MER N33: Technische ondersteuning variant 6

Vergelijkbare documenten
PlanMER Gemeente Emmen. Opbrengststudie Windenergie

PlanMER Gemeente Emmen

Windpark Koningspleij. Akoestisch onderzoek

PlanMER Gemeente Emmen. Slagschaduwstudie Windenergie

Windpark Nieuwegein. Slagschaduwstudie

LAAGFREQUENT GELUID WINDPARK DE

Windpark Kabeljauwbeek. Studie naar geluid en slagschaduw

Risicoanalyse windpark Kabeljauwbeek

Opbrengstberekening Windenergie A16

Opbrengstberekening Windturbines A16

Opbrengst- en turbulentieberekeningen Windpark IJmond Lijnopstelling windturbines Reyndersweg Velsen-Noord

ANALYSE MOGELIJKHEDEN WINDENERGIE LOCATIE N59 I.R.T EXTERNE VEILIGHEID

PlanMER Gemeente Emmen. Geluidsstudie Windenergie

Titel Opbrengstberekening t.b.v. CombiMER Windpark Oude Maas

Trefkansberekeningen buisleiding en snelwegen bij Windpark Autena Frans de Jong

Postbus BA Rotterdam. Akoestisch onderzoek windpark Laarakkerdijk in de gemeente Reusel-De Mierden.

EFFECT VAN WINDTURBINES OP SNELWEG A15 NABIJ WINDPARK PARK 15.

Opbrengstberekening t.b.v. MER Windpark Deil. Inleiding. Berekening. Datum: 28 september 2016 Auteur: Steven Velthuijsen

Addendum. memonummer datum 17 februari Christian van den Hoven Eneco

Opbrengstberekening Piet de Wit

Raedthuys Windenergie BV en De Wieken BV. Berekeningen aanvullende scenario s

Windpark Autena te Vianen

Risicoanalyse windpark Kabeljauwbeek

WINDENERGIE IN STAPHORST EN IMPACT OP DE

Opbrengstberekening t.b.v. MER Windpark Oostflakkee

Inleiding. Juridisch kader. Memo. memonummer datum 30 augustus 2017 Ton van Dortmont Els Joosten

ANALYSE PR CONTOUREN WINDPARK ELZENBURG DE GEER. Gemeente Oss V oktober 2018

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

NOTITIE AKOESTISCH ONDERZOEK GEWIJZIGDE

Titel Studie zog-effecten project Windenergie A16

Windturbines en slagschaduw Deventer

Opbrengstberekening WP Landtong Rozenburg

Inleiding Het Windpark Tata Steel beoogt 2 tot 8 nieuwe turbines te plaatsen op het terrein van Tata Steel in IJmuiden.

Windpark Hogezandse Polder

ONDERZOEK EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN. De heer G. van de Ligt. Definitief december 2015

ANALYSE EXTERNE VEILIGHEID WINDTURBINE KRABBEGORS N.V. HVC. Concept v november 2016

Geluid. De norm: 47 db L den

Slagschaduwonderzoek Amsterdam Noord. 1 Inleiding. 2 Principe en richtlijnen. 2 Mei 2016, Ernst Jaarsma

MEMO. IJsvorming op windturbines

Passantenrisico VKA. Windpark Battenoord. Opdrachtgever

Windpark Hogezandse Polder

Notitie Situatie Laagfrequent geluid Wetgeving

Windpark Autena te Vianen

Laagfrequent geluid van windturbines

SLAGSCHADUWONDERZOEK WINDPARK DANKZIJ DE DIJKEN

Beschouwing veiligheid rondom turbine locatie 5. Parkeerplaats, TNT-opslag bunker, Hoogspanningsinfrastructuur

Windlocatie Nieuwe Hemweg

Geluid naar omgeving en slagschaduw ten gevolge van windmolenpark 'Groote Haar' te Gorinchem. Windturbines langs noordrand ontwikkelingsgebied

