Epsilon. Hoog Rendement EB - 40/50. Installatie- en Servicehandleiding. Innovation has a name. 9A.51.40.01/04.14 Wijzigingen voorbehouden.



Vergelijkbare documenten
Epsilon. Hoog Rendement EB - 40/50. Gebruikershandleiding. Innovation has a name. 9A /08.12 Wijzigingen voorbehouden.

Gebruikshandleiding. 8H /05.06 Wijzigingen voorbehouden.


Installatievoorschrift. ATAG Cascade. 8A /10.06 Wijzigingen voorbehouden.

I n s t a l l a t i e v o o r s c h r i f t

8A /03.12 Wijzigingen voorbehouden.

Gebruikshandleiding. 8A /05.08 Wijzigingen voorbehouden.

Installatie- en servicemanual

Installatie- en servicemanual

Gebruikshandleiding. BUVA EcoHeat 14-4 BUVA EcoHeat 16-4 BUVA EcoHeat 18-5

Installatievoorschrift. ATAG Comfort Boilers. 8A /09.11 Wijzigingen voorbehouden.

Gebruikshandleiding. Toetsfuncties. Bedrijfsindicaties. Met de programmatoetsen schakelt u de volgende functies aan of uit: centrale verwarming

Installatievoorschrift. EnigmaQ. 8H /10.06 Wijzigingen voorbehouden.

Rogafa. Het nieuwe beugelen! Rogafa. Nieuw advies Wat is de beste manier om een rookgasafvoersysteem

Installatievoorschrift. 9A /08.03 Wijzigingen voorbehouden

Gebruikshandleiding Q-Solar

Het nieuwe beugelen!

Het nieuwe beugelen! Wat is de beste manier om een rookgasafvoersysteem

HET NIEUWE BEUGELEN CHECKLIST. Burgerhout PARTNER INNOVATIVE

GEBRUIKSHANDLEIDING Betrouwbaarheid Innovatie

Gebruikshandleiding. ZonneGasCombiQ. 8H /02.06 Wijzigingen voorbehouden.

Installatievoorschrift. Q-Solar. 8A /12.05 Wijzigingen voorbehouden.

INSTALLATIEVOORSCHRIFT

Q-Solar. Druksysteem. 8A /09.11 Wijzigingen voorbehouden.

Installatie- en servicemanual

Gebruikshandleiding. Bedrijfsindicaties. Toetsfuncties. CV aan/uit ( ) WW aan/uit ( ) Pomp aan/uit (Store) Step-toets. Mode-toets.

Gebruikshandleiding en Installatie- en servicemanual

Gebruikshandleiding. 8A /11.16 Wijzigingen voorbehouden.

CV module Plus Installatievoorschriften

Gebruikshandleiding. 8A /12.16 Wijzigingen voorbehouden.

Gebruikshandleiding. Toetsfuncties. Bedrijfsindicaties. Met de programmatoetsen schakelt u de volgende functies aan of uit: centrale verwarming

7 INSTELLING EN AFREGELING

GEBRUIKSHANDLEIDING Condenseren is ons vak!

Kortsluiting van de aanvoer- Defecte of niet (goed) aangesloten aanvoer- of retourtemperatuursensor. Geen doorstroming

Rogafa. Het nieuwe beugelen! Rogafa. Nieuw advies Wat is de beste manier om een rookgasafvoersysteem

Installatievoorschrift

Gebruikshandleiding ALEC. ATAG Low Energy Concept. 8A /08.12 Wijzigingen voorbehouden.

Nefit Economy cv-boilers

Installatievoorschrift

MYSON. Kickspace 500, 600 & 800. Installatie-, bedienings- en onderhoudsvoorschriften. Deze instructies dienen bij het toestel bewaard te worden

I n s t a l l a t i e v o o r s c h r i f t

Product-Data-Blad. Avanta CW6. De compacte ketel met grootse prestaties

Model A /10.11 Wijzigingen voorbehouden.

Voorschriften checklist Ubbink rookgasafvoersystemen. Rolux enkelwandige PP rookgasafvoer

Nefit EcomLine HR. Gebruikersinstructie. Nefit houdt Nederland warm

XTREME 36. BEDIENINGSVOORSCHRIFT Hoog Rendement Gaswandketel INHOUDSOPGAVE

Installatie- en servicemanual ALEC. ATAG Low Energy Concept. 8A / Wijzigingen voorbehouden.


Twister Condenserende HR RVS boiler

Voorschriften checklist Ubbink rookgasafvoersystemen. Rolux enkelwandige rookgasafvoer/ luchttoevoer in de schacht

Cascade-opstelling Nefit EcomLine HR pakket L2A. Lijnopstelling

Brink Climate Systems BV 40. Maatvoering rookgasafvoermateriaal: De rookgasafvoerdelen dienen te voldoen aan de volgende maatvoering:

Twister Condenserende HR RVS boiler

Montage handleiding BM kunststof PP rookgasafvoerleidingen

Installatie- en servicemanual XL70 XL105 XL140

Handleiding rookgascondensor INHOUDSOPGAVE: WERKING. 1.1 Algemeen 1.2 Werking INSTALLATIE

Hydraulische schema s en installatievoorbeelden

Inhoud Inleiding Toestelbeschrijving Het toestel Programmatoetsen met indicatielampjes Het toesteldisplay De uit

KICKSPACE 500, 600 & 800.

Gebruikshandleiding. i-serie. 8A /09.16 Wijzigingen voorbehouden.

Op de volgende pagina s zijn enkele voorbeelden van opstellingsmogelijkheden te zien. Upsilon Cascade Ketelopstellingen en gemakkelijke installatie

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

Nefit houdt Nederland warm. Gebruikersinstructie. Nefit Economy HR

Installatievoorschriften. Bel-Ro-combi CLV systeem

SGE HR-Condenserende gas-zonneboiler met geïntegreerde

Quinta Pro 45/65/90/115

HR-combiketel. Onderhoud / storingen

Installatie-instructie

GEBRUIKERSHANDLEIDING

Voor de installateur. Montage-instructie. muur- en dakdoorvoerset Nefit EcomLine HR-toestellen (07/2013) NL

Gebruikshandleiding Installatie- en servicemanual

Inbedrijfstelling. Checklist. Voor de installateur AAN DE INSTALLATEUR

Avanta Hogedruksysteem

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

SGE. warmtewisselaar SGE - 40/60. Innovation has a name.

Quick Guide Artel Mono Block schema 1

BM Kunststof Systemen voor afvoer van rookgassen en toevoer van verbrandingslucht

Indirecte warmwaterbereider. Modellen: CP- B25 CP- B200

Winterwarm. Het warme gevoel van Winterwarm. Technische Documentatie. the heat is on. HEATER Type HR30

Nefit EcomLine HR. Gebruikersinstructie. Nefit houdt Nederland warm

Instructieboekje installateurs-mode weersafhankelijke regeling TM2HR Comfort Plus Versietijd: :06:00 Printtijd: :11:03

Elektronische kamerthermostaat

Erratablad Comfort Classic

CW 6. Montage handleiding Lees voor het installeren en gebruiken van het toestel de installatievoorschriften zorgvuldig door. Intergas Verwarming BV 1

Nederland. Condenserende gaswandketels. Calenta. Serviceset instructies AA

BFM Gesloten industriële boiler

Internet: Nefit B.V., Postbus 3, 7400 AA Deventer. Nefit houdt Nederland warm. Gebruikersinstructie

Product-Data-Blad. Calenta 25L CW6. Altijd direct warm water beschikbaar dankzij de gelaagde 'vatencassette'

Kompakt Solo HR 12 HR 22 HR 28

Logboek. Waterkwaliteit T. Voor stalen en rvs ketels met bedrijfstemperaturen tot 100 C (2012/02) NL

Installatie- en service manual Instructions d'installation et service NL : vanaf pagina 2 F : depuis page 35

aanvullende gebruikers handleiding AQUA Plus Versie

MGC OpenTherm regelaar

Verwarmingssystemen Epsilon

Q-Solar. Gebruikshandleiding. Druksysteem. LET OP! Leidingen van en naar het toestel kunnen zeer heet zijn. NIET AANRAKEN!

