Bezoekadres Ebbehout 31 1507 EA Zaandam KLM N.V. M.H. van Deursen Postbus 7700 1117 ZL Schiphol Postbus 209 1500 EE Zaandam www.odnzkg.nl Betreft: Omgevingsvergunning Datum aanvraag: 17 februari 2016 Locatie: Handelskade 101 te Schiphol Onderwerp: het realiseren van een tijdelijk gebouw OLO-nummer: 2173003 Kenmerk 557642 Uw kenmerk OLO 2173003 Bijlage(n) 17 stuks Datum 5 april 2016 Geachte heer Van Deursen, Hierbij ontvangt u een besluit van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, waarbij een omgevingsvergunning is verleend voor het realiseren van een tijdelijk gebouw met een instandhoudingstermijn van één jaar. Dit besluit is namens genoemd college genomen door de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (Omgevingsdienst NZKG). In het besluit motiveren wij waarom de vergunning verleend is. Het besluit is als volgt opgebouwd: A Onderwerp B Procedurele aspecten C Inhoudelijke beoordeling D Besluit (inclusief voorschriften) E Bijlagen Aan het einde van het besluit staat op welke wijze u bezwaar kunt maken. Een kennisgeving van het besluit wordt gepubliceerd op de websites www.officielebekendmakingen.nl en www.odnzkg.nl. Risico s beperken, leefbaarheid vergroten. 1 12
OMGEVINGSVERGUNNING A. ONDERWERP Wij hebben op 17 februari 2016 een aanvraag om een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ontvangen van KLM N.V., voor het realiseren van een tijdelijk gebouw met een instandhoudingstermijn van één jaar op de locatie Handelskade 101 te Schiphol. De aanvraag gaat over de milieu-inrichting KLM N.V. met als hoofdadres Handelskade 101 te Schiphol (inrichtingsnummer: 0371). Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: De aanvrager heeft een vergunning voor de opslag gasflessen in een opslagvoorziening op het buitenterrein voor vrachtgebouw 1. Door het plaatsen van een tijdelijk bouwwerk voor de termijn van maximaal 1 jaar dient de locatie van de gasflessenberging te worden gewijzigd naar een andere locatie op het buitenterrein van de inrichting. Een deel van vrachtgebouw 1 zal in de toekomst worden gesloopt daarom zal er nu tijdelijk een bouwwerk voor vrachtgebouw 1 worden geplaatst. De bedrijfsactiviteiten uit het nog te slopen deel van vrachtgebouw 1 zullen voor maximaal een jaar worden verplaatst naar het tijdelijk bouwwerk. De activiteiten behorende bij de aanvraag om omgevingsvergunning passen binnen het vigerende bestemmingsplan Schiphol, met de bestemming Centrum Luchthaven met de aanduiding bedrijven tot en met milieucategorie 3.2. De aanvraag bestaat uit de volgende activiteiten: het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo); het milieuneutraal veranderen van een inrichting (artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo). Huidige vergunningsituatie inrichting Voor de milieu-inrichting KLM N.V. zijn eerder de onderstaande vergunningen ingevolge de Wet milieubeheer (Wm) verleend: revisievergunning nr. 5498 dd. 18 september 2002; veranderingsvergunning nr. 5593 dd. 10 december 2003. Daarnaast zijn de volgende wijzigingen op de bovenstaande vergunningen verleend en geaccepteerd: op 13 juni 2006, 4 juli 2006, 7 november 2006, 12 juni 2007, 11 maart 2008 en op 8 juni 2010 zijn meldingen ingevolge artikel 8.19 Wm geaccepteerd; op 11 september 2012, 31 december 2012, 26 mei 2014, 28 mei 2014 en op 7 september 2016 zijn omgevingsvergunningen milieuneutraal veranderen van de inrichting verleend ingevolge de Wabo. 2 12
Overgangsrecht Wabo Op 1 oktober 2010 is de Wabo in werking getreden. Vergunningen voor activiteiten die nu onder de Wabo vallen - zoals het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting - en die vóór de inwerkingtreding van de Wabo zijn verleend, worden gelijkgesteld met een omgevingsvergunning. Dit houdt in dat de voor de inrichting verleende vergunningen en meldingen op grond van de Wm, vanaf 1 oktober 2010 worden beschouwd als een omgevingsvergunning. Bevoegd gezag Burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer zijn het bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4, eerste lid van de Wabo. De hoofdactiviteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht (Bor): categorie 3.1: een inrichting waar ontplofbare stoffen, preparaten of producten worden opgeslagen en overgeslagen; categorie 4.1.a: een inrichting voor het opslaan of overslaan van stoffen en preparaten die zijn ingedeeld krachtens het Besluit verpakking en aanduiding milieugevaarlijke stoffen en preparaten in een categorie als bedoeld in artikel 9.2.3.1, tweede lid, van de Wet milieubeheer; categorie 8.1.a: een inrichting voor het verladen van dieren. Het betreft geen inrichting die onder de IPPC en/of het BRZO valt. 3 12
