Beheerplan voor 15,7 hectare nieuwe natuur op Landgoed Ottermeer Gemeente Roosendaal Sept 2010
INHOUD 1. INLEIDING 2. BESCHRIJVING INRICHTING EN BEHEER NATUURDOELTYPEN 2.1 Dennen, eiken en beukenbos/gemengd bos 2.2 Bloemrijke grasranden/land 2.3 Laanbeplanting 2.4 Houtwal/Houtsingel 2.5 Poel 2.6 Scheer haag 2.7 Wandelpaden 2.8 Nog naar natuur om te vormen percelen 7a, 7b en 11 Bijlage Kaart landgoed Ottermeer oppervlakte nieuwe natuur sept 2010 Kaart landgoed Ottermeer beplantingsplan sept 2010
1. INLEIDING In het Beeldkwaliteitplan Landgoed Ottermeer wordt het ontwerp voor Landgoed Ottermeer toegelicht. Dit ontwerp is juridisch vertaald in een nieuw bestemmingsplan. De voorschriften van het bestemmingsplan vormen het kader voor de feitelijke instandhouding van ondermeer de nieuwe natuur die op het landgoed wordt gerealiseerd. Het feitelijke beheer van de gewenste natuurdoeltypen is beschreven in dit beheersplan. In dit plan zijn beheervoorschriften voor de diverse natuurdoeltypen opgesteld. Bij de uitwerking van de beheervoorschriften is zoveel mogelijk aangesloten bij de systematiek van de Provinciale Subsidieregeling Natuurbeheer (PSN) en subsidieregeling Groen Blauw Stimuleringskader Noord-Brabant en sinds 1 januari 2010 is deze regeling vervangen door de SNL.
2. INRICHTING EN BEHEER NATUURDOELTYPEN Algemeen Voor de realisatie van het ontwerp is 11,86 hectare landbouwgrond reeds omgevormd naar nieuwe natuur en is dus gerealiseerd! Dit is gebeurd in de jaren 2002 tot heden. Het gaat hierbij om de volgende natuurdoeltypen: 2.1 Gemengd bos type 15.02 genaamd Dennen, eiken en beukenbos Oppervlakte netto 10,7 ha. Voor de inrichting is het terrein onderzocht op grondsoort en vochtigheid. Alle gronden zijn zandgronden, soms met leemfracties en de gronden bevatten tot zeer veel humus, waarbij altijd het waterpeil dieper is als 1 meter. Er is een indeling gemaakt welke in het inrichtings en beplantingsplan gespecificeerd staat. Een gemengd inheems bos waarbij enkele mono beplantingsvakken zijn toegevoegd. Er is gekozen voor biologisch gekweekt plantmateriaal omdat dit direct aansluit bij de doelstellingen van de eigenaren( namelijk biologische teelten van siergewassen). Als er autochtone materiaal beschikbaar was is hiervoor gekozen. Alle bomen zijn handmatig ingeplant, in wildverband waarbij de afstand 1,5 x 1,5 mtr. is aangehouden De gebruikte boomvormende soorten zijn: -Quercus palustrus, -Betula spec -Robina Pseudoacacia -Prunus alvium -Alnus Glutinosa -Castanea Sativa -Salix Caprea -Prunus Padus -Pseudotsuga Menziesii -Pinus Sylvestrus -Salix Caprea en Alba gebruikte struikvormende soorten zijn : -Rhamnus frangula -Sorbus aucuparia -Prunus spinoza -Corylus avellana -Amelanchier Lamarkii -Ilex Aquifolium -Rosa Canina -Viburnum Opulus -Malus Sylvestrus -Pyrus Communis Instandhouden van het element: periodiek onderhoud uitvoeren, dunning, selectie op natuurwaarden geen werkzaamheden verrichten die de ecologische waarden van het element negatief beïnvloeden; Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het element is niet toegestaan m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring. brandnetel en Jacobskruiskruid Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart. Begrazing kan toegepast worden als hulp bij beheer.