Nefit EcomLine HR. Gebruikersinstructie. Nefit houdt Nederland warm

Calenta. De meest doordachte CV-ketel ooit. 25s / 28c. met unieke warmtewisselaar

EnigmaQ. Installatie- en service manual Instructions d'installation et service. NL : vanaf pagina 2 F : depuis page 32

- Stel met [+] en/of [-]-toets de gewenste waarde in. - Druk op de e -toets voor het vastleggen van de nieuwe waarde (instelling knippert

Itho HR-combiketel Kli-Max

Transcriptie:

Epsilon Hoog Rendement Condenserende Verwarmingsketel EB - 40/50 0310 867 Installatie- en Servicehandleiding 9A.51.40.01/04.14 Wijzigingen voorbehouden. XX.XX.XXX/XX.XX Wijzigingen voorbehouden. Innovation has a name.

Verklaring van symbolen en tekens van het display Bedrijfsindicatie (op de eerste positie van het display bij technische weergave) 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 A Geen warmtevraag Ventilatiefase Ontstekingsfase Brander actief op CV Brander actief op WW Controle ventilator Brander uit bij vragende kamerthermostaat Nadraaifase pomp op CV Nadraaifase pomp op WW Brander uit door te hoge aanvoerwatertemperatuur Automatisch ontluchtingsprogramma display Centrale Verwarming aan / uit Step-toets bladeren in een hoofdstuk Warm Water aan / uit Pomp-programma aan / uit Mode-toets selecteren van hoofdstukken Reset-toets Ontgrendelen van het toestel bij een storing 2 Waterdruk is te laag (< 0,7 bar). FILL aanduiding blijft continu zichtbaar. Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De installatie moet bijgevuld worden. Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd): - Druk 5 sec. op de STEP-toets. Waterdruk is te laag (<1,0 bar). Knipperende FILL wordt afgewisseld met aanduiding van waterdruk. Toestelvermogen tot 50% mogelijk. De installatie moet bijgevuld worden. Waterdruk is te hoog (> 3,5 bar). HIGH aanduiding blijft continu zichtbaar. Het toestel wordt uit bedrijf genomen. De installatiedruk moet verlaagd worden door water af te tappen.

Inhoud 1 Inleiding...4 2 Regelgeving...6 3 Leveringsomvang...8 4 Ketelbeschrijving...8 5 Ophangen van de ketel...9 6 Aansluiten van de ketel...9 6.1 CV-systeem...9 6.2 Expansievat... 11 6.3 Waterkwaliteit... 11 6.4 Verwarmingssystemen met kunststof leidingen...13 6.5 Gasleiding...13 6.6 Condensafvoerleiding...14 6.7 Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem...15 6.7.1 Dimensionering afvoerkanaal / toevoerkanaal...19 7 Elektrische aansluiting...20 8 Ketelregeling...22 8.1 Verklaring van de functietoetsen...23 9 Vullen en ontluchten van ketel en installatie...24 10 In werking stellen van de ketel...25 10.1 CV-systeem...25 10.2 Instellingen...26 10.3 Fabrieksinstelling activeren (groene toetsfunctie)...28 11 Buiten bedrijf stellen...29 12 Onderhoud...29 12.1 Onderhoudsfrequentie...29 12.2 Controle voor inbedrijfname...30 12.3 Controle op vervuiling...30 12.4 Controle O 2...31 12.5 Onderhoudswerkzaamheden...32 13 Storingsindicatie...34 14 Garantievoorwaarden...35 14.1 Garantie algemeen...35 14.2 Garantie warmtewisselaar...35 14.3 Voorwaarden voor installatie en gebruik...35 14.4 Uitsluitingen...36 14.5 Dekking van de garantie...36 14.6 Claims...36 14.7 Verplichtingen van A.O. Smith...36 Bijlage A Technische specifi caties...37 Bijlage B Toevoegmiddelen systeemwater...38 Bijlage C Afmetingen...39 Bijlage D Installatievoorbeelden...41 Bijlage E Conformiteitsverklaring CV-ketel...43 Bijlage F Conformiteitsverklaring overstortventiel...44 Werkzaamheden aan het toestel mogen alleen door gekwalificeerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaatsvinden. 3

1 Inleiding Dit installatievoorschrift beschrijft de werking, installatie, bediening en het primaire onderhoud* van de Epsilon gaswandketels. Dit installatievoorschrift is bedoeld voor erkende installateurs die de A.O. Smith produkten installeren en in gebruik stellen. Lees ruim voor aanvang van de installatie het installatievoorschrift goed door. A.O. Smith is niet aansprakelijk voor gevolgen die voortvloeien uit ingeslopen fouten of onvolkomenheden in het installatievoorschrift en de gebruikshandleiding. Tevens behoudt A.O. Smith zich het recht voor om haar producten te wijzigen zonder voorafgaande mededeling. Geef de klant bij oplevering van de installatie duidelijke instructies over het gebruik van de installatie, overhandig daarbij de gebruikshandleiding en garantiekaart aan de klant. Wijs de klant op de ondersteunende diensten van A.O. Smith voor service en onderhoud*. Voor het installeren van een rookgasafvoersysteem en/of externe regelingen verwijzen wij u naar de desbetreffende leverancier. Elke ketel is voorzien van een typeplaat. Verifi eer aan de hand van de gegevens op deze typeplaat of de ketel voldoet aan de situatie waarin het geplaatst moet worden, zoals gassoort, netvoeding en afvoerklasse. * Voor verwarmings- en stooktoestellen met een nominaal vermogen van meer dan 100kW zijn er vanuit de overheid binnen de BEMS wetgeving specifi eke regels opgesteld, zogenaamde SCIOS regelgeving. De eigenaar/beheerder is verantwoordelijk voor het naleven van deze regels die met name betrekking hebben op onderhoud en inspecties. A.O. Smith biedt voor de naleving van deze regels ondersteuning met alle services die daarvoor nodig zijn. 4

4 2 1 3 5 8 14 13 7 15 6 T1 P1 T2 G A R C 16 9 10 11 12 toestelweergave EB 40 fi guur 4.a 1 warmtewisselaar 2 ontstekingsunit 3 ventilatorunit 4 luchtinlaatdemper 5 gasblok 6 overstortventiel 7 automatische ontluchter T1 aanvoersensor T2 retoursensor P1 waterdruksensor 8 keramische branderstenen 9 bedieningspaneel 10 Control Tower (CMS) 11 waterfi lter retour CV 12 circulatiepomp 13 rookgasafvoer 14 verbrandingsluchttoevoer G A R C gasleiding aanvoerleiding CV retourleiding CV condensleiding 15 luchtkast 16 typeplaat 5

2 Regelgeving Voor installatie van de Epsilon gelden de volgende regels: - Wetgeving: Bouwbesluit Het bouwbesluit bevat prestatie-eisen over opstelling, afvoer en uitmonding. - NEN 2757; bepalingsmethode voor afvoer - NEN 1087; bepalingsmethode voor ventilatie en prestatie-eisen voor leidingwerk - NPR 3378 of NTR - NEN 3028; veiligheidsvoorschriften - AVWI - NEN 1006; - ARBO-wet; - Plaatselijk geldende voorschriften. De installatie van de ketel mag uitsluitend door een erkend en geregistreerd installateur uitgevoerd worden. Werkzaamheden aan het toestel mogen alleen door gekwalificeerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaatsvinden. De ketel moet aangesloten worden volgens dit installatievoorschrift en alle installatietechnische normen en voorschriften die betrekking hebben op de aan te sluiten installatie. De installateur is verantwoordelijk voor het in acht nemen van de ARBO-wet. Het apparaat mag alleen door bevoegde personen bediend worden, die geïnstrueerd zijn over de werking en het gebruik van het apparaat. Ondeskundig gebruik kan leiden tot schade aan het apparaat en/of de aangesloten installatie. Het apparaat mag niet worden gebruikt door kinderen of personen met verminderde lichamelijke, zintuiglijke of geestelijke vermogens, of gebrek aan ervaring en kennis, tenzij onder toezicht of indien zij instructies daarvoor hebben gekregen. Er moet op toegezien worden dat kinderen niet met het apparaat spelen. Houd rekening met de volgende veiligheidsvoorschriften: - alle werkzaamheden aan de ketel dienen in een droge omgeving plaats te vinden. - laat de Epsilon ketel niet functioneren zonder mantel, tenzij er controle- en afstelwerkzaamheden moeten plaatsvinden (zie hoofdstuk 13). - laat nooit elektrische en elektronische componenten in contact komen met water. Voer de volgende handelingen uit bij (onderhouds-) werkzaamheden aan een reeds aangesloten ketel: - schakel alle functies uit - sluit de gaskraan - trek de stekker uit de wandcontactdoos - sluit de stopkraan van de inlaatcombinatie in de ketel. 6

