Emmen. Aan de gemeenteraad. Raadsvoorstel. ,Ot,i. stuknr. Raad. B. en W. A 19. categorie/agendanr.

Vergelijkbare documenten
gelet op het voorstel van het college van november 2015, nr. 15/

(gewijzigd) Raadsvoorstel(voorheen RA )

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer ; b e s l u i t :

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017;

Verordening onroerendezaakbelastingen

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude VERORDENING BELASTINGEN OP ROERENDE WOON EN BEDRIJFSRUIMTEN 2015

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014.

Normal 0 false false false MicrosoftInternetExplorer4 /* Style Definitions */ table.msonormaltable

*ZEA74E5ECFB* Raadsvergadering d.d. 20 december 2016

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

Gezien het voorstel inzake onroerende-zaakbelastingen Stein 2006 (Gem. blad Afd. A 2005, no. 152 );

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018 b e s l u i t :

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende. zaakbelastingen 2012 Citeertitel Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012

Raadsbesluit. Onderwerp: Verordening onroerende-zaakbelasting Vergadering: 24 november 2015 Agendapunt: 12E Registratienummer:

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2013.

Sector : II Nr. : 66b. De raad van de gemeente Ferwerderadiel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2010, nummer

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2013;

VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN GOOISE MEREN 2016

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besluit :

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010 tot het aanpassen tarieven belastingen en heffingen 2011, nr.

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.21 november 2017 ; b e s l u i t :

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 en 24 september en van 13 november 2012;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Wetstechnische informatie

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015, nr ; VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2016 (Gemeenteblad 2016, nr. XXX);

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2018 (Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018).

Nijverdal, 12 december gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2017;

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en

VERORDENING op de heffing en de invordering

BESLUIT. VERORDENING op de heffing en invordering van onroerende- zaakbelastingen 2017

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

I. in te trekken de verordening d.d. 13 december 2007, nr. 60a; II. vast te stellen de: Artikel 1

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2016.

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 20 december 2005;

Raadsmededeling - Openbaar

VERORDENING op de heffing en de invordering van belastingen op

De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 6 januari 2009, Nr.

Verordening op de heffing en de invordering van Onroerendezaakbelastingen. Citeertitel Verordening Onroerende zaakbelastingen 2015

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2016

VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen

Onroerende zaakbelastingen

Gemeente Langedijk. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015 nummer 55;

Gemeente Almere. Besluit. De raad van de gemeente Almere, gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

NIEUWE Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen. emeente Druten. emeenteraad lastinnen: onroerende-zaakbelastinçien

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016)

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Verordening BI-zone Groote Lindt Zwijndrecht 2016

Raadsvergadering : 3 december 2013 Agendapunt : Commissie : - Onderwerp : Verordening onroerende-zaakbelastingen

RAADSVOORSTEL. Vaststellen Herziene verordening onroerende zaakbelasting Opsterland 2015 Portefeuillehouder : Rob Jonkman

Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

*ZEA18E71503* Raadsvergadering d.d. 17 december 2015

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 18 december 2012;

DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE BESLUIT. Verordening onroerende-zaakbelastingen Deurne 2018

Samenvatting: Voorgesteld wordt de Verordening Onroerende Zaakbelasting 2019 vast te stellen.

gelet op de tekst van de tussen de gemeente Zoeterwoude en BIZ-vereniging Grote Polder te sluiten Uitvoeringsovereenkomst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015, met kenmerk AP020, raadsstuk 15bb8495;

Onderwerp : Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

Raadsmededeling - Openbaar

GRIFFIE LEIDEN INGEKOMEN

Verordening BI-zone winkelcentrum Willem de Zwijger

Verordening BI-zone De Vergulde Hand Vlaardingen Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, R.nr. 46.

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING STEIN 2016

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Bergambacht 2016

In de commissie RF van 4 juni 2015 zijn met betrekking tot de OZB de volgende uitgangspunten vastgesteld :

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum :

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

Verordening bedrijveninvesteringszone Bedrijventerrein Vianen

Onderwerp Verordening onroerende zaakbelastingen Commissie Bestuur. Commissie Ruimte. Commissie Sociaal. Informerende Commissie.

