Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni uur

Vergelijkbare documenten
Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Dinsdag 23 mei uur

Examen VWO. aardrijkskunde (oude stijl)

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 27 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. Centraal Examen Havo Aardrijdskunde 2014 tijdvak 1 Opgaven aardrijkskunde

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2000-I

Achter het correctievoorschrift zijn twee aanvullingen op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Correctievoorschrift VWO. Aardrijkskunde

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 17 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 14 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aardrijkskunde vwo I

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 55e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen horen bijlagen.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 17 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-II

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 13 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Eindexamen aardrijkskunde oud programma havo I

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 woensdag 21 mei uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 woensdag 30 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 21 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 16 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 24 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Opgave 5 Migratiepatronen in Zuidoost-Azië

Examen HAVO. aardrijkskunde Compex. Vragen 1 tot en met 23. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer niet wordt gebruikt.

Voorbeeld toetsen aardrijkskunde

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 maandag 15 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Voorronde Nationale Aardrijkskunde Olympiade 2019

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Ontwerp Paper 2 Bijlage 2

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. wiskunde B (pilot) tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 53e druk.

Grote gemeenten goed voor driekwart van bevolkingsgroei tot 2025

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 22 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 29 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk. tijdvak 1 donderdag 24 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

LANDSEXAMEN VWO Het examenprogramma Het examenprogramma voor het commissie-examen Aardrijkskunde bestaat uit de volgende (sub)domeinen:

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 vrijdag 20 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

2 Landschapszones op aarde SO 1

Eindexamen aardrijkskunde vmbo gl/tl II

Achter het correctievoorschrift is een aanvulling op het correctievoorschrift opgenomen.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 donderdag 23 juni 13:30-16:30 uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO en VHBO. Aardrijkskunde oude stijl

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 18 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aardrijkskunde vwo I

GB53 GB54 Titel GB54 ten opzichte van GB Algemene inhoud 5 3 Algemene inhoud 6 4 Algemene inhoud Algemene inhoud

Examen VWO. Wiskunde A1 (nieuwe stijl)

Eindexamen aardrijkskunde vwo II

Bijlage HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-0131-a-16-1-b

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2004-I

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Schrijf alle antwoorden op een apart antwoordblad.

Toelatingsexamens en Ondersteunend Onderwijs

Eindexamen aardrijkskunde vwo I

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 18 juni uur. Bij dit examen horen een bijlage en een uitwerkbijlage.

Examen HAVO. maatschappijwetenschappen (pilot) tijdvak 1 donderdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Eindexamen aardrijkskunde havo 2002-i

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2007-II

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1 dinsdag 21 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 55e druk.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 28 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Vraagvormen in het CE Aardrijkskunde (HV) Geef Geef aan Leg uit Beredeneer Beschrijf Beargumenteer

Bijlage HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 1. Bronnenboekje. HA-0131-a-10-1-b

Eindexamen aardrijkskunde havo 2005-II

Examen HAVO. wiskunde B. tijdvak 1 woensdag 14 mei uur

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2008-II

Examen HAVO. aardrijkskunde

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 23 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 1 donderdag 26 mei uur. Bij dit examen hoort een bijlage. Gebruik De Grote Bosatlas, 54e druk.

Examen HAVO. aardrijkskunde. tijdvak 2 dinsdag 19 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Examen HAVO. Economie 1

Examen HAVO. aardrijkskunde Compex. Vragen 18 tot en met 28. In dit deel van het examen staan de vragen waarbij de computer wel wordt gebruikt.

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2006-I

Eindexamen aardrijkskunde havo 2008-I

Examen VBO-MAVO-D. Wiskunde

Eindexamen vwo aardrijkskunde 2013-I

Opgave 3 Opbouw en afbraak van de Schotse Hooglanden

Examen VWO. aardrijkskunde. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 18 juni uur

Eindexamen aardrijkskunde vwo 2002-I

Examen VWO. wiskunde A1. tijdvak 2 woensdag 20 juni uur. Bij dit examen hoort een bijlage.

