 18,0 45,0 3,9 20,5 52,2 28,2 IV -8,6-5,7 6,2 22,2 44,0 9,4 2009 I -19,5-35,8 6,4 10,0 22,0-5,8 2009 Jan -19,7-29,2 6,2 19,8 34,9-0,2 Feb -17,3-33,6 6,5 8,6 25,0-4,0 Maart -21,4-44,0 6,5 2,5 7,3-12,6 Gewicht in het totaal van de energiedragers in 2009 I Bronnen: EC, ADSEI 33,0 10,4 0,9 28,5 27,3 100 De gas- en elektriciteitsprijzen lagen in vergelijking met de eerste drie maanden van 2008 nog respectievelijk 22 en 10% hoger en droegen 1,0 procentpunt bij tot de inflatie van het eerste kwartaal van 2009. Er zij aan herinnerd dat deze prijzen uit vier grote bestanddelen bestaan: de kosten van de energetische grondstoffen, de andere productiekosten (lonen, vaste kosten, afschrijvingen), de distributieen transportkosten en, tenslotte, de belastingen en heffingen. De belastingen en heffingen, die uiteraard door de Overheid worden bepaald, zijn voor alle energieleveranciers (en dus voor alle consumenten) gelijk, met als enige uitzonderingen de bijdrage hernieuwbare energie en de bijdrage warmtekrachtkoppeling in het geval van de elektriciteitsprijzen (die de kosten weerspiegelen die de leveranciers maken om te voldoen aan de jaarlijkse quotumverplichtingen). De tarieven voor distributie en transport worden bepaald door de netbeheerders maar staan onder controle van de Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas (CREG). Deze tarieven zijn binnen eenzelfde netgebied voor alle afnemers hetzelfde (elke netbeheerder bevoorraadt welbepaalde gemeenten zodat de klant wat dit betreft geen keuzemogelijkheden heeft). Begin 2008 zijn de distributie- en transporttarieven nog sterk toegenomen, wat toen een niet onaanzienlijke impact op de gas- en elektriciteitsprijzen heeft teweeggebracht. Ook voor 2009 werden nieuwe verhogingen aangekondigd. Bij de overige kosten, die vrij bepaald worden door de energieleveranciers, zijn de energiekosten van doorslaggevende aard. De component energie heeft een gewicht van ongeveer 50% in de totale elektriciteitsprijs en van ruim 75% in de totale gasprijs. Hoewel de prijsvorming in dit segment volledig vrij wordt bepaald, indexeren nagenoeg alle energieleveranciers de prijzen grotendeels op basis van dezelfde parameters 5. Voor de indexering van de elektriciteitsprijzen wordt hoofdzakelijk de parameter Nc, die de kosten van de energetische grondstoffen weerspiegelt, gehanteerd 6. Bij de berekening van deze grootheid wordt rekening gehouden met de capaciteitsbezettingsgraad van de Belgische kerncentrales (t.o.v. de gemiddelde benutting in de periode 1997-2002) en met de prijsevolutie van steenkool, aardolie en aardgas op de wereldmarkt. De parameter Nc voor een bepaalde maand m wordt berekend op grond van de noteringen van de energieproducten tijdens de maanden m-3, m-4 en m-5. De Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie maakt bij de berekening van de index der consumptieprijzen in het 5 Recent werden er door enkele kleinere leveranciers nieuwe parameters in aanmerking genomen voor de indexering van de elektriciteits- en gasprijzen. 6 Voor de productiekosten andere dan energie gebeurt de indexering op basis van de parameter Ne. Deze parameter weerspiegelt het verloop van het referentie-arbeidsuurloon in de metaalnijverheid en van een gemiddelde van prijsindexen voor industriële producten (voor de niet-energetische ertsproducten en scheikundige producten en de metaal-, mechanische en elektrische fabrikaten ). De respectievelijke weging van Nc en Ne in de indexeringsformulier verschilt van producent tot producent. 11