Verordening BedrijvenInvesteringsZone gebruikers Binnenstad Hengelo

Verordening bedrijveninvesteringszone De Krogten 2017 gemeente Breda

Argumentatie In de programmabegroting 2016 hebben wij u al meegedeeld dat de tarieven met 2% verhoogd moeten worden.

Verordening Bedrijveninvesteringszone Nieuweweg. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2017;

RAADSVOORSTEL MET VERORDENING

gelet op de tussen de gemeente Breda en Ondernemersvereniging BiZ Steenakker gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 18 oktober 2016; B E S L U I T:

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag nr. : 6 Datum :

Verordening op de heffing en de invordering van. en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Oosterhout 2012

Onderwerp Intrekken verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 en vaststellen verordening onroerendezaakbelastingen

Verordening op de heffing en invordering Bedrijveninvesteringszone Smakterheide Venray 2017

Verordening BI-zone Steenakker Breda 2012

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van?? september 2016;

Verordening op de heffing en de invordering van een bedrijveninvesteringszone bedrijventerrein De Trompet Heemskerk

Onderwerp Intrekken verordening Onroerende-zaakbelastingen 2011 en vaststellen verordening Onroerende-zaakbelastingen 2012.

raadsvergadering: 12 november 2014 onderwerp: Verordening Onroerende-zaakbelastingen 2015

Verordening bedrijveninvesteringszone De Aam

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2019

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Losser

Transcriptie:

Raadsvoorstel jaar stuknr. Raad 2014 RA14.0113 categorie/agendanr. A 19 stuknr. B. en W. 14/1093 5,,Ot,i ~~ 1 Gemeente Emmen Onderwerp: Belastingverordeningen en -tarieven 2015 en verordening sporttarieven 2015 Portefeuillehouder: J. Otter Afdeling: Financiën & Belastingen Team: Belastingen Steller T. T. Zondag, telefoon ((0591)68 51 50) Aan de gemeenteraad Voorgesteld besluit De bijgevoegde belastingverordeningen en tarieventabellen 2015 en de verordening sporttarieven 2015 vast te stellen Hierbij wordt voorgesteld de belastingverordeningen en tarieventabellen en de verordening sporttarieven 2015 vast te stellen. In het algemeen betreft het uitwerkingen van eerder genomen besluiten; op een aantal onderdelen gaan de voorstellen verder. De besluiten in de recente begrotingsvergadering zijn eveneens verwerkt. Dat betreft onder meer de gevolgen het afzien een opbrengststijging van de OZB in verband met de beperking van de woonlasten. Omdat de Rioolheffing sinds 2012 kostendekkend is kan de opbrengst daarvan vrijwel ongewijzigd blijven. De tarieven voor de afvalstoffenheffing kennen een kleine daling, daarbij heeft de besluitvorming rond de bezuinigingen in het najaar van 2013 centraal gestaan. Daarbij is besloten het verwachte voordeel van het nieuwe contract in 2016 voor de verwerking van restafval naar voren te halen door de mogelijke tariefsverlagingen over de periode 2014 t/m 2017 te egaliseren. De tarieven voor de OZB en de Rioolheffing zijn na correctie wegens de waardeontwikkeling van het onroerend goed aangepast conform de begroting. Er is sprake van een daling van de WOZ-waarde van woningen en niet-woningen. In verband met de ontstane situatie rond de parkeertarieven wordt voorgesteld de tarieven van het jaar 2014 te continueren. Op basis van de begroting 2015 zijn de legestarieven en de andere rechten met in principe 2,5 % verhoogd. Voor een aantal specifieke tarieven wordt een wijziging van de tarieventabel voorgesteld. De sporttarieven zijn niet verhoogd, m.u.v. de tarieven voor de zwembaden. Deze zijn met 2% verhoogd. Daar waar op grond van wettelijke bepalingen de tarieven door het Rijk worden vastgesteld zijn deze opgenomen. Na de opstelling van het oorspronkelijke raadsvoorstel heeft de rijksministerraad ingestemd met nieuwe, licht verhoogde, maximale tarieven voor de reisdocumenten. Deze zijn nu alsnog in artikel 1.2.1.1 tot en met 1.2.1.7 van de Tarieventabel leges verwerkt. Bij heffingen die naar hun aard maximaal kostendekkend mogen zijn is dit feit vermeld. De sporttarieven zijn traditiegetrouw in het pakket meegenomen, hoewel het hier geen belastingsoort betreft. Tenslotte is van de gelegenheid gebruik gemaakt om een tweetal (type)fouten te corrigeren, dit betreft artikel 5.8 van de Tarieventabel lijkhezorgingsrechten en artikel 8.1a van de Tarievenverordening Reinigingsrechten, Openbare Werken en Geo-informatie. Bijlagen: Stukken ter inzage: De belastingverordeningen en -tarieven en de sporttarievenverordening

