Bedieningshandleiding



Vergelijkbare documenten
Bedieningshandleiding

2008 Mercury Marine Systeemtoerenteller, snelheidsmeter, Smart Tow met GPS *898283B* B

2012 Mercury Marine Systeemtoerenteller en -snelheidsmeters 90-8M nld i

2015 Mercury Marine. SC 1000 toerenteller/snelheidsmeter

2013 Mercury Marine SC1000-toerenteller/snelheidsmeter 90-8M nld i

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

Handleiding: instellen en werking LCD display t.b.v. ombouwset 004 en prolithium Velvet. Gefeliciteerd met de aankoop van een R A T - Holland product!

Programma Eco stand 8-SYMBOOL DISPLAY

Handleiding. Bijlage LCD Display. +32 (0)

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: Uitgifte datum:

Fluid Ergometer Computer V.8012

SenseAir psense-ii: Gebruikshandleiding

6 DISPLAYS EN INSTELLINGEN

BIZOBIKE Display handleiding E-Motion

Programmeerbare plug-in thermostaat HT-600

Computer Instructies voor de SM-5062

1. INCLINE: Gebruik de INCLINE knoppen om het loopvlak te verhogen of te verlagen. De helling is instelbaar van 0% tot 12%.

Handleiding R.E.D. Remote Echo Depthsounder:

BEP 600-TLM2 CONTOUR MATRIX TANK MONITOR INSTALLATIE EN GEBRUIKS AANWIJZING

WERKINGSINSTRUCTIES VOOR DE ST-950 TRAININGSCOMPUTER

VERKORTE HANDLEIDING CUSTOM COMMAND

Handleiding Teknatool houtdraaibank Nova DVRxp Nederlands bij gebruik van de originele Engelse handleiding

Scherm. Knoppen. Drieknops elektronische besturing. Aan/uit. Batterij. Snelheid. Modus. Level. Unit. Wandel Tijd. Afstand Unit

Dit apparaat is een programmeerbare magnetische fiets. Het apparaat bestaat uit drie delen: de motor & controller en het magnetische remsysteem.

Introductie. Werking van RallySafe Unit. 1 De unit aanzetten

LCD scherm va LCD scherm

LCD scherm ve LCD scherm

9120 Kallo Lowrance X4. Handleiding draadloze dieptemeter

De computerhandleiding bestaat uit de volgende hoofdstukken:

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

Handleiding Remote control thermostaat

Bedieningspaneel. Drukknoppen en Ds

Vehicle Security System VSS3 - Alarm system remote

X Veiligheidsgordel 3 Verklikkerlicht brandt (met waarschuwingstoon) bij ingeschakelde ontsteking: Gordel omdoen, zie pagina 33.

Volkswagen Marine. Scheepsmotoren. Extra bedieningshandleiding Multi-functie-indicatie. SDI en TDI Volkswagen Marine

GEBRUIKSAANWIJZING EN. PROJECTION ALARM CLOCK INSTRUCTION MANUAL DE. PROJEKTIONSWECKER

Focus LCD Electronic (PPE2) ELEKTRISCHE DOORSTROMER VOOR TAPWATER

i7 0 Verkorte gebruikershandleiding Dutch Document number: Date:

Handleiding: instelling en werking E-Drive LCD display

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

Beknopte handleiding animeo SOLO 1 en 2 zones Functie Wind - Zon - Regen en Klok

InteGra Gebruikershandleiding 1

TYRECONTROL «P» A-188

Handleiding Filtron. De reeks bewerkbare velden: Spoelduur (A) Spoelmodus (B) Handmatigeaccumulaties. De gewenste spoelduur per station

PROTEUS PEC 3250 Trainingsmonitor

Alleen voor Trip 2, 2L, 3 en 5W Gebruikershandleiding. NEDERLANDS

Handleiding. Gebruiks waarschuwingen. Stap 1. Aansluiten controller

R-99 COMPUTER INSTRUCTIONS

Infiniti ST-790 Computerhandleiding Introductie

Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382

KMS CAN display Onderdeel nr:

Service Manual. Comfort System

DUTCH Document number: Date:

Bedieningshandleiding voor de Exocompact Display

AUTO ON OFF BEDIENINGSHANDLEIDING RC 5

GEBRUIKSAANWIJZING Toerentalmeter PCE-DT 66

Gebruiksaanwijzing R-88 Gebruiksaanwijzing Infiniti R-88 Roeitrainer -1-

Computerhandleiding SportsArt C51r

Computerhandleiding Proteus PEC-7588

Innovative Growing Solutions. Datalogger DL-1. software-versie: 1.xx. Uitgifte datum: HANDLEIDING

Verwarming en ventilatie

DucoBox Silent Connect

Handleiding: instelling en werking LCD display t.b.v. ombouwset 007 en prolithium Daily Driver, Juice, Stick, Heavy Duty, Hammer en Monster

Gebruikersinstructie Roth Touchline thermostaat

Computerhandleiding Engine V6

XTC (Mk3) PROPORTIONELE SWITCHBOX CONTROLS (7 Service)

7 Serie. The Future Starts Now. Digitale thermometers Temp7. Temp7 PT100. Temp7 NTC. Temp7 K/T

NLEIDING Deze vertaling is door Technautic B.V. met de grootst mogelijke zorg samengesteld.

RADIOGRAFISCHE BUREAUKLOK MET TIMER GEBRUIKSAANWIJZING

CC400 Gebruikershandleiding

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O

GPS repeater. Inleiding

TYRECONTROL «PT» A-188

Draadloos Clickkit Snelgids

GMI 10. verkorte handleiding

9120 Kallo Lowrance CHIRP X-series. Handleiding draadloze dieptemeter Dualscan module

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

Lifegear Concept PC Rower

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

Afstandsbedieningshandleiding IR NED: Cassette model airconditioner CTS-12-SET CTS-18-SET CTS-24-SET

Handleiding: instelling en werking E-Drive LCD display

VH CONTROL THERMOSTAAT METIS

RCW Afstandsbediening

TYRECONTROL A-186. Gebruikershandleiding (NL)

Copyricht Thermostaat.eu - Copyricht Thermostaat.eu

Korte introductie van de Vogue E-bike. 1 Motor 2 Display 3 Accu 4 Controller 5 Pedaal sensor. Aan/uit knop

GEBRUIKSAANWIJZING Toerentalmeter PCE-DT 66

G. Schottert Handleiding Freekie 1. Nederlandse handleiding. Freekie DMX ADRES INSTELLINGEN 1

Gebruiksaanwijzing. Proteus PEC

Verkorte Gebruiker Handleiding

1. AM/FM-radio gebruiken

Geeft de trainingstijd weer, oplopend van 00:00 tot 99:59, met een toename van 1 seconde wanneer de training start.

