Nummer : 2013/71 Datum : 26 november 2013 Onderwerp : wijziging c.q. aanpassingen diverse belastingverordeningen

Vergelijkbare documenten
gelet op het voorstel van het college van november 2015, nr. 15/

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016)

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018 b e s l u i t :

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 en 24 september en van 13 november 2012;

Verordening onroerendezaakbelastingen

Raadsbesluit. Onderwerp: Verordening onroerende-zaakbelasting Vergadering: 24 november 2015 Agendapunt: 12E Registratienummer:

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

Wetstechnische informatie

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2013.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010 tot het aanpassen tarieven belastingen en heffingen 2011, nr.

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 18 december 2012;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017;

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

Normal 0 false false false MicrosoftInternetExplorer4 /* Style Definitions */ table.msonormaltable

De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Nijverdal, 12 december gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2017;

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende. zaakbelastingen 2012 Citeertitel Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018

Onroerende zaakbelastingen

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN GOOISE MEREN 2016

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015, nr ; VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

*ZEA74E5ECFB* Raadsvergadering d.d. 20 december 2016

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2018 (Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018).

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen

Gezien het voorstel inzake onroerende-zaakbelastingen Stein 2006 (Gem. blad Afd. A 2005, no. 152 );

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2016 (Gemeenteblad 2016, nr. XXX);

Verordening op de heffing en de invordering van Onroerendezaakbelastingen. Citeertitel Verordening Onroerende zaakbelastingen 2015

BESLUIT. VERORDENING op de heffing en invordering van onroerende- zaakbelastingen 2017

Gemeente Langedijk. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015 nummer 55;

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Raadsvergadering : 3 december 2013 Agendapunt : Commissie : - Onderwerp : Verordening onroerende-zaakbelastingen

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014.

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2016

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2016.

I. in te trekken de verordening d.d. 13 december 2007, nr. 60a; II. vast te stellen de: Artikel 1

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 20 december 2005;

Verordening BI-zone Groote Lindt Zwijndrecht 2016

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

RAADSVOORSTEL. Vaststellen Herziene verordening onroerende zaakbelasting Opsterland 2015 Portefeuillehouder : Rob Jonkman

Raadsmededeling - Openbaar

VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen. emeente Druten. emeenteraad lastinnen: onroerende-zaakbelastinçien

DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE BESLUIT. Verordening onroerende-zaakbelastingen Deurne 2018

De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 6 januari 2009, Nr.

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING STEIN 2016

NIEUWE Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014

gelet op de tekst van de tussen de gemeente Zoeterwoude en BIZ-vereniging Grote Polder te sluiten Uitvoeringsovereenkomst;

Raadsmededeling - Openbaar

Verordening BI-zone winkelcentrum Willem de Zwijger

Verordening BI-zone De Vergulde Hand Vlaardingen Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, R.nr. 46.

Samenvatting: Voorgesteld wordt de Verordening Onroerende Zaakbelasting 2019 vast te stellen.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015, met kenmerk AP020, raadsstuk 15bb8495;

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Bergambacht 2016

Raadsvoorstel Reg. nr : Ag. nr : Datum :

*ZEA18E71503* Raadsvergadering d.d. 17 december 2015

Verordening Bedrijveninvesteringszone Nieuweweg. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2017;

Verordening BedrijvenInvesteringsZone gebruikers Binnenstad Hengelo

Argumentatie In de programmabegroting 2016 hebben wij u al meegedeeld dat de tarieven met 2% verhoogd moeten worden.

Verordening bedrijveninvesteringszone Bedrijventerrein Vianen

Verordening bedrijveninvesteringszone De Krogten 2017 gemeente Breda

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van?? september 2016;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

Verordening op de heffing en de invordering van. en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Oosterhout 2012

het van het college van burgemeester in wethouders vin 1 oktober 2013;

gelet op de tussen de gemeente Breda en Ondernemersvereniging BiZ Steenakker gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 18 oktober 2016; B E S L U I T:

RAADSVOORSTEL MET VERORDENING

In de commissie RF van 4 juni 2015 zijn met betrekking tot de OZB de volgende uitgangspunten vastgesteld :

GEMEENTEBLAD. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 november 2016;

Onderwerp Verordening onroerende zaakbelastingen Commissie Bestuur. Commissie Ruimte. Commissie Sociaal. Informerende Commissie.

