HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

Vergelijkbare documenten
REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen over en beslist op de op 9 augustus 2012 ingekomen klacht van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Uitspraak: 26 januari 2010 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Geschillencommissie Huisartsenzorg West

17.105Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 7 maart 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 7 juni 2011 binnengekomen

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.058T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Uitspraak: 7 april 2015 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Beslissing in de zaak onder nummer C van:

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

Beslissing d.d. 17 juli 2008 naar aanleiding van de op 17 september 2007 ingekomen klacht van

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 8 januari 2018 binnengekomen klacht van:

18.125T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 25 februari 2019

16.137Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Beslissing naar aanleiding van de op 11 januari 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

16.144Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Beslissing naar aanleiding van de op 20 december 2017 binnengekomen klacht van:

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.050Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.046T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 29 december 2016

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

17.154Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 augustus 2018

15.065T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE TE ZWOLLE

16.053Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland. Uitspraak

CENTRAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

Onterecht beroep op financieringsvoorbehoud. Acties van makelaarverkoper. Controle op storten waarborgsom.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.053Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Het College heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 25 mei 2009 binnengekomen

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN

SAMENVATTING Klacht over medewerking aan AMK-onderzoek; PO

ACCOUNTANTSKAMER. BESLISSING ex artikel 38 Wet tuchtrechtspraak accountants (Wtra) in de zaak met nummer 15/352 Wtra AK van 20 juli 2015 van

HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

CR 10/2364 DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

Uitspraak: 26 juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.001T Beslissing van het College van Toezicht van Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

16.082T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 23 december 2016

18.067Tb Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 22 november 2018

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE GRONINGEN

16.058Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

DE CENTRALE RAAD VAN TOEZICHT VAN DE NEDERLANDSE VERENIGING VAN MAKELAARS O.G. EN VASTGOEDDESKUNDIGEN NVM.

17.008B-2 Beslissing van het College van Beroep van het Kwaliteitsregister Jeugd van 5 december 2017

Uitspraak van het College van Toezicht van het Nederlands Instituut van Psychologen.

SAMENVATTING Klacht over mondelinge en schriftelijke communicatie door school en over klachtbehandeling; PO

16.072T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

17.055Ta Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

C, tandarts, werkzaam te B, bijgestaan door mr. L. Neuschäfer-Greebe, verbonden aan DAS Rechtsbijstand te Amsterdam,

SAMENVATTING ADVIES. A, moeder van B, leerling VMBO klas 3kbad van het C te D, wonende te D, verzoeker, hierna te noemen klaagster

K MAKELAARSKANTOOR O.G. B.V.,kantoorhoudende te G, beklaagde,

11-60 RAAD VAN DISCIPLINE. Beslissing in de zaak onder nummer van: 11-60

Klachtencommissie Huisartsenzorg Midden-Nederland Uitspraak

GESCHILLENINSTANTIE VERLOSKUNDE

Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.123T Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd van 13 april 2017

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE AMSTERDAM

Beslissing d.d. 10 oktober 2014 naar aanleiding van de op 7 maart 2014 bij het Regionaal Tuchtcollege te Zwolle ingekomen klacht van

Vroegtijdige weeën en dreigende vroeggeboorte

Raad van Discipline. adres. tegen:

Het College van Toezicht (hierna: het College) heeft het volgende overwogen en beslist:

17.137T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd van 9 mei 2018

16.031T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Uitspraak Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

Kern: Klager vindt dat verweerder niet adequaat heeft gereageerd op zijn klachten van ongewild gewichtsverlies.

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG

iri werkzaam te s-hertogenbosch Uitspraak: 17juli 2017 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG TE EINDHOVEN

16.147T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

16.107T Beslissing van het College van Toezicht van het Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ

2006/111 C E N T R A A L T U C H T C O L L E G E voor de Gezondheidszorg Beslissing in de zaak onder nummer 2006/111 van: 1. A., 2. B.

SAMENVATTING. inzake de klacht van: de heer A te B, vader van C, D, E en F A, klager. tegen

REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDSZORG. Het College heeft het volgende overwogen en beslist over de op 4 januari 2013 binnengekomen

Verweerder is via de klachtenregeling van [beroepsorganisatie] aangesloten bij Stichting Geschilleninstantie Mondzorg.