GEBRUIKSAANWIJZING NEDERLANDS

Bovenstaande computer is ontworpen voor elliptical trainers en wordt geïntroduceerd met de volgende functies:

Handleiding Alma Rally & Alma Rally Off-road

Handleiding Icespy MR software

Scherm met suggesties voor veilig varen. Updaten van de VesselView-software. Automatische zoekactie via wifi. Gebruik van de Micro SD-kaart

Riemclip houder 1 PVC houder 2

TechGrow T-Mini gebruikershandleiding

Computerhandleiding Infiniti ST-990 Blue Computerhandleiding Infiniti ST-990 Blue -1-

Transcriptie:

Bedieningshandleiding IN DEZE HANDLEIDING VINDT U DE VOOR UW BOOT VERKRIJGBARE SMARTCRAFT METERSYSTEMEN 2003, Mercury Marine 90-10229B23 203

0

PRODUCTIDENTIFICATIE Voor boten met SmartCraft metersystemen kunt u naar de beschrijvingen hieronder kijken om het systeem in de boot te identificeren. Lees over het SmartCraft systeem om het optimaal te gebruiken. Monitor-softwareversie 2.00 en 3.00 Deel 1 MONITOR 2.00-3.00 NB: De softwareversie verschijnt bij het opstarten even op het scherm Deel 1 Systeemtoerenteller en -snelheidsmeter Deel 2 SYSTEEM TOERENTELLER NB: Zoek de pijlen voor RESET en Helderheid Deel 2 1

2

MONITOR 2.00-3.00 Deel 1 Monitor met softwareversie 2.00 en 3.00 Legenda........................................ 1-1 Algemeen gebruik............................... 1-2 Eerste keer opstarten............................. 1-2 Master Reset.................................... 1-4 Standaard informatie-displayschermen.............. 1-5 Alarm ondiep water.............................. 1-8 Waarschuwingssysteem.......................... 1-9 Waarschuwings-displayschermen.................. 1-9 Kalibratie CAL 1................................ 1-11 Kalibratie CAL 2................................ 1-18 NB: In deze handleiding staan alle monitor-displayschermen die beschikbaar zijn. Afhankelijk van uw type motor zijn niet al deze schermen van toepassing. Monitor met softwareversie 2.00 en 3.00 is compatibel met: Mercury-buitenboord-modellen van modeljaar 2002 ontworpen voor gebruik met SmartCraft. Alle Mercury MerCruiser-modellen ontworpen voor gebruik met SmartCraft.

MONITOR 2.00-3.00 1-0

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Legenda A = L = B = N = MONITOR 2.00-3.00 C = D = E = F = I = O = P = S = T= U= = Motor = Brandstof = Watertemperatuur = Waterdruk = Olie = Alarm 1-1

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Algemeen gebruik De monitor is een meter met LCD-display voor meerdere functies. Een verscheidenheid aan weergaven kan worden geactiveerd met behulp van de knop. Als u op de knop drukt, loopt u door de volgende displays: verbruikte brandstof, toerenteller (omw/min), brandstofstroom, positie van trimbekrachtiging, temperatuur van motor, waterdruk, accuspanning, vaaractieradius (indien gekalibreerd) en waterdiepte (indien uitgerust met een transducer). De monitor wordt ingeschakeld wanneer de contactschakelaar aan wordt gedraaid. Het display heeft een achtergrondverlichting waardoor u het s avonds kunt aflezen. Met behulp van de knop kunt u de helderheid van de achtergrondverlichting afstellen. In geval van een waarschuwingsalarm wordt het (worden de) waarschuwingspictogram(men) weergegeven. Eerste keer opstarten (of na Master Reset) De unit geeft het softwareniveau weer en vervolgens knippert het woord SEt (instellen), samen met het motorpictogram. Druk op de knop. AUTOMATISCHE DETECTIE De unit start de Automatische detectie van de motortypeprocedure. Tijdens deze procedure vraagt de monitor de motorbedieningsmodule (ECM, Engine Control Module) om te bepalen wat voor type motor u hebt en stelt hij de gegevensbewakingsschermen overeenkomstig in, (b.v. als de monitor een binnenboordmotor detecteert die op het gegevensnetwerk is aangesloten, schakelt deze alle TRIM-functies van de motor/aandrijving uit omdat deze functies niet in een binnenboordmotorinstallatie worden gebruikt). Het is de bedoeling om de eerste instelling te vereenvoudigen. (wordt vervolgd op de volgende pagina) 1-2

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Eerste keer opstarten (of na Master Reset) Foutmeldingen eerste automatische detectie: Knipperend Stbd Meer dan één van de motorcomputers (ECM s) zijn als stuurboordmotor geconfigureerd. De motoren moeten voor de juiste motorlocatie worden geprogrammeerd met behulp van een DDT of Quicksilver diagnoseapparatuur. Knipperend none De meter neemt geen motorcomputers (ECM s) waar. Controleer de bedrading op slechte verbindingen en op het juiste aantal eindweerstanden. MONITOR 2.00-3.00 Knipperend nost Geen van de motorcomputers (ECM s) is als stuurboordmotor geconfigureerd. De motoren zijn wellicht niet compatibel of moeten voor de juiste motorlocatie worden geprogrammeerd met behulp van een DDT of Quicksilver diagnoseapparatuur. Knipperend 2001 U moet het motortype handmatig selecteren. Schuif met behulp van de knop door de keuzes. Stnd = Hekaandrijving, Inbd = Binnenboordmotor, JEtd = Jetaandrijving, Out2 = Buitenboordmotor tweetakt, Out4 = Buitenboordmotor viertakt. Druk op om door te gaan. 1-3

MONITOR 2.00-3.00 Master Reset MONITOR VERSIE 2.00-3.00 U kunt de meter op de in de fabriek vooringestelde waarden resetten met het commando Master Reset. BELANGRIJK: Als u Master Reset uitvoert, wordt de unit op alle standaardinstellingen van de fabriek gereset, waardoor eventuele installatiekalibraties die tijdens het instellen van het product zijn uitgevoerd, verdwijnen. 1. Houd en ongeveer 12 seconden ingedrukt. U ziet het woord dflt. Laat de knoppen los. 2. Druk onmiddellijk nogmaals op en en houd ze ingedrukt totdat de unit tot 0 aftelt. 3. Wanneer het bericht SEt op het scherm knippert, geeft dit aan dat de unit volgens de standaard fabrieksinstellingen gereset is. 1-4

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Standaard informatie-displayschermen NB: In deze handleiding staan alle monitor-displayschermen die beschikbaar zijn. Afhankelijk van uw type motor zijn niet al deze schermen van toepassing. Opstarten Tijdens het opstarten geeft een scherm even (1 seconde) de huidige softwareversie van de monitor weer, gevolgd door een display van 4 seconden dat de bedrijfsuren van de motor weergeeft. MONITOR 2.00-3.00 Brandstofverbruik Geeft de sinds de laatste reset verbruikte brandstof bij benadering weer. Reset stelt het display terug naar 0. U kunt Reset op elk moment gebruiken door de knoppen en tegelijkertijd even in te drukken. Motortoerental Toerenteller geeft het motortoerental in omwentelingen per minuut (omw/min) weer. Brandstofstroom Geeft het huidige geschatte brandstofverbruik van een motor in gallon per uur (gal/uur) of liter per uur (l/uur) weer. (wordt vervolgd op de volgende pagina) 1-5

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Standaard informatie-displayschermen Trimpositie Geeft de trimpositie van de scheepsmotor tot de maximale trimpositie weer en geeft vervolgens de trailerstand weer. 0 = omlaag, 10 = maximale trim 25 = volledig opgeklapt) (trailerstand). NB: Dit scherm kan zo worden ingesteld dat het steeds verschijnt wanneer de trimschakelaar wordt gebruikt. Raadpleeg Kalibraties CAL 1. Motortemperatuur Geeft de motortemperatuur weer in graden Fahrenheit ( F) of Celsius ( C). Waterdruk Geeft de waterdruk in psi of bar weer. Olietemperatuur Geeft de motorolietemperatuur weer in graden Fahrenheit ( F) of Celsius ( C). (wordt vervolgd op de volgende pagina) 1-6

