HOF AMSTERDAM (HANDELSKAMER) 16 augustus 2007, nr. 1656/05 (Mrs. L.C. Heuveling van Beek, W.H.F.M. Cortenraad, H.H. Kersten)

Vergelijkbare documenten
ECLI:NL:GHAMS:2013:3271 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

174. De (on)zin van een monddoodclausule

ECLI:NL:GHARN:2006:AZ6239

zaaknummer rechtbank Amsterdam : C/13/ KG ZA arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 22 juli 2014

ECLI:NL:GHAMS:2017:147 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:GHLEE:2007:BA7844 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

arrest van de tweede civiele kamer van 21 april 2009 de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid

ECLI:NL:GHARL:2015:9831

ECLI:NL:GHARL:2015:6585

ECLI:NL:RBMNE:2015:6266

ECLI:NL:GHARL:2017:2679

ECLI:NL:GHAMS:2007:BB8805 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer 1659/05

ECLI:NL:GHSHE:2014:1286 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

LJN: BY3633, Gerechtshof Leeuwarden, /01

ECLI:NL:GHDHA:2014:3834

ECLI:NL:GHAMS:2012:BY7866 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBARN:2007:BB1598

ECLI:NL:RBROT:2012:BV6392

ECLI:NL:GHARL:2013:4437 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [X] B.V., handelend onder de naam [Y],

ECLI:NL:GHARL:2016:7955 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHLEE:2007:BB0648 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2014:218 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBLIM:2014:7733

ECLI:NL:RBAMS:2015:5812

ECLI:NL:RBSGR:2003:AI0610

ECLI:NL:RBAMS:2014:290

ECLI:NL:RBMID:2009:BK9164

LJN: BV6124,Voorzieningenrechter Rechtbank Arnhem, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHAMS:2010:932 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHDHA:2016:3526

ECLI:NL:RBMID:2008:BD4799

ECLI:NL:RBMNE:2016:4975

ECLI:NL:GHDHA:2015:457

ECLI:NL:CRVB:2009:BI9049

ECLI:NL:GHSHE:2014:1211 Gerechtshof 's-hertogenbosch Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer HD

ECLI:NL:RBARN:2010:BN9752

ECLI:NL:GHSHE:2016:2711

ECLI:NL:RBARN:2011:BP3479

ECLI:NL:RBROT:2006:AX9306

ECLI:NL:GHAMS:2015:2719 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHAMS:2016:5140 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

I n z a k e: T e g e n:

ECLI:NL:GHSHE:2017:317

ECLI:NL:GHDHA:2013:4308

ECLI:NL:GHDHA:2014:3066

ECLI:NL:GHARL:2015:350

ECLI:NL:GHSHE:2016:2505

ECLI:NL:GHSHE:2006:AW4155

ECLI:NL:GHARN:2010:BN9921

HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN Arrest van de tweede kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:

ECLI:NL:GHAMS:2014:3576 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:RBROT:2015:4468

ECLI:NL:GHSGR:2006:AX1046

ECLI:NL:GHAMS:2016:4193 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMID:2008:BE0039

'141 SEP 201. de Rechtspraak. Gerechtshof Amsterdam. Afdeling civielrecht en belastingrecht. mr. L.C.J. Sprengers Postbus SC Utrecht

ECLI:NL:GHDHA:2016:3477

ECLI:NL:RBNNE:2016:4508 Rechtbank Noord-Nederland Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer CV EXPL

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

De vaststellingsovereenkomst. Prof. mr dr Edwin van Wechem

ECLI:NL:RBMNE:2016:6315

ECLI:NL:GHAMS:2014:4363 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

ECLI:NL:GHARL:2014:3568 Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

OMSCHRIJVING BIJZONDERE BEPALINGEN (ERFDIENSTBAARHEDEN / KWALITATIEVE VERPLICHTINGEN / KETTINGBEDINGEN ETC) Locatie Hengelo (Het Broek Noord)


ECLI:NL:GHARN:2009:BJ1987

ECLI:NL:GHAMS:2013:245 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

vonnis RECHTBANK Overijssel Team kanton en handelsrecht, zittingsplaats Almelo Zaaknummer: \CV EXPL Vonnis van 17 april 2018

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 24 september 2013.