geval van elektriciteit en gas gebruik van informatie van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Electriciteits- en Gasmarkt (VREG) (prijzen voor Vlanderen), la Commission wallonne pour l Energie (CWaPE) (prijzen voor Wallonië) en de Reguleringscommissie voor energie (BRUGEL) (prijzen voor Brussel). De gegevens voor Wallonië en Vlaanderen zijn met één maand vertraging beschikbaar (voor Brussel zijn ze de maand zelf beschikbaar). Door de afvlakking in de indexeringsformule sijpelen wijzigingen in de internationale noteringen van de basisproducten dus pas na vier maanden (drie maanden in het geval van Brussel) geleidelijk door in de consumentenprijsindexen voor elektriciteit. M.a.w. de internationale prijsdalingen voor aardolie sedert augustus 2008 zijn in december van dat jaar tot uiting beginnen komen in de indexen, maar pas in het eerste kwartaal van 2009 zijn de indexen werkelijk gaan dalen (in een van maand tot maand versneld tempo). Grafiek 3: Verband tussen de parameter Nc en de elektriciteitsprijzen (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 25% 100% 20% 75% 15% 50% 10% 25% 5% 0% 0% -25% -5% 2007 2008 2009-50% Consumptieprijzen elektriciteit (linkerschaal) Parameter Nc (a) (rechterschaal) Brent olieprijs (EURO) (a) (rechterschaal) Bron: ADSEI (a) De parameter Nc werd met twee maanden vertraagd en de Brent olieprijs met vier maanden, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de elektriciteitsindex. Een soortgelijk fenomeen van indexering doet zich voor bij de aardgasprijzen. Om de wijzigingen in de kostprijs van de energiecomponent aan de consument door te rekenen wordt het gedeelte van de finale prijs dat overeenstemt met de productiekost van de energie geïndexeerd aan de hand van twee parameters, de zogeheten HUB en GOL603-indexen. De eerste index volgt het prijsverloop van de forward aardgascontracten te Zeebrugge en wordt maandelijks berekend. De tweede weerspiegelt de evolutie van de gasolienoteringen (bron Platt). Het betreft een trimestriële index op basis van de gemiddelde noteringen over de zes maanden die aan een kwartaal voorafgaan. De twee parameters worden volgens een bepaalde formule tot één index herleid. Aangezien de gehanteerde formule per energieleverancier specifiek is, krijgt de op die manier bekomen index ook een verschillende benaming naargelang de energieleverancier. In de praktijk verschillen de door de leveranciers gebruikte indexeringsformules nauwelijks van elkaar. Ter illustratie worden hieronder de formules voor de drie belangrijkste energieleveranciers in België weergegeven. Hieruit blijkt dat Electrabel en Nuon zelfs identieke indexeringsformules toepassen. Electrabel customers solution: GPI= [0.25 HUB +.00468 GOL603 + 4.83 * (CPIy-1 7 /CPIy-2 0.02) - 1.3]/21.21479 Luminus: lgm= (0.25 HUB + 0.0468 GOL603-3)/21.21479 Nuon: Gni= [0.25 HUB +.00468 GOL603 + 4.83 * (CPIy-1/CPIy-2 0.02) -1.3]/21.21479 7 CPIy staat voor het gemiddelde van de consumptieprijsindexen in België tijdens het gasjaar y. Het gasjaar y begint in oktober van jaar y en eindigt in september van het jaar y+1. 12

In een geliberaliseerde markt lijkt het merkwaardig dat er zo een grote overeenstemming is in het prijszettingsgedrag. Hoe dan ook, aangezien de indexeringsmechanismen van de energieleveranciers met een maand vertraging tot stand komen (m.a.w. voor de indexering in maand m gebruikt men de HUB en GOL603 parameters van m-1) en de Algemene Directie Statistiek en Economische informatie, net zoals dat het geval is voor de elektriciteitsprijzen, de informatie van de regionale regulatoren nog eens een maand later krijgt, volgen de consumptieprijzen voor gas de evoluties in de HUB- en GOL603-indexen met een verschil van twee maanden. Een en ander betekent dat wijzigingen in de gasolieprijzen met een vertraging van zeven