OMGEVINGSVERGUNNING Aanvrager : Benzon Autodemontage Datum besluit : 15 augustus 2011 Onderwerp : Het bouwen van een bedrijfsruimte en het plaatsen van een reclamebord Gemeente/locatie : Nijmegen/Vosheuvelweg 1 OLO-nummer : OLO41427 Zaaknummer : 2011-008432 Projectnummer : MPM22642 Activiteit : Bouw/Reclame Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 1 Benzon autodemontage / Vosheuvelweg 1 te Nijmegen
BESLUIT Onderwerp Wij hebben op 9 mei 2011 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen van Benzon Autodemontage. Het betreft het bouwen van een bedrijfsruimte aan de Vosheuvelweg 1 te Nijmegen en het plaatsen van een reclamebord. De aanvraag is geregistreerd onder nummer 2011-008432/MPM22642. Concreet wordt verzocht om: 1. een vergunning ex artikel 2.1, lid 1, onder a (bouw); 2. een vergunning ex artikel 2.2, lid 1, onder h en i (handelsreclame). Besluit Wij besluiten, gelet op de overwegingen die zijn opgenomen in deze vergunning en gelet op artikel.1, lid 1, onder a, 2.2, lid 1, onder h en i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de omgevingsvergunning te weigeren. Ondertekening Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland, F.A.J. Segers plv. teammanager Vergunningverlening Milieu Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 2
PROCEDURELE ASPECTEN Gegevens aanvrager Op 9 mei 2011 hebben wij een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in Wabo ontvangen. Het betreft een verzoek van Benzon Autodemontage. Projectbeschrijving Het project waarvoor vergunning wordt gevraagd is als volgt te omschrijven: het bouwen van een bedrijfsruimte aan de Vosheuvelweg 1 en het plaatsen van een reclamebord op de voorgevel. Een uitgebreide projectomschrijving is opgenomen in de aanvraag om vergunning. Gelet op bovenstaande omschrijving wordt vergunning gevraagd voor de volgende activiteiten: - bouwen; - reclame. Bevoegd gezag Gelet op bovenstaande projectbeschrijving, alsmede op het bepaalde in hoofdstuk 3 van het Besluit omgevingsrecht (Bor) en de daarbij horende bijlage zijn wij het bevoegd gezag om de integrale omgevingsvergunning te verlenen of (gedeeltelijk) te weigeren. Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen, monumenten en brandveiligheid. Verder dienen wij ervoor zorg te dragen dat de aan de omgevingsvergunning verbonden voorschriften op elkaar zijn afgestemd. Volledigheid van de aanvraag en opschorting procedure In verband met het ontbreken van een aantal gegevens hebben wij de aanvrager op 28 juni 2011 in de gelegenheid gesteld om de aanvraag aan te vullen. Wij hebben de aanvullende gegevens ontvangen op 29 juni 2011. Na ontvangst van de aanvullende gegevens hebben wij de aanvraag getoetst op volledigheid. Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen. De termijn voor het nemen van het besluit is opgeschort tot de dag waarop de aanvraag is aangevuld. In dit geval is de termijn voor het nemen van het besluit opgeschort met 1 dag. Procedure (regulier) en zienswijze Deze beschikking is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.2 van de Wabo. Gelet hierop hebben wij op 25 mei 2011 conform artikel 3.8 Wabo van de aanvraag kennis gegeven in het plaatselijke huis-aan-huisblad. Wij hebben gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn van 8 weken te verlengen met 6 weken tot 16 augustus 2011, als bedoeld in artikel 3.9, lid 2 Wabo. Van deze verlenging is kennis gegeven in het plaatselijke huis-aan-huis- blad. Wij hebben de aanvrager op grond van artikel 4:7 van de Algemene wet bestuursrecht bij email van 5 augustus 2011 de gelegenheid geboden om zienswijzen naar voren te brengen. Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Adviezen, aanwijzing minister, verklaring van geen bedenkingen In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundigheid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag ter advies aan de gemeente Nijmegen gezonden. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 3