Honderbezitter aansprakelijk voor schade aangericht door hond aan hondenuitlaatster

Uitspraak. Bijzondere kenmerken Hoger beroep kort geding Inhoudsindicatie Kort geding. Spoedeisend belang. Overeenkomst tot stand gekomen?

- 1 - BIJZONDERE VEILINGVOORWAARDEN Locatie Drouwenermond

Uitspraak. GERECHTSHOF s-hertogenbosch. Afdeling civiel recht. zaaknummer HD /01. arrest van 22 september 2015.

ECLI:NL:GHSHE:2017:3619

ECLI:NL:GHSHE:2009:BH9935

ECLI:NL:RBAMS:2016:1678

ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1090 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Algemene Voorwaarden Autobedrijf Severs

ECLI:NL:GHLEE:2006:AV4142 Gerechtshof Leeuwarden Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Rolnummer

ECLI:NL:GHAMS:2015:4078 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBUTR:2009:BI6799

ECLI:NL:GHARN:2005:AU7142

ECLI:NL:GHARL:2017:1243

ECLI:NL:GHDHA:2015:645

ECLI:NL:GHSHE:2004:AO4119

ECLI:NL:GHAMS:2015:4335 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer /01

ECLI:NL:RBMID:2011:BR4744

ECLI:NL:GHAMS:2014:5409 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

KOOPOVEREENKOMST ONBEBOUWDE KAVEL versie 15 april 2011 (2)

ECLI:NL:GHAMS:2014:4333 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

LJN: BM7306, Rechtbank Groningen, Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:RBHAA:2008:BC3422

ECLI:NL:RBMNE:2013:BZ9562

ECLI:NL:RBNHO:2017:6351

ECLI:NL:GHARN:2011:BQ7402

ECLI:NL:RBUTR:2009:BJ6219

ECLI:NL:GHSGR:2003:AI0508

LJN: BR2500, Gerechtshof Leeuwarden, /01 Print uitspraak. Datum uitspraak: Datum publicatie:

ECLI:NL:GHAMS:2014:4339 Gerechtshof Amsterdam Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer

Transcriptie:

RCR 2008,16 HOF AMSTERDAM (HANDELSKAMER) 16 augustus 2007, nr. 1656/05 (Mrs. L.C. Heuveling van Beek, W.H.F.M. Cortenraad, H.H. Kersten) BW art. 3:40; Gr.w art. 17; EVRM art. 6; BUPO art. 14 Nakoming. Nietigheid. Strijd met de openbare orde. Is een bezwaar-, ketting- en boetebeding dat verkoper van een perceel en zijn rechtverkrijgenden verplicht om niet in rechte op te komen tegen bouw- en ontwikkelingsplannen van eigenaar van naastgelegen perceel nietig wegens strijd met de openbare orde? De Wilde heeft aan Smit een perceel met opstallen verkocht. Het aangrenzende perceel met woonhuis is en blijft eigendom van De Wilde. De koopovereenkomst en ook de leveringsakte bevat het beding dat De Wilde op geen enkele wijze (ook niet in rechte) zal opkomen tegen de bouw- en ontwikkelingsplannen van Smit met betrekking tot het perceel en in geval van bestemmingswijziging ook geen enkele vordering tot planschadevergoeding of andere nadeelcompensatie zal indienen. De Wilde dient dit beding als kettingbeding aan zijn (opvolgende) rechtverkrijgenden op te leggen, zulks op straffe van verbeurte van een contractuele boete. De Wilde heeft het woonhuis vervolgens aan Blokdijk c.s. verkocht, zander voornoemd beding in de koopovereenkomst en leveringsakte op te nemen. Smit vordert van De Wilde betaling van de contractuele boete op grand van wanprestatie, vermeerderd met wettelijke rente en tevens aanvullende schadevergoeding. Het meest verstrekkende verweer van De Wilde is dat het beding nietig, althans vernietigbaar is, wegens strijd met de goede zeden en/of openbare orde, althans strijdig met een dwingende wetsbepaling. De rechtbank oordeelt dat contractsvrijheid voorop staat, maar die vrijheid wordt ingeperkt door de wet (in het bijzonder art. 3:40 BW). Is inhoud en/of strekking van het onderhavige bezwaar-, ketting- en boetebeding van dien aard dat het in strijd komt met de goede zeden en/of de openbare orde? Die vraag wordt bevestigend beantwoord. De volgende omstandigheden acht de rechtbank daarbij relevant: (i) de bouwplannen van Smit zijn weinig concreet, (ii) het beding strekt zich ook uit tot wijzigingen van de huidige bouwplannen, en (iii) het beding is bijzonder verstrekkend, omdat De Wilde en anderen ook verbonden zijn om geen zienswijzen en/of bedenkingen tegen (de) plannen van Smit in te dienen of te maken, terwijl er ook geen aanspraak kan warden gemaakt op (schade)- vergoeding of nadeelcompensatie. Volgens de rechtbank raakt een dergelijke, ongeclausuleerde beperking aan de grondvesten van de democratische rechtsstaat en is het belang dat het beding beoogt te dienen niet zo gewichtig dat het die beperking rechtvaardigt. Hof: Het hof bekrachtigt het vonnis en oordeelt dat het beding nietig is wegens strijd met de openbare orde. Het beding is ontoelaatbaar, omdat de beperking van de toegang tot rechtsbescherming volstrekt algemeen en onbepaald is geformuleerd, waardoor het zeer verstrekkend is niet alleen voor De Wilde maar ook voor willekeurige opvolgende verkrijgende derden en daardoor onverenigbaar met de fundamentele rechtsbeginselen die zijn vastgelegd in art. 17 Grondwet, art. 6 EVRM en art. 14 BUPO. De (bouw)plannen van Smit zijn daarenboven slechts vagelijk omschreven en daarop kunnen nog 'wenselijk geachte wijzigingen', die niet nader zijn omschreven, warden aangebracht, waardoor de reikwijdte van de beperkingen en de consequenties op voorhand moeilijk te overzien zijn. Dat het beding niet zal leiden tot niet-ontvankelijkverklaring in een bestuursrechtelijke procedure, maakt dat niet anders. Mede gelet op het bedrag van de contractuele boete, dat zowel op zichzelf beschouwd als in verhouding tot de koopprijs zeer hoog moet warden geacht, en de verplichting tot (verdere) schadevergoeding, wordt de toegang tot rechtsbescherming aan opvolgende verkrijgers praktisch gezien ontnomen. Nu de bouw- en ontwikkelingsplannen ook nog eens vaag zijn en het beding ook ziet op wenselijk geachte wijzigingen daarvan wordt de reikwijdte van het beding verder vergroot en daarmee de consequenties van het prijsgeven van de rechtsbescherming op voorhand moeilijk te overzien.

Zie ook: HR 16 november 1984, NJ 1985, 624; HR 3 april 1998, NJ 1998, 588; HR 26 januari 1990, NJ 1991, 393; HR 7 april 2000, NJ 2000, 652; HR 2 mei 2003, NJ 2003, 485; HR 6 januari 2006, NJ 2006, 301; Gem. Hof Ned. Antillen en Aruba 25 mei 1999, NJ 1999, 703; Hof Arnhem 27 mei 1997, NJ 1999, 592; Rb. Groningen 31 januari 2002, M 2002 238; Rb. Middelburg 10 juni 1994, KG 1994, 247. Zie anders: HR 2 februari 1990, N] 1991, 265; HR 7 September 1990, NJ 1991, 266; HR 11 mei 2001, NJ 2002, 364; HR 14 april 2006, N] 2006, 445; Hof Arnhem 17 april 2007, LJN BA4785. Wenk: In de onderhavige zaak staat de vraag centraal of een tussen partijen overeengekomen algemeen en onbepaald geformuleerd kettingen boetebeding, waarbij de verkoper van een perceel niet alleen zichzelf maar ook opvolgende derden de toegang tot iedere rechtsbescherming ontzegt en zichzelf en die derden tevens het recht ontneemt om schadevergoeding te vorderen toelaatbaar is (contractsvrijheid) of nietig vanwege strijd met de openbare orde (art. 3:40 lid 1 BW). Art. 3:40 lid 1 BW bepaalt dat een rechtshandeling die naar inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, nietig is. In de literatuur wordt aangegeven dat er geen scherp onderscheid bestaat tussen strijd met de goede zeden en strijd met de openbare orde. Beide criteria verwijzen naar fundamentele rechtsbeginselen. In geval een beding strijdig is met een dwingende wetsbepaling zal er veelal tevens sprake zijn van strijd met de openbare orde, omdat het in de regel strijdig geoordeeld wordt met de openbare orde om zich tot een wettelijk verboden prestatie te verplichten. Zo ook in dit geval. Voor het formuleren van (rechtsgeldige) kettingbedingen (versterkt door een boetebeding) die het recht op het vragen van rechtsbescherming inperken, is dit arrest van belang. Wanneer een dergelijk beding volstrekt algemeen en onbepaald wordt geformuleerd, tot een prestatie verplicht waarbij ook de rechtspositie en rechtsbescherming van derden wordt geraakt, terwijl de precieze reikwijdte van het beding in het vage blijft, dan is een dergelijk beding ontoelaatbaar (nietig), omdat het onverenigbaar geacht moet worden met in de Nederlandse rechtsorde verankerde fundamentele rechtsbeginselen. A.M.H. Smit, te Obdam, appellant, proc. mr. J.M. Bakx-van den Anker, Tegen B. de Wilde, te Frankrijk, geïntimeerde, proc. mr. N.A. Luijten.