à acht maanden beginnen doorsijpelen in de aardgasprijzen en de consumptieprijsindex. Grafiek 4: Verband tussen de HUB-GOL prijzen en de gastarieven a (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% 225% 200% 175% 150% 125% 100% 75% 50% 25% 0% -10% -25% 2008 2009 Consumptieprijzen gas (linkerschaal) gewogen HUB-GOL (0,25HUB+0,0468GOL) (linkerschaal) GOL603 (linkerschaal) HUB (rechterschaal) Bron: ADSEI a Opmerking: de HUB, GOL en gewogen HUB-GOL werden met 2 maanden vertraagd, zodat de waarden overeenstemmen met het ogenblik van de verrekening in de gasindex. Als gevolg hiervan bereikten de gasprijzen voor de consument pas in december 2008 en januari 2009 een hoogtepunt en zijn ze nadien snel beginnen dalen (tussen januari en maart 2009 een vermindering van 14%). Het is dus pas vanaf februari 2009 dat zowel de prijzen voor huisbrandolie, de brandstofprijzen, de elektriciteitsprijzen als de aardgastarieven neerwaarts gericht zijn. Vergelijkt men de prijzen van maart 2009 met die van maart 2008, dan is de gemiddelde prijsdaling voor energiedragers veel groter dan het gemiddelde voor het eerste kwartaal, namelijk 12,6% tegen 5,8%. Wie in maart 2009 huisbrandolie kocht, betaalde 44% minder in vergelijking met een jaar ervoor. Voor motorbrandstof bedroeg de daling ruim 20%. De prijzen voor elektriciteit en aardgas lagen echter nog steeds iets hoger, namelijk respectievelijk 2,5 en 7,3%. Bij de interpretatie van de evolutie van de consumptieprijzen voor gas en elektriciteit tijdens de voorbije kwartalen is het belangrijk rekening te houden met het feit dat de berekeningsmethoden voor die prijzen gewijzigd zijn naar aanleiding van de liberalisering van de markt. Vóór de vrijmaking steunde de berekeningswijze op de zogenaamde betalingsbenadering, waarbij elke maand een index werd opgesteld aan de hand van de prijs van de jaarlijkse factuur, die in feite een weerspiegeling was van het prijsverloop van de voorbije twaalf maanden. Sinds de liberalisering wordt de verwervingsbenadering gevolgd. De basis voor de index wordt in dat geval gevormd door de geschatte kostprijs (op jaarbasis) bij de ondertekening van een contract. Die kostprijs gaat uit van de meest recent gekende waarde van de door de 13

leverancier gehanteerde prijsbepalende parameters (zie hiervoor) en van de nettarieven en heffingen (wat in feite overeenstemt met de kostprijs in de beschouwde maand). Terwijl forse schommelingen van prijsbepalende parameters in de vroegere methode slechts geleidelijk in de index werden geïntegreerd, en pas na twaalf maanden volledig doorspeelden in de index der consumptieprijzen, heeft de nieuwe methode tot gevolg dat die variaties veel sneller in de index worden verrekend. Hoewel prijsveranderingen voor gas en elektriciteit in beide methodes uiteindelijk, over een langere periode beschouwd, op dezelfde wijze de index zullen beïnvloeden, kunnen er op korte termijn significante verschillen optreden in de inflatiecijfers. De nieuwe berekeningsmethode werd voor het eerst toegepast vanaf januari 2005 voor de berekening van het aandeel van Vlaanderen in de elektriciteitsindex. Dat had meteen een merkbare impact op de inflatiecijfers aangezien de Vlaamse distributienettarieven voor elektriciteit begin 2005 significant werden verlaagd. In de context van de oude berekeningswijze zou de volledige impact van deze verlaging op de index van de consumptieprijzen pas na twaalf maanden tot uiting zijn gekomen. Door de nieuwe methode werden de verlagingen meteen voor 100% in de index verwerkt. Naarmate de liberalisering van de gas- en elektriciteitsmarkt verder vorderde werd het toepassingsgebied van de nieuwe benadering verruimd