Indien er controle- en afstelwerkzaamheden uitgevoerd moeten worden let dan op het volgende; - de ketel moet tijdens deze werkzaamheden kunnen functioneren, dus moeten zowel de voedingsspanning, de gasdruk alsook de waterdruk op de ketel blijven staan. Zorg ervoor dat deze tijdens de werkzaamheden geen gevaar kunnen opleveren. Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray). Plaats na (onderhouds-)werkzaamheden altijd de mantel terug en borg de mantel met de schroef. De volgende (veiligheids-) symbolen kunnen in dit installatievoorschrift, op de verpakking en op de ketel voorkomen: Dit symbool geeft aan dat de ketel vorstvrij opgeslagen moet worden. Dit symbool geeft aan dat de verpakking en/of inhoud beschadigd kan raken door onzorgvuldig transport. Dit symbool geeft aan dat de verpakte ketel beschermd moet worden tegen weersinvloeden tijdens transport en opslag. SLEUTEL-symbool. Dit symbool geeft aan dat hier een (de-)montage uitgevoerd moet worden. LET OP-symbool. Dit symbool geeft aan dat extra aandacht gevraagd wordt bij een bepaalde handeling. Tip, beschrijving van een handigheid. 7

3 Leveringsomvang De ketel wordt gebruiksklaar geleverd. Het leveringspakket is als volgt samengesteld: Ketel met mantel; Automatische ontluchter (in ketel); Overstortventiel (in ketel); Vul- en aftapkraan met T-stuk; Ophangbeugel; Bevestigingsmateriaal bestaande uit pluggen en schroeven; Aftekenmal; Installatie- en service manual; Gebruikshandleiding. 4 Ketelbeschrijving Gesloten CV-ketel Het toestel haalt zijn verbrandingslucht van buiten en voert de rookgassen naar buiten af. Condenseren Resultaat van het onttrekken van veel warmte uit de rookgassen. Waterdamp zal als 'water' neerslaan op de wisselaar. Moduleren Harder of zachter branden afhankelijk van de warmte die gevraagd wordt. RoestVastStaal Superdegelijke staalsoort die levenslang zijn bijzonder eigenschappen behoudt. Het roest en erodeert niet, zoals aluminium. De Epsilon is een gesloten, condenserend en modulerende CV-ketel. De ketel is voorzien van een compacte RoestVastStalen warmtewisselaar met gladde buizen. Een doordacht principe met duurzame materialen. De CV-ketel verbrandt (aard)gas voor het leveren van warmte. Deze warmte wordt in de warmtewisselaar overgedragen aan het water in de CV-installatie. Door het sterk afkoelen van de rookgassen ontstaat condens. Hierdoor wordt juist een zeer hoog rendement gehaald. Het gevormde condenswater, dat geen negatieve invloed op de wisselaar en de werking heeft, wordt door de interne sifon afgevoerd. De ketel is voorzien van een intelligent besturingssysteem (CMS Control Management System). Elke ketel anticipeert op de warmtebehoefte van de CV-installatie of de warmwatervoorziening. Hierdoor zal de ketel zijn vermogen afstemmen op de installatie. Dit betekent dat de ketel langer en op een laag niveau in bedrijf zal zijn. Indien er een buitenvoeler wordt aangesloten kan de regeling weersafhankelijk functioneren. Dit houdt in dat de regeling de buitentemperatuur en de aanvoerwatertemperatuur meet. Aan de hand van deze gegevens berekent het besturingssysteem de optimale aanvoerwatertemperatuur in de installatie. Verklaring van de typeaanduiding: Epsilon EB 50 Epsilon = Serie EB = Type 50 = Indicatie belasting in kw 8 Epsilon ketels hebben allen Gaskeurlabels*. De volgende Gaskeurlabels komen bij Epsilon CV-ketels voor: - HR107 Hoog Rendement 107%. - SV Schone Verbranding. * Indien er wijzigingen aan de ketelconstructie worden doorgevoerd voldoet de ketel niet meer aan de CE-eisen en Gaskeur. Gaskeur-label is tevens van toepassing op een temperatuurregime van 80/60 C.

5 Ophangen van de ketel Ketel installeren conform geldende richtlijnen in daarvoor bestemde en goed geventileerde opstellingsruimte. De opstellingsruimte voor de CV-ketel moet vorstvrij zijn. De ketel kan met de ophangbeugel en het meegeleverde bevestigingsmateriaal aan praktisch elke wand worden bevestigd. De wand moet vlak en zó stevig zijn dat deze het ketelgewicht met waterinhoud kan dragen. Let op de minimale afstanden tussen ketel, wanden en plafond ten behoeve van het plaatsen en verwijderen van de mantel (zie bijlage C). Met behulp van de bijgeleverde aftekenmal kan de plaats van de ketel bepaald worden. Til de ketel alleen op aan de achterwand. 6 Aansluiten van de ketel De ketel beschikt over onderstaande aansluitleidingen: CV-leidingen. Deze moeten met knelfi ttingen aangesloten worden op de installatie; Gasleiding. De aansluiting op de ketel is voorzien van binnendraad waarin het staartstuk van de gaskraan gedraaid kan worden; Condensafvoerleiding. Dit is een ovale 24 mm kunststof leiding. Hierop kan door middel van een open verbinding de afvoerleiding aangesloten worden. Indien nodig kan de leiding worden verlengd met een ø 32 mm PVC sok; Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem. Deze kunnen als 2x ø80 mm of concentrisch ø80/125 mm aangesloten worden. Het is aan te bevelen om de aanvoer- en retourleiding onder de ketel te voorzien van een afsluiter met aftapper om toekomstig onderhoud te vergemakkelijken. Het is aan te bevelen alle ketelaansluitleidingen en/of de installatie schoon te spoelen en/of schoon te blazen alvorens deze aan te sluiten op de ketel. 6.1 CV-systeem Monteer het cv-systeem volgens de huidige regelgeving. De ketelleidingen moeten door middel van knelfi ttingen aangesloten worden op de installatie. Voor het aansluiten op dikwandige pijp (gelast of gefi t), moeten verloopstukken worden gebruikt. Bij het verwijderen van de kunststof afdichtdoppen op de leidingen kan vuil testwater vrijkomen. De ketel beschikt over een zelfregelend en zelfbeschermend besturingssysteem voor de belasting en de pompcapaciteit. Hierbij wordt het temperatuurverschil tussen het aanvoer- en retourwater gecontroleerd. Tabel 3 geeft de waterverplaatsing weer die de circulatiepomp kan leveren bij een bepaalde installatieweerstand. Keteltype Pomptype Waterstroming over de ketel Toelaatbare installatieweerstand UPER l/min l/h kpa mbar EB 40 20-70 24,6 1478 22 220 EB 50 20-80 30,1 1803 10 100 Installatieweerstand tabel 6.1.a 9