B. PROCEDURELE ASPECTEN Het besluit op uw aanvraag van 17 februari 2016 is voorbereid volgens de reguliere voorbereidingsprocedure als bedoeld in paragraaf 3.2 van de Wabo. In beginsel is voor het veranderen van een inrichting de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing. Op grond van artikel 3.10, derde lid van de Wabo is echter bepaald dat de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing is, indien er sprake is van een verandering van de inrichting of de werking daarvan die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van en milieueffectrapport als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wm, en die niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend. Adviezen milieu In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 van de Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij om advies gevraagd. Gezoneerd industrieterrein In artikel 6.3 van het Bor zijn gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland als adviseur aangewezen als een aanvraag betrekking heeft op een inrichting die is gelegen op een industrieterrein waaromheen ingevolge hoofdstuk V van de Wet geluidhinder een zone is vastgesteld en waarvan is bepaald dat het van regionaal belang als bedoeld in artikel 163, tweede lid van de Wet geluidhinder is. In overleg met de zonebeheerder is bepaald dat de aangevraagde verandering, voor wat betreft geluid niet relevant is. De aangevraagde verandering leidt niet tot andere of grotere geluidsbelasting dan volgens de vigerende vergunningen is toegestaan en past binnen de geluidszone. 4 12
C. INHOUDELIJKE BEOORDELING Het bouwen van een bouwwerk (artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wabo) Voor de activiteit bouwen is een omgevingsvergunning nodig. Het project is beoordeeld aan de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo. Bestemmingsplan Het project ligt in een gebied waar het bestemmingsplan Schiphol geldt. Het project is gesitueerd op gronden met de bestemming Centrum Luchthaven. Deze gronden zijn bestemd voor bedrijfsactiviteiten die een binding hebben met luchthavenactiviteiten, zijnde bedrijven tot en met milieucategorie 3.2 van de 'Staat van Bedrijfsinrichtingen'. Het project is in overeenstemming met de bouw- en gebruiksbepalingen van dit bestemmingsplan. Bouwverordening 2013 van de gemeente Haarlemmermeer Stedenbouwkundige bepalingen Het project is in overeenstemming met de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening 2013 van de gemeente Haarlemmermeer. Bodemgesteldheid Op basis van het ingediende bodemonderzoeksrapport hebben wij geen vermoeden dat er sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging als bedoeld in de Wet bodembescherming. Uitgestelde inwerkingtreding als bedoeld in artikel 6.2c, eerste lid van de Wabo is daarom niet aan de orde. Welstand Het project is niet getoetst aan redelijke eisen van welstand. Het betreft een tijdelijk bouwwerk dat geen seizoensgebonden bouwwerk is. Bouwbesluit 2012 Het project is getoetst aan de voorschriften van het Bouwbesluit 2012 en omvat de gebruiksfunctie Industriefunctie. Gelijkwaardigheid Het project is in strijd met artikel 2.83 van het Bouwbesluit 2012, met betrekking tot de omvang van het brandcompartiment. Toegestaan is een gebruiksoppervlakte van ten hoogste 2.500 m 2 voor een industriefunctie, terwijl het bouwwerk een gebruiksoppervlakte heeft van circa 3.400 m 2. U heeft een gelijkwaardige oplossing voorgesteld op basis van artikel 1.3, eerste lid van het Bouwbesluit 2012 en heeft hiervoor het rapport Brandveiligheid tijdelijke vrachtloods van KLM Cargo: Beoordeling brandveiligheid en onderzoek toepassing groot brandcompartiment t.b.v. aanvraag omgevingsvergunning tijdelijke vrachtloods KLM (kenmerk F.2015.1349.03.R001, d.d. 16 februari 2016) ingediend. Er is aangetoond dat de voorgestelde oplossing gelijkwaardig is aan de functionele eis als bedoeld in artikel 2.83 van het Bouwbesluit 2012. Wij gaan akkoord met deze gelijkwaardige oplossing. 5 12
