Kierkegaard: enkeling als protest tegen nivellering



Vergelijkbare documenten

Het huis van de angst en het huis van de liefde Preek van Jos Douma over Romeinen 8:15

1) De ongelovige is blind gemaakt door Satan (2 Korintiërs 4:4).

AANTEKENINGEN WAAROM WERD GOD EEN MENS?

De gelijkenis van de barmhartige Samaritaan.

Waarom zijn er ongelukkige mensen?

HC zd. 6 nr. 32. dia 1

Wijkgemeente Ichthus Noordwijk EEN LIEFLIJKE. LEER HEM KENNEN 7, bewaarexemplaar. Ds. F. van Roest, zondag 26 januari

HOE KAN IK TOT BEKERING KOMEN?

De gelijkenis van de twee zonen. Eerst lezen Daarna volgen er vragen en opdrachten

verzoeking = verleiden om verkeerde dingen te doen dewijl = omdat wederstand doen = tegenstand bieden de overhand behouden= de overwinning behalen

1) Gered worden is net zo gemakkelijk als een cadeau krijgen (Johannes 1:12)

1 Korintiërs 12 : 27. dia 1

(Deel van) Zijn Lichaam

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 1 t/m 4

De Bijbel open (12-10)

Apostolische rondzendbrief

De eerste liefde van God

De Bijbel open (22-06)

HC zd. 42 nr. 31. dia 1

Johannes 8 : 11. dia 1

Ds. Arjan van Groos ( ) Tekst: 1 Korinthiërs 7, 14 Middagdienst Dopen. Broeders en zusters,

Eén ding is nodig. Deze geschiedenis kun je lezen in Lukas 10 :

Geloof tegenover gevoelens

De gelijkenis van de verloren zoon.

Ik ben blij dat ik nu voor u lijd Ik ben blij dat ik voor mijn geloof mag lijden Ik ben blij dat ik mag lijden voor de Kerk van Jezus Christus

Doel van Bijbelstudie

Vraag 62 : Maar waarom kunnen onze goede werken niet de gerechtigheid voor God of een stuk daarvan zijn?

Kennismaking met de bijbel

Door onze keuze is er een breuk tussen God en mens.

Open je hart en verwacht een wonder van Jezus!

Geef. nooit op! Gods beloften voor jou MIRANDA TOLLENAAR

Vijf redenen waarom dit waar is

Liturgie voor de scholendienst 2015

Namen van God en van Christus in de eerste brief aan Timoteüs

HC zd. 22 nr. 32. dia 1

Gemeente in Christus,

leren omgaan met Diversiteit In je gemeente

HC zd. 3 nr. 32. dia 1

zondagmorgen 14 november 2010 Welkomkerk ds. W.H. Hendriks-Vogelaar

Op weg met Jezus. eerste communieproject. Hoofdstuk 5 Bidden. H. Theobaldusparochie, Overloon

Dordtse Leerregels. Hoofdstuk 3 en 4. Artikel 12 t/m 14

Neem nu even tijd om de Heilige Geest te vragen je te helpen bij deze studie en inzicht te geven in zowel het Woord als in je eigen leven.

Zondag 29 gaat over het Heilig Avondmaal (2)

Kingdom Faith Cursus Het geschenk van God

Maarten Luther

Bijbelstudie bij Romeinen 14:1-15:13 in de Bijbel in Gewone Taal

Heeft God het Kwaad geschapen?

Deel het leven Johannes 4:1-30 & december 2014 Thema 4: Gebroken relaties

4. Welk geloof wordt bedoeld? Het gaat om het zaligmakende geloof. Dus niet om een historiëel, tijd- of wondergeloof.

Voor u persoonlijk! SAMPLE. Evangelie-nieuws voor eeuwige redding

Luisteren naar de Heilige Geest

Heilig Jaar van Barmhartigheid

Preekschets voor 26 mei 2013 Trinitatis. Lezingen : Spreuken 8:22-31 en Johannes 3:1-13

De Bijbel open (30-11)

9 Vader. Vaders kijken anders. Wat doe ik hier vandaag? P Ik leer mijn Vader beter kennen. P Ik weet dat Hij mij geadopteerd

Wat zegt Paulus in Romeinen 7:7-12?

Het belang van het profetisch woord. De Bijbel open

Alpha Cursus IGGDS DE HOEKSTEN Woensdag 22 april 2015 Restaurant Algorfa Bijeenkomst 12 Waarom en hoe zou ik het anderen vertellen?