Pas voor de EB 50 altijd een open verdeler toe om stromingsproblemen over de CV-installatie te voorkomen. A.O. Smith levert hiervoor de open verdeler voor 1 toestel met art.nr. 0310372. Deze wordt direct onder het CV-toestel op de aanvoer- en retourleiding aangesloten. Indien de installatieweerstand hoger is dan de vermelde waarde zal de pomp op maximale pompcapaciteit gaan draaien en de belasting aanpassen totdat een, voor de regeling acceptabel, temperatuurverschil tussen aanvoer- en retourwater is bereikt. Wanneer het temperatuurverschil hierna te groot blijft zal de ketel zichzelf uitschakelen en wachten tot het te grote temperatuurverschil tussen de aanvoer en de retour weer afgenomen is. De regeling zal, indien een onacceptabel temperatuurverschil wordt geconstateerd, herhaaldelijk proberen waterstroming tot stand te brengen. Lukt dit niet, dan zal de ketel blokkeren. Indien de installatieweerstand te hoog is, kan in combinatie met een open verdeler een extra externe pomp in serie met de ketel worden geïnstalleerd. De voeding voor deze externe circulatiepomp kan in de ketel op het aansluitblok worden aangesloten, waardoor deze pomp op dezelfde tijdstippen schakelt als de ketelpomp. Het maximaal opgenomen vermogen van de externe circulatiepomp mag maximaal 230 W (1 Amp) zijn. De extra externe pomp moet op basis van de installatieweerstand en benodigde fl ow geselecteerd worden. H(m) EB 40 externe installatiepomp met open verdeler fi guur 6.1.a EB 50 pompkenlijnen Q(m³/h) grafi ek 6.1.a 10 De ketel is standaard voorzien van een waterfi lter in de retourleiding van de ketel. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele vervuiling van het CV-water in de ketel terechtkomt. De ketel is tevens voorzien van een intern overstortventiel van 3 bar. Deze is gezamenlijk met de condensafvoer aangesloten op de afvoerconstructie naar het riool. Indien alle, of een groot deel van de radiatoren voorzien zijn van thermostatische radiatorkranen, moet een drukverschilregelaar worden toegepast om stromingsproblemen in de installatie te voorkomen. De toegepaste drukverschilregelaar moet dezelfde diameter hebben als de aansluitdiameter van de aanvoer- en retourleiding van het toestel. De ketel is niet geschikt voor installaties die zijn uitgevoerd met open expansievaten. Toevoegmiddelen aan het water in de installatie zijn slechts toegestaan na schriftelijke toestemming van A.O. Smith. Neem contact op met A.O. Smith bij het toepassen van meerdere CV-ketels in één cascade-installatie.

6.2 Expansievat De CV-installatie moet voorzien worden van een expansievat. Het expansievat dat wordt toegepast moet afgestemd zijn op de waterinhoud van de installatie. De voordruk is afhankelijk van de installatiehoogte boven het gemonteerde expansievat. Zie tabel 6.2.a. keuze expansievat installatiehoogte boven het expansievat voordruk van het expansievat 5 m 0,5 bar 10 m 1,0 bar 15 m 1,5 bar tabel 6.2.a De EB 40 en EB 50 Solo-ketels zijn NIET voorzien van een expansievataansluiting. Indien een van deze Solo-ketels wordt gecombineerd met een boiler moet men rekening houden dat het expansievat aangesloten wordt in de leiding tussen de driewegklep en de ketelcirculatiepomp. 6.3 Waterkwaliteit Installatie vullen met drinkwater. In veruit de meeste gevallen kan een CV-installatie worden gevuld met water volgens landelijk geldend waterbesluit en is behandeling van dit water niet noodzakelijk. Om problemen met CV-installaties te vermijden moet de kwaliteit van het vulwater aan de specifi caties voldoen die vermeld staan in tabel 6.3.a: Als het vulwater buiten de gestelde specifi caties valt, raden wij u aan om het water zodanig te behandelen dat het voldoet aan de gestelde specifi caties. Aanspraak op garantie vervalt indien de installatie niet wordt gespoeld en/ of de kwaliteit van het vulwater niet voldoet aan de door A.O. Smith gestelde specificaties. Neem altijd vooraf contact op met A.O. Smith indien er onduidelijkheden en/of afwijkingen te bespreken zijn. Zonder akkoord vooraf vervalt de garantie. Installatie: - Het gebruik van grondwater, demi-water en gedestilleerd water is niet toegestaan. (een verduidelijking van deze termen is op de volgende pagina weergegeven) - Wanneer de kwaliteit van het drinkwater valt binnen de specifi caties vermeld in tabel 6.3.a, kan worden begonnen met het spoelen van de installatie alvorens het toestel te installeren. - Gedurende deze spoeling moeten restanten van corrosieproducten (magnetiet), fit producten, snij-olie en andere ongewenste producten worden verwijderd. - Een andere mogelijkheid om vuil te verwijderen is het plaatsen van een fi lter. Het type fi lter moet passen bij het soort en korrelgrootte van de vervuiling. A.O. Smith adviseert het gebruik van een fi lter. Hierbij moet er op worden gelet dat het gehele leidingsysteem wordt meegenomen. - De CV installatie moet goed worden ontlucht alvorens het systeem in gebruik te nemen. Zie daarvoor hoofdstuk Inbedrijfname. - Wanneer het met regelmaat noodzakelijk is (>5% op jaarbasis) dat er water dient te worden bijgevuld is er sprake van een structureel probleem en dient een installateur dit probleem te verhelpen. Door het regelmatig toevoegen van vers water aan het systeem wordt ook zuurstof en kalk bijgedoseerd waardoor magnetiet en kalk afzetting zich kunnen continueren. Dit kan resulteren in verstoppingsproblemen en/of lekkages. - Wanneer gebruik wordt gemaakt van een antivries of andere toevoegmiddelen, dient de kwaliteit van het vulwater periodiek te worden gecontroleerd overeenkomstig met de tijdsperiode zoals die is aangegeven door de leverancier van dit middel. - Chemische toevoegingen moet worden vermeden en mogen enkel worden gebruikt na door A.O. Smith voor de betreffende toepassing te zijn vrijgegeven. 11

- Wanneer men de waterkwaliteit wil behalen door middel van het gebruik van chemische middelen is dit zijn/haar verantwoordelijkheid. Wanneer het water niet voldoet aan de door A.O. Smith gestelde specificaties of chemische middelen niet door A.O. Smith zijn vrijgegeven vervalt de garantie op het door A.O. Smith geleverde product. - A.O. Smith adviseert om bij installatie en latere bijvullingen of wijzigingen in een logboek te vermelden welk type water is gebruikt, welke kwaliteit dit was en, indien van toepassing, welke additieven en in welke hoeveelheden zijn toegevoegd. Parameter Waarde Type water Drinkwater Onthard water ph 6.0-8.5 Geleidbaarheid (bij 20 C in μs/cm) Max. 2500 IJzer (ppm) Max. 0.2 Hardheid ( dh) Installatievolume/-vermogen 1-12 <20 l/kw Installatievolume/-vermogen 1-7 >=20 l/kw Zuurstof Geen zuurstof diffusie toegestaan gedurende bedrijf. Max. 5% vulwater bijvulling op jaarbasis Corrosie inhibitoren Zie Bijlage Toevoegmiddelen ph verhogende of verlagende middelen Zie Bijlage Toevoegmiddelen Antivries toevoegingen Zie Bijlage Toevoegmiddelen Andere chemische toevoegingen Zie Bijlage Toevoegmiddelen Vaste stoffen Niet toegestaan Restanten in het proces water die geen Niet toegestaan onderdeel uitmaken van drinkwater Tabel 6.3.a Definitie van type water: Drinkwater: Leidingwater dat in overeenstemming is met de Europese drinkwaterrichtlijn: 98/83/EG van 3 november 1998. Onthard water: Water waar calcium en magnesium ionen gedeeltelijk uit zijn verwijderd Demi-water: Water waar nagenoeg alle zouten uit zijn verwijderd (erg lage geleidbaarheid) Gedestilleerd water: Water waar geen zouten meer in aanwezig zijn. 12