en sinds januari 2007 steunt de berekening van de Belgische indices voor gas en elektriciteit volledig op de verwervingsbenadering. Onderstaande grafiek maakt een vergelijking tussen de indexen voor gas en elektriciteitsprijzen volgens de twee methoden sinds begin 2007. Terwijl de nieuwe methode in de loop van 2008 aanleiding heeft gegeven tot hogere inflatiecijfers voor gas en elektriciteit (en voor de inflatie als geheel) dan in het vroegere systeem het geval zou zijn geweest, is het omgekeerde het geval sinds februari 2009. Mocht de oude methodologie nog van toepassing zijn, dan zouden de gas- en elektriciteitsprijzen in 2008 als geheel en in het eerste kwartaal van 2009 met respectievelijk 9,4 en 26,1% zijn gestegen (i.p.v. met 24,6 en 15,7% met de huidige berekeningswijze). De impact op de totale inflatie is niet gering: volgens de oude benadering zou de inflatie in 2008 gemiddeld slechts 3,7% hebben bereikt (i.p.v. 4,5%). In het eerste kwartaal van 2009, daarentegen, zou er sprake zijn geweest van een gemiddelde inflatie van 2,1% i.p.v. 1,6%. 14

Grafiek 5: Impact van de methodologische wijzigingen voor de berekening van de consumptieprijzen voor gas en elektriciteit Indexcijfers 2007 = 100 ELEKTRICITEIT EN GAS Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende periode van het voorgaande jaar 135 130 125 120 115 110 105 100 95 90 j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09 40% 35% 30% 25% 20% 15% 10% 5% 0% -5% -10% j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09 Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng ELEKTRICITEIT 125 25% 120 20% 115 15% 110 10% 105 5% 100 0% 95 j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09-5% j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09 Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng GAS 150 140 130 120 110 100 90 80 70 j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% -10% -20% -30% j an/ 07 apr / 07 j ul / 07 okt/ 07 j an/ 08 apr / 08 j ul / 08 okt/ 08 j an/ 09 apr / 09 Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng Ver wer vi ngsbenader i ng Betal i ngsbenader i ng Bron: ADSEI Diensten Sinds medio 2008 zijn de prijzen voor diensten in een versneld tempo beginnen stijgen en tijdens de eerste drie maanden van 2009 werd dienstverlening gemiddeld 3% duurder dan een jaar eerder. Die versnelling weerspiegelt ongetwijfeld deels de indirecte weerslag van de gestegen energie- en voedselprijzen op de prijzen van diensten waar energie en/of voedsel een belangrijke intermediaire input voor vormen (zie voorbeeld van vliegtuigreizen in kader ) en van tweederonde-effecten voortvloeiend uit de indexering van zowel lonen als sommige prijzen (bvb huur en treinabonnement). Vooral de prijzen voor vrije-tijdsbesteding, lichaamsverzorging en reizen gingen in de hoogte en in het eerste kwartaal 2009 betaalde de consument gemiddeld zowat 4% meer dan tijdens de 15

overeenstemmende periode van 2008. Restaurant- en cafébezoek werd 4,5% duurder, wat de totale inflatie met 0,3 procentpunt opwaarts beïnvloedde. Het vervoer werd 3,0% duurder. Fors hogere prijzen voor vliegtuigtickets (+18,7%) en in mindere mate voor treinreizen (+4,9%) lagen hieraan ten grondslag. Ook voor onderhouds- en herstellingskosten aan privévoertuigen moest meer worden betaald (+5,2%). Tabel 3: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor diensten (Veranderingspercentages ten opzichte van het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008 2009 p.m. gewichten 2009 I (in %) I II III IV I Vrijetijdsbesteding en lichaamsverzorging 2,7 3,1 3,5 4,1 4,1 29,2 Waarvan Restaurants en cafés 3,1 3,5 4,0 4,6 4,5 17,4 Cultuur 2,4 2,6 