Syllabus Beeldend 2havo/vwo ter voorbereiding op toets Beeldend in toetsweek 2012-2013 Beeldende begrippen uit de opdracht Tekenmap of anders. Arceren Complementaire kleuren Kapitaal Onderkast Primaire kleuren Schreefletter Schreefloze letter Secundaire kleuren Stok- / staartletters Tertiaire kleuren Typografie tekenen met lijntjes; hoe meer lijntjes over elkaar (in wisselende richting) hoe donkerder; er ontstaan verschillende kleurtonen (of grijstonen) kleuren die in de kleurencirkel tegenover elkaar liggen; de kleuren zijn tegengesteld aan elkaar en versterken elkaar (vb oranje-blauw) hoofdletter (majuskel) kleine letter (minuskel) 1 e, of hoofdkleuren: deze kleuren zijn niet door mengen te krijgen letter met een verbreding aan de uiteinden, bijvoorbeeld: P H letter zonder schreef, letters zoals deze zin is gedrukt, of P H 2 e kleuren: kleur die ontstaat door 2 hoofdkleuren in gelijke hoeveelheden te mengen (vb oranje) het gedeelte van de letter dat boven of onder de x-hoogte uitkomt 3 e kleuren: kleur die ontstaat door de primaire en een naastgelegen secundaire kleur te mengen (vb geel-oranje) de drukkunst betreffend
Beeldende begrippen en lesstof over Ruimte en Perspectief Perspectief tekenen en het suggereren van diepte en ruimte Je kunt in een tekening ruimte laten zien, die er niet echt is. Je gebruikt dan trucs om deze ruimte te suggereren, de indruk te wekken dat die ruimte er wel is. LICHT/DONKER Door het gebruik van eigen schaduw, slagschaduw en lichtplekken (glimlicht) ontstaat er ruimte. OVERLAPPING / REPOUSSOIR / AFSNIJDING Door de ene vorm gedeeltelijk over de andere te tekenen, ontstaat er ruimte. Een groot voorwerp op de voorgrond wordt afgesneden door de rand van het blad. Deze vorm wordt vaak donkerder en met meer details weergegeven. Deze vorm noemen we repoussoir. GROOT voor, KLEIN achter Er ontstaat ruimte wanneer de dingen (met normaal gesproken ongeveer dezelfde lengte), vooraan groot, en naar achter steeds kleiner worden getekend.
DETAILS voor, MINDER/GEEN DETAILS achter Dichtbij zie je wel details, verder weg niet. Dus vooraan teken je véél details, op het midden steeds minder en achteraan géén. Een andere manier om ruimte te suggereren, is lijnperspectief Gewoon, of normaal perspectief heeft daarbij 2 vluchtpunten, lijnperspectief met één verdwijnpunt, noemen we centraal perspectief. Hieronder zie je een schilderij van Claude Lorrain. Daarnaast staat een eenvoudige tekening van dit schilderij. De belangrijkste wijkende lijnen, die in werkelijkheid horizontaal en evenwijdig aan elkaar lopen, zijn naar de verte doorgetrokken met streeplijnen. Deze lijnen heten vluchtlijnen. Ze komen allemaal samen in het verdwijnpunt, dit punt ligt altijd op de horizon. Deze manier van ruimte tekenen met horizon, vluchtlijnen en verdwijnpunten heet lijnperspectief. Hiermee versterk je de dieptewerking in je tekening.