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 20 juni uur

Examen VWO. Economie 1 (nieuwe stijl)

aardrijkskunde vwo 2015-I

Correctievoorschrift VWO. Aardrijkskunde

Voorbeeld toetsen aardrijkskunde

Examen HAVO. wiskunde B1. tijdvak 1 dinsdag 20 mei uur

Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 1 Vrijdag 23 mei uur

Transcriptie:

Aardrijkskunde Examen VWO Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Tijdvak 2 Woensdag 21 juni 9.00 11.30 uur 20 00 Dit examen bestaat uit 40 vragen. Voor elk vraagnummer is aangegeven hoeveel punten met een goed antwoord behaald kunnen worden. Als bij een vraag een verklaring, uitleg of berekening gevraagd wordt, worden aan het antwoord meestal geen punten toegekend als deze verklaring, uitleg of berekening ontbreekt. Geef niet meer antwoorden (redenen, voorbeelden e.d.) dan er worden gevraagd. Als er bijvoorbeeld twee redenen worden gevraagd en je geeft meer dan twee redenen, worden alleen de eerste twee in de beoordeling meegeteld. 000013 13 Begin

Bevolkingsgeografie kaart 1 Huwelijksvruchtbaarheid 1959/1961 per COROP-gebied in procenten van het nationaal gemiddelde D C A * * E Legenda: in % van het nationaal gemiddelde 126 en meer 116-126 106-116 95-106 85-95 minder dan 85 buiten beschouwing gelaten F G B 0 30 60 km bron: Pater, B.C., de e.a., Nederland in delen, Houten, 1989 De gebieden A en B op kaart 1 wijken af van het landelijke gemiddelde. 2p 1 Schrijf de letters A en B onder elkaar op je antwoordblad en zet achter elke letter de oorzaak voor de lage/hoge score. 2p 2 Zijn de regionale verschillen in huwelijksvruchtbaarheid tussen 1959/1961 (zie kaart 1) en 1998 groter of kleiner geworden? Geef daarvoor de verklaring. 2p 3 A: Noem het COROP-gebied op kaart 1 waarvan het huwelijksvruchtbaarheidscijfer in de periode 1959/1961-1998 het minst veranderd is ten opzichte van het nationale gemiddelde. Kies uit: C Kop van Noord-Holland D Noord-Friesland E Noord-Overijssel F Achterhoek G Noord-Limburg B: Beargumenteer je keuze. 000013 13 2 Lees verder

kaart 2 Het percentage 75-plussers in 1985, 1997 en 2010 in de gemeenten van het stadsgewest Amsterdam bron: Demos, nummer 5, 1998 De centrale stad en de randgemeenten in het stadsgewest Amsterdam laten een tegengestelde demografische ontwikkeling zien (zie kaart 2). 3p 4 A: Beschrijf het verschil in ontwikkeling van het percentage 75-plussers in de centrale stad enerzijds en in de gemeenten van het stadsgewest Amsterdam anderzijds vanaf begin jaren zestig tot 1985, dus voorafgaand aan de periode waarop kaart 2 betrekking heeft. B: Geef de oorzaak van dat verschil in demografische ontwikkeling. Het overheidsbeleid in de jaren negentig heeft de tegengestelde demografische ontwikkeling van centrale stad en randgemeenten, zoals weergegeven op kaart 2, versterkt. 2p 5 Leg dit uit. 000013 13 3 Lees verder

