Liturgie van de morgendienst van 7 juni 2015. VOORZANG: Psalm 119: 1 en 3 (NB) 1.Welzalig wie de rechte wegen gaan, wie in de regels van Gods wijsheid treden. Zalig wie zijn getuigenis verstaan, van ganser harte zoeken naar zijn vrede. Geen onrecht en geen dwaling lokt hen aan. De weg der zondaars wordt door hen gemeden. 3.U dank ik,heer,in opgetogenheid. Mijn hart verheugt zich over uw bevelen, U wil ik, die de allerhoogste zijt, in alles volgen, niets voor U verhelen. Verlaat mij niet, ik ben U toegewijd, verlaat mij niet, laat in uw gunst mij delen. VOTUM EN GROET INTROÏTUSTEKST: Als wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en is de waarheid niet in ons. Als wij onze zonden belijden: Hij is getrouw en rechtvaardig om
ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid. (1 Johannes 1: 8-9) ZINGEN: Psalm 103: 1 en 3 (NB) 1.Zegen,mijn ziel,de grote naam des Heren, laat al wat binnen in mij is Hem eren, vergeet niet hoe zijn liefd'u heeft geleid, gedenk zijn goedheid,die u wil vergeven, die u geneest, die uit het graf uw leven verlost en kroont met goedertierenheid. 3.Hij is een God van liefde en genade, barmhartigheid en goedheid zijn de daden van Hem die niet voor altijd met ons twist, die ons niet doet naar alles wat wij deden, ons niet naar onze ongerechtigheden vergeldt, maar onze schuld heeft uitgewist. LEZING AVONDMAALSFORMULIER 1 (i.p.v. Tien Geboden) ZINGEN: Gezang 463: 1, 2 en 4 1.O Heer die onze Vader zijt, vergeef ons onze schuld.
Wijs ons de weg der zaligheid, en laat ons hart, door U geleid, met liefde zijn vervuld. 2.Geef dat uw roepstem wordt gehoord, als eenmaal bij de zee. Geef dat ook wij uw nodend woord vertrouwen, volgen ongestoord, op weg gaan met U mee. 4.Leg Heer uw stille dauw van rust op onze duisternis. Neem van ons hart de vrees, de lust, en maak ons innerlijk bewust hoe schoon uw vrede is. GEBED SCHRIFTLEZING: Psalm 32 Hoofdstuk 32 Tweede boetpsalm 1 Een onderwijzing van David. Welzalig is hij van wie de overtreding vergeven, van wie de zonde bedekt is.
2 Welzalig de mens wie de HEERE de ongerechtigheid niet toerekent, en in wiens geest geen bedrog is. 3 Toen ik zweeg, teerden mijn beenderen weg, onder mijn jammerklachten, de hele dag. 4 Want dag en nacht drukte Uw hand zwaar op mij, mijn levensvocht veranderde in een zomerse droogte. Sela 5 Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. Sela 6 Daarom zal iedere heilige tot U bidden ten tijde dat U Zich laat vinden. Voorzeker, een overstroming van machtige wateren zal hem niet bereiken. 7 U bent mijn schuilplaats, U beschermt mij voor benauwdheid, U omringt mij met vrolijke gezangen van bevrijding. Sela 8 Ik onderwijs u en leer u de weg die u moet gaan; ik geef raad, mijn oog is op u.
9 Wees niet als een paard, als een muildier, dat geen verstand heeft. Zijn bek houdt men in toom met bit en toom; dan kan hij u niet te na komen. 10 De goddeloze heeft veel smarten, maar wie op de HEERE vertrouwt, hem zal de goedertierenheid omringen. 11 Verblijd u in de HEERE en verheug u, rechtvaardigen, zing vrolijk, alle oprechten van hart! ZINGEN: Psalm 32: 1 en 2 1.Welzalig hij, wiens zonden zijn vergeven, Die van de straf voor eeuwig is ontheven, Wiens wanbedrijf, waardoor hij was bevlekt, Voor 't heilig oog des HEEREN is bedekt. Welzalig is de mens, wien 't mag gebeuren, Dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren, En die in 't vroom en ongeveinsd gemoed; Geen snood bedrog maar blank' oprechtheid voedt. 2.Toen 'k zweeg en U mijn ongerechtigheden,
Weerhouden door de vrees, niet heb beleden, Verouderden mijn beend'ren door geklag, In mijn gebrul en angst den gansen dag. Want, HEER', Uw hand die mij bezocht met plagen, Deed dag en nacht mij zware smarten dragen. Mijn levenssap droogd' uit van uur tot uur, Gelijk het land door zomerzonnevuur. LEZING VAN DE TEKST: Psalm 32: 5 5 Mijn zonde maakte ik U bekend, mijn ongerechtigheid bedekte ik niet. Ik zei: Ik zal mijn overtredingen belijden voor de HEERE. En Ú vergaf mijn ongerechtigheid, mijn zonde. Sela PREEK ZINGEN: Psalm 32: 3 3.'k Bekend', o HEER', aan U oprecht mijn zonden, 'k Verborg geen kwaad, dat in mij werd gevonden. Maar ik beleed na ernstig overleg,
Mijn boze daân: Gij naamt die gunstig weg. Dies zal tot U een ieder van de vromen, In vindenstijd met ootmoed smekend komen. Een zee van ramp moog' met haar golven slaan, Hoe hoog zij ga, zij raakt hem zelfs niet aan. DANKGEBED EN VOORBEDEN INZAMELING DER GAVEN ZINGEN: Gezang 440: 1, 2 en 4 1.Ik heb de vaste grond gevonden, waarin mijn anker eeuwig hecht: de dood van Christus voor de zonden, van eeuwigheid als grond gelegd. Die grond zal onverwrikt bestaan, als aarde en hemel ondergaan. 2.Het is het eeuwige erbarmen, dat mijn besef te boven gaat, het zijn de liefdevolle armen, het is zijn hart, dat openstaat. Hij noodt de zondaar, Hij vergeeft die Hem het hart gebroken heeft.
3.O afgrond, waarin alle zonden verzinken en niet meer bestaan! O diep geheim van Christus' wonden, - het oordeel is te niet gedaan! O Heer, uw bloed roept voor altijd: barmhartigheid, barmhartigheid! 4.Daarop wil ik gelovig bouwen, getroost, wat mij ook wedervaart; mij aan Gods vaderhart vertrouwen, wanneer mijn zonde mij bezwaart. Steeds vind ik daar opnieuw bereid oneindige barmhartigheid. ZEGEN