Informatie bij opdracht 3 Figuur 1, schilderij van Claude Lorrain van het schilderij Figuur 2, eenvoudige tekening (Embarkation of the Queen Sheba, 1648) In figuur 1 en 2 zag je één verdwijnpunt, het centraal perspectief. In figuur 3 staat een huis getekend. Je kijkt tegen een hoek aan. Om het huis zo te tekenen zijn twee verdwijnpunten nodig. Je kunt dit controleren: Trek de vluchtlijnen (de horizontale lijnen) met potlood en liniaal naar achteren door tot ze elkaar snijden. Als je het goed hebt gedaan, krijg je twee vluchtpunten. Tussen deze vluchtpunten trek je een lijn: de horizon. Deze moet natuurlijk horizontaal lopen, zo kun je direct zien of je de vluchtpunten goed hebt getekend Fig.3 Figuur 3, een gebouw waar je schuin tegenaan kijkt heeft meer dan één vluchtpunt
Let op de volgende kenmerken van het lijnperspectief: Veel lijnen van het huis zijn wijkende lijnen geworden, behalve de verticale lijnen. De wijkende lijnen lopen in werkelijkheid horizontaal en evenwijdig aan elkaar. Verticale lijnen blijven ook in een perspectieftekening verticaal lopen. (loodrecht op de horizon gericht.) De wijkende lijnen van de linkerzijkant van het huis komen bij elkaar in een vluchtpunt dat links ligt. De wijkende lijnen van de rechterzijkant van het huis komen bij elkaar in een vluchtpunt dat rechts ligt. De (linker en rechter) vluchtpunten liggen op de horizon. Figuur 4a Figuur 4b Kijk eens goed naar figuur 4a. Er klopt iets niet. De afmeting van de voorste man klopt, maar de achterste man is te klein getekend. In figuur 4b zijn deze personen even groot getekend, maar toch kloppen de verhoudingen hier wel. Hoe kan dat?
De mensen zijn hetzelfde, maar de omgeving is veranderd. Het standpunt verschilt in beide figuren. In figuur 4b lijkt het alsof de voorste man even groot is als de man die achter hem loopt. Blijkbaar maakt het uit hoe de mensen ten opzichte van de omgeving in de tekening zijn geplaatst. Het belangrijkste hulpmiddel bij een lijnperspectieftekening is namelijk de horizon; de lijn die van links naar rechts op je papier loopt, op ooghoogte van de kijker. Als het standpunt van de kijker verandert, verandert ook wat je op de tekening ziet. Een duidelijk voorbeeld hiervan is fig.4b. Als je de horizon hoog tekent, zie je veel van de grond. We hebben dan een hoog standpunt, dan spreken we van vogelvluchtperspectief. Teken je hem laag dan zie je minder van de grond en meer van de lucht. Je standpunt is heel laag, dus spreken we dan van kikvorsperspectief: Vogelvlucht kikvors perspectief Beeldende begrippen Atmosferisch perspectief Centraal perspectief Horizon Kikvorsperspectief Lijnperspectief Vorm van ruimtesuggestie waarbij kleur, vorm of textuur in de diepte (naar horizon toe) geleidelijk vervagen, lichter worden. Voorstelling met belangrijk vluchtpunt in het midden. De grens tussen hemel en aarde (is niet altijd zichtbaar) Gezien vanuit een laag standpunt. Je kijkt vanuit een laag gelegen punt tegen de dingen op. Je ziet een vertekend beeld. De horizon kan zelfs onder het beeldvlak liggen Manier van ruimte tekenen met horizon, vluchtlijnen en verdwijnpunten
Lineair perspectief Standpunt Verdwijnpunt Vlak, tweedimensionaal Vogelvluchtperspectief Een vorm van ruimtesuggestie die met behulp van een liniaal geconstrueerd wordt. Daarbij komen evenwijdige lijnen samen in een verdwijnpunt op de horizon De plaats van waaruit je iets bekijkt. Het bepaalt de hoogte van de horizon en welk aanzicht van vormen of voorwerpen zichtbaar is Het punt in de verte waar twee evenwijdige lijnen samenkomen Alles wat plat is en geen diepte heeft. Vlakke vormen hebben twee dimensies: lengte en breedte. Op een vlak kan wel ruimte gesuggereerd worden. (afgekort als 2D, of 2- dim.) Gezien vanuit een hoog standpunt. Je ziet het bovenaanzicht. De horizon ligt meestal boven het beeldvlak, waardoor je een goed overzicht krijgt van de ruimte Vogelvlucht- normaal- kikvorsperspectief