figuur 1 Verloop van geboorte- en sterftecijfers in de periode 1851-1975 (vijfjarige gemiddelden) in twee provincies en in Nederland als geheel (in promillen) bron: Knippenberg, H., De groei van de bevolking in Holland na 1850, in: Het land van Holland, 1978 De grafieken A, B en C van figuur 1 geven de ontwikkeling weer van geboorte en sterfte in twee provincies en in Nederland als geheel. 2p 6 Schrijf de letters A en C onder elkaar op je antwoordblad. Zet er het juiste gebied achter. Kies uit: Nederland Noord-Brabant Noord-Holland Het Nederlandse landschap natuurlijke en menselijke factoren (toegepast op het duinlandschap en het Krijt/ lösslandschap) foto 1 De Kerf bij Schoorl aan Zee (kijkrichting zee) ligging foto 0 50 100 km bron: Cito, augustus 1998 000013 13 4 Lees verder

In de zeereep tussen Bergen en Schoorl (zie foto 1) is in 1997 een gat gemaakt, De Kerf. Men verwachtte dat in de vlakte achter De Kerf de natuur een veel gevarieerder karakter zou gaan krijgen, omdat daar verschillende milieus in elkaar overgaan. Het aantal gradiënten zou toenemen. Al na enkele maanden ontwikkelden zich inderdaad nieuwe gradiënten in de vallei achter De Kerf. 2p 7 Noem twee nieuwe gradiënten die zich achter De Kerf ontwikkelden. figuur 2 Tegenwoordige situatie in sommige duingebieden langs de Nederlandse kust figuur 3 Toekomstbeeld van sommige duingebieden langs de Nederlandse kust vrij naar: Helmer, W. en P. Vellinga e.a., Meegroeien met de Zee, Laag-Keppel, 1996 Het duingebied is in het toekomstbeeld (figuur 3) aanmerkelijk lager en breder dan tegenwoordig (figuur 2). 2p 8 Geef aan waardoor het duingebied lager en breder wordt. 000013 13 5 Lees verder

kaart 3 Een topografisch kaartfragment van Texel vrij naar: Topografische Dienst Emmen, kaart 9 West, 1994 In het kaartfragment is naast het duinlandschap nog een ander landschap (volgens de examenstructuur) aanwezig. 2p 9 A: Welk landschap wordt bedoeld? B: Welk bodemtype overheerst in dat gebied? kaart 4 Schiermonnikoog in de loop der tijd bron: Waddenbulletin 1993. Deze kaart is gemaakt naar Isbary, Bakker en Van Oosten. 000013 13 6 Lees verder

3p 10 A: Verklaar het verdwijnen van de oorspronkelijke duinketens op Schiermonnikoog (zie kaart 4). B: Noem een manier waarop men het verdwijnen van huidige en toekomstige duinketens op Schiermonnikoog kan voorkomen. Op Schiermonnikoog (zie kaart 4) wordt het oostelijk deel van het eiland overgelaten aan het vrije spel van de natuur, zodat daar natuurlijke duinvorming kan plaatsvinden. 2p 11 Noem twee uit kaart 4 af te leiden gegevens waaruit je kunt afleiden dat, zonder al te veel bezwaren, het oostelijk deel van het eiland aan de natuur kan worden overgelaten. tekst 1 Erosie en wateroverlast in Zuid-Limburg Structurele oplossingen van het probleem van erosie en wateroverlast moeten gezocht worden in maatregelen tot herstel en verbetering van het waterbufferend en -bergend vermogen van het landschap. (...) Gestreefd moet worden naar een ruimtelijke afwisseling van het agrarisch grondgebruik in het Limburgse heuvelland. bron: Schouten, C.J., M.C. Rang en P.M.J. Huigen, Erosie en wateroverlast in Zuid-Limburg, in: Landschap, 1985, nr. 2 2p 12 Waarom moet er ter bestrijding van erosie en wateroverlast (zie tekst 1) gestreefd worden naar een ruimtelijke afwisseling in het agrarisch grondgebruik van Zuid-Limburg? In Zuid-Limburg komt fruitteelt zowel voor op de hellingen als op de plateaus. 2p 13 Geef twee kenmerkende verschillen tussen fruitteelt op de hellingen en fruitteelt op de plateaus. Ga in je antwoord uit van de plateaus. 000013 13 7 Lees verder