2,8 3,2 3,6 5,3 Sport 1,3 1,3 2,2 2,7 2,6 2,0 Kapsalons en schoonheidsinstituten 2,5 2,7 2,7 3,3 3,1 3,2 Reizen 3,4 2,7 5,4 6,8 3,7 15,2 Waarvan pakketreizen 3,5 2,9 4,5 5,4 4,9 9,0 Hoteldiensten 3,2 2,6 6,6 8,8 2,1 6,3 Vervoer 3,4 2,3 2,9 3,4 3,0 11,5 Waarvan Onderhoud en herstellingen 4,0 3,9 4,1 5,0 5,2 5,1 Luchtvervoer -6,5-5,2 8,3 19,2 18,7 0,4 Treinvervoer 0,4 3,4 3,4 3,4 4,9 0,9 Communicatiediensten -4,9-4,4-1,9-0,5-0,5 7,7 Waarvan Postdiensten 2,6 3,8 3,8 3,8 10,6 0,3 Telefoon- en telefaxdiensten en -uitrusting -5,2-4,7-2,1-0,6-1,0 7,4 Huisvesting 1,9 1,9 2,2 2,4 2,5 24,5 Waarvan Huur 1,8 1,9 1,9 1,9 2,0 16,8 Onderhoud en herstellingen 3,0 2,0 2,4 3,4 3,2 1,7 Verzekeringen 2,6 2,6 5,8 5,8 5,3 1,8 Varia -0,5-0,4 0,4 0,7 2,8 11,8 Waarvan Medische en paramedische diensten -6,4-6,3-4,2-3,0 2,4 2,6 Zorgverzekeringen 2,7 3,3 3,3 3,4 6,1 0,9 Financiële diensten -3,6-3,6-3,6-3,6 1,7 0,7 Geheel van de diensten 1,7 1,6 2,6 3,2 3,0 100 Bronnen: EC, ADSEI Anders dan in de eerste helft van vorig jaar, zijn de tarieven voor communicatiediensten nog nauwelijks gedaald. Dat heeft deels te maken met de forse verhoging van de posttarieven (+10,6%) en deels met de minder sterke daling van voorheen van de prijzen voor mobiele telefonie. Ten slotte moet worden gemeld dat voor de overige diensten bijna 3% meer diende te worden betaald. De premies voor de (verplichte) aanvullende ziekteverzekering stegen met 6%. Voor de raadpleging van een huisarts, specialist of tandarts moest 4,3% meer worden betaald en een ziekenhuisopname werd 3% duurder dan tijdens het eerste kwartaal 2008. 16

Kader: Niet-energetische prijzen met een rechtstreekse band met de aardolieprijzen: het voorbeeld van vliegtuigreizen Energie is voor veel sectoren een belangrijke input en de gevolgen van de schommelingen in de energieprijzen zijn voor de consument ook voelbaar via aanpassingen van de verkoopprijzen in die sectoren als antwoord op de kostenwijzigingen die veroorzaakt worden door energie. Een van de duidelijkste voorbeelden zijn de consumptieprijzen voor diensten die te maken hebben met vliegtuigvervoer: de prijzen voor vliegtuigtickets (die deel uitmaken van de groep Vervoer ), buitenlandse reizen en city-trips ( die deel uitmaken van de groep Reizen ). De bijdrage van deze drie diensten tot de inflatie nam naar het einde van 2008 en in de eerste maanden van 2009 toe en benaderde uiteindelijk 0,2 procentpunt. Vooral de prijsstijgingen voor vliegtuigtickets en voor buitenlandse reizen lagen hieraan te grondslag. 0,25 Reizen: bijdrage aan de inflatie (in procentpunten) 6 0,2 5 0,15 4 0,1 3 2 0,05 1-0,05 0 2005 2006 2007 2008 2009 0-1 -2-0,1-3 Vliegtuigtickets (linkerschaal) Buitenlandse reizen (linkerschaal) Citytrips (linkerschaal) Inflatie CPI (rechterschaal) Sources: CE, DGSIE Na vrijwel onafgebroken prijsdalingen gedurende 2005-2007 namen de prijzen voor vliegtuigtickets opnieuw toe vanaf medio 2008; in december 2008 bedroeg de stijging ten opzichte van eind 2007 bijna 30%. Het effect van de sterke prijsverhoging voor vliegtuigtickets op de inflatie bleef laag vanwege het beperkte gewicht van deze rubriek (0,2%) in de berekening van het algemeen indexcijfer van de consumptieprijzen. In de loop van het eerste kwartaal van 2009 bleef de stijgende trend aanhouden, met een gemiddelde prijsverhoging van 18,7% ten opzichte van het eerste kwartaal van 2008. De prijsstijging voor vliegtuigtickets sinds midden 2008 kan ongetwijfeld voor een groot deel worden verklaard door een aanpassing, met een vertraging van ongeveer 10 maanden, aan de tussen eind 2007 en eind 2008 opgetekende verhoging van de aardolieprijs. Voor de eurozone-12 als geheel, en in tegenstelling tot wat er zich in België voordeed, waren de prijzen voor vliegtuigtickets in de loop van de voorgaande jaren gemiddeld opwaarts gericht, uitgezonderd in 2007 toen ze tijdelijk daalden. Vanaf begin 2008 gingen ze echter weer de hoogte in en volgden ze de aardolieprijsstijgingen met ongeveer twee maanden vertraging. Maar zodra de koers van de Brent begon te dalen, ging het prijsstijgingstempo terug zakken. In België vertoonden de prijzen voor vliegtuigtickets vooralsnog nog maar weinig sporen van de daling van de aardolieprijzen. 