Het reken- en meetvoorschrift voor windturbines 2010 (concept)

Notitie risicozonering windturbines

Windpark Vianen externe veiligheid

Windturbines industrieterrein Kleefse Waard

2 e bijeenkomst klankbordgroep 20 december

Entiteit: Energiecoöperatie Dordrecht Datum: Project: Windturbine Krabbegors Versie: 1.0 Auteur: E. van den Berg Status: Concept

Berekening van het risico Windturbines: De komst van de online rekentool :

ECOFYS. sustainable energy for everyone. Risicoanalyse windpark Kabeljauwbeek

Windpark N33. Overzichtskaart windpark met geluidcontouren. Wat is de geluidsterkte van een windmolen? Windturbine geluid: wat is het?

SCAN EXTERNE VEILIGHEID WINDPARK WESTEINDE. Alisios BV. Definitief januari 2015

Windpark Hulteweg. onderzoek naar slagschaduwhinder. Definitief. Windunie Development BV en KWind BV. Sweco Nederland B.V. De Bilt, 9 november 2016

Geluid naar omgeving en slagschaduw ten gevolge van windmolenpark 'Grote Haar' te Gorinchem

Geluid vanwege voornemen windturbines bij Tata Steel

Windturbine E70 Grote Sloot 158 Sint Maartensbrug

Windpark Oostpolderdijk te Eemshaven

In de aanvullende informatie op de Ruimtelijke Onderbouwing van 31 oktober 2016 wordt specifiek gekeken naar turbine 3, 4 en 5 uit Tabel 1.

Bijlage 7: Slagschaduwonderzoek

aug 2015 ONDERZOEK AKOESTIEK WINDTURBINE DE HOEF 14 TE LEUNEN. De heer G. van de Ligt. Definitief

Windpark De Brand. Kwantitatieve Risicoanalyse. Opdrachtgever

Kenmerk: Uw kenmerk: Bijlage: Pondera Consult De heer P. Janssen Postbus AN Hengelo. S12091 A WP Nieuwe Waterweg V6.1.

Windenergie Lage Weide.

Windpark Geefsweer. Kwantitatieve risicoanalyse alternatieven projectmer. Auteurs Hans Kerkvliet MSc. Drs. Ing. Jeroen Dooper

Windpark Nieuwegein. Akoestisch onderzoek Enercon E82 5x 2,3 MW

datum: 6 maart 2014 auteurs: Drs. Ing. Jeroen Dooper, Teun Lamers MSc., Steven Velthuijsen MSc.

BEOORDELING AANVRAAG OMGEVINGSVERGUNNING. Beoordeling vergunningaanvraag WP Goyerbrug

Kapelle. QRA hogedruk aardgas buisleidingen. In opdracht van de provincie Zeeland

Titel Trefkansberekening Hoogspanningsinfrastructuur WP Landtong Rozenburg

Windinitiatief AkzoNobel. Bijeenkomst klankbordgroep 5 10 januari 2018 Sikkens Experience Center, Sassenheim

Berekening geluidsbelasting

Titel Memo natuurcompensatie MER-alternatieven Windenergie A16

NOTITIE SLAGSCHADUW BEREKENMETHODEN

QRA hogedruk aardgas buisleiding

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Geluid vanwege voornemen windturbines bij Tata Steel

Informatie voor de welstandscommissie (Windpark Kabeljauwbeek-gemeente Woensdrecht)

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Risicoanalyse. Windpark Battenoord. Windturbines en primaire waterkering VKA. Opdrachtgever

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

QRA hogedruk aardgas buisleidingen

Contactgegevens van de initiatiefnemer zijn:

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345

BIJLAGE 14 RISICO'S VOOR SCHEEPVAART DOOR FALEN VAN WINDTURBINES

Vormvrije mer-beoordeling Windpark Autena te Vianen

Hillegom. Ontwikkeling Pastoorslaan Hillegom. Kwalitatieve risicoanalyse concept definitief mw. mr. C.T.