Naar aanleiding hiervan hebben wij het volgende advies ontvangen: De omgevingsvergunning dient voor de activiteiten bouwen en handelsreclame geweigerd te worden. Gelet op de Beleidsregel omgevingsvergunning Gelderland 2010 nemen wij het advies van de gemeente Nijmegen over. OVERWEGINGEN EN TOETSINGEN ACTIVITEIT BOUWEN Wettelijke grondslag Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover die geheel of gedeeltelijk toeziet op het bouwen van een bouwwerk moet worden geweigerd indien er niet wordt voldaan aan de toetsingscriteria genoemd in artikel 2.10 lid 1 Wabo. In gevallen als bedoeld in artikel 2.10 lid 1 onder c Wabo (kort gezegd, de activiteit is in strijd met het bestemmingsplan of andere planologische regelgeving) wordt de aanvraag om een omgevingsvergunning mede aangemerkt als een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo en wordt de omgevingsvergunning slechts geweigerd indien vergunningverlening met toepassing van artikel 2.12 Wabo niet mogelijk is. Hieronder wordt ingegaan op de in artikel 2.10 lid 1 Wabo genoemde toetsingscriteria. Bouwbesluit 2.10 lid 1 sub a Wabo: De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het naar ons oordeel niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 of 120 van de Woningwet. De volgende strijdigheden met het Bouwbesluit zijn geconstateerd: Het voorgestelde plan voldoet niet aan de brandveiligheidseisen die voortvloeien uit het Bouwbesluit. Het betreffende bouwplan (industriefunctie + kantoorfunctie) is getoetst aan Bouwbesluit 2003, hoofdstuk 2, Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit), hoofdstuk 2 en de Bouwverordening, hoofdstuk 2, paragraaf 5 (art. 2.5.3) Concreet bevat het plan de navolgende tekortkomingen: 1. Artikel 2.104 lid 1 e.v. Volgens tekening G01, d.d. 29-06-2011, ontbreekt de brandwerendheid van de zuidoostgevel. Dit terwijl dit vereist is op basis van de rapportage beheersbaarheid van brand. 2. Artikel 2.9 lid 4 De uitgangspunten van het brandwerend uitvoeren van stalen onderdelen is vooralsnog niet éénduidig weergegeven. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 4
3. Artikel 2.9 lid 4 De detaillering van de brandwerende constructies, waarbij er sprake is van een koppeling van de brandwerende wandconstructies met de stalen kolommen en liggers, is onvolledig. 4. Artikel 2.136 lid 4 Het hoogteverschil tussen de vloer van een verblijfsgebied en de toegang van het rookcompartiment is groter dan 4 meter, dit is niet toegestaan. 5. Artikel 2.59 lid 1 en 3 De gegevens over de noodverlichting zijn niet op de tekening weergegeven, als gevolg hiervan kan aan dit aspect niet getoetst worden. 6. Artikel 2.154 lid 1 Op de tekeningen is niet volledig aangegeven dat de (nood)uitgangsdeuren in de vluchtroute voorzien zijn van paniekbeslag. Om de geconstateerde tekortkomingen te verhelpen dient het plan op respectievelijk de onderstaande punten te worden aangepast: 1. In de rapportage beheersbaarheid van brand (d.d. 06-05-2011) staat in de conclusie beschreven dat twee gevelconstructies brandwerend moeten worden uitgevoerd: De brandwerendheid van de noordoost- en zuidoostgevel moet tenminste 30 minuten bedragen. De bouwkundige tekening dient op dit aspect te worden aangepast. Ook heeft dit consequenties voor de deurconstructies in het gevelvlak, deze dienen brandwerend te worden uitgevoerd. 2. Volgens het renvooi van tekening G01, d.d. 29-06-2011, worden alle constructieve onderdelen die deel uitmaken van de hoofddraagconstructie brandwerend uitgevoerd (bekleden òf schilderen). Dit uitgangspunt is onvolledig, ook de stalen onderdelen die gekoppeld zijn aan de brandwerende gevelconstructies dienen brandwerend te worden uitgevoerd. Er dient op de bouwkundige tekening exact aangegeven te worden welke delen brandwerend worden uitgevoerd (ten opzichte van stramienen), vervolgens kan aan dit aspect getoetst worden. 3. Hoewel op de tekening staat beschreven dat er gebruik gemaakt zal worden van brandwerende beplating òf brandwerende verf kan vooralsnog niet beoordeeld worden of de uitgangspunten voldoen aan de vereiste brandwerendheid. Voorbeeld: het detail van de aansluiting staal met de 60 minuten wand nabij stramien 1-E. Ten behoeve van de detaillering dient nu al een keuze te worden gemaakt welk brandwerend materiaal gekozen gaat worden. Vervolgens dienen de detailtekeningen op dit aspect worden opgezet. 4. Vanaf de eerste verdieping moet, tot de uitgang van het rookcompartiment, een hoogteverschil worden overbrugd van 4,6 meter. Dit is niet toegestaan, mogelijk geeft het bouwplan ruimte om te kunnen voldoen aan Artikel 2.136 lid 7, waardoor de situatie als akkoord kan worden beoordeeld. Dit moet door de architect wel nader worden onderbouwd. Anderzijds is een herverdeling in rookcompartimenten noodzakelijk. 5. Hoewel in het renvooi staat beschreven dat noodverlichting toegepast gaat worden is het onduidelijk welke ruimten worden voorzien van noodverlichting. Gelet op het diverse Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 5