17

Een juiste internationale vergelijking is evenwel moeilijk omdat de verschillende landen niet noodzakelijk dezelfde methodes toepassen. De prijs van een vliegtuigticket wordt onder meer sterk beïnvloed door het ogenblik van boeking. De Belgische methode houdt rekening met de hypothese dat de tickets vier maanden op voorhand worden geboekt. De prijsstijgingen voor reizen naar het buitenland zijn in de loop van 2008 eveneens beginnen versnellen en beliepen in het eerste kwartaal van 2009 gemiddeld 6,7% [(in 2008 viel de paasvakantie nog gedeeltelijk in het eerste kwartaal (in maart), wat niet het geval was in 2009. Dat verklaart waarom de prijsstijging tussen maart 2008 en maart 2009 sterk is vertraagd. In vakantieperiodes (zoals Krokus en Pasen) liggen de prijzen van de reisbureaus immers merkelijk hoger dan in de rest van het jaar]. Evolutie van de prijzen voor vliegtuigtickets en brandstoffen (Veranderingspercentages ten opzichte van de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 30,00000 100,00000 80,00000 20,00000 60,00000 10,00000 40,00000 20,00000 0,00000 2005 2006 2007 2008 2009 0,00000-10,00000-20,00000-40,00000-20,00000-60,00000-30,00000-80,00000 Vliegtuigtickets (linkerschaal) Vliegtuigtickets EU12 (linkerschaal) Brent in $ (rechterschaal) Bronnen: EC, ADSEI, IWH Dat de prijsaanpassingen minder groot waren dan voor de vliegtuigtickets is logisch omdat die prijzen, naast het vervoer per vliegtuig ook het verblijf (en vaak ook voeding en drank) bevatten. Voor de dichtbij-bestemmingen (autovakanties) komen de transportkosten uiteraard niet in de pakketprijs voor. De hotelprijzen in de voornaamste vakantiebestemmingen van de Belgen (Frankrijk, Spanje, Italië en Griekenland) zijn in 2008 en begin 2009 met gemiddeld minder dan 4% toegenomen (tijdens de meest recente maanden dalen de prijzen zelf in de meeste landen, Frankrijk uitgezonderd). De combinatie van lagere brandstofprijzen, relatief aantrekkelijke prijzen voor accommodatie en de wetenschap dat de loonkosten (een andere belangrijke kostencomponent voor de sector) in 2009 niet zullen verzwaard worden als resultaat van indexaanpassingen zouden er moeten voor zorgen dat de kosten voor de reisorganisaties dit jaar binnen de perken blijven. In het geval van citytrips zou de impact van energieprijzen nog geringer moeten zijn. Het gaat meestal om kortere bestemmingen, die bovendien minder vaak het vliegtuig als vervoermiddel aanbieden en die vooral met de trein (waarvan de prijs slechts indirect via de indexering van de treintarieven- de invloed van de energieprijzen ondergaat) of de auto (voor citytrips met de auto wordt de prijs enkel bepaald door de verblijfskosten) bezocht worden. Nochtans is ook deze manier van reizen fiks duurder geworden: in de lente en de zomer van 2008 lagen de prijzen gemiddeld 10% hoger dan een jaar ervoor. Maar in het eerste kwartaal van 2009 bleef de prijsstijging beperkt tot 2%. Citytrips zitten de jongste jaren weliswaar in de lift, maar met een gewicht van nauwelijks 0,1% (ter vergelijking, het gewicht van buitenlandse reizen is 1,5%) hebben zelfs sterke prijsvariaties voor dit soort reizen weinig of geen impact op de inflatie. 18