DE HERE VRAAGT VOLLEDIGE TOEWIJDING.

God bestaat en Hij is belangrijk We hebben God nodig in ons leven Jezus: Zijn leven Jezus: Zijn dood Jezus: Zijn opstanding De Heilige Geest

Misschien zit u hier wel met de grote vraag: wat is Kerst eigenlijk?

Hoofdbedekking nog nodig vandaag?

Als je niet goed weet hoe je moet bidden, kun je het leren! Daarom gaan we in deze les kijken wat God ons te zeggen heeft over gebed.

OPDRACHT: Lees de vier tekstgedeelten en beantwoord de 4 bijbehorende vragen. Luk 15:11-32 Joh 3:14-17, Joh 15:9-17 Matt 5:43-48, Joh 13:33-35

EEN PAAR BELANGRIJKE VRAGEN

Eerste lezing: Habakuk 3:1-3,16-19 Evangelielezing: Lukas 17:1-10

Eindexamen filosofie vwo II

Orde voor de viering van het heilig Avondmaal

Gemeenteviering rond Jesaja 9:5b

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

Gemeente van onze Heer Jezus Christus, lieve mensen,

Tot een geloofsgesprek komen. I Ontmoeten

het Bijbelboek 1 en 2 Thessalonicenzen 19 april

Romeinen 14 : 12. Romeinen 14 wordt vaak genoemd en gelezen speciaal als het gaat om het samenleven in de kerk

De gelijkenis van het huis op de rots en op het zand.

Terug naar de Essentie

Hoe komt iemand tot geloof, of hoe ontstaat nu eigenlijk die relatie met God?

Is dan het uiterlijk waterbad de afwassing van de zonde zelf?

Jezus vertelt, dat God onze Vader is

,!7IJ0I6-abbcbg! Zo ben jij! jij! Willem de Vink. tiener BIJBEL

Noach bouwt een ark Genesis 6-8

Ik noem een paar sleutels die in veel sloten passen [dia 1 titel]:

13 Jij en pesten. Ervaring

PERSOONLIJKE VORMING 1

Het verschil tussen veiligheid en zekerheid Ben ik een echte gelovige?

Niveau 3 - Les 14: Een oproep tot Discipelschap Andrew Wommack

Het Christendom in Rome

HET EVANGELIE VAN DE DWAZE ZWAKHEID VAN GOD. 1.dit evangelie is onthullend. 2.dit evangelie is verlossend.

Dit is het verkiezingsprogramma van de ChristenUnie. Dit vindt de ChristenUnie belangrijk voor Nederland. Lees maar!

Mag ik jou een vraag stellen?

Niveau 1 - Les 14: De kracht van een geestvervuld leven Don Krow

Les 1: het kruis, bekering en geloof

Zondag 22 mei Kogerkerk - 5e zondag van Pasen - kleur: wit - preek Deuteronomium 6, 1-9 & // Johannes 14, 1-14

Mc. 1: 1-11 PG te Sexbierum-Pietersbierum Sixtustsjerke 11 jan Grote en kleine Geliefde van God - Gemeente van Christus,

LET OP WAT JE HOORT! LET OP WAT JE VAN DE HERE HOORT! 1. dan vind je Hem. 2. dan wordt je rijk met Hem. Markus 4:24.25 / Gehouden op / p.

Jezus, het licht van de wereld

Vragen over het Koninkrijk van God

Zondag 12 april 2015 is er om 15 uur een aangepaste gezinsdienst in de Opstandingskerk te Terneuzen. Voorganger: de heer G.A. Slabbekoorn uit Goes

Jezus volgen! Echt? Het evangelie naar Johannes 6: dinsdag 2 juni 2015

Transcriptie:

Kierkegaard: enkeling als protest tegen nivellering Speling 34 (1982), 52-57 Wim Scholtens Ongelovig socialisme. Twee jaar geleden trof ik in een Deens kerkblad uit de pen van R. Ahrend de volgende fabel aan die regel voor regel zo juist de gedachtegang van Kierkegaard als postmarxist weergeeft dat er moeilijk een betere inleiding te vinden is tot Kierkegaards visie op de verhouding tussen enkeling en samenleving. tussen vrijheid en gelijkheid; Eens geloofden alle mensen nog in God. Zij wisten dat zij allen voor Hem gelijk waren. Natuurlijk waren zij ook verschillend. Maar zij beseften goed dat de gelijkheid voor God groter was dan hun onderlinge verschillen. Daarom waren zij blij met de gelijkheid zonder afkeer voor de verschillen. Toen gebeurde het dat de mensen ophielden met in God te geloven. Ze zeiden dat Hij dood was. Toch konden zij Hem niet vergeten. Nu zij niet meer in God geloofden was het alsof met God ook de gelijkheid was gestorven. Daarom probeerden de mensen de gelijkheid weer tot leven te krijgen. Maar Gods dood betekende nog niet dat de mensen nu zelf goden waren geworden. Daarom lukte het ook niet die dode gelijkheid weer tot leven te krijgen. Maar in elk geval konden ze proberen om de verschillen te doden. En daar begonnen ze toen mee. Telkens als ze een verschil ontdekten benoemden ze een commissie. Die moest uitzoeken hoe ze dat verschil uit de wereld kregen. Maar het ene was nog niet weggewerkt of een nieuw verschil dook alweer op. Er kwam geen eind aan. Dat tussen rijk en arm konden ze wel gladstrijken, want geld is tenslotte iets dat de mens zelf geschapen heeft. Maar van veel andere verschillen, als dat tussen man en vrouw, sterk en zwak, slim en dom, gaat dat niet op. Men kon van mannen geen vrouwen maken, hoewel het soms aardig lukte mannen zover te krijgen ermee op te houden man te zijn. Ook kon men van vrouwen geen mannen maken. Hoewel het wederom vaak lukte vrouwen ertoe te bewegen op te houden vrouw te zijn. Het lukte echter niet om van zwakken sterken en van dommen verstandigen te maken. Daarom probeerde men de verstandigen dommer en de sterken zwakker te maken. Want al waren de mensen geen goden, toch kon men voorschrijven dat niemand iets mocht wezen wat niet alle anderen ook konden zijn. Uiteindelijk dachten de mensen aan niets anders meer dan aan de verschillen. Het kleinste trok direct aller aandacht en kreeg als een koekoeksjong van alles de schuld. Hoe meer zij gelijkheid bewerkten, des te meer schenen er alleen maar verschillen te bestaan. Tenslotte waren er een paar die inzagen dat men, om de verschillen weg te werken, mensen moest gaan uitroeien; dat zou dan in naam van de gelijkheid gebeuren. Zo werden de mensen in twee groepen ingedeeld: zij die zouden uitroeien

en zij die moesten worden uitgeroeid. En zo eindigde de poging van de mensen om de gelijkheid, die tegelijk met God gestorven was, weer leven in te blazen'. Individu en gemeenschap In het vorige nummer van Speling (1982/3) werd beschreven hoezeer Kierkegaard van zijn conservatieve bedenkingen tegen democratie en nivellering is genezen tussen 1848, het revolutiejaar en ca. 1852. In die jaren begint hij, welhaast utopisch, dwars door chaotische nivellering (zoals geschetst in juist geciteerde fabel), -toch de kansen te ontdekken voor een gemeenschap die maar 'een minimum aan regering nodig heeft, omdat zij bestaat uit religieus-volwassen enkelingen. In breed perspectief zag hij de sociaal-historische ontwikkeling verlopen in drie fasen: a) eerst was het maar aan heel weinigen vergund vrij mens te zijn en aan dat privilege werd de massa verspild, b) de tijd der 'representatie', waarmee Kierkegaard de verticale samenleving bedoelt, grofweg vanaf de Middeleeuwen tot aan zijn eigen heden, waarin steeds meer mensen zich konden identificeren met het model van een steeds groter aantal vrije mensen, c) de toekomstige tijd zal er een moeten worden waarin ieder mens in vrijheid geheel zichzelf bepaalt en waarin toch allen een waarachtige gemeenschap vormen. De moeilijkheid is alleen dat de overgang van b) naar c), de samenleving van vrije mondige volwassenen, zich volgens Kierkegaard alleen maar kan voltrekken op het risico van een totaal onregeerbare chaos. In elk geval is die nieuwe orde geen geschenk dat met hemels automatisme uit de lucht valt, zo gauw de proletariërs aller landen zich hebben verenigd, Het gaat om een uiterst pijnlijke en bloedige wedergeboorte, die zich niet collectief of alleen maar door verandering van structuren voltrekt met hegeliaansmarxistische historische noodzakelijkheid. Het eist niet minder dan dat eerst de anonieme massa -nog halfdronken van de pas verworven uitwendige vrijheid- weer wordt opgesplitst tot enkelingen, Nu is geen begrip grondiger misverstaan dan Kierkegaards begrip enkeling, Het heeft in tegenstelling tot de schijn (en de Duitse uitleg ervan tussen 1920-1970) niets te maken met subjectivisme of met een individu dat zijn privé-hachje uit de boze wereld tracht te redden, door zich op te sluiten in de welbekende burger-spreuk van ieder voor zich en God voor ons allen. Het begrip enkeling betekent bij Kierkegaard die mens die zijn ziel heeft gered (om het toch maar ouderwets te zeggen) uit de tirannie der jaloezie die heerst in elke kritiekloos-aanvaarde gevestigde orde. De enkeling is dus de bij uitstek sociaal-volwassen mens die zich met heel zijn pathos prijsgeeft aan het enig-noodzakelijke : zichzelf te kunnen zijn in alle aspekten van menselijkheid -en dat betekent ook religie- en dat houdt sinds Jezus Christus weer onverbrekelijk in dat God slechts werkelijk tegenwoordig is in de naaste, bovenal die naasten, die door verdrukkende structuren het minst de kans krijgen om zichzelf-voor-god te kunnen zijn. Eenzelfde misverstand trof ook Kierkegaards begrip innerlijkheid. Ook dit is door veel verkeerde interpretatie in de hoek gedrukt van