-2- jaar stuknr. Raad categorie/agendanr. stuknr. B. en W. 2014 RA14.0113 A 19 14/1093 i. Aanleiding voor het voorstel Jaarlijks dienen de belastingverordeningen te worden vastgesteld. In dit voorstel zullen de betreffende verordeningen aan u worden voorgelegd. De basis voor de voorstellen wordt gevormd door de besluiten clie uw raad heeft genomen bij de behandeling van de meerjaren begroting 2015-2018. A. Onroerende- zaakbelastingen De tarieven zijn aangepast aan de voorlopige uitkomsten van de herwaardering met peildatum 1januari 2014. In verband met de gewenste beperking van de stijging van de woonlasten is bij de vaststelling van de begroting besloten om geen opbrengststijging door te voeren. De begrote opbrengst is als basis gebruikt bij de tariefvaststelling. Daarbij wordt de begrote opbrengst gedeeld door de op basis van de voorlopige herwaardering verwachte heffingsgrondslag. De voorlopige uitkomsten van de herwaardering van de woningen heeft een waardedaling over de gehele heffingsgrondslag (=het areaal) van 5,4 % opgeleverd. Dit betreft overigens niet alleen woningen in de beperkte zin van het woord, maar alle categorieën objecten die onder dit tarief worden aangeslagen. Dan gaat het ook over garageboxen, recreatiewoningen, woonwagens, bouwkavels, woningen in aanbouw etc.). Het genoemde percentage heeft dus nadrukkelijk geen betrekking op de individuele waardeontwikkeling van een woning. Gecombineerd met de voorlopige uitkomsten van de herwaardering dienen de tarieven als volgt te worden vastgesteld: Voor eigenaren van woningen: 0,2111 % (was 0,1999 %) van de WOZ-waarde; Voor eigenaren niet-woningen: 0,2919 % (was 0,2739 %) en Voor gebruikers van niet-woningen: 0,2420 % (was 0,2156 %) B. Roerende woon- en bedrijfsruimtebelasting. Voor deze belasting geldt dat de inhoud van de verordening vrijwel gelijk is aan die van de OZB en dit resulteert dus in dezelfde tarieven. C. Rioolrecht Sinds 2012 is de Rioolheffing 100 % kostendekkend. Dat betekent dat de tarieven voor het belastingjaar 2015, afgezien van de correctie wegens de waardeverandering, ten op zichte van het belastingjaar 2014 ongewijzigd kunnen blijven. De tarieven zijn ook hier uitgedrukt als percentage van de WOZ-waarde. In het bovenstaande is al ingegaan op de uitkomsten van de herwaardering. De heffingsgrondslag van de rioolheffing is globaal dezelfde als die van de OZB, maar er zijn kleine verschillen. Omdat bepaalde categorieën als bouwkavels, woningen in aanbouw e.d. niet worden aangeslagen is de heffingsgrondslag enigszins afwijkend en daarmee ook de tariefsverandering. De tarieven zijn ook hier uitgedrukt als percentage van de WOZ-waarde. Na correctie wegens de waardeverandering van het onroerend goed en een verdeling van de opbrengst over eigenaren en gebruikers in de afgesproken verhouding 6o : 40 resulteren de volgende tarieven. Voor eigenaren van woningen: 0,0695 % (was 0,0652 %) van de WOZ-waarde; Voor gebruikers van woningen: 0,0482 % (was 0,0452 %); Voor eigenaren niet-woningen: 0,0685 % (was o,o611%) en Voor gebruikers van niet-woningen: 0,0491 % (was 0,0430 %). D. Afvalstoffenheffing In 2013 is besloten om het verwachte voordeel van het in 2016 nieuw af te sluiten contract voor de verwerking van restafval al in de jaren 2014 en 2015 in het tarief te verwerken. De daardoor mogelijk