Het is aannemelijk dat het project voldoet aan de relevante bepalingen en voorschriften van het Bouwbesluit 2012 met inachtneming van de voorschriften behorende bij deze omgevingsvergunning. Conclusie Het project voldoet aan de beoordelingscriteria voor de activiteit bouwen met inachtneming van de voorschriften behorende bij deze omgevingsvergunning. het milieuneutraal veranderen van een inrichting (artikel 2.1, eerste lid, onder e van de Wabo) Voor de activiteit inrichting is een omgevingsvergunning nodig. Het project is beoordeeld aan de toetsingscriteria als bedoeld in artikel 2.14 van de Wabo. Milieuneutrale verandering van de inrichting In artikel 2.14, vijfde lid van de Wabo is bepaald dat een omgevingsvergunning voor een verandering van de inrichting of de werking daarvan die niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu kan worden verleend als wordt voldaan aan de voorwaarden uit artikel 3.10, derde lid van de Wabo. Hieruit volgt dat de gevraagde vergunning kan worden verleend indien de realisering van de met deze aanvraag beoogde verandering van de inrichting of verandering van de werkwijze binnen de inrichting: niet zal leiden tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning zijn toegestaan; niet zal leiden tot het ontstaan van een andere inrichting dan waarvoor vergunning is verleend; en niet m.e.r.-plichtig is. Toetsing gevolgen voor milieu Naar aanleiding van de ingediende aanvraag en de daarbij overgelegde gegevens concluderen wij dat de aangevraagde verandering voldoet aan een milieuneutrale verandering. Hieronder wordt nader ingegaan op de relevante aspecten. Brandveiligheid Gezien de vigerende vergunning mag een opslagvoorziening voor gasflessen op het buitenterrein aanwezig zijn. De opslagvoorziening dient te voldoen aan de voorschriften van de richtlijn PGS-15 (opslag van verpakte gevaarlijke stoffen). Hierbij dient onder meer te worden voldaan aan afstandseisen naar de inrichtingsgrens (5 meter) en naar brandbare objecten of gebouwen binnen de inrichting (10 meter). Ook op de nieuwe locatie op het buitenterrein zal de opslagvoorziening voldoen aan de gestelde afstandseisen. De verplaatsing heeft hiermee geen gevolgen voor de brandveiligheid. Geluid De aanvraag betreft een verplaatsing van bedrijfsactiviteiten van vrachtgebouw 1 naar het op te richten tijdelijk bouwwerk voor vrachtgebouw 1 en tevens betreft de aanvraag een verplaatsing van de gasflessenberging op het buitenterrein van de inrichting. In de van kracht zijnde vergunning (met kenmerk 5498, verleend op 18 september 2002) zijn 6 12
geluidsnormen, voor het langtijdgemiddeld geluidsniveau en het maximale geluidsniveau ten aanzien van geluidsemissie afkomstig van bedrijfsactiviteiten binnen de inrichting, opgenomen op 50 meter van de grens van de inrichting. Een verplaatsing van de gasflessenberging op het buitenterrein van de inrichting zal geen wijziging geven van het geluidsniveau op 50 meter van de inrichting. Ook een verplaatsing van bedrijfsactiviteiten, zijnde de opslag van droge goederen en intern transport van deze goederen met elektrische heftrucks binnen het tijdelijk bouwwerk, zal niet leiden tot een ander geluidsniveau op een afstand van 50 meter van de inrichting. De activiteiten zijn dezelfde als in vrachtgebouw 1, echter nu uitgevoerd in een ander gebouw binnen de inrichtingsgrens op eenzelfde afstand van de inrichtingsgrens. Gezien het voorgaande zal de verplaatsing van activiteiten niet tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu leiden. Bodem De te verplaatsen bedrijfsactiviteiten betreft de opslag van goederen. Het betreft hier alleen de opslag van droge goederen en dus geen gevaarlijke of (potentieel) bodembedreigende goederen. De verplaatsing van deze goederen en de verplaatsing van een gasflessenberging binnen de inrichting leidt niet tot grotere nadelige gevolgen voor de bodem. De aangevraagde veranderingen leiden, gezien het bovenstaande niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu. Toetsing andere inrichting Op basis van de in de aanvraag opgenomen beschrijving van de veranderingen kan worden opgemaakt dat de veranderingen niet leiden tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een vergunning is verleend. M.e.r. Naar aanleiding van de aangevraagde veranderingen bestaat geen verplichting tot het maken van een milieueffectrapport. Conclusie Het project voldoet aan de beoordelingscriteria voor de activiteit inrichting. De geldende vergunningen bevatten voldoende voorschriften met betrekking tot de aangevraagde activiteit. 7 12