asociale privé-vroomheid, terwijl het in feite tot barstens toe geladen is met de eis tot sociale inzet (net als overigens ook stichtelijkheid ). Niemand heeft nauwkeuriger, ook in de wordingsfasen van wat bij Kierkegaard Religiositeit-A (natuurlijke godsdienstigheid) heet, dit begrip innerlijkheid beleefd en beschreven dan Etty Hillesum: het pathetisch ingaan bij zichzelf om uit te gaan naar die vreemde naaste als verdubbeling van wat aanvankelijk slechts in eigen hart wordt opgegraven. zoals Etty Hillesum zegt¹, Omdat mensen van die kwaliteit zeldzaam zijn. noemt Kierkegaard hen enkelingen of buiten-gewonen. Het is met dit begrip van subliem-religieuze apartheid dat hij de mythe ontmaskert van alle ideologie die bedreven wordt met de kreet van vrijheid-gelijkheid-en-broederschap. Precies op dit punt ligt de nieuwe postmarxistische actualiteit van Kierkegaard. Religie en socialisme Men zou reeds kunnen tegenwerpen dat de christen Kierkegaard hier met zijn pleidooi voor enkeling en religie slechts exponent is van nieuwrechts, dat met leedvermaak vaststelt hoe weinig het socialisme in zijn doelstelling is geslaagd en dat God toch weer gelijk krijgt. Wij hebben elders Kierkegaards fijne nuances aangaande de verhouding enkelinggemeenschap in verhouding tot Karl Marx beschreven². Maar nu de naam van God hier toch valt: het is minder bekend dat het wezenlijke van Kierkegaards theologie precies hierin bestaat dat hij, zo mogelijk nog krasser dan Feuerbach, elke God bestrijdt die hier op aarde een (politieke) zaak te verdedigen zou hebben en dan met behulp van mensen. Natuurlijk: 'De christen moet alles wagen om ertoe bij te dragen dat de wereld beter wordt en dat het goede gestalte krijgt. (Dagb. IX A - 445 van 1848). Maar anderzijds is hij het hartgrondig eens met de religiekritiek die de projecties ontmaskerde waarmee de burgerlijk-nijvere christenen zich een ( Af- ) god hebben gemodelleerd op de maat van de belangen van hun gevestigde sociale en kerkelijke orde. Sinds de copernicaanse theologische omwenteling, waarin de mens voor zichzelf centraal staat (Dagb. I A 21 ), heeft God geen zaak meer die door aandeelhouders verdedigd zou moeten worden tegen wat dezen zien als a-theïsme. In die zin was ook voor Kierkegaard God reeds dood. Van de mens uit gezien betekent de sociale nivellering of emancipatie dat hij nu radicaal alleen staat in een volslagen dubbelzinnige wereld. En in die situatie van alles-ofniets laat hij God zeggen:.wat willen jullie? Geen gezag meer? Goed. maar dan is dit de straf: van nu af zul je vrij zijn! (Dagb. XI 1 A 296). Kerkvorsten die hier met mandementen of met gezagvolle stem de vrijheid weer willen terugschroeven in de verkalkte verticale opbouw, moeten dan, als zij zich niet op andere wijze laten gezeggen en er geen notie van hebben dat men in deze nieuwe maatschappelijke situatie alleen maar gezag heeft wanneer men, net als Jezus, van alle macht wil afzien, - desnoods met grove middelen worden bestreden. Dat deed Kierkegaard dan ook consequent in 1854-55. Dat verlies aan macht is geen ramp, maar juist een sanering in de wortel. Als de kerken zich bekeren tot het