1911 geworden tariefsverlaging is verwerkt door deze te egaliseren voor de jaren 2014 t/m 2017. Dat levert een verlaging van 12,92 per jaar op. De tekorten in de eerste twee jaren worden ten laste gebracht van de egalisatiereserve, het tekort wordt in de jaren daarna weer goedgemaakt. De mogelijke invoering van een rijksheffing op het storten en verbranden van restafval heeft in 2015 nog geen gevolgen voor de tarieven, de egalisatiereserve geeft de mogelijkheid de gevolgen daarvan op te vangen. De genoemde tariefsverlaging heeft geresulteerd in de volgende tarieven. Het tarief bedraagt voor eenpersoonshuishoudens 241,36 (was 242,44) en voor meerpersoonshuishoudens 275,44 (was 276,40). E. Verordening en tarieventabel Begrafenisrechten De raad heeft op 24 juni 2010 ermee ingestemd om per 1januari 2011 uit te gaan van een kostendekkingsgraad van 70% en in 10 jaar toe te groeien naar 100% kostendekkingsgraad. De tarieven worden per 1januari 2014 verhoogd conform het raadsbesluit tot realisatie van 100 % kostendekking in 2021. F. Tarievenverordening Reinigingsrechten, Openbare werken en Geo-Informatie De tarieven zijn, voor zover niet op andere wijze voorgeschreven, met 2,5 % verhoogd. G. Legesverordening en legestarieven De leges zijn in zijn algemeenheid verhoogd met 2,5 %. Daar waar op grond van wettelijke bepalingen de tarieven door het Rijk worden vastgesteld zijn deze uiteraard opgenomen. Het landelijke maximum voor het tarief voor de afgifte van een rijbewijs zal volgens informatie van de RDW per 1januari 2015 met 0,25 kunnen worden verlaagd. Dit moet formeel nog door het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden geaccordeerd, de verwachting is dat dit ministerie het voorstel overneemt. Wij stellen daarom voor om deze verlaging ook door te voeren en een bedrag van 38,20 in de legestabel op te nemen. Na de opstelling van het oorspronkelijke raadsvoorstel heeft de rijksministerraad ingestemd met nieuwe, licht verhoogde, maximale tarieven voor de reisdocumenten. Formeel moet de Raad van State hierover nog adviseren voordat deze worden gepubliceerd in het staatsblad, maar de kans op wijzigingen wordt zeer gering geacht. De nieuwe maximale tarieven zijn daarom nu alsnog in artikel 1.2.1.1 tot en met 1.2.1,7 van de Tarieventabel leges verwerkt. Ten aanzien van de bouwleges geldt dat deze zijn gerelateerd aan de bouwkosten. Omdat de bouwkosten al inflatievolgend zijn is er al sprake van een inflatievolgende heffing en is een verhoging van de percentages niet gewenst. Dit zou tot een dubbeling leiden. Daar waar sprake is van absolute bedragen zijn deze met 2,5 % verhoogd, dit geldt echter niet voor de drempelbedragen. Een onderzoek naar de kostendekkendheid van een aantal specifieke categorieën leges heeft ons aanleiding gegeven om in een beperkt aantal gevallen een wijziging in de Tarieventabel voor te stellen. Het gaat daarbij om het volgende: Het ophogen van de tarieven voor exploitatievergunningen voor para-commerciële inrichtingen van 280,-- en commerciële inrichtingen van 560,--, waarbij korting van 200,--wordt gegeven in het geval dat deze vergunningen in combinatie met een Drank- en Horeca- vergunning worden aangevraagd. Het verlagen van de tarieven voor het wijzigen van persoonsgebonden gegevens in een Drank- en Horecavergunning naar een tarief van 186,60; Het opnemen van een tarief voor onvolledige aanvragen voor een omgevingsvergunning van 200,--- per aanvraag. Het bepalen van een vast tarief voor een vooroverleg van 500,-- per aanvraag. Dit bedrag wordt, gelijk aan de huidige regeling, in mindering gebracht bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Het opnemen van een tariefdifferentiatie voor de evenementenvergunning, aansluitend op de beleidsregel evenementenbeheer binnen de gemeente Emmen. Als de aanvraag (inclusief de daarbij behorende documenten) 12 weken of eerder voor de datum van het evenement wordt ingediend, wordt een korting van 50% op de verschuldigde leges verleend. Met de bovenstaande wijzigingen wordt een beter evenwicht bereikt tussen de geleverde inspanningen bij het behandelen van een dergelijke aanvraag en de daarvoor gevraagde vergoeding.