6.4 Verwarmingssystemen met kunststof leidingen Bij het aansluiten of het toepassen van kunststof leidingen (vloer- en/of wandverwarming) of leidingdelen (radiatoraansluitingen, verdeeleenheden), moet men er rekening mee houden dat de toegepaste kunststof leidingen voldoen aan: - DIN 4726 t/m 4729 (geen hogere zuurstofdoorlatend-heid dan 0,1 g/m3.d bij 40 C) of - Nationale BRL 5606 van KIWA (geen hogere zuur-stofdoorlatendheid dan 0,18 g/ m2.d bij 80 C) Zorg ervoor dat een systeem met kunststofleidingen goed ontlucht wordt en blijft. Indien het systeem niet voldoet aan een van deze normen, moet het deel met kunststof leidingen gescheiden worden van de CV-ketel door middel van een platenwisselaar. 6.5 Gasleiding Bepaal de diameter en monteer de gasleiding volgens de huidige regelgeving. De ketelleiding is voorzien van een binnendraad, waarin het staartstuk van de gaskraan kan worden gedraaid. Voor een goede werking van de CV-ketel is het noodzakelijk dat de dynamische voordruk van de gasinstallatie bij het in bedrijf zijn van de CV-ketels hoger is dan 20 mbar. Zorg ervoor dat, met name bij nieuwe leidingen, de gasleiding geen vuilresten bevatten. De Epsilon ketels kunnen worden omgebouwd van aardgas naar propaan. Indien de ketel omgebouwd moet worden levert A.O. Smith ombouwsets voor dit doel. De ombouwinstructies worden met de kit meegeleverd. Het propaangas moet een zuiverheid van ten minste 90% hebben. Wanneer het butaan-gehalte meer is dan 10% vervalt de garantie op de warmtewisselaars. Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray). 13

6.6 Condensafvoerleiding De Epsilon CV-ketels produceren condenswater. Dit condenswater moet afgevoerd worden, anders zal de ketel niet meer functioneren. De gezamenlijke condensafvoerleiding dient door middel van een open verbinding aangesloten te worden op de riolering. Hiermee wordt voorkomen dat eventuele rioolgassen in de ketel terecht komen. De rioolaansluiting moet een minimale diameter van 32 mm hebben. Monteer de condensafvoerleiding volgens de huidige regelgeving. Op de gezamenlijke condensafvoerleiding zijn de volgende componenten aangesloten: - Condensafvoer; - Overstortventiel; Het afvoeren van het condenswater op de hemelwaterafvoer is, met het oog op bevriezingsgevaar, niet toegestaan. Vul vóór het in bedrijf nemen van de ketel de sifon met water. 14

6.7 Rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem Met het rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem wordt bedoeld: - De rookgasafvoerleiding; - De luchttoevoerleiding; - Dak- of geveldoorvoer. De rookgasafvoer- en luchttoevoerinstallatie moet voldoen aan: - de regelgeving genoemd in hoofdstuk 2, - de voorschriften uit dit installatievoorschrift en het installatievoorschrift van het toe te passen rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem. Alle rookgasafvoerdelen die zich buiten de schacht of brandwerende omkokering bevinden moeten uitgevoerd zijn in RVS. Legenda: RVS = RoestVastStaal PP = Polypropyleen MW = Metaal wit PP RVS Luchtfi lter Open opstelling RVS PP Toestelklasse: B Uitmondingsgebied 1 (vrij uitmondingsgebied) PP Gesloten en open opstelling PP RVS PP PP/MW PP/MW PP/MW Toestelklasse: C Toegestaan mits aanzuiging en uitmonding in hetzelfde drukvlak. Gesloten opstelling fi guur 6.7.a 15

De ketelaansluitdiameter is concentrisch ø 80/125 mm. Hierop kan het rookgasafvoeren luchttoevoersysteem gemonteerd worden al dan niet voorzien van bochten. Zie tabel 6.7.1.a voor de maximaal toepasbare leidinglengte. Ombouw van concentrisch naar parallel Het is ook mogelijk om de ketel met een parallele aansluiting van of 2x 80mm uit te voeren. In dit geval dient de Ombouwset concentrisch aansluitstuk naar parallel apart besteld te worden. Art.nr. 0310373(S). A A. 1. Druk de 2 clips enigszins naar buiten. 1 B 2 B. 2. Trek het concentrisch aansluitstuk uit de ketel. 3. Druk de deksel in de luchttoevoer van binnenuit naar boven weg. 3 C 8 6 5 7 4 C. 4. Trek de rubber afdichting om de on-derzijde van de afvoerstomp. 5. Druk de afvoerstomp in de ketel en de uitlaatpijp totdat u CLICK hoort. 6. Druk de ø125mm deksel over de af-voerstomp in de ø125mm opening totdat u CLICK hoort. 7. Druk de rubber plug in geopende positie in de O2 meetopening en sluit de stop. 8. Druk de rubber afdichting rond de bovenzijde van de rookgasafvoerstomp. D D. Sluit het parallel rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem aan (2x ø80mm). boiler conversion from concentric to parallel fi gure 6.7.b 16

Wij adviseren een eenvoudig rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem samen te stellen. Voor nadere informatie omtrent het leveringsprogramma van het afvoer- en toevoersysteem adviseren wij u contact op te nemen met A.O. Smith. Het A.O. Smith rookgasafvoersysteem is uitsluitend bedoeld en geschikt voor toepassing op A.O. Smith CV-ketels op aardgas of propaan. De maximale rookgastemperaturen van de Epsilon CV-ketels liggen beneden 70 C (vollast bij 80/60 C). De goede werking kan nadelig beïnvloed worden door veranderingen of aanpassingen van het bedoelde gebruik. Eventuele garantieaanspraken vervallen als gevolg van dergelijke wijzigingen of het onjuist opvolgen van de regelgeving en de installatievoorschriften. Stel het afvoersysteem samen met uitsluitend de onderdelen uit het A.O. Smith product programma. Combinaties met andere merken of systemen zijn, zonder schriftelijke goedkeuring van A.O. Smith, niet toegestaan. Indien voor ander rookgasafvoer- en luchttoevoermateriaal gekozen wordt, moet het materiaal voorzien zijn van het Gastec QA en/of KOMO label. Afschot Het afvoersysteem dient bij horizontale delen altijd onder afschot (50 mm/m) naar de ketel aangebracht te worden, zodat zich geen condenswater in het afvoersysteem kan verzamelen. Door het teruglopen van het condenswater naar de ketel is de kans op ijspegelvorming aan de dakdoorvoer minimaal. Bij horizontale uitmondingen dient het toevoersysteem onder afschot naar buiten geplaatst te worden om inregenen te voorkomen. Het plaatsen van een extra condensopvanginrichting in het afvoersysteem is overbodig. De ketel produceert, wanneer het in bedrijf is, een witte condenspluim. Deze condenspluim is onschadelijk maar kan, met name bij uitmondingen in de gevel, als hinderlijk ervaren worden. Daarom verdient een bovendakse uitmonding de voorkeur. Aansluiten en beugelen Een rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem moet altijd voorzien zijn van voldoende afsteuning tegen de wand of dak door middel van beugels. - Fixeer altijd iedere bocht om of nabij de mof met een montagebeugel. Enige uitzondering: de eerste mof vanaf de ketel indien beide pijpen korter zijn dan 25cm. Plaats de eerste beugel op maximaal 50cm vanaf de ketel. - Bij buislengten van meer dan 1 meter: plaats een niet-fi xerende beugel tussen de fi xerende beugels. - Maximale beugelafstand horizontale en 45 hellende leidingen: 1 meter Maximale beugelafstand verticale leidingen: 2 meter Bij schachtenaansluiting: - Controleer of de leidingen behorende bij de schacht niet geblokkeerd en niet beschadigd zijn. - Controleer of de leiding onder het juiste afschot is geïnstalleerd. - Markeer wat de rookgasafvoer en de luchttoevoer is. - Controleer of de stompen minimaal 50 mm uit de schacht steken.beugel het laatste element van de verbindingsleiding voor de doorvoer/schacht. Als dit laatste element een bocht is, kan ook het voorliggende element gebeugeld worden. 17

Uitzetten - Monteer het rookgasafvoer- en luchttoevoersysteem altijd spanningsvrij. - Schuif kunststof rookgasafvoerdelen altijd eerst geheel in elkaar en trek de verbinding 10mm terug. Zo ontstaat er voldoende ruimte tot uitzetten bij temperatuurverhogingen. Afdichtingen en verbindingen - Voorkom het beschadigen van afdichtringen door haaks afkorten en ontbramen - Beschadigde afdichtringen vervangen - Verbindingen niet schroeven, blindklinken, kitten, schuimen of plakken - Gebruik, indien nodig, het door de fabrikant voorgeschreven smeermiddel voor de afdichtringen. Geen vet, (zuurvrije) vaseline of olie. Zie de volledige installatievoorschriften van het desbetreffende rookgasafvoeren luchttoevoermateriaal voor de montageinstructies en het Rogafa advies: www. hetnieuwebeugelen.nl. Voor fl exibel rookgasafvoermateriaal gelden de installatieinstructies van de desbetreffende fabrikant. Parallel (2-pijps) Beugelafstanden bij parallel aangesloten rookgasafvoer en luchttoevoer Figuur 6.7.b Concentrisch 18 Beugelafstanden bij concentrisch aangesloten rookgasafvoer en luchttoevoer Figuur 6.7.c