Verordening bedrijveninvesteringszone De Aam

GRIFFIE LEIDEN INGEKOMEN

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2019

Verordening bedrijveninvesteringszone eigenaren en gebruikers Centrum Papendrecht

Verordening BI-zone Steenakker Breda 2012

Verordening Bedrijveninvesteringszone bedrijventerrein Dalfsen 2018

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015

Verordening op de heffing en invordering Bedrijveninvesteringszone Smakterheide Venray 2017

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

Gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders, nummer van..

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besluit :

Verordening Bedrijven Investering Zone Binnenstad

Verordening bedrijveninvesteringszone Haarbrug-Noord gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van (datum en nummer);

Verordening rioolheffing Opmeer 2019.

Gemeenteraad: 14 december 2017

Verordening op de heffing en de invordering van een bedrijveninvesteringszone bedrijventerrein De Trompet Heemskerk

Wetstechnische informatie

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2018, met overneming van de daarin vermelde motieven; besluit:

Verordening op de heffing en de invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Losser

BESLUIT: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING

Wetstechnische informatie

Verordening Bedrijveninvesteringszone Centrum Groesbeek 2017

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2013;

Verordening bedrijveninvesteringszone winkelgebied Naaldwijk gemeente Westland 2016

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.21 november 2017 ; b e s l u i t :

Transcriptie:

Voorbereidende raadsvergadering: Besluitvormende raadsvergadering: 17 december 2013 Portefeuillehouder: J.H. Herselman AAN DE GEMEENTERAAD Nummer : 2013/71 Datum : 26 november 2013 Onderwerp : wijziging c.q. aanpassingen diverse belastingverordeningen Geachte raad, Inleiding In uw vergadering van 12 november 2013 heeft u ingestemd met de begroting 2014. In de paragraaf lokale heffingen behorende bij deze begroting zijn voorstellen gedaan voor de verhoging van de gemeentelijke belastingtarieven voor 2014. Voorstel Vaststellen van de volgende wijzigingen van de belastingverordeningen overeenkomstig bijgaande conceptbesluiten: - Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2014; - Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014; - Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 2014; - Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2014; - Verordening op de heffing en invordering van forensenbelasting 2014; - Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014; - Verordening op de heffing en invordering van watertoeristenbelasting 2014; - Verordening op de heffing en invordering van leges 2014; - 15 e wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van lijkbezorgingsrechten 2002; - Verordening op de heffing en invordering van marktgelden 2014; - 21 e wijziging van de Verordening op de heffing en invordering van precariorechten. 1