-4- H. Precariobelasting Deze belasting geldt alleen nog voor het hebben van olietransportleidingen. Dit betreft uiteraard een weinig dynamisch geheel, sinds de heropening van het olieveld is de opbrengst een stabiele factor. Controles zijn in feite niet nodig. De opbrengst is ongeveer 23.000,-- per jaar. I. Toeristenbelasting Tijdens de begrotingbehandeling is besloten het tarief te handhaven op 1,20 per overnachting. J. Verordening marktgelden. De tarieven zijn met 2,5 % verhoogd, met hier en daar een afronding op ronde getallen. Dit laatste is vooral door praktische overwegingen ingegeven. Vanwege het feit dat er in veel gevallen ter plaatse contant wordt betaald is de praktijk gegroeid om bij de tariefstelling te komen tot min of meer ronde bedragen en om de tariefsverhogingen daarop af te stemmen. K. Parkeerbelastingverordening Gelet op de ontstane situatie rond de parkeertarieven in het centrum van Emmen stellen wij voor de tarieven van het belastingjaar 2014 te continueren. Alleen het tarief voor de naheffingsaanslag (de "boete") is verhoogd naar het landelijke, bij ministerieel besluit vastgestelde, maximum van 59,--. L. Reclamebelasting De tarieven van de Reclamebelasting zijn ongewijzigd gebleven. Sporttarieven De verordening voor de Sporttarieven is traditiegetrouw ook bijgevoegd. Met deze verordening stelt de raad de tarieven als basis voor privaatrechtelijke overeenkomsten vast. De tarieven zijn niet verhoogd. Alleen de tarieven voor de zwembaden zijn met 2 % verhoogd. 2. Argumentatie/beoogd effect Met de verordeningen wordt een formele basis voor de heffingen gelegd (m.u.v. de Sporttarieven). 3. Relatie met bestaand beleid/eerder genomen besluiten De besluiten hierover zijn voor het overgrote deel bij de begrotingsbehandeling genomen. In het bovenstaande is al ingegaan op de relatie met eerder genomen of nog te nemen besluiten. 4. Afstemming met externe partij en/communicatie De verordeningen en tarieven worden volgens wettelijk voorschrift gepubliceerd en ter inzage gelegd. Verder zal er via de gebruikelijke kanalen worden gecommuniceerd. 5. Financiële consequenties/voorgestelde dekking Deze zijn in de begroting 2015 verwerkt of zullen waar nodig bij begrotingswijziging worden verwerkt. Een concept-besluit is bijgevoegd. Emmen, 8 december 2014 en wethouders van Emmen aris, (1ff eh. B.iji.