figuur 4 Rivierterrassen bron: Berendsen, H.J.A., De vorming van het land, inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen, 1996 Figuur 4 toont de vorming van rivierterrassen langs de Maas. Deze terrassen zijn ontstaan door zowel een klimatologisch (de afwisseling van glacialen en interglacialen) als een geologisch proces. 3p 14 A: Welk geologisch proces wordt bedoeld? B: Behalve in het ontstaan van rivierterrassen komt dat geologische proces nog op een andere wijze in figuur 4 tot uiting. Op welke andere wijze komt dat proces in figuur 4 tot uiting? 2p 15 Hoe komt de afwisseling van glacialen en interglacialen in figuur 4 tot uiting? 000013 13 8 Lees verder

Milieugeografie van Nederland (toegepast op Nederland en de internationale milieuproblemen en de Nederlander en de milieugebruiksruimte ) figuur 5 Het debietverloop van de Rijn 2500 m 3 per sec 2000 1500 1000 500 0 j f m a m j j a s o n d bron: De Grote Bosatlas, 51e druk, 1997 Stel dat in de Rijn het hele jaar door een constante hoeveelheid zware metalen terecht komt. In tegenstelling tot de concentratie van alle mogelijke andere stoffen is de kans groot dat de concentratie van metaalhoudend slib in het Rijnwater in de maand januari het hoogst is (figuur 5). 2p 16 Geef de verklaring voor die hoogste concentratie in januari. 000013 13 9 Lees verder

kaart 5 Verdroging in Nederland, 1989 Legenda: mate van verdroging van de bodem, per ecodistrict, 1989 niet verdroogd plaatselijk verdroogd matig verdroogd matig tot sterk verdroogd sterk verdroogd geen gegevens 0 30 60 km bron: De Grote Bosatlas, 51e druk, 1997 In Oost- en Zuid-Nederland, in de gebieden met de legenda-eenheden matig tot sterk verdroogd en sterk verdroogd, treedt eerder verdroging op dan in de rest van Nederland (kaart 5). 2p 17 Welke combinatie van twee fysisch-geografische factoren draagt bij aan deze verdroging? Een van de middelen om verdroging tegen te gaan is het weer in natuurlijke staat terugbrengen van gekanaliseerde beken. 2p 18 Verklaar waardoor het in natuurlijke staat terugbrengen van beken zal leiden tot een hogere grondwaterstand in het stroomgebied. 000013 13 10 Lees verder

kaart 6 Gebieden in Nederland waar als gevolg van het versterkt broeikaseffect zoutschade zal optreden A B C D 0 30 60 km bron: De Grote Bosatlas, 51e druk, 1997 3p 19 A: Welk gebied op kaart 6, A, B, C of D, zal het snelst met zoutschade worden geconfronteerd als mogelijk gevolg van het versterkt broeikaseffect? B: Beargumenteer je keuze. 000013 13 11 Lees verder