Toelichting Wettelijke aanpassingen Tarieventabel leges titel 1 hoofdstuk 2 Reisdocumenten Vanaf 1 juni doet Kapelle mee aan de pilot vermissing staatsdocumenten. Dit houdt in dat inwoners, in geval van vermissing van een staatsdocument, niet meer eerst aangifte moeten doen bij de politie voordat zij bij de gemeente een nieuw document kunnen aanvragen. Op 18 september 2013 heeft de Tweede Kamer de wijziging van de Paspoortwet besproken. Deze wijziging voorziet er onder meer in dat de Nederlandse identiteitskaart en het paspoort een maximale geldigheidsduur van 10 jaar gaan krijgen voor personen die 18 jaar en ouder zijn. Tevens wordt met deze wijziging geregeld dat voor de NIK geen vingerafdrukken meer opgenomen gaan worden en voor paspoorten nog maar 2 in plaats van 4 vingerafdrukken. Op grond van de te wijzigen Paspoortwet mogen, als de gewijzigde Paspoortwet in werking treedt, bij de aanvraag van een reisdocument of Nederlandse identiteitskaart geen andere kosten bij de aanvrager in rekening worden gebracht dan de (maximum) toegestane leges, zoals opgenomen in het Besluit paspoortgelden. Het heffen van vermissingsleges naast de gewone leges voor het paspoort of de identiteitskaart is niet toegestaan. Tijdens de behandeling van de wijziging van de Paspoortwet in de Tweede Kamer op 18 september 2013 is door de Kamer gevraagd de gemeenten op te roepen om, vooruitlopend op de aanstaande wetswijziging, nu al te stoppen met het in rekening brengen van vermissingsleges Deze aanpassing is verwerkt in de tarieventabel door artikel 1.2.4 te laten vervallen. In 2012 zijn in totaal 123 vermissingen geweest waar de gemeente volgens de leges tarieven 16,50 per vermissing in rekening kon brengen. De jaarlijkse aanpassing van de tarieven voor de reisdocumenten zijn nog niet bekendgemaakt, deze zullen waarschijnlijk in de eerste helft van december bekend worden. De gemeente Kapelle heft de maximale tarieven. Conform artikel 10 overdracht van bevoegdheden is het college bevoegd deze tarieven aan te passen zodra deze bekend zijn gemaakt, zodat er geen nieuwe leges tarievenlijst vastgesteld moet worden door uw raad. Tarieventabel leges titel 1 hoofdstuk 3 Rijbewijzen Gemeenten mogen voortaan maximaal 38,48 rekenen voor een rijbewijs. De ministerraad heeft op 6 september ingestemd met een voorstel van minister Schultz van Haegen (ministerie van Infrastructuur en Milieu). Voor extra service mogen gemeenten nog wel een hoger tarief rekenen. Het maximumtarief is de uitkomst van een bestuurlijk overleg uit 2011 en is gebaseerd op een kostenonderzoek bij gemeenten (april 2010). Het maximum aan gemeentelijke kosten kwam toen uit op 26,56 en de rijkskosten op 9,50 (totaal 36,06). Met de destijds afgesproken indexatie is het maximumbedrag voor nieuwe rijbewijzen nu vastgesteld op 38,48. Aangezien alle leges afgerond worden op 0,05 zijn de leges voor de rijbewijzen opgenomen in de tarieventabel voor 38,45. Tarieventabel leges titel 1 hoofdstuk 10 Leegstandwet Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Leegstandwet kan het college van burgemeester en wethouders de eigenaar van een woning of een gebouw vergunning verlenen tot tijdelijke verhuur van woonruimte. De verwachting is dat in verband met de economische crisis meer van de mogelijkheid van tijdelijke verhuur gebruik zal worden gemaakt Met ingang van 1 juli 2013 zijn de mogelijkheden tot tijdelijke verhuur vergemakkelijkt en verruimd (Kamerstukken 33436). Hierdoor kan tijdelijke verhuur vaker een oplossing vor- 2