6.7.1 Dimensionering afvoerkanaal / toevoerkanaal De diameter wordt bepaald door de totale lengte, inclusief aansluitpijp en, verloop van het rookkanaal (zoals bij inmeten is vastgesteld) en het type ketel. Een te kleine diameter kan leiden tot storing. Zie tabel 6.7.1.a voor keuze van het systeem met de juiste diameter en zie ook NEN 2757. De tabel toont de maximale afvoerlengte bij verschillende ketelvermogens. Er is een langere afvoerlengte te behalen door de diameter van te vergroten naar ø100mm. Voorbeeld: Een EB 40 met een concentrisch afvoersysteem ø80/125mm heeft volgens de tabel een maximale rechte afvoerlengte van 13m. In het toe te passen systeem moeten 2x een 45 bocht opgenomen worden. De maximale afvoerlengte wordt dan: 13 - (2 x 1,1) = 10,8m. Toelichting op tabel 6.7.1.a: Tweepijps afvoersysteem: Concentrisch afvoersysteem: maximale opgegeven lengte = afstand tussen ketel en dakdoorvoer A. maximale opgegeven lengte = afstand tussen ketel en dakdoorvoer B. Bij toepassing van bochten moet de opgeven waarde achter elke bocht van de maximale rechte lengte afgetrokken worden (zie voorbeeld). Tweepijps afvoersysteem ø80mm A in m ø100mm A in m EB 40 Maximale rechte lengte 80 18 Maximale rechte lengte 100 39 weerstandslengte 87 bocht -1,5 weerstandslengte 87 bocht -1,8 weerstandslengte 45 bocht -0,8 weerstandslengte 45 bocht -0,9 EB 50 Maximale rechte lengte 80 6 Maximale rechte lengte 100 18 weerstandslengte 87 bocht -1,5 weerstandslengte 87 bocht -1,8 weerstandslengte 45 bocht -0,8 weerstandslengte 45 bocht -0,9 Concentrisch afvoersysteem ø80/125mm B in m ø100/150mm B in m EB 40 Maximale rechte lengte 80/125 13 Maximale rechte lengte 100/150 34 weerstandslengte 87 bocht -2,8 weerstandslengte 87 bocht -2,6 weerstandslengte 45 bocht -1,1 weerstandslengte 45 bocht -1,1 EB 50 Maximale rechte lengte 80/125 6 Maximale rechte lengte 100/150 10 weerstandslengte 87 bocht -2,8 weerstandslengte 87 bocht -2,6 weerstandslengte 45 bocht -1,1 weerstandslengte 45 bocht -1,1 Dimensionering rookgasafvoer / luchttoevoer Tabel 6.7.1.a 19

7 Elektrische aansluiting De ketel voldoet aan de CE- machinerichtlijn 89/392/EEG. De installatie moet (blijven) voldoen aan: - Voorschriften voor elektrische apparaten NEN 1010; - De plaatselijk geldende voorschriften; Een afwijking van +10% of -15% op het net van 230V/50Hz is toegestaan. De ketel moet worden aangesloten op een geaarde wandcontactdoos. Deze moet zichtbaar en binnen handbereik zijn. De ketel voldoet aan de volgende voorschriften: - Laagspanningsrichtlijn 73/23/EEG - EMC richtlijn 89/336/EEG Verder gelden de volgende algemene voorschriften: - Aan de bedrading van de ketel mogen geen wijzigingen worden aangebracht; - Alle aansluitingen moeten op het aansluitblok gemaakt worden. - Het netsnoer moet, bij eventuele vervanging, door een A.O. Smith netsnoer vervangen worden (Art.nr. 0310374(S). De bus thermostaat of regelaar moet op de daarvoor bestemde positie worden aangesloten. Alle overige soorten of merken kamerthermostaten of regelingen die worden toegepast moeten beschikken over een potentiaalvrij contact en moeten aangesloten worden op pos. 22 en 23. Bij het toepassen van een aan / uit thermostaat of regelaar is het mogelijk dat er een anticipatieweerstandsdraad in de ketel moet worden geplaatst om te grote temperatuurschommelingen te voorkomen.de anticipatieweerstandsdraad is meegeleverd en moet gemonteerd worden op de klemmen 23 en 27. De anticipatieweerstand in de kamerthermostaat moet op 0,11 A ingesteld worden. De anticipatieweerstandsdraad moet ook toegepast worden bij kamerthermostaten met het zogenaamde 'power stealing'-systeem. Voor een weersafhankelijke regeling moet de A.O. Smith buitenvoeler (optioneel, art.nr. 0310332) aangesloten worden op pos. 18 en 19. Voor meer gedetailleerde vragen over componenten, die niet door A.O. Smith zijn geleverd, neem contact op met de betreffende leverancier. Aansluitblok Aansluitblok netvoeding 230 Volt voor externe pomp 230 Volt voor externe regelaar 230 Volt 8A.35.22.04 externe driewegklepmotor en boilersensor buitensensor Bus thermostaat Aan / uit thermostaat of regelaar n.v.t. 24 Volt maximaal 100 ma fi guur 8.1.a 20

elektrisch aansluitschema fi guur 8.a 21

8 Ketelregeling De ketel is voorzien van een zelfsturende regeling, het zogenaamde Control Management System (CMS). Deze regeling neemt een groot deel van de handmatige instellingen over, waardoor het in bedrijf nemen sterk is vereenvoudigd. Na het insteken van de stekker in de wandcontactdoos zal de ketel geen bedrijfsactie ondernemen en zal geen enkel bedrijfslampje gaan branden, totdat één van de functietoetsen wordt bediend. Het display zal de betreffende status weergegeven. Bij een lege installatie toont het display FILL. Het uitlezen van de status kan op twee manieren. Good-weergave of standaard weergave De eerste manier toont een eenvoudige displayweergave. De ketel toont tijdens normaal bedrijf: 'Good'. Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van Good worden weergegeven op het display. Technische weergave De tweede manier toont een technische weergave. Getoond wordt, onder andere: links de bedrijfsstatus waarin de ketel actief is; rechts de aanvoerwatertemperatuur; de waterdruk van de CV-installatie. Indien er een melding (storing o.i.d) noodzakelijk is zal deze in plaats van technische weergave worden getoond op het display. Van Good-weergave naar Technische weergave (en omgekeerd): - Druk 5 sec. op de STEP-toets. Na het vullen van de installatie wordt het automatisch ontluchtingsprogramma pas geactiveerd, door de CV, WW- of pompfunctietoets (, of ) te bedienen. Het automatisch ontluchtingsprogramma duurt 17 minuten en stopt automatisch. Hierna zal de ketel voor de ingeschakelde functie in werking treden (Zie verder 'Vullen en ontluchten van ketel en installatie'). Bij een warmtevraag, die ontstaat voor CV of WW, zal een watertemperatuur berekend worden. Deze berekende watertemperatuur wordt de T-set waarde genoemd en hierop zal het ketelvermogen gestuurd worden. Bij een pas ingeschakelde ketel is de opbouwvertraging van de T-set waarde actief. Dit heeft hoofdzakelijk als doel te voorkomen dat de ketel op vol vermogen in bedrijf gaat, waardoor hinderlijke geluiden en onnodige temperatuurpieken kunnen ontstaan. Mocht tijdens een CV-vraag de brander uitschakelen, omdat de gewenste CV-temperatuur overschreden is, dan treedt er een anti-pendeltijd in werking van 5 minuten. Dat betekent dat de brander na 5 minuten weer inschakelt indien er nog CV-vraag is. 22 Bij warmtevraag op de warmwatervoorziening wordt de T-set waarde op de CVretourwatertemperatuur geregeld. Afhankelijk van de hoeveelheid sanitairwater dat aan de boiler wordt onttrokken zal de CV-retourwatertemperatuur variëren waarop de belasting van de ketel wordt gestuurd.