-5- jaar stuknr. categorie/agendanr. Raad 2014 RA14.0113 A 19 stuknr. B. en W. 14/1093 Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 8 december 2014, nummer: 14/1093; gelet op het bepaalde in de Gemeentewet en de wet Milieubeheer; besluit: I. Vast te stellen de volgende verordeningen en tarieven: 1. Verordening op de heffing en invordering van de Onroerende-zaakbelastingen 2015. 2. Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op Roerende woon- en bedrijfsruimten 2015. 3. Verordening op de heffing en de invordering van de Afvalstoffenheffing 2015. 4. Verordening op de heffing en de invordering van een Rioolheffing 2015. 5. Verordening op de heffing en invordering van Lijkbezorgingsrechten 2015. 6. Tarieventabel 2015 behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van Lijkbezorgingsrechten 2015. 7. Verordening op de heffing en invordering van Leges 2015. 8. Tarieventabel 2015 behorende bij de Legesverordening 2015. 9. Verordening op de heffing en invordering van Toeristenbelasting 2015. 10. Tariefverordening Reinigingsrechten, Openbare Werken en Geo-informatie 2015. 11. Verordening op de heffing en invordering van Marktgelden 2015. 12. Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015. 13 Tarieventabel 2015 behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van Parkeerbelastingen 2015. 14. Verordening op de heffing en invordering van Reclamebelasting 2015. 15. Tarieventabel 2015 behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van Reclamebelasting 2015. 16. Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2015. 17. Tarieventabel 2015 behorende bij de Verordening op de heffing en invordering van Precariobelasting 2015-18. Tarieventabel 2015 aangaande het gebruik van de gemeentelijke spoitterreinen. Vastgesteld in de openbare vergadering van 18 december 2014. driffier, dvitter, D. Werkman

jaar stukrrr. categorie/agendanr. stuknr. Raad B.enW. 2014 - RA14.0113 A 19 14/1009 RIS.68o9 Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ii november 2014, nummer: 14/1009 gelet op het bepaalde in de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende verordening DE VERORDENING OP DE HEFFINGEN INVORDERING VAN DE ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2015 Belastingplicht Artikel 1 1. Onder de naam "onroerende-zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die -naar de omstandigheden beoordeeld- bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak, die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 2. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door de leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; C. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld; d. in geval van verschillende soorten feitelijk gebruik alleen het belangrijkste gebruik in aanmerking genomen. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig bij het kadaster bekent staat, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Belastingobject Artikel 2 Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Maatstaf van heffing Artikel 1. De heffingsmaatstaf is de op voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18, 19,

Vrijstellingen eerste lid, onderdelen b en c, tweede lid, onderdelen b en c, 20, tweede lid, en 22, derde lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de maatstaf van heffing buiten aanmerking gelaten, voorzover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder medebegrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden clie bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; C. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekening aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwen- welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 1. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria en daarmee rechtstreeks verband houdende gebouwen, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j. van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van clie zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Belastingjaar Artikel Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar, Belastingtarieven Artikel 6 Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,2420 % b. de eigenaren belasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,2111 % 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2919 %.

Wijze van heffing Artikel 7 De belastingen worden geheven bij wege van aanslag. Termijnen van betaling Artikel 8 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand clie in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50,- -, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de op laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan 50,--, dat de aanslag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Nadere regels door het college Artikel g Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de onroerendezaakbelastingen. Inwerkingtreding en citeertitel Artikel 10 1. De Verordening op de heffing en invordering onroerende-zaakbelastingen 2014, vastgesteld op 19 december 2013 en de eerste wijziging van deze Verordening, vastgesteld op 30 januari 2014, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking 3. De datum van ingang van heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2015". Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2014, de griffier, e voorzitter, ) H.D. Werkman C. Bijl

jaar stuknr. categorie/agendanr. stuknr. Raad B.enW. 2014 RA14.0113 A 19 14/1009 Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. ii november 2014, nummer: 14/1009 gelet op de artikelen 221, 229d, aanhef eerste lid, onderdeel a, en tweede lid en 255a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BELASTINGEN OP ROERENDE WOON- EN BEDRIJFSRUIMTEN 2015 Begripsomschrijvingen Artikel 1 Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik; b. woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden; C. bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte. Belastingplicht Artikel 2 1. Onder de naam "belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die -naar de omstandigheden beoordeeld- bij het begin van het kalenderjaar een ruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. Met betrekking tot de gebruikersbelasting wordt: a, gebruik door leden van een huishouden aangemerkt als gebruik door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden; b. gebruik door degene aan wie een deel van een ruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; C. het ter beschikking stellen van een ruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld; degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld;