kaart 7 De verspreiding van stikstof in de Noordzee in 1985 Legenda: microgram N per liter <150 150-200 200-300 300-500 500-750 750-1000 >1000 0 100 200 km bron: RIVM, Nationale Milieu Verkenning 2 1990-2010, Alphen aan de Rijn, 1991 2p 20 Geef de verklaring voor het patroon van stikstofverspreiding in de Noordzee in 1985 met behulp van twee factoren. Er bestaat een relatie tussen de Nederlandse veestapel en de druk op het tropisch regenwoud in met name Zuidoost-Azië. 2p 21 Leg deze relatie uit. figuur 6 Stromen van tropische producten voor de (intensieve) veehouderij in onder andere Nederland cassave uit Thailand sojabonen en schroot tapioca 1 2 3 mengvoederindustrie (intensieve) veehouderij sojaproducten uit Brazilië palmpittenschroot sojabonen sojaschroot, palmpittenschroot, vetten en reststoffen 4 oliepalmproducten uit Maleisië palmpittenvet palmolie margarine-, vetten- en oliën-industrie veeteeltproducten 5 consumenten (huishoudens) in de wereld bron: Exportlandbouw in de Derde Wereld en de effecten op natuur en milieu, IVM rapport R 87/1 4p 22 Past het productiesysteem zoals afgebeeld in figuur 6 bij het idee van duurzame ontwikkeling? Beargumenteer je antwoord en betrek daarbij: A: de situatie op fluviale schaal in de productielanden van veevoeder-ingrediënten. B: de situatie op lokale schaal in de consumptielanden van veevoeder-ingrediënten. 000013 13 12 Lees verder

Veel ontwikkelingslanden, bijvoorbeeld in West-Afrika, staan voor een dilemma als buitenlandse ondernemingen toestemming vragen om in deze landen handelsgewassen te verbouwen. 2p 23 Beschrijf het bedoelde dilemma. De gebruikskosten van natuurlijke hulpbronnen zijn mede bepalend voor de omvang van de milieugebruiksruimte. Zo kan de milieugebruiksruimte van aardolie groter worden als de prijs ervan stijgt. 2p 24 Beredeneer met behulp van twee argumenten waarom een prijsverhoging van aardolie de milieugebruiksruimte ervan zal doen toenemen. 2p 25 Hoe is het mogelijk dat landen die meer energie produceren uit eigen delfstoffen dan ze zelf nodig hebben toch energiedragers moeten importeren? Internationalisering: Nederland in Europa, Europa in de wereld kaart 8 Ligging van de exclusieve economische zones bron: Vaart, R. van der, Globetrotter, Teleac, Utrecht, 1996 Het spreidingspatroon van exclusieve economische zones (kaart 8) kent op mondiale schaal enkele concentratiegebieden. 2p 26 Geef de verklaring voor het grote aantal exclusieve economische zones in Midden-Amerika. 000013 13 13 Lees verder

figuur 7 Productie van auto s door de belangrijkste Japanse concerns in 1994 figuur 8 Productie van auto s door de belangrijkste Amerikaanse concerns in 1994 figuur 9 Productie van auto s door de belangrijkste Europese concerns in 1994 bron figuren 7, 8 en 9: Dicken, Peter, Global Shift, Londen, 1998 Het mondiale spreidingspatroon van de autoproductie (figuren 7, 8 en 9) laat zien dat de autoproductie in twee soorten industrielanden plaatsvindt. 2p 27 Welke twee soorten industrielanden worden bedoeld? 3p 28 A: Welke autoconcerns, de Japanse, de Amerikaanse of de Europese, zijn volgens de figuren 7, 8 en 9 het meest geïnternationaliseerd? B: Geef twee uit de figuren af te leiden argumenten voor je keuze. Kenmerkend voor de moderne autoproductie door met name multinationals is flexibiliteit. Uitgangspunt hierbij is het just in time principe. 3p 29 A: Wat betekent het just in time principe in de auto-industrie? B: Noem een belangrijke geografische consequentie van het toepassen van het just in time principe voor de locatie van toeleveringsbedrijven in de auto-industrie. 000013 13 14 Lees verder