Hof: ( ) 3. Feiten De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.a tot en met h een aantal feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt. Daaromtrent bestaat geen geschil zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. 4. Beoordeling 4.1. Het gaat in deze zaak, kort samengevat, om de volgende tussen partijen enerzijds gestelde en anderzijds niet dan wel onvoldoende weersproken en dus vaststaande feiten en omstandigheden. 4.1.1. Smit en De Wilde hebben op 27 juni 2002 een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot een perceel met opstallen gelegen aan de Zuiderweg Cost 8 te Twisk (hierna: het perceel). De koopsom bedroeg 250.000 kosten koper. De Wilde bleef eigenaar van een aangrenzend perceel met woonhuis aan de Zuiderweg Oost 9 (in de koopakte aangeduid met 'het onverkochte deel van gemeld perceel 832', hierna: het woonhuis). In de koopakte is onder meer het volgende beding opgenomen: Tenslotte zal in de akte tot levering het navolgende beding worden opgenomen: Verkoper, en zijn zoon, de heer J. de Wilde en zijn schoondochter, mevrouw S.O.C. Entius dan wel hun rechtverkrijgende in de eigendom van respectievelijk het onverkochte deel van gemeld perceel 832 en het perceel, plaatselijk bekend 1676 GN Twisk, gemeente Noorder- Koggenland, Zuiderweg Oost (ongenummerd/ achter 6 en 7), kadastraal bekend gemeente Noorder- Koggenland sectie M nummer 831 verbinden zich om direct of indirect geen zienswijzen, bedenkingen, bezwaren/beroepen in te dienen/te maken tegen de door koper of diens rechtverkrijgenden in de eigendom van het verkochte voorgenomen plannen en bouwaanvra(a)g(en) ten aanzien van de realisatie van bedrijfsgebouwen op het verkochte of tegen wenselijk geachte wijzigingen daarvan - voor zover deze betrekking (zullen) hebben dan wel van invloed (zullen/kunnen) zijn op de ontwikkeling en uitvoering van de plannen en zullen nimmer enige planschadevergoedingen en nadeelcompensatie en enige andere vergoeding in samenhang met de door koper of diens rechtverkrijgenden in de eigendom van het verkochte eventueel beoogde bestemmingswijziging indienen. Dit beding (...) alsmede dit ketting- en boetebeding zullen bij elke eigendomsoverdracht of vestiging van een zakelijk en/of persoonlijk genotsrecht van het onverkochte deel van gemeld perceel 832 en het perceel, plaatselijk bekend 1676 GN Twisk, gemeente Noorder-Koggenland, Zuiderweg Oost (ongenummerd/ achter 6 en 7), kadastraal bekend gemeente Noorder-Koggenland sectie M nummer 831, aan de nieuwe verkrijger casu quo gebruiker in eigendom en/of zakelijk en/of persoonlijk genotsrecht moeten worden opgelegd, ten behoeve van de eigenaar van het verkochte moeten worden bedongen en aangenomen en in elke verdere akte van eigendomsoverdracht en/of vestiging van een zakelijk en/of persoonlijk genotsrecht woordelijk worden overgenomen, zulks op verbeurte door de overtredende of toerekenbaar tekortkomende partij, die verzuimt op te leggen, te bedingen, aan te nemen of doen aannemen, van een zonder ingebrekestelling en/of rechterlijke tussenkomst direct opeisbare boete, welke niet voor matiging vatbaar is, van eenhonderdduizend euro ( 100.000), ten behoeve van de wederpartij, een en ander onverminderd de verplichting van de overtredende of toerekenbaar tekortkomende partij tot vergoeding aan de wederpartij van kosten, schade en interessen. (...)' (hierna: het beding). In de op 2 September 2002 verleden akte tot levering van het perceel is het beding eveneens opgenomen, onder de kop 'bezwaarbepaling, ketting- en boetebeding'. 4.1.2. Op 2 februari 2004 heeft De Wilde met JJ.M. Blokdijk en F.G. van der Ploeg (hierna: Blokdijk c.s.) een koopovereenkomst gesloten met betrekking tot het woonhuis. De koopsom bedroeg