2.2 Bloemrijk grasranden Om het bos is als overgang naar buurlanden een bloemrijke grasland/rand gerealiseerd. Het bloemrijk grasland is ingezaaid met een bloemenweidemengsel dat bestaat uit ter plaatse thuishorende soorten zoals Margriet, Gewoon knoopkruid, Gewone rolklaver, smalle weegbree en diverse grassoorten w.o Roodzwenk, Timothee, Veldbeemd. Het zijn vooral de stroken langs de zoom van het bos, langs aanliggende percelen en onder de laanbomen. Zij vormen zo de completering van de boszoom. 90% van het grasland wordt jaarlijks gehooid of beweid; Bemesting met ruige mest of kalk is maximaal 1 maal per 5 jaar toegestaan wanneer dit noodzakelijk is voor de instandhouding van het bloemrijk grasland; Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het grasland is niet toegestaan m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, brandnetel en jacobskruiskruid; Ingeval van beweiding is in de periode tussen 1 juli en 1 april een veebezetting van maximaal 3,0 grootvee-eenheden (GVE) per hectare bloemrijk grasland op enig moment toegestaan; buiten deze periode is een veebezetting van van maximaal 1,5 GVE op enig moment toegestaan; Ingeval van maaien en afvoeren mag de eerste maaibeurt pas na 16 juni wordt uitgevoerd; dit geldt niet voor de eerste 3 jaar na inrichting. Gedurende de eerste 3 jaar mag het gehele jaar worden gemaaid met een maximum van 3 maaibeurten per jaar om de bodem versneld te verschralen. 2.3 Laanbeplanting Type L01.07 Landgoed Ottermeer herstelt de in de jaren 30 verloren gegane natuur. De structuur van lanen is weer teruggebracht. De beukenlaan loopt over de oude Hopmeerweg - zijnde het zandpad- van de boerderij richting Noord. Het is een mengsel van rode en groene beuken. De Beukenlaan is ter hoogte van buurman Brosens landerijen - op zijn verzoek- eenzijdig beplant. De eikenlaan loopt vanaf de boerderij naar het westen en is herstel van de jaren 30 gekapte grote eiken. Deze nieuwe eikenlaan sluit aan op een restant van dit erfgoed waar nu nog een aantal eiken staan die een 80 cm doorsnede bemeten. Er zijn Quercus Palustrus en Quercus Rubra aangeplant. Verder siert 4 rijen Platanen de oprit vanaf de Nigtestraat.. De bomen worden periodiek gesnoeid, waarbij de kroon (onderste tak tot de top) na het snoeien altijd even lang of langer is dan de lengte van het takvrije stamstuk; Bij versnipperen van het takhout mogen de snippers niet in het element worden verwerkt; Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 augustus en 15 maart; De onderbegroeiing van de lanen zal beheerd worden als bloemrijk grasland; zie voor beheervoorschriften bloemrijk grasland.
2.4 Houtsingel/houtwal Type L01.02 Houtsingels zijn aangeplant op diverse plaatsen. Ze vormen beschutting, nestgelegenheid voor dieren, voedsel voor dieren, bloem en besrijk en zijn zeer fraai. O.a. een lange houtsingel vormt de afscheiding tussen Biologische teelt en natuurkampeerterrein.. Het element wordt periodiek gedund/deels afgezet zodat een dicht gewas, ideaal als broedplaats voor o.a heggevogels. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het element is niet toegestaan m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop en van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en Robinia) middels een stobbenbehandeling; Bij beweiding van de aanliggende gronden is een raster aanwezig waardoor schade door vraat aan stammen en hakhoutstoven en betreding van het element wordt voorkomen. Het raster mag niet bevestigt zijn aan stammen van het element zelf; Snoeiwerkzaamheden worden in beginsel alleen verricht in de periode tussen 1 november en 15 maart.; bestrijding van ongewenste houtsoorten kan in de periode tussen 15 juli en 15 maart plaats vinden. 2.5 Poel Type L01.01 Er zijn 4 poelen/ven momenteel op Ottermeer, alleen de poel noordelijk wordt aangemerkt als nieuwe natuur. Deze poel heeft een oppervlakte van ca. 1800-2500 m2. Het water staat in laagste stand ca. 60 cm. De poel is omgeven door voedselarm zand overgangsgebied bos naar water- waar enkele bomen op groeien maar door zijn samenstelling optimaal is voor de ontwikkeling van schraal voedselarm biotoop en is nu al prachtig. Hierin is ook een oeverzwaluw-wal door ons aangelegd. Een deel hiervan moet in onze visie een heidebegroeiing krijgen. Dit is echter door de regelgeving van de overheid -namelijk dat heidemaaisel afval is en niet hier aangevoerd mocht worden- nog niet gerealiseerd,. Het overgangsgebied bos- water kent een schraal zanderig karakter enkele struiken en veel bloemen zijn kenmerkend.. De waterdiepte is in de diepste delen in de periode van 1 oktober tot 1 april tenminste 0,5 meter; incidenteel mag de poel in de zomerperiode droogvallen; Maximaal 25% van de oppervlakte van de oever is begroeid met houtige gewassen; Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het element is niet toegestaan; Geen water onttrekken aan het element anders dan voor het drenken van vee; In het element mag geen vis uitgezet worden en er mogen geen eenden/ganzen in gehouden of gelokt worden; De oever van de poel is begroeid met inheemse plantensoorten met een bedekking van minimaal 75%. Schoningswerkzaamheden verrichten in de periode tussen 1 september en 15 oktober.