afzien van macht, heeft dit twee gevolgen die onverbrekelijk verbonden zijn: a) zij respecteren dan eindelijk de verantwoordelijkheid die iedere enkeling voor eigen vrijheid draagt en b) God wordt hersteld in Zijn absolute soevereiniteit, doordat Hij wordt weggehaald voor de kar van de politieke, ideologische en economische macht waar Hij werd voorgespannen want God ligt niet op één lijn met onze betrekkelijkheden (Dagb. XI 2 A 97); immers God is bij nog zoveel aanwezigheid in Zijn schepping, steeds groter in Zijn Anders-Zijn. De socialisten en liberalen zullen van hun kant, bij de steeds groeiende chaotische vrijheidszucht ervaren dat het individu op de lange duur geen enkel aards gezag, van welke aard dan ook, nog accepteert en in zijn totale isolement toch weer wordt teruggeworpen op de vraag die hem wezenlijk zit ingebakken: die naar zijn hoogstpersoonlijke verhouding tot het Onvoorwaardelijke. Het was Kierkegaards bedoeling met zijn oeuvre precies hierop te wijzen. In een balans zegt hij daarover: Indien ( en ik heb het hier over religie) heel de samenleving met haar individuen aan het kinderlijke ontgroeid is, zodat niemand nog voor een ander het Onvoorwaardelijke vertegenwoordigen kan, -dan betekent dat nog niet dat men ook zonder het Onvoorwaardelijke zou kunnen leven. Integendeel, men heeft er meer dan ooit behoefte aan. Dan moet nl. iedere enkeling zich hoogst persoonlijk gaan verhouden tot het Onvoorwaardelijke (S.V.(2) XIII 543 ). Vier fronten tegelijk In die voorwaardelijke loyaliteit met zijn eigen kerk en samenleving, moest Kierkegaard vechten op vier fronten tegelijk: 1. met de verlichte religiecritici, van Lessing tot en met Feuerbach, is hij het eens dat christendom een verloren zaak is, als men het uitsluitend rationeel benadert. Maar er bestaat nu eenmaal meer dan in een filosofenhoofd kan opkomen: christelijk geloof bijvoorbeeld. 2. aan de kerk blijft hij loyaal, mits zij zich wil losmaken uit dat heilloos compromis met de staat en uit de burgerlijke theologie die meent dat kerk en staat een zaak gemeen zouden hebben. Als Jezus één kenmerk vertoont, dan was het juist dat Hij als dwarsligger permanent met de gevestigde orde (politiek en religieus) in conflict heeft gelegen. 3. met de liberalen accepteert hij de eis tot vrijheid, mits zij óók willen aanvaarden dat de vooruitgang dan wel hierin zal bestaan, dat de mens verpletterd zal raken onder zijn eigen vrijheid. Precies dit mits heeft Kierkegaard in het gelijk gesteld, want alles werd opnieuw klassenbelang. Voor hem bestaat sinds de ontbinding aller waarden hoogstens de voorwaarde tot waarachtige vrijheid. 4. met het socialisme is hij het eens over de onttroning van gevestigde ordes. Maar hij is onbarmhartig in zijn kritiek, wanneer hij zijn voorwaarde stelt voor waarachtige gelijkheid. Deze veronderstelt nl. primair, dat ieder mens het heilige recht ( en de religieuze plicht) heeft om zichzelf te zijn. En pas dan beginnen de moeilijkheden goed, zoals de hiervoor geciteerde fabel illustreert. Er is voor Kierkegaard geen socialisme mogelijk zonder persoonlijke Godsverhouding³. Er kan in kwantitatief en materieel opzicht