Beeldende begrippen over Portret Aanzicht A trois quart En face En profile Figuratief Contour Glimlicht Materiaal Naturalistisch Plasticiteit Omtreklijn 2-dimensionaal beeld van een ruimtelijk voorwerp Aanzicht van schuin opzij, ¾ van het gezicht is zichtbaar Aanzicht recht van voren Van opzij gezien Beeld met een herkenbare voorstelling Een witte vlek op het voorwerp, de weerkaatsing van het licht is op die plaats zo sterk dat de kleur of tint op die plaats niet meer te zien is, vooral bij glanzende voorwerpen Stoffelijke middelen, waarmee gewerkt wordt. Bv. Verf, potlood, krijt, inkt Vormgeving zo natuurgetrouw mogelijk weergeven Ruimtelijk aanvoelbare kwaliteit van een object. 2-dimensionaal getekend suggereert de ruimtelijkheid, de werkelijkheid
Silhouet Schaduw die ontstaat bij tegenlicht, de kijker ziet eigenlijk de eigen schaduw, een silhouet is altijd een donker egaal gekleurde vorm, vb Techniek Textuur Weet je het nog? Wijze waarop je iets maakt, bijvoorbeeld: getekend, geschilderd, gesoldeerd Zichtbare en voelbare aard van het oppervlak van een voorwerp; of de gesuggereerde aard van het oppervlak LICHT/DONKER - PLASTICITEIT Door het gebruik van eigen schaduw, slagschaduw en lichtplekken (glimlicht) ontstaat er plasticiteit en ruimtelijkheid. Dit kun je ook terugvinden in de plasticiteit in het portret.
Verhoudingen in het portret: Let op: de verhoudingen veranderen niet als de kop van opzij (en profile), van ¾ (a trois quart, of recht van voren (en face) wordt getekend. Handvaardigheid
Handvaardigheid lesstof klei, metaal, hout wordt niet gevraagd in de toets. Wat je moet weten en wat niet in onze lessen is behandeld: Organische vormen Alsof het gegroeid is; geïnspireerd op de natuur (in het bijzonder planten en dierachtige vormen), vb Geometrische vormen Meetkundige vormen, zoals een rechthoek, cirkel, balk. Ook wanneer een niet-meetkundige vorm sterk vereenvoudigd is en er meetkundige figuren in te herkennen zijn, spreekt men van geometrische vormen, vb Open vorm 2-dim: Vorm die geen gesloten omtrek heeft; 3-dim: vorm waarvan het oppervlak niet gesloten is, maar openingen heeft of transparant is; de omringende ruimte en de ruimte in de openingen bepalen mede de vorm, vb
Gesloten vorm 2-dim: Vorm die omsloten is door een denkbeeldige of echte omtreklijn; 3-dim: vorm waarvan het oppervlak gesloten is en massief is of massief aandoet, vb Statisch Niet bewegend; zonder de suggestie van beweging, vb
Dynamisch Beweeglijk of de suggestie wekkend dat te zijn, vb Standbeen en speelbeen Houding van de menselijke figuur waarbij één been het lichaam draagt (standbeen) en het andere min of meer vrij kan bewegen (speelbeen, of spielbein); de houding heeft consequenties voor de beweeglijkheid van het hele lichaam, vb op de linker foto is in de middelste figuur het linkerbeen van de voetballer het standbeen en het rechterbeen het speelbeen (spielbein). Op de rechterfoto is het rechterbeen het standbeen en het linkerbeen het speelbeen. Constructie 3-dim; Het geheel dat ontstaat door een aantal losse onderdelen samen te voegen tot één stevig geheel; de onderdelen blijven zichtbaar, vb