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Standaard informatie-displayschermen Oliedruk Geeft de motoroliedruk in psi of bar weer. MONITOR 2.00-3.00 Accuspanning Geeft het spanningsniveau (conditie) van de accu weer. Actieradius Geeft de geschatte actieradius weer op grond van het huidige brandstofverbruik en de brandstof die nog in de op het systeem aangesloten tank zit. Het weergegeven getal is een schatting van de afstand die u met de nog aanwezige brandstof bij de huidige vaarsnelheid kunt afleggen. NB: Er zijn twee vereisten om dit scherm te activeren, 1. U moet de brandstoftankkalibratie in CAL 2 uitvoeren. Raadpleeg de paragraaf Kalibraties CAL 2. 2. U moet een inrichting voor snelheidsmeting aan het systeem gekoppeld hebben (schoepenwiel of pitotdruktransducer). (wordt vervolgd op de volgende pagina) 1-7

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Standaard informatie-displayschermen Alarm ondiep water Waterdiepte Geeft de waterdiepte onder de transducer weer, indien aangesloten. NB: Dit scherm werkt alleen als een diepte-transducer (apart gekocht) op het systeem is aangesloten. U kunt een alarm zodanig instellen dat het afgaat wanneer de boot in water vaart dat minder diep is dan het alarmniveau. Alarm ondiep water instellen. 1. Het waterdieptescherm moet worden weergegeven. Controleer of Diepte in CAL 2 ingeschakeld is. Raadpleeg de paragraaf Kalibraties CAL 2. 2. Druk gedurende 3 seconden tegelijk op knop en. 3. Het menu Alarm on or off (alarm aan of uit) verschijnt. 4. Druk op de knop om naar ON (aan) over te schakelen. 5. Druk op de knop om op te slaan. 6. Het dieptegetal knippert. Druk op de knop om het knipperende getal op de gewenste alarmdiepte in te stellen. Maximale diepte 100 ft (30 m) en minimale diepte 2 ft (60 cm). 7. Druk op de knop om op te slaan. 1-8

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Waarschuwingssysteem Wanneer een probleem met de motor wordt gedetecteerd, waarschuwen de waarschuwings-displayschermen de bestuurder voor het mogelijke probleem. Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor een uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. Als het probleem onmiddellijke motorschade kan veroorzaken, reageert het motorbewakingssysteem op het probleem door het motorvermogen te beperken. Verlaag het toerental onmiddellijk tot stationair. Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor nadere uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. Als de knop mode (modus) wordt ingedrukt en een ander scherm verschijnt, blijft het knipperende alarmsignaal knipperen om aan te geven dat er nog steeds een probleem is. Waarschuwings-displayschermen BELANGRIJK: Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor nadere uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. MONITOR 2.00-3.00 Motor oververhit De pictogrammen Bel en Temperatuur verschijnen. De waterdruk in het koelsysteem is onvoldoende. Te weinig olie in reservoir De pictogrammen Bel en Olie verschijnen. Het oliepeil van het op de motor gemonteerde oliereservoir is kritiek laag. Te lage waterdruk De pictogrammen Bel en Waterdruk verschijnen. De waterdruk in het koelsysteem is onvoldoende. (wordt vervolgd op de volgende pagina) 1-9

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Waarschuwings-displayschermen BELANGRIJK: Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor nadere uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. Water in brandstof De pictogrammen Bel en Brandstof verschijnen. Water in het waterscheidend brandstoffilter heeft het vol -peil bereikt. Overtoerental motor Het pictogram Bel verschijnt. Het motortoerental heeft het maximale toegestane toerental overschreden. Motorstoring De pictogrammen Bel en Motor verschijnen om de bestuurder erop te wijzen dat zich een motorstoring heeft voorgedaan. Storing in oliepomp De pictogrammen Bel, Motor en Olie verschijnen. De oliepomp werkt niet meer elektrisch. Er wordt geen smeerolie aan de motor geleverd. 1-10

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 1 Display-kalibraties Cal 1: (Aan of uit) Pop-up-scherm Trim Trimkalibratie Selectie van Engelse of metrische eenheden Selectie van bereikeenheden (Aan of uit) diepte, trim, motortemperatuur, oliedruk, olietemperatuur, waterdruk, spanning, bedrijfsuren en data-simulatorpagina s. MONITOR 2.00-3.00 1. Draai de contactschakelaar aan. 2. Druk de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 1 weer te geven. NB: Druk de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 1 te verlaten. Cal 1 startscherm Druk op de knop gaan. om naar het volgende kalibratiescherm te Pop-up-scherm Trimfunctie (aan of uit zetten) Selecteer of u het trimbekrachtigings-displayscherm wilt zien telkens als er op de trimschakelaar wordt gedrukt. 1. Laat het getal knipperen op het displayscherm. 2. Druk op de knop om te selecteren. 1 = aan 0 = uit 3. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. 1-11

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 1 Trimsensor 0.0 instelling (Volledig in-getrimde stand) 1. Het woord Trim en de omlaag-pijl horen te knipperen. 2. Trim de unit naar de stand volledig Omlaag/In. 3. Druk op de knop om op te slaan. 4. Druk op de knop om naar de instelling 10.0 te gaan. Trimsensor 10.0 instelling (Volledig uit-getrimde stand) 5. Het woord Trim en de omlaag-pijlen en omhoog-pijlen horen te knipperen. 6. Trim de unit naar de hoogste trimstand (niet de trailerstand). 7. Druk op de knop om op te slaan. 8. Druk op de knop om naar de instelling 25.0 te gaan. Trimsensor 25.0 instelling 1-12 (Volledig opgeklapte stand, trailerstand) 9. Het woord Trim en de omhoog-pijl horen te knipperen. 10. Gebruik de trimschakelaar en trim de unit naar de volledig opgeklapte stand, trailerstand. 11. Druk op de knop om op te slaan. 12. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan.

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 1 SAE English system (Engels systeem) Metric system (metrisch systeem) Engels of metrisch Kies of u de waarden in het SAE Engelse of metrische systeem wilt. MONITOR 2.00-3.00 1. Druk op de knop om tussen eenheden te wisselen. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Actieradiuswaarden Kies of u de waarden in mijlen, zeemijlen of kilometers wilt. 1. Druk op de knop om tussen eenheden te wisselen. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Diepte-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het dieptescherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Trim-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het trimscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. 1-13

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 1 Koelvloeistoftemperatuur-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het koelvloeistoftemperatuurscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Oliedruk-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het oliedrukscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Olietemperatuur-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het olietemperatuurscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. 1-14

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 1 Waterdruk-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het waterdrukscherm wordt weergegeven. MONITOR 2.00-3.00 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Accuspanning-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het accuspanningscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan. Bedrijfsuren-display (aan of uit) Kies of u wilt dat het bedrijfsurenscherm wordt weergegeven. 1. Druk op de knop om aan of uit te selecteren. 2. Houd en 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 1 te verlaten of druk op om naar het kalibratiescherm CAL 2 te gaan. 1-15

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Display-kalibraties CAL 2: Frequentie-instelling schoepenwielsnelheidssensor Instelling snelheidssensorinput pitot-waterdruk Vermenigvuldigingsfactor snelheidssensor pitot-waterdruk Kalibratie brandstoftank 1. Draai de contactschakelaar aan. 2. Druk de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 1 weer te geven. Druk nogmaals de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 2 weer te geven. NB: Druk de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 2 te verlaten. Cal 2 startscherm Druk op de knop gaan. om naar het volgende kalibratiescherm te 1. Druk op de knop om te selecteren. 0 = geen pitotdruksensor 1 = 100 PSI 2 = 200 PSI 1-16 Sensor-input pitotwaterdruk Selecteer de druk-input van de pitot-waterdruksensor op de motor. NB: De standaard snelheids-input op Mercury buitenboordmotoren bedraagt 100 psi. Sommige High Performance-toepassingen kunnen een input van 200 psi vereisen. 2. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan.