8.1 Verklaring van de functietoetsen - (CV) functietoets. (de-)activeren van de Centrale Verwarming (lampje uit/aan); - (WW) functietoets. (de-)activeren van de Warmwatervoorziening (lampje uit/aan); - (PC) functietoets. stelt de pomp op continu watercirculatie over de CV-installatie (lampje aan), of volgens de nadraaitijden op de betreffende functie's (lampje uit); Indien de pomp continu aan staat kan dit in de zomer leiden tot ongewenste warmte in de CV-installatie. Mode-toets. Met kort indrukken kan een selectie van de gegevenshoofdstukken worden opgevraagd. Na 5 seconden indrukken is het mogelijk om de code in te geven zoals omschreven is in hoofdstuk Instellingen; Step-toets. Met kort indrukken kan het opvragen van de waterdruk worden gedaan. Na 5 seconden indrukken wordt omgeschakeld van de Good-weergave naar de technische weergave en omgekeerd; Reset-toets. Met kort indrukken wordt: - een storing ontgrendeld; - een ingegeven toegangscode beëindigd; Na 5 seconden indrukken wordt een bedrijfsstop gemaakt voor bijvoorbeeld het activeren van het automatisch ontluchtingsprogramma. Enkele toetsen kennen nevenfuncties. Deze nevenfuncties zijn alleen actief indien er volgens de procedure, beschreven in het hoofdstuk Instellingen, parameters gewijzigd moeten worden of gegevens opgevraagd worden uit het CMS. Nevenfuncties: - CV toets : + functie; - WW toets: - functie; - PC toets : store-functie (bevestigen van een gewijzigde instelling); - Step-toets : 'bladeren' in een gegevenshoofdstuk. 23

9 Vullen en ontluchten van ketel en installatie De CV-installatie dient gevuld te worden met drinkwater. Voor het vullen van de CVinstallatie gebruikt u de vul- en aftapkraan. Het vullen gaat als volgt: 1 Steek de stekker in de wandcontactdoos; 2 Het display toont FILL. 3 Alle functies uit (Verwarming, warmwater en pomp); 4 Druk kort op de 'STEP'-toets: Px.x = waterdruk in bar 5 Sluit de vulslang aan op de koudwaterkraan; 6 Vul de slang geheel met drinkwater; 7 Sluit de gevulde vulslang aan op de vul- en aftapkraan van de CV-installatie 8 Open de vul- en aftapkraan; 9 Open de koudwaterkraan; 10 Vul langzaam de installatie tot 1,5-1,7 bar (waarde op display loopt op); 11 STOP op display; 12 Sluit koudwaterkraan; 13 Ontlucht de gehele cv-installatie: begin op het laagste punt; 14 Controleer waterdruk en vul eventueel bij tot 1,5 tot 1,7bar 15 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn; 16 Druk de functietoetsen (, en/of )in; 17 Indien A xx op het display verschijnt: 17 minuten wachten (koffi etijd!); 18 Controleer de waterdruk en vul indien nodig bij; 19 Druk kort op de 'STEP'-toets; 20 Zorg dat de koudwaterkraan en de vul- en aftapkraan gesloten zijn; 21 Koppel de vulslang los; 22 Na beëindigen van het automatisch ontluchtingsprogramma (A xx) keert de ketel terug naar de Good- weergave of de technische weergave. 24 Het kan enige tijd duren voordat alle lucht uit een gevulde installatie is verdwenen. Zeker de eerste week kunnen geluiden hoorbaar zijn die wijzen op lucht. De automatische ontluchter in de ketel zal deze lucht laten verdwijnen, waardoor de waterdruk gedurende deze periode kan dalen en er water bijgevuld zal moeten worden.

10 In werking stellen van de ketel Zorg ervoor, alvorens de ketel in bedrijf te stellen, dat de ketel en de installatie goed ontlucht zijn. Ontlucht de gasleiding en open de gaskraan van de ketel. De ketel behoeft geen afstelling van branderdruk en luchthoeveelheid, omdat deze zelfregelend is en fabrieksmatig is afgesteld en mag niet worden nagesteld. Meet alleen de maximale luchtverplaatsing over de ketel (zie hoofdstuk Controle op vervuiling). 10.1 CV-systeem Door middel van de toets (Centrale verwarming) wordt, mits er warmtevraag is, de verwarming in werking gesteld. De circulatiepomp zal gaan circuleren en de ketel zal gaan branden. 25

10.2 Instellingen Instellingen wijzigen Wanneer de ketel geïnstalleerd is, is het in principe gereed om in gebruik genomen te worden. Alle instellingen van de besturing zijn reeds geprogrammeerd voor een verwarmingsinstallatie met radiatoren/convectoren met een aanvoertemperatuur van 85 C. De instellingen zijn beschreven in het Parameter-hoofdstuk op pagina 27. Er kunnen gevallen zijn dat er instellingen gewijzigd moeten worden, bijvoorbeeld bij: - Lagere aanvoertemperatuur Neem daarom het Parameter-hoofdstuk door om het toestel op de situatie in te stellen. Neem bij twijfel contact op met A.O. Smith. Om een instelling te wijzigen moet u als volgt handelen: STAP 1 STAP 2 STAP 3 Druk 5 seconden op de MODE-toets. Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal; Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123; Druk op de STORE-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 x). U heeft nu toegang tot het installateursniveau. Er zijn 4 hoofdstukken: PARA INFO SERV ERRO Parameters Informatiehoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk) Servicehoofdstuk Error-hoofdstuk (geen wijzigingen mogelijk) De hoofdstukken worden op de volgende pagina's beschreven. STAP 4 STAP 5 STAP 6 Druk kort op de MODE-toets om een van de 4 hoofdstukken te selecteren, bv. PARA; Druk 1 of meerdere malen kort op de STEP-toets om een parameter te selecteren (parameter is links zichtbaar, waarde rechts) ; Verstel de waarde, indien gewenst / mogelijk, door middel van de + of de - toets 26 STAP 7 STAP 8 Druk kort op de STORE-toets om de nieuwe instelling te bevestigen. Indien u meerdere waarden wilt wijzigen, herhaal dan vanaf stap 5 Druk één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY of Good getoond wordt: Na enige seconden zal de tekst StBY worden vervangen door de technische of Good- weergave (Afhankelijk vanuit welke weergave de toegangscode is ingegeven). Om vanuit een willekeurige weergave terug te keren naar de oorspronkelijke displayweergave drukt u één of meerdere malen op de MODE-toets tot StBY getoond wordt. Als gedurende 20 minuten geen enkele toets is gebruikt verschijnt automatisch de Goodof technische weergave op het display.