tekst 2 Jan Maas, landbouwgeograaf, schetst in het tijdschrift Geografie Educatief een beeld van de Nederlandse tuinbouw waarbij sterke en zwakke kanten de revue passeren. Hij signaleert een viertal bedreigingen voor de positie van Nederland als toonaangevende producent en handelaar van groente en fruit, namelijk: 1 Telers en handelaren hebben te traag gereageerd op de verandering van aanbodmarkt naar vraagmarkt. 2 Een groot deel van het assortiment van de voedingstuinbouw bestaat nog steeds uit bulkproducten. 3 De ongunstige locatie binnen Nederland van de voornaamste glastuinbouwcentra. 4 Buitenlandse producenten kunnen op niet al te lange termijn de Nederlandse handel passeren en zelf de afzet ter hand nemen. bron: Maas, J., Nederlandse tuinbouw: minder productie, meer handel, Geografie Educatief, 1997, nr. 3 In tekst 2 worden vier punten genoemd die elk een bedreiging vormen voor de toonaangevende positie van Nederland als producent van tuinbouwproducten. 1p 30 Geef een reden waarom het bij punt 2 genoemde een bedreiging vormt. 2p 31 Geef twee redenen waarom het bij punt 3 genoemde een bedreiging vormt. Naast de bedreigingen in tekst 2 kent de Nederlandse tuinbouw ook sterke punten. 2p 32 Noem twee opzichten waarin de Nederlandse tuinbouw op Europese schaal in een gunstige concurrentiepositie verkeert. 000013 13 15 Lees verder

Marokko foto 2 Een landschap in Marokko bron: Pascon, P. en H. van der Wusten, Les Beni Bou Frah, 1983 3p 33 Noem drie menselijke activiteiten die kunnen hebben geleid tot de aantasting van het landschap op foto 2. Binnen de landbouw bestaan vele mogelijkheden om het proces waarvan foto 2 een beeld geeft een halt toe te roepen. 2p 34 Noem twee van die mogelijkheden. Gedurende een groot deel van de 20ste eeuw werden de meeste migranten van het platteland opgevangen in de medina. De bevolkingsdichtheid in de medina is dan ook enorm toegenomen. 3p 35 Noem drie manieren waarop de huisvestingscapaciteit van de medina vergroot kon worden. 000013 13 16 Lees verder

kaart 9 Economisch kerngebied van Marokko in 1995 RABAT KENITRA Legenda: huidige urbane regio grootstedelijk gebied in 2000 kleine en middelgrote steden (<120.000 inw.) steden (>120.000 inw.) CASABLANCA MOHAMMEDIA EL JADIDA 0 20 40 km bron: Lentjes, W., Marokko, Novib, Den Haag, 1995 De opkomst en uitbreiding van het stedelijk gebied van kaart 9 gedurende de eerste helft van de 20ste eeuw, kan worden verklaard door een complex van economische en politieke factoren. 2p 36 Geef van beide soorten factoren een voorbeeld. Als gevolg van de ongelijke economische ontwikkeling van de verschillende regio s in Marokko ontstaan er tegenstellingen tussen gebieden. 3p 37 A: Met welk begrip duidt men deze tegenstellingen tussen gebieden in de aardrijkskunde aan? B: Welke demografische consequentie heeft het ontstaan van deze tegenstellingen? De ongelijke economische ontwikkeling is ook zichtbaar in de industriële ontwikkeling van Marokko. 2p 38 Op welke wijze tracht de Marokkaanse overheid deze ongelijke industriële ontwikkeling tegen te gaan? Let op: de laatste vragen van dit examen staan op de volgende pagina. 000013 13 17 Lees verder

kaart 10 Het agrarisch grondgebruik in Marokko bron: Haleber, R., Marokko, Koninklijk Instituut voor de Tropen, 1990 De gebieden X en Y op kaart 10 verschillen nogal in vegetatie. 2p 39 Geef de fysisch-geografische verklaring voor dat verschil waarbij je ingaat op zowel gebied X als gebied Y. kaart 11 Seizoensbeweging van de kudden naar hun verschillende weidegebieden in de zomer Legenda: hoogte 1000 m en hoger weidegebieden seizoensbeweging 0 100 200 km vrij naar: Grande Encyclopédie du Maroc, Rabat, 1987 2p 40 Verklaar de seizoensbeweging van de kudden zoals weergegeven op kaart 11. Einde 000013 13 18