190.000 kosten koper. Noch in deze koopovereenkomst, noch in de leveringsakte van 5 maart 2004 waarbij het woonhuis aan Blokdijk c.s. is geleverd, is het beding opgenomen. 4.2. Smit heeft in eerste aanleg, na wijziging van zijn eis, gevorderd De Wilde te veroordelen tot betaling van de contractuele boete van 100.000, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot de dag van de algehele voldoening, alsmede tot betaling van aanvullende schadevergoeding, op te maken bij staat en tot betaling van de proceskosten. De rechtbank heeft de vordering afgewezen. 4.3. Smit heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat De Wilde is tekortgeschoten in de nakoming van de onder 4.1.1 genoemde koopovereenkomst, omdat De Wilde het beding niet heeft opgenomen in de met Blokdijk c.s. gesloten koopovereenkomst van 2 februari 2004 en in de leveringsakte van 5 maart 2004. Volgens Smit is De Wilde hierdoor de contractuele boete verschuldigd en dient De Wilde daarnaast de schade die hij, Smit, heeft geleden te vergoeden. 4.4. De Wilde heeft als meest verstrekkende verweer tegen de vordering aangevoerd dat het beding in strijd is met de goede zeden en/of openbare orde en dus nietig. De rechtbank heeft dit standpunt gevolgd. Zij heeft geoordeeld dat het beding een inbreuk vormt op zo fundamentele beginselen van de Nederlandse rechtsorde dat het nietig moet worden geacht. Tegen dit oordeel van de rechtbank richt zich grief 1. Ten aanzien van deze grief wordt het volgende overwogen. 4.5. Krachtens artikel 3:40, eerste lid, BW is een rechtshandeling die door inhoud of strekking in strijd is met de goede zeden of de openbare orde, nietig. Dit brengt mee dat een overeenkomst respectievelijk een daarin opgenomen beding nietig is indien de overeenkomst dan wel dat beding verplicht tot een prestatie die in strijd komt met de goede zeden of openbare orde. Derhalve dient te worden beoordeeld of het voorliggende beding verplicht tot een dergelijke prestatie. 4.6. Het beding voorziet er niet alleen in om in de relatie tussen de partijen bij de onder 4.1.1 genoemde koopovereenkomst, Smit en De Wilde, vast te leggen dat De Wilde op geen enkele wijze (waaronder in rechte) kan opkomen tegen de - in het beding bedoelde - bouw- en ontwikkelingsplannen van Smit met betrekking tot het perceel, maar schrijft tevens voor dat De Wilde deze beperking bij wijze van kettingbeding moet doorgeven aan al zijn rechtsopvolgers (en het door dezen moet laten doorgeven aan hun rechtsopvolgers) als eigenaar van het woonhuis en het aangrenzende ongenummerde perceel, zodat (ook) derden deze het woonhuis en het ongenummerde perceel achter Zuiderweg Oost 6 en 7 te Twisk niet zullen kunnen verkrijgen zonder bij voorbaat afstand te doen van de in het beding genoemde rechten. Daarmee strekt het beding ertoe om derden de toegang tot rechtsbescherming op grand van - in het bijzonder - de hoofdstukken 6, 7 en 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), alsmede iedere verdere rechtsbescherming, te ontzeggen met betrekking tot de bouw- en ontwikkelingsplannen van Smit en diens rechtsopvolgers als eigenaar van het perceel. Dit moet om de volgende redenen ontoelaatbaar worden geacht. 4.7. In artikel 17 van de Grondwet is bepaald dat niemand tegen zijn wil kan worden afgehouden van de rechter die de wet hem toekent Op grand van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en artikel 14 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BUPO) heeft een ieder bovendien recht op een eerlijke en openbare behandeling van zijn zaak door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat bij de wet is ingesteld. Het betreft hier fundamentele rechtsbeginselen die ertoe strekken de rechtsbescherming van burgers te waarborgen, en die niet - ongelimiteerd - aan willekeurige opvolgende verkrijgers van het woonhuis kunnen worden ontzegd op de wijze voorzien in het beding. Bepalend hierbij is dat de beperking van de toegang tot rechtsbescherming, die praktisch neerkomt op een ontzegging daarvan, in het beding volstrekt algemeen en onbepaald is geformuleerd, zowel gemeten naar degenen die het beding bedoelt te raken (alle opvolgende verkrijgers van het woonhuis) als gemeten naar de aan dezen ontzegde (mogelijke) handelingen teneinde hun rechten te waarborgen, waardoor het beding zeer verstrekkend en met de zojuist bedoelde rechtsbeginselen onverenigbaar is. Dit alles klemt te meer, nu daarenboven de bouw- en ontwikkelingsplannen van Smit in het beding slechts vagelijk zijn omschreven en het beding