Parameter-hoofdstuk fabrieksinstelling PARA Omschrijving Range 1 C maximale aanvoerwatertemp. CV 20-90 C 2* type CV installatie: radiatoren; luchtverwarming; convectoren: 01 T max. aanvoerwater 85 C; K factor stooklijn 2.3; gradiënt 5 C/min; schakeldifferentie 6 C radiatoren met veel VO of vloerverwarming als bijverwarming: 02 T max. aanvoerwater 70 C; K factor stooklijn 1.8; gradiënt 5 C/min; schakeldifferentie 5 C vloerverwarming met radiatoren als bijverwarming: 03 T max. aanvoerwater 60 C; K factor stooklijn 1.5; gradiënt 4 C/min; schakeldifferentie 4 C volledige vloerverwarming: 04 T max. aanvoerwater 50 C; K factor stooklijn 1.0; gradiënt 3 C/min; schakeldifferentie 3 C 3 max. maximale vermogen CV in kw min-max 4* 00 regelprincipe met aan / uit thermostaat: 100 % aan / uit thermostaat 00 100 % aan / uit weersafhankelijk 01 5* 2.3 stooklijn K-factor (zie ook stooklijngrafiek) 0.2-3.5 6* 1.4 stooklijn exponent (zie ook stooklijngrafiek) 1.1-1.4 7* -10 stooklijn klimazone (zie ook stooklijngrafiek) -20-0 10* 0 C fijnafstelling stooklijn dagtemperatuur -5 tot 5 C 11* 0 C fijnafstelling stooklijn nachttemperatuur -5 tot 5 C 14 5 gradiënt snelheid 0-15 15* 0 booster na nachtverlaging: nee 00 ja 01 23-3 C vorstbeveiligingstemperatuur -20 tot 10 C 27 0 C minimale aanvoerwatertemperatuur 0 tot 70 C 31 63 C boiler uitschakeltemperatuur van externe boiler met solo toestel 40-80 C 36 0 type driewegklep VC 2010 / VC 8010 / VC 8610 00 VC 6940 modulerend 01 43 max. maximaal vermogen WW in kw min-max 45 0 Warmhouden platenwisselaar 00-01 48 25% minimale pompcapaciteit 25-100 % 49 100% maximale pompcapaciteit CV 40-100 % 60 01 Type communicatiebus: Automatische herkenning van bus-thermostaat 01 OpenTherm 02 Niet van toepassing 03 89 00 adreskeuze interface (niet wijzigen) Informatiehoofdstuk INFO Waarde Omschrijving 1 C aanvoerwatertemperatuur T1 4 C retourwatertemperatuur T2 5 C boilerwatertemperatuur T3 7 C buitentemperatuur T4 8 C rookgastemperatuur T5 16 % huidige vermogen in % 17 kw huidige vermogen in kw 18 kw huidige belasting in kw 20 indicatie buscommunicatie 21 GJ verbruik totaal in GJ (.. x 33 =.. m 3 ) 22 GJ verbruik cv in GJ (.. x 33 =.. m 3 ) 23 GJ verbruik ww in GJ (.. x 33 =.. m 3 ) 24 uur totaal aantal branduren 25 uur aantal branduren CV 26 uur aantal branduren WW 32 uur totaal aantal branduren (dagteller) 37 uur totaal aantal pompuren CV en WW 46 uur over hoeveel uren service gewenst 27

Service-hoofdstuk SERV Waarde Omschrijving Instelmogelijkheden 1 OFF toestel in bedrijf met branderfunctie aan OFF - max. 2 OFF ventilator instelbaar en brander uit OFF - max. 3 OFF pomp instelbaar met brander aan OFF - max. 4 OFF showroomstand op ON = actief en OFF = niet actief ON - OFF Error-hoofdstuk ERRO Waarde Omschrijving Err.L - Err.5 Laatst opgeslagen storing tot 5 voorgaande storingen 1 storingscode 2 bedrijfsstatus 3 C aanvoerwatertemperatuur T1 4 C retourwatertemperatuur T2 5 kw belasting 6 % pompcapaciteit Parameter-, Info-, Service- en Error-hoofdstukken Tabel 10.3.a aanvoertemperatuur in C buitentemperatuur in C 28 stooklijninstellingen Parameter Step 6 en 7 10.4 Fabrieksinstelling activeren (groene toetsfunctie) grafi ek 10.3.a Ga om de fabrieksinstellingen opnieuw te activeren als volgt te werk (alle gewijzigde instellingen vervallen hierdoor) : - Selecteer, indien nodig, de technische weergave; - Selecteer met de MODE-toets hoofdstuk PARA; - Druk op de STORE-toets. Het woord "Copy" wordt zichtbaar en de fabrieksinstellingen zijn weer actief.

11 Buiten bedrijf stellen In sommige situaties kan het voorkomen dat de gehele ketel buiten bedrijf moet worden gesteld. Door de drie functietoetsen (, of ) uit te zetten (indicatielampjes uit), wordt de ketel buiten bedrijf gesteld. A.O. Smith adviseert om de stekker in de wandcontactdoos te laten zitten, zodat automatisch één keer in de 24 uur de circulatiepomp en de driewegklep worden geactiveerd om vastzitten te voorkomen. Als er sprake is van vorstgevaar is het in dit geval raadzaam de ketel en/of de installatie af te tappen. 12 Onderhoud Werkzaamheden aan de ketel mogen alleen door gekwalificeerd personeel met gekalibreerde apparatuur plaats vinden. Bij vervanging van onderdelen mogen uitsluitend originele A.O. Smith Serviceonderdelen toegepast worden. Neem hiervoor contact op met A.O. Smith. 12.1 Onderhoudsfrequentie Voor installaties tot en met 100kW: A.O. Smith adviseert, om jaarlijks een inspectie- /onderhoudsbeurt aan de ketel uit te voeren, echter minimaal elke 2 jaar een inspectiebeurt en elke 4 jaar een onderhoudsbeurt, afhankelijk van de in de garantievoorwaarden vermelde bedrijfsuren. Voor installaties meer dan 100kW: Inspectie- en onderhoudsinterval zoals beschreven bij installaties tot en met 100kW, echter voor verwarmings- en stooktoestellen met een nominaal vermogen van meer dan 100 kw zijn er vanuit de overheid binnen de BEMS wetgeving specifi eke regels opgesteld, zogenaamde SCIOS regelgeving. De eigenaar/beheerder is verantwoordelijk voor het naleven van deze regels die met name betrekking hebben op onderhoud en inspecties. Indien door de EBI/PI inspecteur geen inspectie- en onderhoudsinterval is aangegeven dient minimaal aan bovenstaande interval voldaan te worden. Inspectie- en onderhoudswerkzaamheden moeten in alle gevallen volgens het onderhoudsvoorschrift uitgevoerd worden. In dit installatievoorschrift zijn enkele werkzaamheden beschreven. Zie voor de volledige inspectie- en onderhoudsvoorschriften de Zoekhulp Epsilon. De gaskraan moet, in geval van werkzaamheden aan de ketel, worden gesloten en tegen openen geborgd worden. Om onderhoud aan de ketel te kunnen verrichten moet de mantel verwijderd worden. De mantel is achter het deurtje aan de voorzijde met een schroef vergrendeld. Verwijder deze schroef, til de mantel aan de onderzijde op en neem deze naar voren weg. 29

12.2 Controle voor inbedrijfname Het wijzigen van instellingen zoals branderdruk en afstelling van de luchthoeveelheid zijn overbodig. Alleen bij storing aan of vervanging van gasblok, venturi en/of ventilator moet de nuldrukregeling en het O 2 percentage gecontroleerd en zonodig afgesteld worden (zie Zoekhulp). Controleer na (onderhouds-)werkzaamheden aan de ketel altijd alle gasvoerende delen op dichtheid (d.m.v. lekzoekspray). 12.3 Controle op vervuiling Om de ketel gedurende bedrijfsjaren te kunnen controleren op vervuiling is het raadzaam om tijdens het in bedrijf nemen van de ketel de maximale luchtverplaatsing over de ketel te meten. Deze waarde kan per type ketel verschillend zijn. Deze meting is alleen zinvol indien de waarde bij inbedrijfname bekend is. Om deze waarde te kunnen meten dienen de volgende handelingen te worden verricht: - Druk 5 seconden op de MODE-toets. - Het display toont COdE gevolgd door een willekeurig getal; - Selecteer door middel van de + of de - toets de code C123; - Druk op de Store-toets om de code te bevestigen (code knippert 1 maal); - Druk op de MODE-toets tot SERV getoond wordt; - Druk op de STEP-toets tot 2 getoond wordt; Afwisselend zal nu 2 en OFF getoond worden. OUT: Nulpuntafwijking MIN: Gasdruk - Draai de bovenste meetnippel open (fi g. 12.3.a); - Sluit de slang van de digitale drukmeter aan op de bovenste meetnippel van het gasblok De meting mag uitsluitend op de bovenste meetnippel (zie pijl) uitgevoerd worden. - Druk op de + toets tot de het maximale waarde is bereikt; De ventilator zal gaan draaien tot het maximum toerental (brander blijft uit) 30 Meetpunt luchtverplaatsing fi guur 12.3.a - Meet de onderdruk en noteer deze waarde. Bij de volgende controlebeurt van de ketel mag de waarde van de onderdruk maximaal 20% gedaald zijn ten opzichte van de waarde bij in bedrijfname. Indien deze waarde minder dan 20% is gedaald heeft de ketel geen onderhoud nodig. - Druk op de - toets totdat OFF getoond wordt (ingedrukt houden) Hiermee is de procedure beëindigd.