Bewerkte levensmiddelen Voor de bewerkte levensmiddelen is het prijsstijgingstempo in het eerste kwartaal van 2009 vertraagd tot 3,2%, tegen 5,7% in het laatste trimester van 2008 en nog zowat 8,5% gemiddeld tijdens de eerste negen maanden van vorig jaar. De samenstelling van de bewerkte levensmiddelen in de HICP bestaat in het geval van België voor ruim de helft uit voeding, iets meer dan een kwart uit dranken (ongeveer gelijk verdeeld over alcoholvrije en alcoholhoudende dranken) en iets minder dan een kwart uit tabakswaren. Tabak, een product dat uit de gezondheidsindex is geweerd, werd tussen het eerste kwartaal van 2008 en 2009 gemiddeld 2,8% duurder ten gevolge van een prijsverhoging door de producenten van 10 à 20 cent per pak. De prijsstijging sijpelt geleidelijk door in de index, aangezien de werkelijk toegepaste prijzen in de winkels genoteerd worden en de (goedkopere) voorraden vaak pas na enkele maanden uitgeput zijn. De prijsstijgingen voor alcoholhoudende dranken (+3,6%) vielen hoger uit dan die voor alcoholvrije dranken (+2,7%). Voor bier en wijn werd respectievelijk gemiddeld 4,4% en 3,5% meer betaald dan tijdens de eerste drie maanden van 2008. Een uitschieter is champagne, die 11,6% duurder werd. Bij de alcoholvrije dranken bleven de prijsverhogingen voor koffie, thee en cacao (+2,5%), net zoals over gans 2008, iets beperkter dan voor waters en frisdrank (+2,8%). Opvallend in deze groep was de prijsstijging voor gashoudend water (+7,5%). Tabel 4: Recente evolutie van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages t.o.v. het overeenstemmende kwartaal van het voorgaande jaar, tenzij anders vermeld) 2008 2009 p.m. gewichten I II III IV I in 2009 I (in %) Brood en granen 11,3 11,9 11,3 7,2 3,6 27,0 Zuivelproducten 16,4 16,8 14,9 6,8 0,4 17,8 Oliën en vetten 10,8 15,4 15,6 12,1 6,8 3,4 Suiker, jam, honing, chocolade 3,0 3,5 5,7 5,5 4,7 9,1 Overige voedingsmiddelen 5,8 7,7 9,3 9,1 6,0 5,5 Alcoholvrije dranken 4,4 3,8 3,6 3,3 2,7 13,4 Alcoholhoudende dranken 2,2 3,7 3,7 3,8 3,6 14,5 Tabak 9,5 3,0 2,7 2,6 2,8 9,4 Geheel van de bewerkte levensmiddelen 8,5 8,5 8,4 5,7 3,2 100 Bronnen: EC, ADSEI Maar het is vooral voor voedingsproducten dat de consument de prijzen de jongste kwartalen sterk heeft zien schommelen, met daarenboven grote onderlinge verschillen naargelang de categorie. Globaal genomen zijn de Belgische prijzen voor bewerkte voedingsmiddelen in de tweede helft van 2007 beginnen versnellen, in navolging van de noteringen op de wereldmarkten, die vanaf de zomer van dat jaar aan een forse klim zijn begonnen en in juni 2008 een hoogtepunt bereikten (uitgedrukt in dollars lagen de noteringen voor voedingsproducten toen 60% boven die van maart 2007). Door deze forse toename kwamen deze noteringen boven de interventiedrempels van het gemeenschappelijke landbouwbeleid van de EU te liggen en werden ze derhalve voor het eerste onverkort relevant voor de prijsvorming op de Europese markt. Vroeger was deze laatste grotendeels afgeschermd gebleven van de schommelingen in de wereldmarktprijzen, weliswaar met dien verstande dat de levensmiddelen voor de Europese consumenten duurder waren dan het geval zou zijn geweest zonder belemmeringen. In de tweede helft van 2008 volgde een snelle en scherpe ommekeer en in maart 2009 lagen de gemiddelde wereldmarktprijzen voor voedingsgrondstoffen bijna 30% lager dan een jaar ervoor. Met enkele maanden vertraging heeft de Belgische consument de schommelingen van de prijzen op de wereldmarkten gevoeld bij zijn aankopen van bewerkte voedingsproducten en in het eerste kwartaal van 2009 bedroeg de gemiddelde prijsstijging nog slechts iets meer dan 3%. 19