karakter van de verkeersruimten dient op de bouwkundige tekening exact te worden aangegeven welke ruimten worden voorzien van noodverlichting. 6. Hoewel bij het merendeel van de deuren staat beschreven dat er sprake is van een sluiting die kan worden geopend zonder los hulpmiddel, ontbreekt de markering/symbool bij enkele deurconstructies. Dit onderdeel dient nader te worden uitgewerkt. Afdeling 4.7 Bouwbesluit aantal toiletruimten Er zijn onvoldoende toiletruimten aanwezig in het bouwplan, daarnaast ontbreekt een integraal toegankelijk toilet. Met de ingediende stukken is dus niet aannemelijk gemaakt dat het plan voldoet aan de voorschriften van het Bouwbesluit. Bouwverordening 2.10 lid 1 sub b Wabo: De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de aanvraag en de daarbij verstrekte gegevens en bescheiden het niet aannemelijk maken dat het bouwen van een bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld bij de bouwverordening of, zolang de bouwverordening daarmee nog niet in overeenstemming is gebracht, met de voorschriften die zijn gesteld bij een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 8, achtste lid, van de Woningwet dan wel bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 120 van die wet. Beoordeling bodemrapportage: In het kader van de Woningwet (art. 52 a) en de gemeentelijke bouwverordening beoordelen wij de bodemkwaliteit om vast te stellen of voor de gebruikers geen schade of gevaar voor de gezondheid te verwachten is. Bij de beoordeling maken wij gebruik van de toetsingswaarden volgens de Wet bodembescherming (Circulaire Bodemsanering 2009 en het Besluit Bodemkwaliteit). In 2008 is er een bodemonderzoek uitgevoerd op de inrichting, Bodemonderzoek Vosheuvelweg 1 te Nijmegen, Tauw bv, projectnummer 4509317, d.d. 2 april 2008. Bodemkwaliteit Het bodemonderzoek is uitgevoerd op het onbebouwde terreindeel; In de bodem is veel puin aanwezig. Veel boringen zijn op een diepte van ca. 0,7 m-mv gestaakt op een harde laag ; De grond is licht verontreinigd met cadmium, koper, lood, PAK en minerale olie, en licht tot matig verontreinigd met zink; Ter plaatse van één boring (274) is een sterke verontreiniging met zink en een matige verontreiniging met minerale olie aangetoond; In het grondwater is een lichte verontreiniging met minerale olie gemeten; In de grond is veel puin aanwezig, de locatie is hiermee asbestverdacht. De puinhoudende laag is indicatief onderzocht op asbest. In het onderzochte grondmonster is geen asbest aangetoond. De locatie blijft echter wel asbestverdacht. Op de locatie is ter plaatse van het onbebouwde terreindeel een ernstige verontreiniging aanwezig. Er wordt niet verwacht dat de omvang van deze verontreiniging groter is dan 25 m³. De grond onder de huidige bedrijfsloods is niet onderzocht. Na sloop dient dit deel van de locatie te worden onderzocht. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 6
De locatie is asbestverdacht. In de brief van de gemeente Nijmegen naar de eigenaar en gebruiker van het terrein (d.d. 26 september 2008) is aangegeven dat voorafgaand aan grondwerkzaamheden een asbestonderzoek moet plaatsvinden. Voor zover bekend is dit onderzoek nog niet uitgevoerd. De omgevingsvergunning kan worden verleend onder voorwaarde dat de bovengenoemde aanvullende bodemonderzoeken vóór de start van de bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd. Met de ingediende stukken is aannemelijk gemaakt dat het plan voldoet aan de voorschriften van de Nijmeegse Bouwverordening. Hierdoor is (op dit punt) geen reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Bestemmingsplan 2.10 lid 1 sub c: De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan, de beheersverordening of het exploitatieplan, of de regels die zijn gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening. Aan de hand van de ingediende stukken is het plan getoetst aan het vigerende bestemmingsplan Haven- en industriegebied Nijmegen West 1979-51. Er zijn geen strijdigheden geconstateerd. Hierdoor is (op dit punt) geen reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Redelijke eisen van welstand 2.10 lid 1 sub d: De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien het uiterlijk of de plaatsing van het bouwwerk waarop de aanvraag betrekking heeft, met uitzondering van een tijdelijk bouwwerk, dat geen seizoensgebonden bouwwerk is, zowel op zichzelf beschouwd als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in strijd is met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria, bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onder a, van de Woningwet, tenzij wij van oordeel zijn dat de omgevingsvergunning