Weten door te meten in de pleegzorg



Vergelijkbare documenten
Signs of Safety - Werkzame bestanddelen volgens literatuur en medewerkers - Bevorderende en belemmerende factoren voor implementatie

Beslissen over effectieve hulp. Wat werkt in indicatiestelling?

methodiek bij de aanpak van complexe scheidingen

Goed voorbereid naar school. Samen aan de slag met taalachterstand

De Theory of Change-benadering: weten is méér dan meten

De ondertoezichtstelling bij omgangsproblemen

De bijzondere curator, een lot uit de loterij?

Doorgaande zorg na Jeugdzorg Plus

Scholieren Over Mishandeling

Ouders en kinderen betrekken bij beslissingen over hulp

Wmo Kenniscahier Wmo Instrumenten. Wmo Essay12. partnergeweld. De pedagogische opdracht van het jongerenwerk. Essay

Sportclubs in de jeugdketen

Handreiking. Verantwoord gebruik van vragenlijsten in de jeugdgezondheidszorg

Risico's voor mensen met beperkingen bij calamiteiten

Het einde van pesten op school in zicht?

Beoordeling Goed Onderbouwd en Effectief

Evalueren om te leren

G. Driessen J. Doesborgh. De feminisering van het basisonderwijs

Het CJG, de oplossing voor de jeugdzorg? De invloed van vertrouwen en samenwerking op de organisaties binnen het Centrum voor Jeugd en Gezin.

kwaliteitskader voorkomen seksueel misbruik in de jeugdzorg

Hoe wordt het perspectief van pleegkinderen in Nederland bepaald?

Chronisch ziek en werk

Dit rapport is een uitgave van het NIVEL. De gegevens mogen worden gebruikt met bronvermelding.

Kinderen met een handicap in Tel

Wie heeft hier een probleem?

De jeugd een zorg. Ramings- en verdeelmodel jeugdzorg 2007

De waarde van de buitenschoolse opvang. Hoofdstuk 9

Wat werkt? MOVISIE / Trimbos-instituut. Peter Rensen, Silke van Arum & Radboud Engbersen

Maken ze meer mogelijk?

PREVENTIE VAN KINDERMISHANDELING IN GEMEENTEN. Van papier naar werkelijkheid

Transcriptie:

Weten door te meten in de pleegzorg ErikJ. Knorch, Hans Crietens & Simon van Oijen I n leid ing Het beroep dat in Nederland op de pleegzorg u,ordt gedaan is groeiende. Werd er in het jaar 2000 door meer dan 11.500 kinderen gebruikgemaakt van de diensten van een pleeggezín (Van der Ploeg, 20I\), in 2008 was dit getalal gegroeid tot ruim 20.000 (Baecke e.a., 2009). En de n-leest recente cijfers van Pleegzorg Nederland (2011) geven een aantal van ruim 24.000 gebruikers voor het jaar 2010 aan. Er is dus in één decennium sprake van meer dan een verdubbeling van het aantal kinderen in pleegzorg. Iemand die deze periode én de tien jaar daarvoor nadrukkelijk getuige was van deze ontrvikkelingen w'as de orchopedagoog dr. J. (Piet) Strijker, als universitair hoofddocent verbonden aan de Afdeling Orthopedagogiek van de Rijksuniversiteit Groningen. Op 31 juli 2010 orrerleed hry aan de gevolgen van een slopende ziekte. Piet Strijker heeft heel veel betekend voor de pleegzorg in Nederland en daarbuiten.zoals nrw. dr. Tonny Weterings wel eens betireld is als de moeder van de pleegzorg in Nederland, zo zou Piet Strijker de titel van vader van de pleegzorg niet misstaan, Om deze reden, ter nagedachtenis en om hem te eren, hebben u'e dit themanummer samengesreld. Het is een gevarieerd geheel, precies zoals ook Piet Strijker zich mer uiteenlopende ondervi,erpen en vraagstukken in de pleegzorg bezig hield. Daarin schuilde overigens wel één rode draad: Piet Strgker was een hartstochtelijk wetenschapper, iemand die alle vragen bij voorkeur benaderde door er empiriscb onderzoek naar te doen. Hij wilde weren door te meten. Daar ligt dan ook zijn allergrootste verdienste: Piet heeft veel nieuwe, onderbouwde inzichten aan onze kennis over pleegkinderen en pleeggezinnen toegevoegd. Een jaar voor zíjn dood gaf hij in ziln Kennisboek Pleegzorg (Strijker, 2009) een overzicht hiervan; een overztcht dat - in zíjn eigen woorden - nog verre van af was: "Toch heb ik nog niet alle relevante thema's binnen de pleegzorg beschreven en ook niet alle relevante literatuur kunnen verwerken. Helaas heb ik ook te veel Nederlands werk nog onge- Iezen moeten laten. In een volgende uitgave hoop rk deze'achterstand' te hebben ingehaald" (Strijker, 2009, p.7). Zijn hoop moest het afleggen tegen de noodlottige feiten. Inhoud van de bijdragen In een eerste bijdrage geeft Erik Knortb een schets van het werk en de persoon van Piec Strijker. Het is het portret van een bevlogen en degelijke academicus) wars van opsmuk, en altijd dienstbaar jegens de pleegzorg en degenen die zich ín dit terrein wensten te verdiepen en te scholen. Speciaal u,ordt aandacht besteed aan Strijkers promotieonderzoek (Strijker, 1995), en het - veel te weinig opgemerkte - verklaringsmodel dat hij daarin ontwikkelde voor het oncscaan c.q. verergeren van gedragsproblemen bij pleegkinderen in de zorg. Ook een ander onderwerp dat door Strijker vanuit verschillende invalshoeken is onderzocht, het voortijdig tot een einde komen ('breakdown') van een pleegzorgplaatsing, komt ter sprake. In een volgend artikel rapporteren Hans Grietens, Sinton uan Oijen en Mirjam ter Hui- Orrhopedagogiek: Onderzoek en Praktijk, 51 ( 20 I 2 ), 3