men in situaties waarin eigen bewoning, reguliere verhuur dan wel verkoop van een woonruimte op afzienbare termijn niet tot de mogelijkheden behoort. Op grond van het gewijzigde artikel 15 Leegstandwet gelden de volgende regels: - Voor woonruimte in een gebouw (zoals kantoren of scholen): - indien een omgevingsvergunning afwijking bestemmingsplan is verleend: vergunning tijdelijke verhuur voor de duur van die omgevingsvergunning tot maximaal 10 jaar (artikel 15, lid 4a); - indien geen omgevingsvergunning: vergunning tijdelijke verhuur voor 2 jaar, met mogelijkheid van jaarlijkse verlenging tot maximaal 10 jaar (artikel 15, lid 5). - Voor woonruimte in een voor verkoop bestemde woning: vergunning tijdelijke verhuur voor 5 jaar; geen verlenging mogelijk (art. 15, lid 5a). - Voor woonruimte in een voor verhuur bestemde woning (in afwachting van sloop of renovatie): vergunning tijdelijke verhuur voor 2 jaar, met mogelijkheid van jaarlijkse verlenging tot maximaal 7 jaar (artikel 15, lid 5). Subonderdeel 1.10.2 is tekstueel aangepast, het vierde lid is vervangen door het vijfde lid. Wijzigingen in belastingverordeningen door Wet basisregistratie personen De Wet basisregistratie personen en Aanpassingswet basisregistratie personen (Stb. 2013, 315 en 316) treden naar verwachting 6 januari 2014 in werking. Deze wetten hebben gevolgen voor de: legesverordening verordening toeristenbelasting verordening watertoeristenbelasting Deze wijzigingen zijn verwerkt in de verordeningen 2014. De datum van ingang van deze onderdelen van de heffing is dan 6 januari 2014. Rioolheffing/afvalstoffenheffing en hondenbelasting: Volgend jaar gaat SaBeWa Zeeland één aanslag versturen voor zowel de gemeentelijke belastingen als de waterschapsbelastingen. In het artikel ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang, stonden bedragen in verband met de ontheffing van het niet heffen van bedragen minder dan 5, 15 en 25. Deze bedragen zijn komen te vervallen. Aanpassing van termijnen van betaling Bij de afvalstoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting, onroerende zaakbelasting en forensenbelasting zijn de termijnen van betaling aangepast. In 2013 was de mogelijkheid om in één termijn te betalen of tot de mogelijkheid tot automatische incasso vanaf 50. Aangezien volgend jaar één aanslag verstuurd gaat worden is het belangrijk om alle termijnbetalingen en voorwaarden automatische incasso gelijk te trekken tussen de gemeenten en waterschap. In het Algemeen Bestuur van SaBeWa is besloten om naar twee termijnen te gaan met vervaldatum na 1 en 3 maanden na dagtekening met een mogelijkheid tot automatische incasso tussen 50 en 10.000 in 9 termijnen. Het aantal termijnen in de oude situatie was één termijn met een mogelijkheid tot automatische incasso in minimaal 5 en maximaal 9 termijnen. Hondenbelasting In het verleden is gekozen om de belasting voor een tweede hond hoger vast te stellen dan die voor de eerste hond. Op basis van rechtsgelijkheid is de verordening aangepast. Voor elke hond wordt nu hetzelfde tarief berekend. De tarieven zijn verhoogd met de inflatievergoeding van 2%. Om te zorgen dat de opbrengst voor de hondenbelasting gelijk blijft zijn de tarieven aangepast. Tarief van de eerste hond gaat van 57,65 naar 61,40, de tweede hond van 86,80 naar 61,40 en elke extra hond van 45,70 naar 61,40. Onroerende zaakbelastingen 3

Zoals bekend vindt er jaarlijks een herwaardering plaats in het kader van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). De herwaardering per 1 januari 2014 (waardepeildatum 1 januari 2013) kan als volgt worden samengevat: Getaxeerde waarde onroerend zaakbelasting: 2013 2014 % Woningen 1.202.269.000 1.141.380.000-5,06% Niet-woningen 245.453.000 238.961.452-2,64% Niet-woningen gebruiker 226.811.000 220.673.452-2,71% In de begroting 2014 is de tariefstijging van 2% opgenomen en de waardeontwikkeling van het vastgoed. De tarieven in 2014 worden vastgesteld op: 2013 2014 Eigendom woningen 0,1026% 0,1098% Eigendom niet woningen 0,1977% 0,2068% Gebruik niet woningen 0,1590% 0,1664% Rioolheffing De rioolheffing heeft als basis 100% kostendekkendheid. De totale begrote kosten van riolering zijn hoger dan in 2013. Op 5 juli 2011 heeft u het besluit genomen de voorstellen uit het onderzoek begroting riolering over te nemen en de tarieven in de periode 2012 t/m 2025 geleidelijk te verhogen. Voor 2014 heeft dit als consequentie een verhoging van de tarieven met 2% inflatie en 3,25% uit de gecontroleerde tariefontwikkeling. Forensenbelasting De tarieven voor 2013 stijgen met 2% inflatie en 5% waardeontwikkeling. 2013 2014 Minder dan 107.000 328,70 351,70 Tussen 107.000 en < 159.000 406,60 435,05 Tussen 159.000 en < 212.000 499,60 534,60 Tussen 212.000 en < 265.000 581,80 622,55 Meer dan 265.000 662,90 709,30 Verordening op de heffing en invordering van leges: In de tarieventabel, behorende bij de legesverordening 2014 zijn de tarieven van de leges van titel 1 Algemene dienstverlening en titel 3 Dienstverlening vallend onder Europese dienstenrichtlijn verhoogd met 2%, met uitzondering van de door het Rijk vastgestelde tarieven. Titel 1 hoofdstuk 10 Leegstandwet. Voor te koop staande koopwoningen wordt bij nieuwe vergunningen (op of na 1 juli 2013) geen maximale huurprijs meer in de vergunning opgenomen. De huurprijs is vrij overeen te komen. De woning wordt nu niet meer getaxeerd door de RWS. Het tarief is hierdoor verlaagd. 4