niettemin moet worden verleend. De aanvraag is op 21 juli 2011 door de Commissie Beeldkwaliteit beoordeeld op redelijke eisen van welstand op basis van de reguliere criteria van bouwsteen B1 Werkgebieden uit de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit aangehouden. Verder is er rekening gehouden met het feit dat het reguliere toetsingsniveau van toepassing is. Het oordeel van de commissie is dat het plan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Wij nemen dit advies over. Hierdoor is er (op dit punt) reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Conclusie Voor de volgende toetsingscriteria bestaan redenen om op dat punt de aanvraag voor omgevingsvergunning te weigeren: - Bouwbesluit (2.10 lid 1 sub a Wabo); - Redelijke eisen van welstand (2.10 lid 1 sub d). Voor de volgende toetsingscriteria bestaat geen reden om op dat punt de aanvraag voor omgevingsvergunning te weigeren: - Bouwverordening (2.10 lid 1 sub b Wabo); - Bestemmingsplan (2.10 lid 1 sub c Wabo). Gelet op wat hiervoor is gezegd, zijn er redenen om de omgevingsvergunning ten aanzien van de activiteit bouwen te weigeren. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 7
ACTIVITEIT MAKEN OF VOEREN VAN HANDELSRECLAME Wettelijke grondslag Een aanvraag om een omgevingsvergunning voor zover die geheel of gedeeltelijk toeziet op het of aan een onroerende zaak (te laten) maken of (te laten) voeren van handelsreclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die zichtbaar is vanaf een voor een publiek toegankelijke plaats, kan geweigerd worden (zie artikel 2.2 lid 1 sub h en i Wabo jo. artikel 4.6.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen): a. indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; b. in het belang van de verkeersveiligheid; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed. Hieronder wordt ingegaan op de in artikel 4.6.2 lid 4 van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen genoemde toetsingscriteria. Redelijke eisen van welstand De aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden geweigerd indien de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand (artikel 4.6.2 lid 4 sub a van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen). De aanvraag is op 21 juli 2011 door de Commissie Beeldkwaliteit beoordeeld op redelijke eisen van welstand op basis van de reguliere criteria van bouwsteen B1 Werkgebieden uit de Uitwerkingsnota Beeldkwaliteit aangehouden. Verder is er rekening gehouden met het feit dat het reguliere toetsingsniveau van toepassing is. Het oordeel van de commissie is dat het plan in strijd is met redelijke eisen van welstand. Wij nemen dit advies over. Hierdoor is er (op dit punt) reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Verkeersveiligheid De aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden geweigerd in belang van de verkeersveiligheid (artikel 4.6.2 lid 4 sub b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen). Het maken of voeren van de gewenste handelsreclame heeft geen nadelige invloed op de verkeersveiligheid. Hierdoor is er (op dit punt) geen reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed De aanvraag om een omgevingsvergunning kan worden geweigerd in belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed (artikel 4.6.2 lid 4 sub c van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de Gemeente Nijmegen). Het maken of voeren van de gewenste handelsreclame veroorzaakt minimale overlast voor gebruikers van het in de nabijheid gelegen onroerend goed. Hierdoor is er (op dit punt) geen reden om de aanvraag om een omgevingsvergunning voor deze activiteit te weigeren. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 8
Conclusie Voor de volgende toetsingscriteria bestaan redenen om op dat punt de aanvraag voor omgevingsvergunning te weigeren: - Redelijke eisen van welstand (artikel 4.6.2 lid sub a van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen); Voor de volgende toetsingscriteria bestaat geen reden om op dat punt de aanvraag voor omgevingsvergunning te weigeren: - Verkeersveiligheid (artikel.6.2 lid 4 sub b van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen); - Overlast voor gebruikers van het nabijgelegen onroerend goed (artikel 4.6.2 lid 4 sub c van de Algemene Plaatselijke Verordening voor de gemeente Nijmegen); Gelet op wat is gezegd, is er reden om de omgevingsvergunning ten aanzien van de activiteit handelsreclame te weigeren. Omgevingsvergunning d.d. 15 augustus 2011 - zaaknummer 2011-008432 besluit, pagina 9