m ERTKJ. KNoRTH, HANS crtetens & stmon van ouen zen over onderzoek naar een thema dat Piet Scrijker in toenemende mate bezighield, maar waaraan hrj zelf niet meer voldoende is toegekomen: trauma bij pleegkinderen. Het betreft een onderzoek naar de invloed van ingrijpende levensgebeurtenissen op pleegkinderen en de aanwezigheid van traumasymptomen. De auteurs rapporteren over een empirisch onderzoek met betrekking tot dit thema bij pleegkinderen in het Noorden van Nederland. De gegevens werden door masterstudenten onder leiding van Strijker verzameld. Aansluitend volgen twee bijdragen over het reeds aangestipte onderwerp'breakdown'. Simon uan Oijen rapporteert over een studie naar adolescenten) die voor langere duur in een pleeggezin verblijven. Urt internationaal onderzoek is bekend (Strijker, 20IO) dat juist deze groep kwetsbaar is voor een voortijdige beëindiging van de plaatsing. Het door Van 05en gevonden uirvalpercentage (45.7"Á) bevestigt de eerdere bevindingen. Aan de hand van verschillende regressiemodellen ontwikkelt de onderzoeker een predictiemodel voor 'breakdown' tn deze groep, waarmee het plaatsingsverloop tamehlk adequaat kan worden voorspeld Een groep waarover in empirische zin heel weinig bekend is betreft de pleegkinderen met een (lichte) verstandelryke beperking. Piet Strij- Aer stond zelf aan de basis van de onderhavige studie. Hrj rapporteerde hierover al eerder, samen met Suzannt uan de Loo, in het 'British Journal of Developmental Disabilities'. De in het Nederlands vertaalde versie van dit artikel wordt hier gepresenteerd. In het onderzoek komt naar voren dat het gevonden b reakdown- perce n tage van 28.3o/o n i et afrvij kc van wat eerder gevonden is onder pleegkinderen zonder cognitieve beperking in dezelfde leeftijdrange (zie bijv. Minry, 1999). Het onderzoek bevat aanwilzingen voor samenhang tussen een vergroot risico op mishandeling van kinderen in de netwerkpleegzorg en voort5dige beëindiging van de plaatsing. De volgende twee artikelen hebben betrekking op interventies die tot doel hebben het pleeggezin te ondersteunen en mede daardoor de ontwikkelingskansen van de geplaatste kinderen te optimaliseren en'breakdowns' te voorkomen. De eerste bijdrage van Hans uan Andel, Hans Grietens en Erik Knorth beschrijft de'pleegouder-pleegkind Interventie' (afgekort: PPI). Deze interventie, bestemd voor pleegouders van jonge pleegkinderen (O-4 jaar), beoogt rust en emotionele veiligheid te creëren voor deze kinderen. Het gaat hierbij om peuters en kleuters die een hoog niveau van stress tonen als gevolg van een nare, bedreigende voorgeschiedenis in het gezin van herkomst en de spanningen die de plaatsing in het pleeggezin zelf genereerr. De focus van het zes sessies durende interventieprogramma ligt op het vergroten van de'emotionele beschikbaarheid' (Biringen, 2000), de ouderschapsvaardigheden en het zelfvertrouwen van de pleegouders. Een tweede brjdrage over interventies wordt geleverd door Femhe Vanschoonlandt, Frank Van Holen en Joban Vanderfaeillie. Deze Vlaamse collega's gaan in op de achtergronden en toepassing van een tweetal ondersteunende interventies voor pleegouders. De ene methodiek - genaamd'geweldloos Verzet' (GV) is gebaseerd op inzichten uit de systeemtheorie en geïndiceerd brj agressief en destructief gedrag van pleegkinderen. De andere methodiek - her'sociaal-interacrioneel Model' (SiM) - is gebaseerd op principes van de (sociale) leertheorie en geindiceerd om (zich ontwikkelende) gedragsproblemen van pleegkinderen in goede banen te leiden. Beide interventies worden toegelicht aan de hand van een casus. Tevens worden op basis van kleinschalig eflfectonderzoek eerste bevindingen gerapporteerd; deze zljn genarigd positief, Als laatste bijdrage aan dit themanummer is een doortimmerd betoog van Hans Grietens opgenomen. Grietens breekt een lans voor het vaker en beter luisteren naar het verhaal dat pleegkinderen zelí te vertellen hebben. Hij stelt vast dat er weliswaar al langere tijd onderzoek wordr verricht waarin pleegkinderen aan hec woord komen, maar de omvang waarin en de wtjze waarop dat gebeurt vertoont velerlei manco's. De auteur staat uiwoerig stil bij het zo schaars bereflecteerde concept'luisteren': wat houdt luisteren in? wat is er voor nodig? wat is het effect op de 'beluisterde' persoon/