Titel 1 hoofdstuk 14 Gehandicaptenparkeerkaart: Voor de aanvraag en verlenging is nu een differentiatie gemaakt in het tarief voor een gehandicaptenparkeerkaart met een medisch advies en voor een gehandicaptenparkeerkaart zonder medisch advies. Nieuw is het tarief voor het afgeven van pasjes voor evenementenverkeersregelaars. Wettelijk zijn wij verplicht om hiervoor een abonnement af te sluiten. De kosten hiervan zijn verdisconteerd in het tarief. Titel 2: Dienstverlening vallend onder fysieke leefomgeving / omgevingsvergunning De tarieven worden verhoogd met de index van 2%. Extra verhoging bouwleges met 0,5% bovenop de indexering ivm gedeeltelijke verdiscontering van de kosten van het vooroverleg. Van het vooroverleg wordt door veel mensen gebruikt van gemaakt en hiervoor wordt niets in rekening gebracht. Het aantal uren die hieraan besteed worden per aanvraag bedragen 8 tot 15 uur. Deze uren worden besteed aan de toetsing aan het bestemmingsplan, de welstandscommissie wordt om advies gevraagd en vaak zijn er ook gesprekken met de initiatiefnemer. Het plafond in de hoogte van de bouwleges komt te vervallen. Afvalstoffenheffing De totale kosten van afval worden omgeslagen over het aantal een- en meerpersoonshuishoudens en het aantal extra containers. De exploitatielasten voor 2014 worden geraamd op 1.273.000. 2013 2014 Eenpersoonshuishouden 209,45 202,50 Meerpersoonshuishouden 279,25 270,00 Toeristenbelasting en Watertoeristenbelasting Beide belastingen worden verhoogd van 0,80 naar 0,82 per persoon per overnachting. Lijkbezorgingsrechten Op 5 juli 2011 heeft u het besluit genomen de voorstellen uit het onderzoek begroting begraafplaatsen over te nemen en de tarieven in de periode van 2012 t/m 2015 geleidelijk met 1,5% te verhogen bovenop de loon- en prijsstijging 2% om te komen tot volledige kostendekkendheid van de begraafplaatsen. Korting Sinds de afschaffing van de "Zalm-snip heeft u besloten om de huishoudens toch nog een korting te verlenen op de gemeentelijke heffingen. Naar aanleiding van de aangenomen motie over de taakstellingen is de korting gehalveerd ten opzichte van 2013 en komt uit op een bedrag van 33,85 per huishouden. Argumenten 1. De verhoging van 2% is gebaseerd op het geraamde inflatiepercentage voor 2014 en het bij de begroting 2014 behorende dekkingsplan. Kanttekeningen Geen bijzonderheden. Financiën (kosten, baten, dekking) De opbrengsten van voornoemde belastingen maken deel uit van de begroting 2014. 5

Risico's Geen bijzonderheden. Voorbereidende raad De opbrengsten van voornoemde belastingen maken deel uit van de begroting 2014 welke is vastgesteld in de vergadering van 12 november 2013. Ter inzage liggende stukken Geen. Hoogachtend, Burgemeester en wethouders van Kapelle, De secretaris, De burgemeester, mevrouw ir. M. Quapp mr. A.B. Stapelkamp 6