Beslissing van het College van Toezicht van de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd, hierna te noemen: SKJ in de zaak T

Transcriptie:

1160 REGIONAAL TUCHTCOLLEGE Beslissing in de zaak onder nummer van: 1160 Uitspraak: 14 november 2011 HET REGIONAAL TUCHTCOLLEGE VOOR DE GEZONDHEIDS- ZORG TE EINDHOVEN heeft het volgende overwogen en beslist omtrent de op 5 april 2011 binnengekomen klacht van: A wonende te B klaagster gemachtigde mw. mr. W.A.M. van Ooijen te Helmond tegen: C verloskundige werkzaam te B wonende te D verweerster gemachtigde mw. mr. S. Slabbers te Amsterdam 1. Het verloop van de procedure Het college heeft kennisgenomen van: - het klaagschrift - het verweerschrift. Na ontvangst van het verweerschrift heeft de secretaris de zaak naar een openbare zitting van het college verwezen. Partijen hebben geen gebruik gemaakt van de hun geboden mogelijkheid in het kader van het vooronderzoek mondeling te worden gehoord. De klacht is ter openbare zitting van 3 oktober 2011 behandeld. Partijen waren aanwezig. bijgestaan door hun gemachtigden. Klaagster is gehoord middels een tolk in de Spaanse taal, de heer E. Namens klaagster is aan de hand van een pleitnotitie op het verweerschrift gereageerd. 1/5

2. De feiten Het gaat in deze zaak om het volgende: Op 5 juni 2007 hebben klaagster en verweerster een eerste contact gehad in de vorm van een intakegesprek in verband met een vierde zwangerschap van klaagster. Omdat klaagsters partner HIV-positief is, is klaagster in goed overleg doorverwezen naar de gynaecologiemaatschap van het ziekenhuis. Na daar op 11 juni 2007 geweest te zijn, heeft klaagster op 15 augustus 2007 zich weer tot de praktijk van verweerster gemeld, met het verzoek haar zwangerschap door de verloskundigenpraktijk verder te laten begeleiden. Op 16 augustus 2007 heeft klaagster de praktijk gebeld voor het maken van een afspraak met verweerster, die op de vraag hoe het klaagster verging, als antwoord kreeg dat klaagster last had van enig vochtverlies. Voor verweerster was dat reden om klaagster daarop thuis te bezoeken. Klaagster, die geen Nederlands spreekt en de Engelse taal niet goed machtig is, werd bijgestaan door haar partner die goed Engels spreekt en als tolk optrad. Ook een buurvrouw was bij het gesprek aanwezig. Klaagster vertelde dat zij wat roze vocht verloor, troebele urine had, het kindje nog niet voelde bewegen en last had van vaginale jeuk. Verweerster heeft daarop het ondergoed van klaagster gecontroleerd en geconstateerd dat er een weinig wit vocht te zien was, dat niet naar vruchtwater rook. Bij inspectie van de vagina concludeerde verweerster dat daar geen vruchtwater of bloed aanwezig was. Toen klaagster op verzoek van verweerster op haar hand blies, verloor klaagster geen vocht uit de vagina Bij onderzoek aan de buik van klaagster voelde de buik soepel. Bij een ruime observatie van de spanning van de buik, constateerde verweerster geen samentrekkingen. Het hartje van het kind werd via onderzoek met de doptone gehoord en als regelmatig en goed van snelheid beoordeeld. Op de vraag of klaagster pijnlijke samentrekkingen had ervaren, antwoordde klaagster ontkennend. Op de vraag of klaagster doorlopend vochtverlies had ervaren of slechts bij tussenpozen, antwoordde klaagster dat het niet om doorlopend vochtverlies ging. Verweerster heeft na haar onderzoek en het stellen van bovengenoemde vragen de conclusie getrokken dat het vochtverlies niet het verlies van vruchtwater kon zijn maar vermoedelijk veroorzaakt werd door een schimmelweginfectie of een blaasontsteking, die bij een zwangerschap soms moeilijk te duiden klachten geeft. Dat beide aandoeningen tijdens, maar ook na de zwangerschap hinderlijke problemen kunnen opleveren, heeft verweerster de aanwezigen uitgelegd. Zij heeft de partner van klaagster verzocht diezelfde dag nog de urine op eventuele aanwezigheid van een van beide aandoeningen door de huisarts te laten controleren. Zij heeft klaagster gerustgesteld en van dit alles aantekening gemaakt in het dossier van klaagster. Zij heeft tegen het einde van haar bezoek de instructie gegeven contact met haar op te nemen zodra er in de situatie iets zou veranderen. Op 17 augustus 2007 om 11.00 uur heeft klaagster verweerster weer gebeld met de mededeling dat zij nog steeds vocht verloor en dat zij erg ongerust was het kindje te gaan verliezen. Op de vraag of klaagster al van de bevindingen van de huisarts op de hoogte was gebracht, antwoordde klaagster dat de urine nog niet weggebracht was. Verweerster heeft blijk gegeven van het feit dat zij dit vervelend vond en op indringende wijze de instructie gegeven dit alsnog heel snel te doen. In verband met de ongerustheid van klaagster heeft verweerster klaagster weer thuis bezocht. Nadat verweerster zeer licht roze getint wit vocht op een toiletpapiertje was getoond, zij daaraan weer geroken had, heeft verweerster - na klaagsters mededeling dat zij, anders als de dag tevoren een enigszins gevoelige buik had en wat druk op de anus voelde -, hetzelfde onderzoek 2/5

