Raadsvoorstel Reg. nr : 0610686 Ag nr. : 6 Onderwerp Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007 en eerste wijziging Legesverordening 2007. Voorstel 1. Onroerende-zaakbelastingen: a. Met ingang van 1 januari 2007 de volgende tarieven van de onroerende-zaakbelastingen vast te stellen (per 2.500, - WOZ-waarde): eigenaren woningen 2,06; gebruikers niet-woningen 2,81; eigenaren niet-woningen 3,51; b. Voor onroerende zaken met een waarde beneden 10.000,- geen aanslag op te leggen; c. De Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007 vast te stellen. 2. Leges: a. De leges voor een bijschrijving van een kind in een bestaand paspoort te verlagen naar 8,00; b. De Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2007 vast te stellen. Inleiding 1. Onroerende-zaakbelastingen In uw vergadering van 2 november 2006 heeft u de voorstellen betreffende de belastingen en rechten voor het jaar 2007 behandeld. Hierbij is voorgesteld de OZB -opbrengst voor 2007 trendmatig met 2,75% te verhogen. Aangaande de uiteindelijke tariefhoogte is nog geen voorstel gedaan. Dit houdt verband met de omstandigheid dat op 1 januari 2007 weer een nieuw WOZ-tijdvak begint, waarbij als waardepeildatum (prijspeildatum) 1 januari 2005 geldt. Aangezien nog onvoldoende zicht bestond op de waardeontwikkeling, is aangegeven dat uiterlijk in december 2006 een tariefvoorstel zal volgen. Wel is aangegeven dat voorshands uitgegaan wordt van een waardeontwikkeling van de Boxtelse woningen van +10% en van de niet -woningen van +4%. Thans is de herwaardering nagenoeg afgerond. Gebleken is dat de in eerste instantie ingeschatte waardeontwikkeling niet bijgesteld behoeft te worden. De tarieven voor 2007 zijn derhalve berekend op basis van een waardestijging voor woningen van 10% en voor niet-woningen van 4%. Dit, met inachtneming van een toename van de opbrengst met 2,75%. Verder wordt voorgesteld om voor onroerende zaken met een waarde beneden 10.000, - geen aanslag op te leggen. 2. Leges Onlangs is een motie aangenomen waarbij ons college opgedragen wordt te onderzoeken of het verschil tussen de legestarieven voor het bijschrijven van een kind in een nieuw en een bestaand paspoort genivelleerd kan worden. Voor bijschrijving in een nieuw paspoort wordt 8,00 berekend terwijl het tarief voor bijschrijving in een bestaand paspoort 19,00 bedraagt. Nader onderzoek heeft uitgewezen dat de tijdsbesteding/kosten van de te volgen procedures nauwelijks ve r- schillen opleveren. Dientengevolge is het gerechtvaardigd dat de legestarieven gelijkgetrokken worden. Voorgesteld wordt het tarief voor bijschrijving in een bestaand paspoort te verlagen van 19,00 naar 8,00. Pagina 1
Raadsvoorstel Reg. nr : 0610686 Aangaande het tarief voor het volgen van een spoedprocedure bij bijschrijvingen in een bestaand paspoort wordt geen wijziging voorgesteld. De leges in deze ( 19,00) dienen, in tegenstelling tot de leges voor reguliere bijschrijvingen, volledig aan het Rijk afgedragen te worden. Beoogd effect 1. Onroerende-zaakbelastingen a. tariefaanpassing Met het voorstel wordt bereikt dat de opbrengst onroerende-zaakbelastingen in 2007 met 2,75% toeneemt. b. algemene vrijstelling Voor onroerende zaken met een waarde beneden 10.000 wordt geen aanslag opgelegd. 2. Leges a. tariefaanpassing Met het voorstel wordt bereikt dat het tarief voor bijschrijving van een kind in een bestaand paspoort gelijkgesteld wordt aan het tarief voor bijschrijving in een nieuw paspoort. Argumenten 1. Onroerende-zaakbelastingen a. tariefaanpassing Voor de onroerende-zaakbelastingen is in het beleidsprogramma 2006-2010 opgenomen een trendmatige stijging, waarbij de aantekening is gemaakt minder als het kan. De opbrengst kan in 2007 trendmatig verhoogd worden met 2,75%. Mede op basis van het nieuwe beleidsprogramma is afgezien van de in de vorige meerjarenbegroting geaccordeerde extra verhoging van 1,6%. b. algemene vrijstelling Aan het voorstel om ter zake van onroerende zaken met een waarde beneden 10.000 geen aanslag op te leggen, liggen efficiencyoverwegingen ten grondslag. In de betreffende gevallen wegen de baten niet op tegen de kosten van de aanslagoplegging. 2. Leges a. tariefaanpassing De kosten/tijdsbesteding van de procedures bij bijschrijving in een nieuw en bestaand paspoort ve r- schillen nauwelijks, hetgeen een gelijke tariefstelling rechtvaardigt. Kanttekeningen -- Uitvoering en planning Na vaststelling wordt de verordeningen opgenomen in de uitgave Bekendmaking besluiten van het gemeentebestuur van Boxtel. Hiervan wordt vervolgens melding gemaakt in het Brabants Centrum. Pagina 2