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Frequentie schoepenwielsnelheidssensor De frequentie kan worden ingesteld volgens de vereisten van andere sensors. De frequentie van de door Mercury Marine geleverde schoepenwielsnelheidssensor is 4.9. MONITOR 2.00-3.00 Druk op de gaan. Druk op de gaan. Druk op de gaan. knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te Zeewatertemperatuurdisplay (aan of uit) Kies of u wilt dat het zeewatertemperatuurscherm wordt weergegeven. NB: Dit scherm werkt alleen als een Mercury schoepenwiel- of diepte/ temperatuurtransducer (apart gekocht) op het systeem is aangesloten. Pitotvermenigvuldigingsfactorscherm Hiermee kunt u de waarde op de snelheidsmeter aan een andere snelheidsmeter zoals een GPS aanpassen. NB: Het bereik van de vermenigvuldigingsfactoren varieert van 0.5 tot 1.5. knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te 1-17

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Brandstoftank kalibreren ER ZIJN DRIE METHODEN OM DE FUNCTIE VOOR HET BEWAKEN VAN HET BRANDSTOFTANKPEIL IN TE STELLEN: Een: Doe niets. Lineaire waarde gebaseerd op onbewerkte sensorwaarden. Deze methode houdt geen rekening met onregelmatig gevormde tanks. Twee: Door de standaardprocedure voor tankkalibratie te volgen, daarbij wordt niet daadwerkelijk brandstof aan de tank toegevoegd. De monitor levert een geschatte actieradiuswaarde, gebaseerd op standaard sensorwaarden. Deze methode houdt geen rekening met onregelmatig gevormde tanks. Drie: Door de tankkalibratieprocedure volledig te volgen, waarbij op bepaalde kalibratiepunten brandstof aan de tank wordt toegevoegd. De monitor geeft een geschatte bereikwaarde weer waarbij de vorm van de tank in aanmerking wordt genomen. 1-18

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Inhoud tank 1 (brandstof) instellen t1 = tank 1 MONITOR 2.00-3.00 1. Druk op de knop totdat t1 wordt getoond. t1 = tank 1. 2. Druk nogmaals op. Het woord no (nee) en het pictogram Brandstof verschijnen. NB: Het woord no (nee) verdwijnt alleen als de meter een tank waarneemt die op het systeem is aangesloten. Als geen tank is aangesloten, kunt u geen inhoud invoeren. 3. Voer de inhoud van tank 1 in gallons in met behulp van de toets. 4. Druk op de knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te gaan. Inhoud tank 2 instellen NB: Tank 2 hoeft geen brandstoftank te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook een olietank zijn. t2 = tank 2 1. Druk op de knop totdat t2 wordt getoond. t2 = tank 2. 2. Druk nogmaals op. Het woord no (nee) en het pictogram Brandstof verschijnen. NB: Het woord no (nee) verdwijnt alleen als de meter een tank waarneemt die op het systeem is aangesloten. Als geen tank is aangesloten, kunt u geen inhoud invoeren. 3. Voer de inhoud van tank 2 in gallons in met behulp van de toets. 4. Druk op de knop om dit op te slaan en naar de volgende functie te gaan. 1-19

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Tank 1 kalibreren Nadat u de tankinhouden hebt ingevoerd, moet u kiezen of u brandstoftank 1 wilt kalibreren t1. NB: De meter laat u de brandstoftank pas kalibreren wanneer de inhoud is ingevoerd). 1. Druk op de knop om 1 = aan, 0 = uit te selecteren. Kies 1 en druk dan op om met de kalibratie van de brandstoftank verder te gaan. Tank 1 kalibreren instelling 0% De brandstoftank moet leeg zijn. 2. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 25% te gaan. 25 procent Toe te voegen brandstof Tank 1 kalibreren instelling 25% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 25 procent. NB: De hoeveelheid Toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd. 3. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. 4. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 50% te gaan. 1-20

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 50 procent Toe te voegen brandstof Tank 1 kalibreren instelling 50% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 50 procent. NB: De hoeveelheid Toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd. 5. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. MONITOR 2.00-3.00 6. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 75% te gaan. 75 procent Toe te voegen brandstof 1-21 Tank 1 kalibreren instelling 75% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 75 procent. NB: De hoeveelheid Toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd. 7. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. 8. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling vol% te gaan. Tank 1 kalibreren instelling vol Voeg zo veel brandstof aan de brandstoftank toe tot deze vol is. Vol procent Toe te voegen brandstof 9. Voeg zo veel brandstof aan de brandstoftank toe tot deze vol is. 10. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de volgende functie te gaan.

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 Tank 2 kalibreren Kies of u tank 2 wilt kalibreren. NB: Tank 2 hoeft geen brandstoftank te zijn. Het kan bijvoorbeeld ook een olietank zijn. NB: De meter laat u de tank pas kalibreren wanneer de inhoud is ingevoerd. 1. Druk op de knop totdat t2 wordt getoond. t2 = tank 2. 2. Druk op de knop om 1 = aan, 0 = uit te selecteren. Als u 1 kiest, gaat de kalibratie van de tank 2 verder. 3. Druk op de knop om verder te gaan. Kalibratiepictogram tank 2 kiezen Kies één van drie pictogrammen voor het displayscherm van tank 2 (olie, water/afval, brandstof). 1. Druk op de knop ; u ziet een knipperend pictogram. Met de knop kiest u welk pictogram u voor tank 2 wilt gebruiken (olie, brandstof of water/afval). NB: Als u het pictogram olie of water/afvalwater kiest, is geen verdere kalibratie van tank 2 nodig. Als tank 2 voor brandstof wordt gebruikt, gaat u verder met de procedure voor tank 2. 2. Druk op de knop om verder te gaan. Tank 2 kalibreren instelling 0% De brandstoftank moet leeg zijn. 3. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 25% te gaan. 1-22

MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 25 procent Toe te voegen brandstof Tank 2 kalibreren instelling 25% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 25 procent. NB: De hoeveelheid toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd 4. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. MONITOR 2.00-3.00 5. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 50% te gaan. 50 procent Toe te voegen brandstof Tank 2 kalibreren instelling 50% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 50 procent. NB: De hoeveelheid toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd 6. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. 7. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling 75% te gaan. 1-23

MONITOR 2.00-3.00 MONITOR VERSIE 2.00-3.00 Kalibratie CAL 2 75 procent Toe te voegen brandstof Tank 2 kalibreren instelling 75% Als u de hier afgebeelde hoeveelheid brandstof toevoegt, stijgt het peil in de brandstoftank tot 75 procent. NB: De hoeveelheid toe te voegen brandstof wordt bepaald door het getal dat u voor de brandstoftankinhoud hebt ingevoerd. 8. Voeg de aangegeven hoeveelheid brandstof aan de brandstoftank toe. 9. Druk op de knop om op te slaan. Druk op de knop om naar de instelling vol% te gaan. Tank 2 kalibreren instelling vol Voeg zo veel brandstof aan de brandstoftank toe tot deze vol is. Vol procent Toe te voegen brandstof 10. Voeg zo veel brandstof aan de brandstoftank toe tot deze vol is. 11. Druk de knoppen en in en houd ze 3 seconden ingedrukt om het kalibratiescherm CAL 2 te verlaten. 1-24

Deel 2 Systeem Toerenteller en Snelheidsmeter Algemeen gebruik en functies..................... 2-1 Functie voor automatische motordetectie............ 2-3 Master Reset.................................... 2-3 Snelheidsmeter-displayschermen.................. 2-4 Toerenteller-displayschermen...................... 2-6 Regeling voor langzaam varen..................... 2-8 Waarschuwingssysteem......................... 2-10 Waarschuwings-displayschermen................. 2-11 Cal 1 Toerenteller kalibreren...................... 2-15 Cal 2 Toerenteller kalibreren...................... 2-18 Cal 1 Snelheidsmeter kalibreren.................. 2-22 Cal 2 Snelheidsmeter kalibreren.................. 2-24 SYSTEEM TOERENTELLER NB: In dit hoofdstuk staan alle displayschermen die voor de meters van Systeem Toerenteller en Snelheidsmeter beschikbaar zijn. Afhankelijk van uw type motor zijn niet al deze schermen van toepassing. Systeem Toerenteller en Snelheidsmeter zijn compatibel met: Mercury-buitenboord-modellen van modeljaar 2002 en later, bedoeld voor gebruik met SmartCraft. Alle Mercury MerCruiser-modellen bedoeld voor gebruik met Smartcraft.