bovendien bepaalt dat in die plannen nog 'wenselijk geachte wijzigingen', die niet nader zijn omschreven, kunnen worden aangebracht, waardoor de reikwijdte van de beperkingen door het beding en daarmee de consequenties van het prijsgeven van rechtsbescherming op voorhand moeilijk te overzien zijn en nog worden vergroot. 4.8. Dat het beding niet zal leiden tot nietontvankelijkverklaring in een bestuursrechtelijke procedure - zoals Smit heeft aangevoerd - en in die zin de toegang tot de rechter niet absoluut onmogelijk maakt, maakt het bovenstaande niet anders. Mede gelet op het bedrag van de contractuele boete, dat zowel op zichzelf beschouwd als in verhouding tot de koopprijs zeer hoog moet worden geacht, en de verplichting tot (verdere) schadevergoeding wordt de toegang tot rechtsbescherming aan opvolgende verkrijgers van het woonhuis praktisch gezien ontnomen. 4.9. De conclusie moet dan ook zijn dat het beding verplicht tot een prestatie die onverenigbaar is met in de Nederlandse rechtsorde verankerde fundamentele rechtsbeginselen en die daardoor in strijd is met de openbare orde, zodat het beding nietig is. De grief is dus tevergeefs voorgesteld. 4.10. Grief II strekt ten betoge dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat De Wilde niet gehouden was om het beding in de koopovereenkomst met Blokdijk c.s. en de bijbehorende leveringsakte op te nemen. Gelet op het hiervoor overwogene faalt ook deze grief. Grief III heeft geen zelfstandige betekenis en behoeft derhalve geen bespreking. 4.11. Het bewijsaanbod van Smit dient als niet terzake dienende te worden gepasseerd, nu geen feiten zijn gesteld die, indien bewezen, tot andere oordelen aanleiding geven. 5. Slotsom Het vooroverwogene brengt mee dat de grieven niet tot vernietiging van het bestreden vonnis kunnen leiden. Nu niet blijkt van grond voor vernietiging van dat vonnis, moet het worden bekrachtigd. Smit dient als in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in hoger beroep te worden veroordeeld. 6. Beslissing Het hof: bekrachtigt het bestreden vonnis; veroordeelt Smit in de kosten van het hoger beroep (...); verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Bron: Rechtspraak Contractenrecht, jaargang 2008, aflevering 2