Grafiek 6: Evolutie van de prijzen voor voedingsgrondstoffen en van de consumptieprijzen voor bewerkte levensmiddelen (Veranderingspercentages t.o.v. de overeenstemmende maand van het voorgaande jaar) 70 10 60 9 50 40 30 20 10 0-10 -20 8 7 6 5 4 3 2-30 1-40 2005 2006 2007 2008 2009 0 Internationale prijzen voedingsgrondstoffen (linkerschaal) Consumptieprijzen bewerkte levensmiddelen (rechterschaal) Bronnen: IWH en ADSEI Oliën en vetten werden tussen de eerste drie maanden van 2008 en 2009 nog wel 6,8% duurder. Vooral voor maïsolie zitten de prijzen nog steeds in de lift (+29%). Aangezien de noteringen op de wereldmarkten momenteel zowat 30% lager liggen dan een jaar geleden, mag redelijkerwijze worden verwacht dat de consument tijdens de volgende maanden minder zal gaan betalen voor maïsolie. Ook suiker, jam, honing en chocolade werden gemiddeld 4,7% duurder. Vooral voor snoep, chocolade, confituur en roomijs moest meer worden betaald. Voor de overige bewerkte voedingsproducten (andere dan brood en granen en dan zuivelproducten, die hierna worden besproken), die in 2008 gemiddeld reeds 8% duurder waren geworden, moest de consument tijdens de eerste drie maanden van 2009 6% meer betalen. De grootste prijsstijgingen binnen deze groep kwamen voor bij mosterd (+15%), mayonaise (+7,5%) en babyvoeding (+7,2%). De vertraging in het prijsstijgingstempo van de bewerkte levensmiddelen is vooral toe te schrijven aan brood en granen, enerzijds, en zuivelproducten, anderzijds, die een gewicht hebben van respectievelijk 27 en 18% in het geheel van de rubriek. Als gevolg van prijsverhogingen voor het gewone brood tijdens het laatste kwartaal van 2007 en voor deegwaren, rijst en bloem in de loop van vorig jaar lagen de prijzen voor brood en granen in 2008 gemiddeld bijna 10% hoger dan in 2007. Tijdens het eerste kwartaal van 2009 betaalde de consument gemiddeld slechts 3,6% meer dan een jaar ervoor. Rijst werd 14,3% duurder, bloem 1,7%, brood en broodjes 2,2%, koekjes en gebak 3,6% en deegwaren 2,3%. Opmerkelijk was de stijging voor de subgroep Andere producten op basis van granen (+11,8%), die voornamelijk toe te schrijven is aan de sterk gestegen prijs voor vanillepoeder (+15,7%). Maar veruit de grootste verklaring voor de minder snelle groei van de prijzen voor bewerkte levensmiddelen ligt bij de zuivelprijzen: terwijl tijdens de eerste negen maanden van 2008 nog prijsstijgingen van 15 à 17% werden genoteerd, bedroeg de gemiddelde verhoging in het eerste kwartaal van 2009 nog slechts 0,4%. In maart 2009 lagen de prijzen zelfs een fractie lager dan in maart 2008. De prijzen voor zuivelproducten maken al maanden het voorwerp uit van discussies tussen de landbouworganisaties, de zuivelindustrie en de distributiesector. Uit een studie die de FOD Economie in oktober 2008 in opdracht van de door de federale regering opgerichte werkgroep Transparantie van de prijzen in de vlees- en melksector heeft gerealiseerd ( Recente ontwikkelingen in het verloop van de prijzen en kosten in de melkketen ), bleek ondermeer dat de melkproducenten, na een uitstekend jaar 2007, in 2008 gemiddeld onder veel minder gunstige financiële omstandigheden moesten werken: terwijl de prijzen die ze voor de melk kregen gemiddeld over het jaar ongeveer stabiel bleven (aan het begin van 2008, lagen de vergoedingen nog relatief hoog, maar die verminderden snel van maand tot maand) lagen de variabele kosten van de gemiddelde producent 3,5 euro per 100 liter geproduceerde melk hoger. De prijs die de boer voor de melk krijgt, wordt in werkelijkheid bepaald door de prijzen op de wereldmarkt. 20