misschien veel worden gewonnen. Maar een massahysterische verkramping op de afgod gelijkheid die in haar jaloezie geen enkele kwaliteit of eigenheid meer pruimen kan, wordt zonder religie onvermijdelijk. Dan moet voor elke belangengroep eerst de ander terug naar de nullijn, eerst de ander worden afgetopt, eerst de ander inleveren. Er zal geen enkel socialisme mogelijk zijn, als het niet zó diep van onderen op komt, dat het uit die bron voortkomt waar iedere enkeling zijn eigen g( G )rond heeft en die zo indrukwekkend door Etty Hillesum beschreven werd. Alleen het christelijk gelijkheidsideaal, dat eerst de verschillen aanvaardt door van ieder mens zijn eigen-aardigheid te accepteren, kan de vrijgevochten chaos doen verkeren in een gemeenschap van volwassen enkelingen. Wat door het socialisme als de weg uit de vervreemding wordt aangezien ( o.m. de emancipatie uit religieus geloof), dat heeft juist volgens Kierkegaard de totale vervreemding als gevolg. Want zelfs als materieel en psychisch alles is bereikt in een verzorgingsstaat, zullen mens en samenleving pas gelukkig kunnen worden op voorwaarde van gelovige overgave aan de Onvoorwaardelijkheid: God, zo zeggen de socialisten, is de schuld van alle menselijk omgeluk. Maar middelmatigheid wordt dan het beginsel waarmee het mensdom zich tot compacte massa samenvoegt. De mens heeft, net als een bunzing of een stekelvarken, een instinctief verweer tegen de geest : laten we zorgen dat we een massa worden. Maar zo negeert de mens zijn oorsprong, door in de derde persoon, d.w,z. in de massa te vluchten, in plaats van een ik te durven zijn. En zo gaan er in zorgeloze gelukzaligheid elke generatie weer massa s in verspilling door eigen schuld verloren (Dagb, XI 1 A 516). Het optimistisch vooruitgangsgeloof, zowel van socialisten als van liberalen heeft de volslagen dubbelzinnigheid van de democratisering niet doorzien. Toch schuilt in die ontbinding van de oude vertikale samenleving en haar ethiek, een enorme uitdaging tot volwassen religie, tot een unieke kans voor het christendom. In één notitie spreekt Kierkegaard zich uit over de beide kanten van deze medaille: De ontevredenheid met staat, kerk en alles wat daaraan vastzit ( kunst, wetenschap enz. ) zal de massa oplossen in een wereld van atomen. Maar daarmee wordt minstens deze vooruitgang geboekt, dat de Godsverhouding zich niet langer door abstracta of door representatieve individuen voltrekt; God wordt nu zelf Degene die de opvoeding van de ontelbare enkelingen ter hand kan nemen. God kan nu zelf de Meester worden die op allen let en op ieder apart. Maar eerst wordt de wereld een slagveld waarop de grootst mogelijke tegenstellingen elkaar zullen treffen om de vertolking van dat ene fenomeen: het communisme, d.w.z. de mening dat de wereld alleen maar goed draait als er geen enkel verschil meer is tussen mens en mens, als kunst, wetenschap, gezag enz, en allen als arbeiders in een fabriek gelijk moeten zijn, met dezelfde kleren, dezelfde maaltijden, gekookt in één enorme pot, op dezelfde klokslag, allemaal broeders en zusters, afgericht op hetzelfde doel (Dagb. IX B 22). De feitelijke ontwikkeling van het marxisme 4) heeft Kierkegaards bange vermoedens wel in het gelijk gesteld. De vraag die Marx zichzelf niet kon of wenste te stellen, t.w. wat