SYSTEEM TOERENTELLER 2-0

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Toerenteller Snelheidsmeter 1 0 2 3 4 5 6 7 0 30 40 50 20 10 60 70 80 Algemeen gebruik en functies Opstarten: Elke meter wordt ingeschakeld wanneer de contactschakelaar naar de stand Aan wordt gedraaid. De meters blijven aan zo lang de contactschakelaar in de stand Aan is. Verlichting: De helderheid en het contrast kunnen worden ingesteld. Knoppen: De knop MODE wordt gebruikt om schermen met informatie te selecteren. De knoppen + en - worden gebruikt voor het instellen van het motortoerental tijdens de regeling voor langzaam varen en voor het instellen van meterkalibraties. SYSTEEM TOERENTELLER Regeling voor langzaam varen: Stelt de bestuurder in staat om het stationair toerental van de motor voor langzaam varen in te stellen zonder de gashendel te gebruiken. Motorbewakingssysteem: Bewaakt de kritieke sensors op de motor voor een vroege indicatie van problemen. Het systeem reageert op een probleem door het motortoerental te verlagen om veilig te kunnen blijven varen. Waarschuwingssysteem: Het systeem doet de waarschuwingshoorn weerklinken en geeft het waarschuwingsbericht weer. 2-1

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Algemeen gebruik en functies Digitaal-displayscherm: Geeft de volgende motorinformatie weer. SYSTEEM TOERENTELLER Toerenteller-displayscherm: AFHANKELIJK VAN MOTORTYPE Motorinloopperiode Motortemperatuur Oliedruk Trim en toerental Trim en waterdruk Waterdruk Accuspanning en bedrijfsuren Brandstofstroom en verbruikte brandstof Toerental Diepte Snelheid / Zeewatertemp Snelheidsmeter-displayscherm: AFHANKELIJK VAN MOTORTYPE Snelheid Verbruikte brandstof COG/SOG Als GPS-signaal aanwezig is Afstand en brandstof tot routepunt als routepunt is geprogrammeerd in optioneel GPS Klok Lucht-/Zeewatertemp Huidig en Gemiddeld. Brandstofverbruik Afstandsmeter Brandstoftankniveaus Olietankniveaus Zoetwaterniveaus Afvalwaterniveaus Dubbele motor Trim en toerental synchronisator - Actieradius Brandstofstroom Afstandsmeter Stuurhoek 2-2

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Functie voor automatische motordetectie Wanneer de meter voor de eerste keer wordt ingeschakeld of na een Master Reset, verschijnt Auto detect op de meter. Wanneer u op de knop Mode drukt, bepaalt de meter automatisch het motortype. Hierdoor worden de gegevensbewakingsschermen overeenkomstig ingesteld. Het is de bedoeling om de eerste instelling te vereenvoudigen. Als de meter de waarschuwing No Starboard Engine (Geen stuurboordmotor) of Multiple Starboard Engines (Meerdere motoren aan stuurboordzijde) weergeeft, moet de plaats van motor op de juiste wijze worden geselecteerd (bakboord en stuurboord) bij de motor die gebruik maakt van motordiagnoseapparatuur van Mercury. Master Reset en Auto detect moeten nogmaals worden uitgevoerd. (Raadpleeg Master Reset ). System Tach & Speed worden standaard geleverd met het Engine Autodetection Screen (het scherm automatische motordetectie). Dit scherm laat de meter tijdens het eerste opstarten automatisch detecteren welk motortype u gebruikt en de meter configureren zodat hij overeenkomt met het vaartuigtype. Master Reset U kunt de meter op de in de fabriek vooringestelde waarden resetten met het commando Master Reset. BELANGRIJK: Als u Master Reset uitvoert, wordt de unit volgens alle standaardinstellingen van de fabriek gereset, waardoor eventuele installatiekalibraties die tijdens het instellen van het product zijn uitgevoerd, verdwijnen. TROLL - en TROLL + in te drukken Door tegelijkertijd gedurende 10 seconden (totdat de staafgrafieken tegen elkaar komen ), kunt u de unit resetten volgens de fabrieksinstellingen. SYSTEEM TOERENTELLER 2-3

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 1 Snelheidsmeter 2 30 20 40 50 60 3 10 0 70 80 SYSTEEM TOERENTELLER 4 5 Wordt vervolgd op de volgende pagina Snelheidsmeter-displayschermen WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE. Wanneer de contactschakelaar naar de stand Aan gedraaid wordt, laat de snelheidsmeter het laatste scherm zien dat werd weergegeven voordat de contactschakelaar naar de stand Uit gedraaid werd. Druk op MODE om displayschermen te veranderen. U kunt naar het vorige scherm teruggaan door MODE 2 seconden ingedrukt te houden. Hierdoor wordt de displayvolgorde omgekeerd. NB: De waarden kunnen in Engelse (Amerikaanse) of metrische eenheden worden weergegeven. Zie Kalibreren. NB: De beschrijvingen zijn niet noodzakelijkerwijs op volgorde op de meter. De volgorde verandert afhankelijk van het motortype. 1. Klok Temp Klok, luchttemperatuur en watertemperatuur. De luchten watertemperatuursensors moeten worden aangesloten om de waarden op het scherm te zien. 2. Brandstofpeil Geeft de hoeveelheid resterende brandstof weer. 3. Oliepeil Geeft de hoeveelheid resterende motorolie weer of het drinkwater/afvalwaterpeil (indien bevestigd). 4. Toerentalsynchronisator Alleen bij dubbele motor bewaakt de toerentallen van beide motoren. 5. Trimsynchronisator Alleen bij dubbele motor geeft de trimstand van beide motoren weer. Maakt het eenvoudiger om beide trimniveaus gelijk te houden. 2-4

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 6 Snelheidsmeter 7 30 20 40 50 60 8 10 0 70 80 9 10 STEERING ANGLE 52 0 PORT Snelheidsmeter-displayschermen 6. Actieradius De geschatte actieradius is gebaseerd op de vaarsnelheid, het brandstofverbruik en de in de tank resterende brandstof. De weergegeven getallen geven een schatting van de afstand die u met de resterende brandstof kunt afleggen. Snelheidssignaal vereist (schoepenwiel, pitotdruk of GPS). 7. Brandstofverbruik Het display toont het gemiddelde brandstofverbruik ( AVG ) alsook het huidige brandstofverbruik ( INST ). De weergegeven getallen geven mijl per gallon ( MPG ) of kilometer per liter ( KM/L ) aan. Brandstof reset Selecteer het displayscherm en druk op de knoppen MODE TROLL en - als u het brandstofverbruik wilt resetten. 8. Afstandsmeter Geeft aan hoe ver u hebt gevaren sinds de laatste keer dat de meter op nul is gereset. Afstandsmeter reset Selecteer het displayscherm en druk op de knoppen MODE TROLL en - om te resetten. 9. Digitale snelheidsmeter Kan de vaarsnelheid in mijl per uur, kilometer per uur of zeemijlen per uur weergeven. De snelheidsmeter maakt gebruik van het schoepenwiel voor lage vaarsnelheid maar schakelt over naar de snelheidssensor of het GPS (indien aangesloten) voor hoge vaarsnelheden. (Instelling voor overgangspunt zoals beschreven in Cal2). 10. Stuurhoek Toont de relatieve stand van het stuursysteem. Alleen verkrijgbaar op Mercury MerCruiser modellen. Er moet een stuurhoeksensor op de motor zijn geïnstalleerd. 2-5 SYSTEEM TOERENTELLER