verricht en dezelfde vragen gesteld als de dag tevoren. Zij heeft klaagster na haar bevindingen gezegd niet langer te hoeven denken dat zij haar kind zou verliezen: er was immers geen bloedverlies, geen vruchtwaterverlies en er waren geen weeën, aldus verweerster. Zij volhardde in haar eerdere voorlopige diagnose. Met dezelfde instructie als de dag tevoren, te weten contact opnemen bij een veranderende situatie, is verweerster bij klaagster vertrokken. Verweerster, die dienst had tot de volgende ochtend 7.30 uur, heeft van klaagster die dag en nacht niets meer vernomen. Op 18 augustus 2007 heeft verweerster vernomen dat klaagster vroeg in de ochtend in het ziekenhuis was opgenomen, alwaar zij in de late namiddag is bevallen van een zoon, die kort na de geboorte is overleden. Namens klaagster is verweerster meegedeeld dat klaagster zich voor de nazorg van de bevalling tot een andere verloskundigenpraktijk had gewend. In de verslaglegging en de informatie van de behandelend gynaecoloog is vermeld dat klaagster na binnenkomst plotse buikpijn kreeg met niet pijnlijke contracties en een ontsluiting van 8 centimeter, de vliezen niet gebroken bleken en het kindje in de ongeschonden immature vruchtzak is geboren. Nader onderzoek toonde aan dat er sprake was van chorioamnionitis, terwijl de placenta geringe funicullitis vertoonde, hetgeen aldus de verslaglegging van de gynaecologe -, meestal het gevolg is van een ascenderende bacteriële infectie. Bij klaagster was door de huisarts na het urineonderzoek een blaasontsteking gediagnosticeerd. 3. Het standpunt van klaagster en de klacht Klaagster verwijt verweerster dat zij haar ten onrechte niet heeft verwezen naar het ziekenhuis, ondanks het feit dat klaagster dit dringend heeft gevraagd en daarop is blijven aandringen. Verweerster heeft haar bovendien onheus bejegend toen zij ongerust was. 4. Het standpunt van verweerster Verweerster heeft - kort en zakelijk samengevat - gesteld dat niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld: zij heeft klaagster deugdelijk onderzocht, bevraagd, informatie verzameld ter voorlopige diagnostisering, uitgebreide verslaglegging gepleegd en behoorlijke instructie achtergelaten. Zij heeft het vochtverlies als zijnde vruchtwaterverlies na gedegen onderzoek in haar optiek, uitgesloten. Was zij niet zo zeker geweest van de juistheid van haar bevindingen, had zij klaagster zeker doorgestuurd naar de gynaecoloog, aldus verweerster. Verweerster heeft ter zitting desgevraagd nog vermeld dat het beleid in haar praktijk was dat het toucheren van patiënten in verband met het ingrijpende karakter van die invasieve handeling alleen verricht werd, indien daar een directe aanleiding voor was, hetgeen in casu - gelet op haar bevindingen - niet het geval was, zodat zij dat achterwege heeft gelaten. Zij heeft geen gebruik gemaakt van de amnioncator om de aard van het verloren vocht vast te stellen, omdat in haar praktijk de algehele opvatting was dat die uitslag niet voldoende betrouwbaar was. Zij heeft ter zitting nog toegevoegd dat in die tijd (2007) het insturen van patiënten naar de gynaecologiepraktijk van het ziekenhuis beslist een medische indicatie vereiste, waarvan in de beleving van verweerster geen sprake was. Verweerster ontkent klaagster onheus te hebben bejegend en zij was er stellig van overtuigd dat zij ook na haar tweede huisbezoek op 17 augustus 2007 klaagster gerustgesteld had. 5. De overwegingen van het college 3/5