Verordening afvalstoffenheffing 2014 Besluit nr. 2013/71a De raad van de gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, nr. 2013/71a; gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2014 (Verordening afvalstoffenheffing 2014). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder gebruik maken : gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam 'afvalstoffenheffing' wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt geheven ter zake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 3 Belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van het perceel; b. ingeval een gedeelte van een perceel in gebruik is afgestaan, degene die dat gedeelte in gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar: a. Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door één persoon 202,50. b. Indien het perceel op 1 januari van het belastingjaar, of indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht wordt gebruikt door meer dan één persoon 270,00. 2. Voor het in gebruik hebben van een extra minicontainer is 50% van het tarief van een meerpersoonshuishouden verschuldigd. 3. Onverminderd het bepaalde in lid 1 en 2 bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen: a. per 1 e kubieke meter gratis b. voor elke volgende kubieke meter 13,00 7

4. De in artikel 7 bedoelde heffing naar tijdsgelang wordt beschouwd alsof de lokale lastenvermindering niet zou zijn toegepast. 5. Indien er in de gemeentelijke basisadministratie geen personen op het in lid 1 genoemde perceel staan ingeschreven is het onder a van lid 1 genoemde tarief van toepassing. Artikel 5 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en het derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt. Artikel 8 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50 doch minder is dan 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2013 vastgesteld op 18 december 2012, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 8

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening afvalstoffenheffing 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 17 december 2013. De griffier, De voorzitter, Mevrouw J.J.M.M. Chamalaun Mr. A.B. Stapelkamp 9

Verordening rioolheffing 2014 Besluit nr. 2013/71b. De raad der gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, nummer 2013/71b; gelet op artikel 228a van de gemeentewet; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing 2014 (Verordening rioolheffing 2014). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: 1. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; 2. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; 3. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. 4. woning: een perceel dat in hoofdzaak tot woning dient, conform het gestelde in artikel 220a van de Gemeentewet. 5. niet-woning: perceel niet zijnde een woning, conform het gestelde in artikel 220a van de Gemeentewet. Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: 1. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en 2. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Artikel 3 Belastbaar feit, belastingplicht en vrijstelling 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Met betrekking tot de belasting als bedoeld in het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als 10

zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt voor niet-woningen geheven naar de waarde in het economische verkeer van het perceel waarbij geldt dat: a. ingeval het perceel een onroerende zaak is, de waarde in het economisch verkeer gelijk is aan de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet Waardering onroerende zaken voor die onroerende zaak vastgestelde waarde zoals deze voor het in artikel 7 bedoelde kalenderjaar geldt; b. ingeval voor het perceel geen waarde op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld, de heffingsmaatstaf van dat perceel wordt bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. 2. De belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid wordt voor woningen geheven naar de samenstelling van het huishouden, met een onderscheid naar éénpersoonshuishoudens en meerpersoonshuishoudens, waarbij geldt dat de gegevens uit de gemeentelijke Basisadministratie (GBA) aan het begin van het kalenderjaar of aan het begin van de belastingplicht leidend zijn tenzij anders blijkt. 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de belasting als bedoeld in artikel 3, eerste lid, voor niet-woningen, die bestaan uit een woninggedeelte en een nietwoninggedeelte, in geval er vanuit het niet-woninggedeelte geen water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd, geheven als ware het een woning als bedoeld in het tweede lid. 4. Indien er in de gemeentelijke basisadministratie geen personen op het in artikel 3 lid 1 genoemde perceel staan ingeschreven voor woningen is het onder artikel 6 lid 1 genoemde tarief van toepassing. Artikel 6 Belastingtarieven 1. De belasting per jaar bedraagt per perceel dat in hoofdzaak tot woning dient en welke op 1 januari wordt gebruikt door één persoon, 163,30. 2. De belasting per jaar bedraagt per perceel dat in hoofdzaak tot woning dient en welke op 1 januari wordt gebruikt door meer dan één persoon, 217,80. 3. De belasting per jaar bedraagt per perceel dat in hoofdzaak niet tot woning dient, bij een, in artikel 5, eerste lid, bedoelde waarde in het economisch verkeer van, a. minder dan 50.000 0,00 b. tussen 50.000 en < 250.000 218,00 c. tussen 250.000 en < 350.000 243,00 d. tussen 350.000 en < 450.000 293,00 e. tussen 450.000 en < 550.000 344,00 f. tussen 550.000 en < 650.000 394,00 g. tussen 650.000 en < 750.000 444,00 h. tussen 750.000 en < 850.000 495,00 i. tussen 850.000 en < 950.000 545,00 j. tussen 950.000 en < 1.050.000 595,00 k. tussen 1.050.000 en < 1.150.000 645,00 l. tussen 1.150.000 en < 1.250.000 696,00 m. tussen 1.250.000 en < 1.500.000 784,00 n. tussen 1.500.000 en < 1.750.000 910,00 o. tussen 1.750.000 en < 2.000.000 1.035,00 p. tussen 2.000.000 en < 2.500.000 1.225,00 q. tussen 2.500.000 en < 3.000.000 1.475,00 r. tussen 3.000.000 en < 3.500.000 1.727,00 s. meer dan 3.500.000 1.935,00 11