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 1 Toerenteller 2 3 BAT OK TMP PSI OK ENG F 2 1 0 3 4 5 6 7 SYSTEEM TOERENTELLER 4 5 6 PSI WATER PSI Toerenteller-displayschermen WELLICHT ZIJN NIET ALLE SCHERMEN VAN TOEPASSING OP UW MOTORTYPE. Wanneer de contactschakelaar naar de stand Aan gedraaid wordt, laat de toerenteller het laatste scherm zien dat werd afgebeeld voordat de contactschakelaar naar de stand Uit gedraaid werd. Druk op MODE om displayschermen te veranderen. U kunt naar het vorige scherm teruggaan door MODE 2 seconden ingedrukt te houden. Hierdoor wordt de displayvolgorde omgekeerd. NB: De waarden kunnen in Engelse (Amerikaanse) of metrische eenheden worden weergegeven. Zie Kalibreren. 1. Motorinloopperiode Geeft de resterende tijd van de inloopperiode van een nieuwe motor weer. Dit scherm verdwijnt automatisch nadat de inloopperiode is afgelopen. 2. Naslagscherm Geeft aan dat de accu, motortemperatuur en drukwaarden in orde zijn. 3. Temperatuur Geeft de motorkoelvloeistoftemperatuur weer. 4. Trimbekrachtigingshoek Geeft de trimhoek van de buitenboordmotor of hekaandrijving tot de maximale trimhoek weer en geeft vervolgens de trailerhoek weer. 0 = omlaag, 10 = maximale trim en 25 = volledig opgeklapt (trailerstand). 5. Trimbekrachtigingshoek Waterdruk Geeft de trimhoek van de motor en de waterdruk van het koelsysteem weer. 6. Waterdruk Geeft de waterdruk van het koelsysteem bij de motor weer. 2-6

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 7 8 9 10 11 12 VOLT 13.6 FUEL 3200 HRS 22.3 OIL PSI USED 2.4 22.0 DEPTH FEET SPEED SEA TEMP 25 MPH 76 0 Toerenteller-displayschermen 1 0 Toerenteller 2 3 4 7. Oliedruk Geeft de motoroliedruk in de eenheden psi of bar weer. 8. Accuspanning Geeft het spanningsniveau (conditie) van de accu weer. Registreert tevens de bedrijfstijd van de motor. 9. Brandstofstroom Geeft het brandstofverbruik van de motor in gallon per uur of liter per uur weer. 10. Digitale toerenteller Geeft het motortoerental in omwentelingen per minuut (omw/min) weer. 11. Waterdiepte Geeft de waterdiepte onder de transducer weer, indien aangesloten. Het waterdieptescherm kan in Kalibratie CAL 1 aan of uit worden gezet. U kunt een alarm zodanig instellen dat het afgaat wanneer de boot in water vaart dat minder diep is dan het alarmniveau. Raadpleeg Kalibratie CAL 2 voor de instellingen voor het waterdieptealarm en de dieptecompensatie. NB: Dit scherm werkt alleen als een dieptetransducer (apart gekocht) op het systeem is aangesloten. 12. Snelheid / temp Geeft een gesplitst scherm van de watertemperatuur en vaartuigsnelheid weer. NB: U moet een inrichting voor snelheidsmeting geïnstalleerd hebben (apart gekocht). 5 6 7 SYSTEEM TOERENTELLER 2-7

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Toerenteller Snelheidsmeter 2 3 4 5 1 6 0 7 0 80 TROLL TROLL + TROLL TROLL + SYSTEEM TOERENTELLER Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid TR 2-8 Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid Regeling voor langzaam varen Algemeen gebruik NB: De regeling voor langzaam varen is niet op alle motormodellen beschikbaar. NB: Het min/max-bereik van de regeling voor langzaam varen kan veranderen afhankelijk van het motortype. U kunt de regeling voor langzaam varen instellen met de toerenteller of de snelheidsmeter. De toerenteller stelt het toerental in RPM (omw/min) in en de snelheidsmeter stelt de snelheid in MPH (mijl/u), Kph (km/u) of KN (knopen) in. U kunt de regeling voor langzaam varen op elk gewenst moment uitzetten door de knop MODE in te drukken terwijl het displayscherm met de regeling voor langzaam varen wordt weergegeven of door de gashendel te bewegen. Als u de regeling voor langzaam varen op een gewenste snelheid hebt ingesteld en dan de regeling voor langzaam varen uitzet, onthoudt het systeem de ingestelde snelheid en keert naar die snelheid terug wanneer u de regeling voor langzaam varen weer inschakelt. Het displayscherm keert terug naar het vorige scherm als er 10 seconden TROLL TROLL lang geen activiteit is geweest. Druk op de knop + of om het displayscherm weer te activeren. Wanneer de regeling voor langzaam varen ingeschakeld is en u in een ander scherm bent, verschijnt een knipperend signaal TR in de linker bovenhoek van het display om aan te geven dat de regeling voor langzaam varen nog steeds aan staat.

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Toerenteller Snelheidsmeter 2 3 4 5 1 6 0 7 0 80 TROLL - TROLL + TROLL - TROLL + a Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid 2-9 b Werkelijke snelheid Ingestelde snelheid Regeling voor langzaam varen Regeling voor langzaam varen instellen 1. Terwijl de motor loopt, schakelt u de motor in versnelling. Stel het motortoerental op stationair in. TROLL TROLL 2. Druk op de knop + of - om het displayscherm met de regeling voor langzaam varen tevoorschijn te brengen. 3. Druk op MODE om de regeling voor langzaam varen in te schakelen (aan te zetten). TROLL TROLL 4. Gebruik de knoppen + - om de gewenste snelheid of het gewenste toerental in het stellen. Met (+) kunt u het toerental of de snelheid verhogen en met (-) kunt u ze verlagen. 5. Als u de regeling voor langzaam varen op een hogere snelheid of een hoger toerental hebt ingesteld dan waarop het sleeptoerental de boot kan brengen, verschijnt de melding TARGET SPEED TOO FAST (a) (DOEL- SNELHEID of -TOERENTAL TE HOOG). Verlaag de sleepsnelheid. 6. Als u de regeling voor langzaam varen op een lagere snelheid of een lager toerental hebt ingesteld dan waarop het sleeptoerental de boot kan brengen, verschijnt de melding TARGET SPEED TOO SLOW (b) (DOEL- SNELHEID of -TOERENTAL TE LAAG). Verhoog de sleepsnelheid. Regeling voor langzaam varen uitschakelen Er zijn drie manieren om de regeling voor langzaam varen uit te schakelen: Druk op de knop MODE in het displayscherm voor langzaam varen. Zet de gashendel naar een ander toerental. Schakel de motor naar neutraal. SYSTEEM TOERENTELLER