Het college is van oordeel dat verweerster op 16 augustus 2007 heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwame verloskundige verwacht mag worden. Zij heeft uitgebreid lichamelijk onderzoek verricht en voldoende informatie verzameld om tot een voorlopige diagnose te komen teneinde daar haar beleid op af te stemmen. Over het optreden van verweerster op 17 augustus 2007 is het college een ander oordeel toegedaan en het overweegt daartoe het navolgende. Verweerster had zich meer gelegen moeten laten liggen aan de ongerustheid van klaagster die immers al drie maal bevallen was en verweerster kenbaar maakte nog steeds zeer ongerust te zijn en het gevoel te hebben haar kind te gaan verliezen. Gelet op het feit dat klaagster inmiddels al 24 uur vocht verloor en een enigszins gevoelige buik had, had verweerster, die als voorlopige diagnose een schimmelinfectie dan wel een blaasontsteking had gesteld, zich moeten realiseren dat verlies van vocht toch ook het gevolg had kunnen zijn van een sluimerende ontsluiting omdat juist als gevolg van een blaasontsteking een sluipende bevalling had kunnen zijn ingezet. Had verweerster klaagster ter bevestiging van haar voorlopige diagnose, getoucheerd, dan had een premature bevalling met zekerheid uitgesloten kunnen worden. Dat verweerster dat heeft nagelaten omwille van de ingrijpendheid van deze handeling acht het college gelet op alle symptomen niet opportuun; zo ingrijpend is een dergelijke ingreep niet; daar komt nog bij dat het klaagsters vierde zwangerschap betrof, de juistheid van haar diagnose nog niet vastgesteld had kunnen worden en klaagster door die bevindingen wellicht echt gerustgesteld had kunnen worden. Dat het op dat moment nog niet bekend zijn van de urine-uitslag niet aan verweerster te wijten was, speelt voor de beoordeling van verweersters handelen op 17 augustus 2007 geen rol. Het college weegt voorts nog mee dat verweerster zich onvoldoende van de reden van het drukkend gevoel rond de anus heeft verwittigd. Verweerster had, nu zij ervoor koos om klaagster niet te toucheren terwijl zij zeer ongerust bleef, er voor moeten kiezen klaagster in te sturen naar de gynaecologiepraktijk in het ziekenhuis, waar zij ook al bekend was. Nu verweersters handelen niet alleen beter had gekund, maar in dit geval uitgebreider had moeten zijn, dan wel tot het insturen van klaagster naar het ziekenhuis had moeten leiden, is het college van oordeel dat haar persoonlijk een tuchtrechtelijk verwijt te maken valt. In zoverre dient klaagster klacht dan ook gegrond te worden verklaard. Over de manier waarop klaagster door verweerster bejegend is, verschillen partijen van mening. Verweerster ontkent niet geïrriteerd te zijn geweest door het feit dat haar instructie niet was opgevolgd om met de urine naar de huisarts te gaan en ontkent niet dat zij dringend heeft geadviseerd dat met spoed alsnog te doen. Klaagster stelt op 17 augustus 2007 zeker niet gerustgesteld te zijn door verweerster, terwijl verweerster er stellig van overtuigd was dat zij daarin wel geslaagd was. Klaagster stelt - hetgeen door verweerster met stelligheid wordt betwist - dat verweerster van haar boosheid heeft doen blijken en haar boos heeft toegesproken dat zij waarde moest hechten aan haar bevindingen, ook toen een ziekenhuisopname niet aan de orde was. In gevallen, waarin de lezingen van partijen over de feitelijke gang van zaken uiteenlopen en niet kan worden vastgesteld welke van beide lezingen aannemelijk is, kan een verwijt dat gebaseerd is op de lezing van klager in beginsel niet gegrond worden bevonden. Dat berust niet op het uitgangspunt dat het woord van klager minder geloof verdient dan dat van verweerder, maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat een bepaalde gedraging of nalaten verwijtbaar is eerst moet worden vastgesteld dat er een voldoende feitelijke grondslag voor dat oordeel bestaat. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond. 4/5

Het college acht de maatregel van waarschuwing gepast, waarbij het college opmerkt dat een waarschuwing een zakelijke terechtwijzing is die de onjuistheid van een handelwijze naar voren brengt zonder daarop een stempel van laakbaarheid te drukken. 6. De beslissing Het college: - verklaart de klacht gedeeltelijk gegrond; - legt op de maatregel van waarschuwing; - wijst de klacht voor het overige af. Aldus beslist door mr. H.P.H. van Griensven, voorzitter, mr. E.J.M. Walstock-Krens als lid-jurist, M.C. Beekx, M.W.P. van der Donk en M.J.H.A. de Reu-Cuppens als ledenberoepsgenoten, in aanwezigheid van mr. M. van der Hart als secretaris en in het openbaar uitgesproken op 14 november 2011 in aanwezigheid van de secretaris. 5/5