Artikel 7 Belastingtijdvak Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 8 Wijze van heffing en invordering De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat op schriftelijke aanvraag aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar een ander perceel in gebruik neemt en daarvoor ook belastingplichtig is. Artikel 10 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50 doch minder is dan 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 11 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 12 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De 'Verordening rioolheffing 2013' van 18 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening rioolheffing 2014. 12

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 17 december 2013. De griffier, De voorzitter, Mevrouw J.J.M.M. Chamalaun Mr. A.B. Stapelkamp 13

Verordening hondenbelasting 2014 Besluit nr. 2013/71c. De raad van de gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, nr. 71c; gelet op artikel 226 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2014 (Verordening hondenbelasting 2014). Artikel 1 Belastbaar feit Onder de naam 'hondenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is de houder van een hond. 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is. 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden. Artikel 3 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven voor honden: 1. die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden; 2. die zijn opgeleid tot en dienen als gehandicaptenhond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden; 3. die verblijven in een hondenasiel als bedoeld in artikel 1, onderdeel c, van het Hondenen kattenbesluit 1999, welk asiel is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; 4. die uitsluitend ten verkoop in voorraad worden gehouden in een bedrijfsinrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van het Honden- en kattenbesluit 1999, welke inrichting is opgenomen in het centraal register bedoeld in artikel 5, tweede lid, van genoemd besluit; 5. die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden. 14

Artikel 5 Belastingtarief 1. De belasting bedraagt per belastingjaar per hond 61,40. 2. In afwijking in zoverre van het voorgaande lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in kennels die zijn geregistreerd bij de Raad van beheer op kynologisch gebied in Nederland, 316,20 per kennel. 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing indien de belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, als dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting voor het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Als de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50 doch minder is dan 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de hondenbelasting. Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening heffing en invordering op de hondenbelasting 2013 vastgesteld op 18 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde da- 15

tum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening hondenbelasting 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 17 december 2013. De griffier, De voorzitter, Mevrouw J.J.M.M. Chamalaun Mr. A.B. Stapelkamp 16

Verordening onroerende zaakbelastingen 2014 Besluit nr. 2013/71d. De raad van de gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, nr. 2013/71d; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2014 (Verordening onroerende zaakbelastingen 2014). Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden voor binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. 17

Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2. Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levens beschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen, die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; 18

l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven 1. Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor de a. bij de gebruikersbelasting 0,1664%; b. bij de eigenarenbelasting - voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,1098%; - voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,2068%; 2. Voor belastingbedragen tot 10,-- vindt geen invordering plaats. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt het totaal van op één aanslagbiljet verenigde verschuldigde bedragen onroerende-zaakbelastingen of andere heffingen aangemerkt als één belastingbedrag. Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50 doch minder is dan 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening onroerende-zaakbelastingen 2013 van 18 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 19