Raadsvoorstel Reg. nr : 0610686 Communicatie Naast de vermelding van de vaststelling van de verordeningen in het Brabants Centrum, zullen de belastingplichtigen voor wat betreft de onroerende-zaakbelastingen ten tijde van de aanslagoplegging in 2007 geïnformeerd worden door middel van een brochure die bij de aanslagen gevoegd wordt. Boxtel, 14-11-06 BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN BOXTEL de secretaris, de burgemeester, drs. J.K. Fraanje F.H.J.M van Beers Bijlagen 1. Ter Inzage 1. concept Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007; 2. concept Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2007; 3. Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006; 4. Leges verordening 2007. Contactpersoon Centrale Ondersteuning, M. Schwering, tel 655350, e-mail sch@boxtel.nl Pagina 3
Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14-11-06 ; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening op de heffing en de invordering van onroerende -zaakbelastingen 2007 Artikel 1. Belastingplicht 1. Onder de naam "onroerende- zaakbelastingen" worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belas ting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2. Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden Pagina 1
toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3. Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar, bedoeld in artikel 1. 2. Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4. Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. ten behoeve van de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de in artikel 1, derde lid, onderdeel b, van die wet bedoelde voorwaarden met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiek rechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; Pagina 2
j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5. Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting is voor elke volle 2.500,00 van de heffingsmaatstaf: a. bij de gebruikersbelasting 2,81 b. bij de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 2,06; 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 3,51. 2. Indien de heffingsmaatstaf beneden 10.000,00 blijft, wordt geen belasting geheven. 3. Het bedrag van de belasting wordt per belastingaanslag naar beneden afgerond op gehele euro s. Artikel 6. Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7. Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald: a. in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 2.700,00, uiterlijk één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet; b. in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan 2.700,00, in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan Pagina 3
2.700,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste drie bedraagt. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor zover de aanslagen niet worden opgelegd in het kalenderjaar waarop zij betrekking hebben, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, niet meer is dan 2.700,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in drie gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9. Inwerkingtreding en citeertitel 1. De "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2006" van 15 december 2005, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 23 februari 2006, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007. 4. Deze verordening wordt aangehaald als "Verordening onroerende-zaakbelastingen 2007". Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van 21-12-06 DE GEMEENTERAAD VAN BOXTEL, de griffier, de voorzitter, drs. J Vis F.H.J.M van Beers Pagina 4
Aanhef De raad van de gemeente Boxtel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14-11-06; gehoord de commissie Bestuurlijke Zaken; gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Gemeentewet; Besluit vast te stellen de volgende verordening: Verordening tot eerste wijziging van de Legesverordening 2007 Artikel I. Wijzigingen hoofdstuk 3 tarieventabel (Burgerzaken) Het bepaalde in onderdeel 3.7.4.2. van hoofdstuk 3 van de bij de Legesverordening 2007 behorende tarieventabel wordt vervangen door: 3.7.4.2. indien het een bijschrijving betreft in een reeds bestaand reisdocument door middel van een bijschrijvingssticker, per bijschrijvingssticker 8,00 Artikel II. Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2007. Aldus vastgesteld in zijn openbare vergadering van DE GEMEENTERAAD VAN BOXTEL, de griffier, de voorzitter, drs. J Vis F.H.J.M van Beers Pagina 5