D. BESLUIT Wij besluiten, gelet op de hiervoor opgenomen overwegingen: De aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen met een instandhoudingstermijn van één jaar na bekendmaking van deze omgevingsvergunning; Aan de omgevingsvergunning de volgende voorschriften te verbinden: Voorschriften Bouwverordening 2013 van de gemeente Haarlemmermeer Indien bij de uitvoering van de bouwwerkzaamheden een bodemverontreiniging wordt waargenomen - anders dan beschreven in het bodemonderzoeksrapport - moet de vergunninghouder dit direct melden bij de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied (contactpersoon S. Baanders: 023-5674303 / 023 567 8899). Indien grond van de locatie wordt afgevoerd en elders wordt hergebruikt, moet hierbij worden voldaan aan de regels van het Besluit bodemkwaliteit. Instandhoudingstermijn Na het verstrijken van de instandhoudingstermijn is de vergunninghouder verplicht de voor de verlening van de omgevingsvergunning bestaande toestand te herstellen. Later aan te leveren gegevens en bescheiden - Bouw De volgende constructiegegevens (artikel 2.7, eerste lid, onder a van de Regeling omgevingsrecht) moeten uiterlijk drie weken voor aanvang van de betreffende werkzaamheden worden ingediend: gegevens en bescheiden met betrekking tot belastingen en belastingcombinaties (sterkte en stabiliteit) en de uiterste grenstoestand van alle (te wijzigen) constructieve delen van het bouwwerk alsmede van het bouwwerk als geheel, voor zover het niet de hoofdlijn van de constructie dan wel het constructieprincipe betreft: o aanvullende sonderingen / funderingsadvies (sommige sonderingen zijn niet diep genoeg gesondeerd); o palenplan (incl. sondeerpunten en verwijzing naar geotechnisch rapport); o paalwapening; o eventueel voorkomende paalmisstanden o kalenderstaten; o wapening fundering incl. kwaliteiten, dekkingen e.d.; o staalconstructie (overzicht en werkplaatsoverzichttekeningen) en details; o begane grondvloer; o noodafvoeren. U wordt per e-mail nader geïnformeerd over de wijze van indienen van constructieve gegevens. Er mag pas met de werkzaamheden worden gestart wanneer deze gegevens zijn goedgekeurd. 8 12
Inwerkingtreding besluit Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking (artikel 6.1, eerste lid van de Wabo). Het indienen van een bezwaarschrift heeft geen opschortende werking. Hoogachtend, Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, namens deze, de directeur van de Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, voor deze, de heer M.H. Dusseldorp Waarnemend teammanager Vergunningverlening Portefeuille branches A Dit document is digitaal vastgesteld. Een fysieke of ingescande handtekening is daarom niet nodig. Meer informatie: https://www.odnzkg.nl/mozard/!suite86.scherm0325?mvrg=1891 Bezwaarclausule Bent u het niet eens met dit besluit? Dan kunt u als u belanghebbende bent bij het besluit binnen zes weken na de dag van bekendmaking daarvan een bezwaarschrift indienen bij Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer, t.a.v. Cluster Inkoop en Juridische Zaken, Postbus 250, 2130 AG HOOFDDORP Vermeld in uw bezwaarschrift altijd de datum, uw naam, adres, handtekening, het referentienummer/kenmerk van dit besluit (of stuur een kopie van het besluit mee) en de reden(en) waarom u bezwaar maakt. Dient iemand anders namens u een bezwaarschrift in, stuur dan een machtiging mee. Verder verzoeken wij u om uw telefoonnummer in het bezwaarschrift te vermelden. Het indienen van een bezwaarschrift schort de werking van dit besluit niet op. In spoedgevallen kan tijdens de bezwaarschriftprocedure een voorlopige voorziening worden gevraagd aan de Voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, sector bestuursrecht, Postbus 1621, 2003 BR HAARLEM U kunt ook digitaal het verzoekschrift indienen bij de genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Voor het behandelen van het verzoek worden griffiekosten in rekening gebracht. 9 12