orte METEN rn DE PLEECZoRc filf kind? enzovoort. Vervolgens schenkt Grietens aandacht aan enkele opvallende resultaten die naar voren komen in de verhalen van kinderen over de pleegzorg. Tot slot Dat het hindperspectief een blikveld representeert dar bepaald niet altijd samenvalt met het ouderperspectief is iets dat inmiddels in verschillende velden van de zorg voor jeugd goed kan rvorden gedocumenteerd (ugl. Kroes, 2006). Piet Strijker \ /as een der eersten die dat voor het pleegzorgdomein vaststelde (Strijker, 2008), en er bovendien meteen een belangwekkende hypothese aan koppelde en deze toetste (zie verder de bijdrage van Knorth hierna); de prompre reacrie dus van een praktrykbetrokken wetenschapper pur sang. C ERAADPLEEC DE LITERATU U R Baecke,J. A.H., De Boer, R., Bremmer, P.J.J., Duenk, M., Kroon, D.J.J., Loeffen, M.M., Mobach, C. E., & Schuvr, tu. (2009). EvalucttieonderzoekVlet op dejergdzorg. Eindrapport Amersfoorr: BMC I advies management. Biringen, Z. (2000). Emotional availability: Conceptualisation and research findings. American Jowrnal of Orth o p s1 chiatt1,, 70, l0 4-14. Kroes, G. (2006). The perception of child problem behauior. Academisch proefschrifr. Nijmegen: De Waarden/ Prakrikon. lr'{inrr'. B. (1999). Annotation: Ourcomes in long-term foster famil;' care.journal of Cbild Ps1chologt and P s1 chi atry, 40, 99 I -999. Pleegzorg Nederland (2011). Factsheet Pleegzorg2010. Op 3 november 2011 geraadpleesd via: hrcps://r.rtr,r,. pleegzorg.nl/media/upioads/ni euu's/famsheet_pleegzorr_20 1 O_def.pdf. Strijker,_1. (1995). Dagpleegzorg lr4ethoden t'an beinl,loedíngen risicouariabelen. Acadernisch proefschrifc. Gron in gen : Uitgeverij Stichting Kir-rderscudies. Srrijker, J. (2008). Diagnostiek en het multiple informantenprobleem. In E. J. Knorrl-r. H. Nakken, C. E. Oenerna-Mosrert, A.J.l M. Rcu.;ssenaars, &J. Strijker (Red.), De ontu,ihkelinguan kinderen metproblem en : gewoon anders (pp. 69-7 9). Garant: Antwerpen/Apeldoorn. Strijker, J. Q009). Kennisboek Pleegzorg. Urrecht: Uitgeverij STILI No\1. Srrijker, J. (2010). Fosrer care in the Netherlands: Correlares of placement breakclou'n and successful placenrent. In E. Fernandez. & R. P. Barrh (Eds.), How does foster cdre tuork? International euidence on outconles (pp. 82-9a). London/Philadelphia: Jessica Kingsley Publishers. Van der Ploeg,J. D. (2011). Pleegzorg. InJ. I). van der Ploeg, & E. M. Scholre (Red.), Orthopeclagoglsche probleemreld,en en uoorzieningen in. Nederland (pp. 2aS-261). Leuven/Apeldoorn: Garant.