er bij alle verandering in de samenleving gebeurt met de religieuze dimensie in het zelfverstaan van de mens en zijn samenleving -is tot op heden door niemand zo scherp gesteld en beantwoord als door Kierkegaard. Primitiviteit gevraagd Toen de Deense liberalen de koning een grondwet afdwongen in 1849, zeiden de conservatieven: Kijk, nu wordt het volk ons ongehoorzaam, maar straks worden zij dat ook nog aan God, Tegen een dergelijke redenering protesteert Kierkegaard heftig, want dat is blasfemie omdat hier een heersende groep zijn eigen belangen op één lijn stelt met die van God. Maar God heeft geen macht en ook Jezus heeft juist van alle macht afgezien 5). God heeft wel gezag en Jezus ook: het verschil met macht is dat gezag van binnen komt. Dát Kierkegaard zijn uitgangspunt van kritiek zó kiest, blijkt ook uit zijn zonde-begrip: de ergste zonde is de pretentie macht over anderen te kunnen uitoefenen. Er is maar Eén die een absolute eis mag stellen (nl. de eis om je pretenties op te geven) en dat is God (en de enige aan wie Hij recht van inspraak gaf: Jezus Christus). Deze visie op macht, gezag en zonde blijft weer onbegrijpelijk zonder inzicht in de voorwaarde die Kierkegaard daarbij onophoudelijk (al in zijn vroegste werk) hanteert: dat God ieder mens geschapen heeft met de vrijheid om zichzelf te worden, d.w.z. op unieke wijze en als on-gelijke, door de verschillen die hij meegekregen heeft, een primitief mens te worden. Dat is geen romantische verheerlijking van het grillige en geniale, een modeverschijnsel in zijn dagen dat Kierkegaard juist bestrijdt en waarop de Nazi s via Nietzsche s tolle Mensch zich met Kierkegaard meenden te mogen beroepen. Wat hem hier motiveert is zijn scheppingsgeloof en tegelijk zijn vlijmscherpe socio-psychologische analyse van de maatschappelijke veranderingen die hij signaleerde: De Voorzienigheid heeft ieder mens zijn eigen-aardigheid geschonken. De zin van het leven is dat juist deze optimaal ontwikkeld wordt in de botsingen met de wereld. Maar de hedendaagse cultuur leert de mens juist geen enkel eigen gevoel te hebben, geen woord te spreken of daad te stellen zonder de garantie dat alle anderen het precies zo doen. Maar wie nergens op botst hoeft nooit te vechten voor zijn primitiviteit; hij schopt het ver in zijn leven, maar zal nooit worden uitgelachen, vervolgd of doodgeslagen. Maar in diepste grond is zo iemand een misbaksel. een gedemoraliseerd onmens, dat niet God, maar de publieke opinie als schepper heeft. (XI 2 A 177), Een manco dat onverbrekelijk met dit collectivisme gepaard gaat is dat het zwijmelend broederschapideaal van Schiller en Beethovens Negende als pseudo-religie de machtsrivaliteit wellicht een poos kan toedekken. Maar. alleen het religieuze kan met behulp van het eeuwige, waarachtig-menselijke broederschap bewerken. d.w.z. die goddelijke, wezenlijke en niet-seculiere gelijkheid onder de mensen. Daarom is de religiositeit de ware humaniteit. Maar het ongeluk van onze tijd is dat zij louter tijd geworden is, uitsluitend tijdelijkheid, alleen maar seculier is (S.V. XIII 589). Kierkegaard wist dat hij met deze analyses pas lang na

zijn dood begrepen zou worden (X 3 A 474 e.v.a.). Daarom neemt hij voorlopig machteloos genoegen met de rol die hij in deze notitie beschrijft: Toen er eens brand uitbrak achter de coulissen in het theater, rende de clown voor het voetlicht om terstond het publiek te waarschuwen. Maar dit dacht dat het een grap was en begon spontaan te applaudisseren. Hij herhaalde zijn waarschuwing, maar men jubelde nog harder. Zo gaat, me dunkt, heel de wereld ten onder: onder het algemeen gejubel van al die pientere koppen, die menen dat het een grap is. (S. V.(2) 17). Noten 1. Etty Hillesum, Het verstoorde leven, De Haan, Haarlem, 1982 7 (45, 72, 101, 110, 128,131 v., 150. 2. S.Kierkegaard. Wilde Ganzen. dagboeknotities 1846-1855. Ten Have, Baarn, 1978. hoofdstuk III e.v. 3. Vgl. de voortreffelijke analyse van Kresten Nordentoft: S. K., Bidrag til kritikken af den borgerlige seloptagethed. Kopenhagen, 1977. 4. Bij Kierkegaard zijn de termen communisme en socialisme nog identiek; zie: Wilde Ganzen. Epiloog: Kierkegaard en Marx. 267 e.v. 5. Over de accentverschuiving in Kierkegaards christologie, zie: S.K. Jezus de dwarsligger. dagboeknotities. Ten Have. Baarn 1981. hoofdstuk IV e.v.