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 1 2 3 4 5 6 0 7 0 80 SYSTEEM TOERENTELLER b Waarschuwingssysteem a Alarmwaarschuwingen Wanneer een probleem wordt ontdekt, verschijnt de naam van het betreffende alarm op het display (a). Als het probleem onmiddellijke motorschade kan veroorzaken, reageert het motorbewakingssysteem (b) op het probleem door het motorvermogen te beperken. Verlaag het toerental onmiddellijk tot stationair en raadpleeg de waarschuwingsmeldingen op de volgende pagina s. Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor nadere uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. De alarmmelding blijft op het scherm totdat de knop Mode wordt ingedrukt. Als er meerdere alarmen zijn, verschijnen ze na elkaar op het scherm met een interval van vijf seconden. Als de knop Mode bij een ander scherm wordt ingedrukt, verschijnt het knipperende alarmsignaal AL (c) in de rechter bovenhoek om aan te geven dat er nog steeds een probleem is. 2 c 2-10

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Waarschuwings-displayschermen Wanneer een probleem met de motor wordt gedetecteerd, waarschuwen de waarschuwings-displayschermen de bestuurder voor het mogelijke probleem. Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor een uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. WAARSCHUWINGS-DISPLAYSCHERMEN PROBLEEM BATTERY (ACCU) ENGINE DATA BUS (MOTORGEGEVENSBUS) FAULT HORN (STORING HOORN) FAULT IGNITION (STORING ONTSTEKING) FAULT INJECTOR (STORING INJECTOR) FAULT OIL PUMP (STORING OLIEPOMP) FAULT SENSOR (STORING SENSOR) FAULT WATER TEMP (STORING WATERTEMPE- RATUUR) LOW FUEL (BRANDSTOFPEIL TE LAAG) LOW OIL (OLIEPEIL TE LAAG) OIL TEMP (OLIETEMPERATUUR) OIL PSI (OLIEDRUK) OVERHEAT (OVERVERHIT) OVER SPEED (TE HOOG TOERENTAL) PRESSURE (DRUK) RESERVE OIL (RESERVEOLIE) WATER IN FUEL (WATER IN BRANDSTOF) MAP MAT TPS TOERENTELLER- DISPLAY SNELHEIDSMETER- DISPLAY SYSTEEM TOERENTELLER 2-11

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 1 2 3 4 5 5 2 3 1 0 6 7 6 7 4 8 SYSTEEM TOERENTELLER Waarschuwings-displayschermen BELANGRIJK: Raadpleeg de Handleiding voor gebruik, onderhoud en garantie van de motor voor nadere uitleg van het probleem en wat u eraan moet doen. 1. OVERHEAT (OVERVERHIT) De motor is oververhit. 2. PRESSURE (DRUK) De waterdruk in het koelsysteem is te laag. 3. OVERSPEED (OVERTOEREN) Het motortoerental heeft het maximale toegestane toerental overschreden. 4. WATER IN FUEL (WATER IN BRANDSTOF) Water in het waterscheidend brandstoffilter heeft het vol -peil bereikt. 5. FAULT-HORN (STORING HOORN) Waarschuwingshoorn werkt niet naar behoren. 6. RESERVE OIL LOW 2 STROKE OUTBOARD ONLY (RESERVE- OLIEPEIL TE LAAG ALLEEN 2-TAKT BUITENBOORDMOTOR) Het oliepeil van het op de motor gemonteerde oliereservoir is kritiek laag. 7. FAULT-OIL PUMP (STORING OLIEPOMP) De oliepomp werkt niet meer elektrisch. Er wordt geen smeerolie aan de motor geleverd. 8. FAULT-INJECTOR (STORING INJECTOR) De elektrische functie van een of meer van de brandstofinjectoren is gestopt. 2-12

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 9 10 11 12 2 1 0 3 4 2-13 5 6 7 no starboard engine Multiple Starboard Engine 13 14 15 16 Waarschuwings-displayschermen 9. FAULT-IGNITION (STORING ONTSTEKING) Er is een storing in het ontstekingssysteem. 10. BATTERY (ACCU) Het elektrisch systeem laadt niet of de acculading is te laag. 11. ENGINE DATA BUS (MOTORGEGEVENSBUS) De gegevenscommunicatieverbinding tussen de toerenteller en de motor is niet aangesloten. 12. FAULT-SENSOR (STORING SENSOR) Een van de sensoren functioneert niet goed. 13. FAULT-WATER TEMP (STORING WATERTEMPERATUUR) De sensor voor het meten van de zoet/zoutwatertemperatuur werkt niet naar behoren. 14. NO STARBOARD ENGINE (GEEN STUURBOORDMOTOR) Wijst u erop dat het instrument de computer van de stuurboordmotor niet ziet. Geeft gewoonlijk aan dat geen gegevens van de computer van de motor naar de meter worden overgedragen. (Controleer de bedrading en verzeker u er tevens van dat beide eindweerstanden in de bus zijn geïnstalleerd). Controleer met een DDT of Quicksilver diagnoseapparatuur dat beide ECM s niet voor bakboordlocatie zijn geconfigureerd. 15. MULTIPLE STARBOARD ENGINE (MEERDERE STUURBOORD- MOTOREN) SmartCraft meters zien meerdere motoren als stuurboord. In toepassingen met meerdere motoren moet elke motor een plaats worden toegewezen (stuurboord, bakboord, stuurboord2 of bakboord2) met Quicksilver diagnoseapparatuur voordat het systeem naar behoren zal werken. Als u een toepassing met dubbele motor hebt, moet u eerst de bakboordmotor met Quicksilver diagnoseapparatuur programmeren. 16. OIL TEMPERATURE (OLIETEMPERATUUR) De motorolie wordt te heet. SYSTEEM TOERENTELLER

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER 17 1 2 3 4 5 6 20 18 E F 0 7 21 19 E F 22 SYSTEEM TOERENTELLER Waarschuwings-displayschermen 17. OIL PRESSURE (OLIEDRUK) De oliedruk is te laag. 18. LOW FUEL LEVEL (TE LAAG BRANDSTOFPEIL) Dit bericht dient als waarschuwing dat het brandstofpeil in de brandstoftank zeer laag is. U moet onmiddellijk stoppen om te tanken zodat u niet zonder brandstof komt te zitten. 19. LOW OIL LEVEL OUTBOARD 2 STROKE ONLY (TE LAAG OLIE- PEIL ALLEEN 2-takt BUITENBOORDMOTOR) Het oliepeil in de losse olietank is te laag. U moet stoppen en de tank onmiddellijk bijvullen zodat u niet zonder olie komt te zitten. 20. FAULT-MAP (FOUTIEF MAP-SIGNAAL) Er heeft zich een motorprobleem voorgedaan. Laat de motor door uw dealer nakijken. 21. FAULT-MAT (FOUTIEF MAT-SIGNAAL) Er heeft zich een motorprobleem voorgedaan. Laat de motor door uw dealer nakijken. 22. FAULT-TPS (FOUTIEF TPS-SIGNAAL) Er heeft zich een motorprobleem voorgedaan. Laat de motor door uw dealer nakijken. 2-14