Belastingobject Artikel Als één ruimte wordt aangemerkt: a. een binnen de gemeente gelegen ruimte; b. een gedeelte van de onder a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; C. een samenstel van een of meer van de onder a bedoelde ruimten of onder b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; d. liet binnen de gemeente gelegen deel van een onder a bedoelde ruimte van een onder b bedoeld gedeelte daarvan of van een onder c bedoeld samenstel. Maatstaf van heffing Artikel 4 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indiende volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met: a. de aard van de bestemming; b. de sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of een gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de bestemming. 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte, die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte.. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte. Vrijstellingen Artikel.' 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij het bepalen van de maatstaf van heffing buiten aanmerking gelaten de waarde van: a. ruimten voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw; b. ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van zodanige ruimten die dienen als woning; c. ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen met uitzondering van de delen van zodanige ruimten die dienen als woning; d. ruimten die bestemd zijn voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige ruimten die dienen als woning; e. werktuigen die van een roerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken. 2. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Waardepeildatum Artikel 6 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op 1januari 2014 heeft. 2. De waarde van de ruimte wordt bepaald naar de staat waarin de ruimte zich op de peildatum verkeert. 3. Indien een ruimte in het jaar voorafgaand aan het begin van het tijdvak waarvoor de waarde wordt bepaald: a. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of; b. een verandering in waarde ondergaat van een andere, specifiek voor de ruimte geldende bijzondere omstandigheid, wordt in afwijking in zoverre van de vorige leden, de waarde bepaald naar de staat van de ruimte bij het begin van dat tijdvak. Belastingtarieven Artikel 7 Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 3 van deze verordening. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,2420 %; b. de eigenaren belasting 1. voor ruimten die in hoofdzaak tot woning dienen 0,2111 % 2. voor ruimten die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2919%. Wijze van heffing Artikel 8 De belastingen worden geheven bij wege van aanslag. Termijnen van betaling Artikel () 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de op laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan 50,--, dat de aanslag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Nadere regels door het college Artikel io Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten. Inwerkingtreding en citeerartikel Artikel 11 1. De Verordening op de heffing en invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2014 van 19 december 2013 wordt met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking De datum van ingang van heffing is 1januari 2015. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening belasting op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015". Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2014, de griffier, de voorzitter, TT DWëfkman C. Bijl

jaar stuknr. categorie/agendanr. stuknr. Raad B.enW. 2014 RA14.0113 A 19 14/1009 RIS.68ii Raadsbesluit De raad van de gemeente Emmen; gelet op het voorstel van het college van li november 2014 nr. 14/1009 gelet op artikel 219, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; besluit: vast te stellen de volgende VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN DE AFVALSTOFFENHEFFING 2015 Aard van de belasting en belastbaar feit Artikel 1 1. Onder de naam "Afvalstoffenheffiuig" wordt een directe belasting geheven, als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer (Stb. 1994, 80). 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10,22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Belastingplicht Artikel 2 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene, die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit of beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel; b. ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene, die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan. Maatstaf van heffing en tarief Artikel De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: a. 241,36 indien het perceel wordt gebruikt door één persoon; b. 275,44 indien het perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon. Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld Artikel 4 De belastingschuld ontstaat bij de aanvang van het belastingjaar of, indien het gebruik van een perceel in de loop van het belastingjaar aanvangt, bij de aanvang van dat gebruik. Belastingjaar Het belastingjaar vangt aan op 1januari en is gelijk aan het kalenderjaar.

Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tij dsgelang Artikel 6 1. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, wordt de verschuldigde belasting berekend naar zoveel twaalfde delen als er in het belastingjaar nog kalendermaanden moeten verlopen, met dien verstande, dat de belastingschuldigheid ingaat op de eerste dag van de maand, volgende op het ontstaan van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar is geëindigd, wordt gedeeltelijk ontheffing van belasting verleend. Het bedrag der ontheffing wordt gesteld op zoveel twaalfde delen van het verschuldigde jaartarief als er nog kalendermaanden in het belastingjaar moeten verstrijken nadat de aanvraag is ingediend, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan 10,--. Belastingbedragen van minder dan 10,-- worden niet geheven. Wijze van heffing Artikel 7 De belasting wordt geheven bij wege van aanslag. Termijnen van betaling Artikel 8 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan 50,--, dat de aanlag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Nadere regels door het college Artikel g Het college kan nadere regels geven met betrekking tot heffing en invordering van de afvalstoffenheffing. Inwerldnglreding en citeerartikel Artikel 10 1. De "Verordening afvalstoffenheffing 2014" vastgesteld bij raadsbesluit van 19 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015, 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening afvalstoffenheffing 2015. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2014, --" de riffier,, H.D. Werkman C. Bijl