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 17 december 2013. De griffier, De voorzitter, Mevrouw J.J.M.M. Chamalaun Mr. A.B. Stapelkamp 20

Verordening forensenbelasting 2014 Besluit nr. 2013/71e. De raad van de gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 november 2013, nr. 2013/71e; gelet op artikel 223 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en de invordering van een forensenbelasting 2014 (Verordening forensenbelasting 2014). Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam 'forensenbelasting' wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. 2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Artikel 3 Vrijstellingen Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een vertegenwoordigend openbaar lichaam, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft. Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld. 2. In afwijking van het eerste lid wordt de belasting geheven naar waarde, indien de heffiingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld met toepassing van artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken. 3. In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar de waarde. 4. De vaststelling van de waarde bedoeld in het tweede en derde lid geschiedt overeenkomstig de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet, met dien verstande dat daarbij artikel 16, onderdeel e, van de Wet waardering onroerende zaken niet wordt toegepast. 21

Artikel 5 Belastingtarief De belasting bedraagt bij een waarde van: Minder dan 107.000 351,70 Tussen 107.000 en < 159.000 435,05 Tussen 159.000 en < 212.000 534,60 Tussen 212.000 en < 265.000 622,55 Meer dan 265.000 709,30 Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Termijnen van betaling 1 In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand, volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan 50 doch minder is dan 10.000 en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in negen gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het kalenderjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven. De eerste termijn vervalt één maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de forensenbelasting. Artikel 10 Inwerkingtreding en citeertitel 1. De Verordening op de heffing en invordering van een forensenbelasting 2013 vastgesteld op 18 december 2012 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2014. 4. Deze verordening wordt aangehaald als Verordening forensenbelasting 2014. Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 17 december 2013. De griffier, De voorzitter, Mevrouw J.J.M.M. Chamalaun Mr. A.B. Stapelkamp 22

Verordening toeristenbelasting 2014 Besluit nr. 2013/71f. De raad van de gemeente Kapelle; gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders 26 november 2013, nr. 2013/71f; gelet op artikel 224 van de Gemeentewet; besluit: vast te stellen de navolgende Verordening op de heffing en invordering van toeristenbelasting 2014 (Verordening toeristenbelasting 2014). Artikel 1 Belastbaar feit Onder de naam 'toeristenbelasting' wordt een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven. Artikel 2 Belastingplicht 1. Belastingplichtig is degene die gelegenheid biedt tot verblijf als bedoeld in artikel 1. 2. De belastingplichtige is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1. 3. Als er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot verblijf, is degene belastingplichtig die verblijf houdt als bedoeld in artikel 1. Artikel 3 Vrijstellingen De belasting wordt niet geheven voor het verblijf: 1. van degene die verblijft in een toegelaten instelling als bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Wet Toelating Zorginstellingen; 2. van een vreemdeling als bedoeld in artikel 29, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000, die rechtmatig in Nederland verblijft in de zin van artikel 8, letters c, d, f, g, h, van voornoemde wet, en voor zover deze persoon verblijf houdt als bedoeld in artikel 1 van de Verordening, onder verantwoordelijkheid van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. 3. van degene die verblijf houdt in een gemeubileerde woning voor welk verblijf forensenbelasting is verschuldigd; 4. op vaartuigen voor welk verblijf watertoeristenbelasting is verschuldigd. Artikel 4 Maatstaf van heffing De belasting wordt geheven naar het aantal overnachtingen in het belastingjaar. Het aantal overnachtingen wordt gesteld op het aantal overnachtende personen vermenigvuldigd met het aantal nachten. Artikel 5 Forfaitaire berekeningswijze van de maatstaf van heffing 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder: a. kampeermiddel: tent, tentwagen, kampeerauto, caravan dan wel enig ander onderkomen of ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde waarvoor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit 23