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER Quick Cal kalibratie Quick Cal (Snelle kalibratie) Deze kalibratie dient voor instelling van verlichting en contrast. 1. Druk maximaal 2 seconden op knop MODE en TROLL + om naar het Quick Cal kalibratiescherm te gaan. 2. Druk op MODE om de kalibratieselecties te doorlopen. CAL 1 Toerenteller kalibreren Cal 1 Met deze kalibratiefunctie kunt u de systeemschermen aan en uit zetten. NB: De schermen kunnen verschillen naargelang de versie van de meter. 1. Druk op knop MODE TROLL en + en houd ze ongeveer 7 seconden ingedrukt totdat u het scherm Cal 1ziet. 2. Druk op MODE om de kalibratieselecties te doorlopen. REMOTE SCREENS? REMOTE LCD LIGHT? REMOTE LCD CONTRAST? Als u YES (Ja) selecteert, zijn de veranderingen op het scherm die op deze SC1000 toerenteller zijn aangebracht tevens van invloed op alle andere in het systeem aanwezige SC1000 toerentellers. NB: Deze functie werkt alleen als dit scherm voor alle toerentellers op Yes (Ja) is ingesteld. Als u YES (Ja) selecteert, gelden de verlichtingsniveaus die op deze SC1000 toerenteller zijn ingesteld tevens voor alle andere in het systeem aanwezige SC1000 toerentellers. NB: Deze functie werkt alleen als dit scherm voor alle toerentellers op Yes (Ja) is ingesteld. Als u YES (Ja) selecteert, gelden de contrastniveaus die op deze SC1000 toerenteller zijn ingesteld tevens op alle andere in het systeem aanwezige SC1000 toerentellers. NB: Deze functie werkt alleen als dit scherm voor alle toerentellers op Yes (Ja) is ingesteld. SYSTEEM TOERENTELLER TRIM POPUP? Wilt u dat het trimbekrachtigingsdisplayscherm even verschijnt wanneer u de motor trimt? (wordt vervolgd op de volgende pagina) 2-15

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER CAL 1 Toerenteller kalibreren TRIM CALIBRATION [SKIP] [EDIT] Als u edit (bewerken) kiest, kunt u de meter tot de standaard trim van 0-10 eenheden en trailerstandschaal 11-25 kalibreren. TRIM FULL DOWN THEN PRESS PLUS BUTTON SYSTEEM TOERENTELLER [DFLT] [DFLT] [SKIP] TRIM FULL UP THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] TRIM TO TRAILER POINT THEN PRESS PLUS BUTTON [DFLT] [SKIP] [DOWN] DISPLAY UNITS [UP] Hiermee kunt u de maateenheden van Engelse (standaard) in metrische veranderen en vice versa. [DOWN] SPEED UNITS [UP] Hiermee kunt u snelheidseenheden selecteren. U kunt kiezen uit MPH (mijl per uur), KN (zeemijl per uur) of KMH (kilometer per uur). QUICK REF SCREEN? Wilt u het Quick Reference Screen (Naslagscherm) inschakelen? ENGINE TEMP SCREEN? Wilt u het motortemperatuurscherm inschakelen? (wordt vervolgd op de volgende pagina) 2-16

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER CAL 1 Toerenteller kalibreren OIL TEMP SCREEN? Wilt u het olietemperatuurscherm inschakelen? OIL PRESS SCREEN? Wilt u het oliedrukscherm inschakelen? TRIM AND PSI SCREEN? WATER PSI SCREEN? Wilt u het gesplitste trim- en waterdrukscherm inschakelen? Wilt u het waterdrukscherm inschakelen? SYSTEEM TOERENTELLER TRIM AND RPM SCREEN? Wilt u het gesplitste trim- en toerentalscherm inschakelen? RPM SCREEN? Wilt u het digitale toerentalscherm inschakelen? FUEL USED SCREEN? Wilt u het Fuel Used Screen (scherm Verbruikte brandstof) inschakelen? (wordt vervolgd op de volgende pagina) 2-17

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER CAL 1 Toerenteller kalibreren VOLT / HOUR SCREEN? Wilt u het gesplitste scherm inschakelen dat de accuspanning en de bedrijfstijd van de motor weergeeft? SYSTEEM TOERENTELLER [DOWN] SPEED / SEA TEMP SCREEN? SEA TEMP OFFSET = 0? DEPTH SCREEN? [UP] Wilt u het gesplitste scherm inschakelen dat de temperatuur van het water en de snelheid van het vaartuig weergeeft? Met dit scherm kunt u het display kalibreren en de watertemperatuursensor instellen. Wilt u het dieptescherm inschakelen? (Vergeet niet: Dit scherm werkt alleen als een SmartCraft-dieptetransducer op het systeem is aangesloten). SIMULATOR MODE? Wilt u een simulatiemodus inschakelen? (wordt gebruikt voor demonstratiedoeleinden). CALIBRATION 1 EXIT? [CAL2] Wilt u de kalibratie verlaten? Of naar kalibratie 2 gaan? 2-18

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER CAL 2 Toerenteller kalibreren CAL 2 Met deze kalibratiefunctie kunt u de sensor-inputs van het systeem configureren. NB: De schermen kunnen verschillen al naargelang de versie van de meter. 1. Houd de knoppen MODE TROLL en + ongeveer 10 seconden ingedrukt voor het scherm calibration2 (Cal2) (kalibratie2). 2. Druk op MODE om de kalibratieselecties te doorlopen. Er zijn drie methoden om de functie voor het bewaken van het brandstoftankpeil te kalibreren: Een: Doe niets. Lineaire waarde gebaseerd op onbewerkte sensorwaarden. Deze methode houdt geen rekening met onregelmatig gevormde tanks. Twee: Door de tankkalibratieprocedure te volgen zoals beschreven op de volgende pagina maar zonder daadwerkelijk brandstof toe te voegen. De System toerenteller levert een geschatte bereikwaarde, gebaseerd op de lineaire interpolatie van de sensorbereikwaarden. Deze methode houdt geen rekening met onregelmatig gevormde tanks. Drie: Door de tankkalibratieprocedure volledig te volgen, zoals geheel beschreven op de volgende pagina, waarbij op elk kalibratiepunt brandstof moet worden toegevoegd. System Tach & Speed geeft een geschatte bereikwaarde weer waarbij de vorm van de tank in aanmerking wordt genomen. SYSTEEM TOERENTELLER 2-19

SYSTEEM TOERENTELLER EN SNELHEIDSMETER CAL 2 Toerenteller kalibreren [DOWN] FUEL TANK CAPACITY [UP] Hiermee kunt u de inhoud van de brandstoftank van de boot invoeren. Deze optie is hetzelfde voor tank 1 en tank 2. SYSTEEM TOERENTELLER [DFLT] [DFLT] [DFLT] [DFLT] [DFLT] CALIBRATION FUEL TANK [SKIP] EMPTY TANK THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] FILL TO 1/4 THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] FILL TO 1/2 THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] FILL TO 3/4 THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] FILL TO FULL THEN PRESS PLUS BUTTON [SKIP] [EDIT] Hiermee kunt u de modus invoeren waarmee u de brandstoftank kunt kalibreren. De kalibratieprocedure van de brandstoftank is hetzelfde voor tank 1 en tank 2. U kunt een lege tank kiezen en op SAVE (OPSLAAN) drukken of u kunt op DFLT (STANDAARD) drukken: er wordt dan een standaardwaarde ingevoerd, gebaseerd op de inhoud van de tank. U kunt kiezen voor een 1/4 volle tank door op SAVE (OPSLAAN) te drukken, of door op DFTL (STANDAARD) te drukken een standaardwaarde gebaseerd op de inhoudswaarde van de tank in laten voeren. U kunt kiezen voor een 1/2 volle tank door op SAVE (OPSLAAN) te drukken, of door op DFTL (STANDAARD) te drukken een standaardwaarde gebaseerd op de inhoudswaarde van de tank in laten voeren. U kunt kiezen voor een 3/4 volle tank door op SAVE (OPSLAAN) te drukken, of door op DFTL (STANDAARD) te drukken een standaardwaarde gebaseerd op de inhoudswaarde van de tank in laten voeren. U kunt een volle tank kiezen en op SA- VE (OPSLAAN) drukken, of u kunt op DFLT (STANDAARD) drukken: er wordt dan een standaardwaarde ingevoerd, gebaseerd op de inhoud van de tank. (wordt vervolgd op de volgende pagina) 2-20