jaar stuknr. Raad 2014 RA14.0113 categorie/agendanr. stuk=. B. en W. A 19 14/1009 RIS.6812 Raadsbesluit De raad der gemeente Emmen; gelet op het voorstel van het college van 11 november 2014, nr. 14/1009 gelet op artikel 228 a van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de volgende VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN EEN RIOOLHEFFING 2015 Begripsbepalingen Artikel 1 Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende zaak in de zin van de Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015 een onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij of voor rekening van de gemeente; C. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. d. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. Aard van de belasting Artikel 2 Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten clie voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Belastbaar feit en belastingplicht Artikel.i 1. Onder de naam 'rioolheffing' worden geheven: a. een heffing van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een perceel dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, en b. een heffing van de gebruiker van een perceel van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het

belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Met betrekking tot de heffing als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel - niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 - ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. Zelfstandige gedeelten Artikel 4 Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Maatstaf van heffing Artikel 1. De heffing als bedoeld in artikel 2 wordt geheven naar de waarde in het economische verkeer van het eigendom. 2. Ingeval het eigendom een onroerende zaak is, is de waarde in het economische verkeer de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het belastingjaar valt. 3. Ingeval voor het eigendom geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, wordt de heffingsmaatstaf van dat eigendom bepaald met overeenkomstige toepassing van de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken, naar de waarde die het eigendom op 1 januari voorafgaande aan het belastingjaar heeft en naar de staat waarin het eigendom op 1januari van het betreffende belastingjaar verkeert. 4. De waarde in het economisch verkeer van het eigendom, vastgesteld overeenkomstig de voorgaande artikelleden, zal voor de heffing van de heffing als bedoeld in artikel 2 niet meer bedragen dan 2.500.000. Vrijstellingen Artikel 6 In afwijking in zoverre van artikel 5 wordt bij het bepalen van de maatstaf van heffing buiten aanmerking gelaten, voorzover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder medebegrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; C. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning;

-3- h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekening aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanig gebouwde eigendommen -niet zijnde gebouwenwelke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; k. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 1. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria en daarmee rechtstreeks verband houdende gebouwen, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. Belastingtarieven Artikel 7 Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf als bedoeld in artikel 5 van deze verordening. Het percentage bedraagt voor: a. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0695 %; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0685 %. b. de gebruikersbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0482 % 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,0491 %. Belastingjaar Artikel 8 Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Wijze van heffing Artikel g De heffingen worden bij wege van aanslag geheven. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang Artikel 10 1. De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar. 2. De heffing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b zijn verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 3. Indien de belastingplicht als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b in de loop van het heffingstijdvak aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. De belastingschuldigheid gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op het ontstaan van de belastingplicht. 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar is geëindigd, wordt gedeeltelijk ontheffing van belasting verleend. Het bedrag der ontheffing wordt gesteld op zoveel twaalfde delen van het verschuldigde jaartarief als er nog kalendermaanden in het belastingjaar moeten verstrijken nadat de aanvraag is ingediend, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan io,--. 5. Belastingbedragen van minder dan 10,-- worden niet geheven.

Termijnen en wijze van betaling Artikel ii. 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in drie gelijke termijnen waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50,- -, zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen worden betaald in tien gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of indien het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder of gelijk is aan 50,--, dat de aanslag in één termijn moet worden betaald. Deze termijn vervalt vóór de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Artikel 12 Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Inwerkingtreding en citeerartikel Artikel i 1. De "Verordening op de heffing en invordering van rioolrechten 2014", vastgesteld bij besluit van 19 december 2013 en de eerste wijziging van deze Verordening, vastgesteld op 30 januari 2014, worden ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de tweede dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015. 4. Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening rioolheffing 2015" Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 18 december 2014, de1 riffier, D Werkman ervoorz ier), Ç, C Bij l