Voor meer informatie over het maken van bezwaar kunt u kosteloos de brochure Bezwaar en beroep tegen een beslissing van de overheid bestellen via telefoonnummer 1400 (lokaal tarief) of downloaden van de volgende website: http://www.rijksoverheid.nl/documentenen-publicaties/brochures/2015/04/14/bezwaar-en-beroep-tegen-een-beslissing-van-deoverheid.html. Gegevens en bescheiden De documenten die onlosmakelijk verbonden zijn aan deze beschikking kunt u terugvinden via de link welke onderaan de begeleide mail staat. U dient zo spoedig mogelijk deze documenten te downloaden of een overzicht hiervan veilig te stellen voor uw eigen administratie. 10 12
E. BIJLAGEN De volgende bijlagen zijn van toepassing met betrekking tot de uitvoering van de omgevingsvergunning: uitvoeringsvoorschriften bouwen; nadere aanwijzingen. Uitvoeringsvoorschriften Bouwen Het (ver)bouwen van een bouwwerk Op het bouwterrein moet de omgevingsvergunning aanwezig zijn. Indien van toepassing dienen eveneens aanwezig te zijn, de andere toestemmingen en het bouwveiligheidsplan. Op verzoek moeten deze stukken aan het bouwtoezicht ter inzage worden gegeven (artikel 1.23 van het Bouwbesluit 2012). Via de mail wordt u nader geïnformeerd over de te volgen werkwijze voor de starten gereedmeldingen. Het bevoegd gezag wordt ten minste twee werkdagen voor de feitelijke aanvang van de volgende werkzaamheden in kennis gesteld: - de aanvang van de werkzaamheden, met inbegrip van ontgravingswerkzaamheden; - de aanvang van het storten van beton. Het bouwwerk mag pas in gebruik worden genomen of gegeven nadat de toezichthouder van de beëindiging van de werkzaamheden in kennis is gesteld. Voor het bouwen moeten de nodige veiligheidsmaatregelen worden genomen ten behoeve van de weg, de weggebruikers en naburige bouwwerken en hun gebruikers (artikel 8.2 van het Bouwbesluit 2012). Nadere aanwijzingen/informatie Intrekking en overschrijving Intrekking Er zijn verschillende redenen waarom een omgevingsvergunning kan worden ingetrokken: als er gedurende een bepaalde termijn geen handelingen zijn verricht met gebruikmaking van deze vergunning; op verzoek van de vergunninghouder; als hiervoor een zwaarwegend belang aanwezig is; op verzoek van een ander bestuursorgaan of een adviseur, als deze bij het besluit betrokken is geweest (artikel 2.29 en artikel 2.33 van de Wabo); op basis van artikel 7 van de Wet Bibob als er sprake is van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 3 van deze wet. Dit kan zich onder meer voordoen bij projectoverdracht en/of wijziging van de betrokkenen. 11 12
Overschrijving Het is mogelijk om een omgevingsvergunning over te schrijven, zodat iemand anders de vergunninghouder wordt. Dit moet minimaal een maand voor de gewenste overschrijving aan het bevoegd gezag worden gemeld (artikel 2.25, tweede lid van de Wabo). Daarbij moet u de volgende gegevens aanleveren: naam en adres van de vergunninghouder; de omgevingsvergunning(en) met kenmerk waar het verzoek betrekking op heeft; naam, adres en telefoonnummer van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden; een contactpersoon van degene voor wie de omgevingsvergunning zal gaan gelden; het tijdstip waarop de overschrijving plaats zal vinden. Activiteitenbesluit In het Activiteitenbesluit milieubeheer (Activiteitenbesluit) zijn voor bepaalde activiteiten die binnen inrichtingen plaats kunnen vinden, algemene regels opgenomen. Deze regels zijn direct werkend en mogen niet in de omgevingsvergunning worden opgenomen. De inrichting KLM N.V. waarvoor vergunning is aangevraagd, wordt aangemerkt als een type C inrichting. Het aangevraagde project kent geen activiteiten die vallen onder de werkingssfeer van het Activiteitenbesluit. Niet gesprongen explosieven (NGE) In het plangebied is sprake van de aanwezigheid van niet gesprongen explosieven (NGE) uit de Tweede Wereldoorlog. Bij het opsporen en ruimen van NGE s is de openbare orde en veiligheid het bepalende uitgangspunt. De burgemeester is op grond van artikel 172 van de Gemeentewet belast met de handhaving daarvan. Bij een vermoeden van de aanwezigheid van NGE's op of in de buurt van de bouwlocatie kan een vooronderzoek nodig zijn. Wij adviseren u hierover contact op te nemen met de gemeente Haarlemmermeer. Indien dergelijke explosieven tijdens graafwerkzaamheden worden gevonden, dient dit direct gemeld te worden bij de bevoegde instanties. 12 12