2.6. Knip of scheerheg Type L01.05 Er is al groot-deels een haag rond perceel 7a aanwezig. Een kenmerkend element zoals vroeger in deze streek veel voorkwam maar nu nagenoeg geheel is verdwenen. Deze haag vormt een natuurlijke afscheiding naar de aanliggende Hollandse Dreef, Hopmeerweg. Verder rond de oprit. De lengte is totaal ca. 600 m en wordt uiteindelijk ca. 1400 mtr lang. De haag langs de oprit wordt aangeplant met veel bloemrijke struiken zoals sleedoorn, meidoorn, amalanchier, Rosa, Fagus, Rhododendron. Het doel van de haag is weer de oude heggen te herstellen die net als vroeger tijden de natuurlijke afscheiding vormde van de weilanden. Dit prachtige landschapselement is tevens een fantastische nestgelegenheid voor heggen fauna. Ook rond perceel 7b en grootdeels van perceel 11 moet een bloemrijke heg worden aangelegd de maximale hoogte van deze heg wordt 1,50 meter. Het element wordt minimaal eenmaal per 1 jaar geknipt of geschoren en de haag heeft in geschoren toestand een hoogte van minimaal 1 meter en maximaal 1,50 meter; Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het element is niet toegestaan m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, Jacobskruiskruid en Japanse duizendknoop en van ongewenste houtsoorten (Amerikaanse vogelkers, Amerikaanse eik en Robinia) middels een stobbenbehandeling; Bij grondbewerking van de aanliggende gronden wordt een minimale afstand van 1 meter vanaf de voet van het element in acht genomen; Snoeiwerkzaamheden worden alleen verricht in de periode tussen 1 juni en 15 maart. 2.7. Wandelpaden. Ten behoeve van de openbare toegankelijkheid zijn er en zullen er onverharde paden worden aangelegd voor wandelaars. Dit zullen zogenaamde graspaden zijn. Voor het merendeel komen de paden in bloemrijk grasland te liggen en in het bos als bospaden. De graspaden zullen frequenter gemaaid worden; 2 tot 4 x per jaar om een goede toegankelijkheid te waarborgen. Ook de bomen zullen regelmatig moeten worden gesnoeid (verwijderen zijtakken) om het dichtgroeien van de paden te voorkomen. De wandelpaden dienen zoveel mogelijk beleving voor de wandelaar te geven.
2.8. Nog naar Natuur om te vormen percelen 7a, 7b en perceel 11. Type N00.01 Op de kaart landgoed Ottermeer oppervlakte nieuwe natuur zijn de percelen 7a, 7b en 11 duidelijk weergegeven. Dit zijn de percelen die nu niet zijn omgevormd naar natuur. De totale oppervlakte van 7a, 7b en 11 is 3,84 hectare. Totaal van de nieuwe natuur is 11,86 hectare gerealiseerd vermeerdert met deze percelen (grootte 3,84 hectare ) geeft totaal 15,7 hectare nieuwe natuur. Perceel 7a. wordt geheel omgeven door een knip en scheer heg die bestaat uit Fagus Sylvatica in zuid en oost zijde. In de noordzijde wordt een bloemrijke scheerheg aangeplant met meidoorn, sleedoorn. Amelanchier, Rosa, Rhododendron, wilde kamperfoelie, de hoogte van deze heg zal maximaal 1,50 meter worden. Zo ontstaat een dichte, geurende en bloemrijke natuurlijke afscheiding van het kruiden en faunarijke grasland. In dit grasland wordt een zo hoog mogelijke soortenrijkdom nagestreeft tot een bloemrijke geurende weide. Door bepaalde delen ruig te laten zullen flora en fauna extra floreren. Hoogstamfruit bomen vormen een passende aanvulling als landschapelement. Perceel 7b. In 7b wordt ook een kruiden en faunarijke grasland als boven gerealiseerd, middenin staat een beeldbepalende karakteristieke solitaire boom die zich kan ontwikkelen als monument. Het perceel wordt omplant met een bloemrijke natuurlijke heg ( max 1,50 mtr hoog) met bovenstaande soorten zoals in perceel 7a beschreven erin. Perceel 11. Perceel 11 kenmerkt zich als een kruiden en fauna rijk-soortenrijk grasland met een aantal fraaie landschapselementen w.o. enkele beeldbepalende solitaire bomen midden in het perceel. Het perceel wordt deels afgescheiden zoals de percelen 7a en 7b met een bloemrijke natuurlijke heg met een maximale hoogte van1,50 meter. Bodem bedekkende soorten diverse grassen, Peterselie, fenegriek, wilde peen, Timothee, roodzwenk, witte klaver, rolklaver, kamgras, duizendblad en kamille. Solitaire bomen regelmatig snoeien tot er een takvrij stamstuk van 3 meter. Er wordt geen bemesting toegepast, met uitzondering van ruige stalmest ( max 20 ton per ha per jaar) Bekalken is toegestaan. Beweiding is toegestaan. Het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen in het grasland is niet toegestaan m.u.v. pleksgewijze bestrijding van akkerdistel, ridderzuring, brandnetel en jacobskruiskruid; Ingeval van maaien en afvoeren mag de eerste maaibeurt pas na 16 juni wordt uitgevoerd; dit geldt niet voor de eerste 3 jaar na inrichting. Gedurende de eerste 3 jaar mag het gehele jaar worden gemaaid met een maximum van 3 maaibeurten per jaar om de bodem versneld te verschralen. Altijd zal een deel van het perceel niet gemaaid worden om zo schuilmogelijkheden en uitzaai van bloemrijke en kruidige vegetatie te bevorderen.