Mogelijkheden windenergie langs A67 Gemeente Peel en Maas jan Windpark Groote Molenbeek

Samenvatting van het onderzoek naar geluid en slagschaduw windmolens Beekbergsebroek. Auteurs samenvatting: dea en De Wolff Nederland Windenergie

Kwantitatieve Risicoanalyse Hoofdweg Oostvoorne

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING. OLST-WIJHE I CDM16 Olst N Bruinweg N.V. Nederlandse Gasunie

SAVE-W. Relevant en veiligheid windenergie. Kennistafel veiligheid windenergie. Jeroen Eskens

Titel Memo natuurcompensatie MER-alternatieven Windenergie A16 Inclusief voorkeursalternatief (bovengrens)

Risicoanalyse Windpark Nieuwegein. - Vertrouwelijk

Risicoanalyse Windturbines

Transcriptie:

MER N33: Technische ondersteuning variant 6

MER N33: Technische ondersteuning variant 6 Door: Valentijn van Gastel, Bastiaan van Wijk, Anthony Crockford, Anna Ritzen Datum: 03 juli 2014 Projectnummer: WIENL15040 Reviewer: Prepared: Anna Ritzen Reviewed: Bastiaan van Wijk Approved: Pim Rooijmans Pages 68 Status Final Version Author Date Remarks/Change 1.0 2.0 24/06/2014 Nieuwe geluidscontour en vervolgberekeningen voor de Senvion 3.2M114. 3.0 25/06/2014 Toevoeging opmerking cumulatie gebied Midden en Zuid 4.0 03/07/2014 Nieuwe kaarten en tekstuele aanpassingen 5.0 26/08/2014 Vertrouwelijk verwijderd 6.0 27/08/2014 Wijziging aantal woningen variant 3.2M114 L&G Correctie aantal gehinderden voor alle 4 varianten Toevoeging errata Ecofys 2014 in opdracht van: Tauw ECOFYS Netherlands B.V. Kanaalweg 15G 3526 KL Utrecht T +31 (0)30 662-3300 F +31 (0)30 662-3301 E info@ecofys.com I www.ecofys.com Chamber of Commerce 30161191

Inhoudsopgave 1 Inleiding 1 1.1 Bepalen van de opstellingen 2 1.2 Gebruik van toetspunten 8 2 Geluid 10 2.1 Achtergrond 10 2.1.1 Rekenmodel 10 2.1.2 Windaanbod 10 2.1.3 Geluidsbronnen 10 2.1.4 Stappenplan 11 2.2 Resultaten 12 2.2.1 Stap 1: Lden 47 db contour en aantal woningen 12 2.2.2 Stap 2: Lden 42-46 en Lden 37-42 vlakken en aantal gehinderden 14 2.2.3 Stap 3: mitigerende maatregel 15 2.2.4 Stap 4: cumulatief effect 15 2.2.5 Stap 5: Laagfrequent geluid 16 3 Slagschaduw 19 3.1 Aanpak, settings en aannames 19 3.2 Resultaat: slagschaduw 20 3.2.1 Stap 1: slagschaduwcontour 20 3.2.2 Stap 2: aantal woningen binnen slagschaduwcontour 22 3.2.3 Stap 3: aantal woningen tussen 5-uurscontour en 0-uurscontour 23 4 Opbrengstberekening 24 4.1 Windklimaat 24 4.2 Windturbine Informatie 25 4.3 Opbrengstberekening 26 5 Veiligheid 27 5.1 Afbakening van de risicoberekeningen 27 5.2 Veiligheidsrisico s windpark N33 29 5.3 Veiligheidsrisico s 30 5.3.1 34 x Senvion 3.2M114 30 5.3.2 40 x Senvion 3.2M114 32 5.3.3 16 x Enercon E126 34 5.3.4 23 x Enercon E126 36 6 Zichtbaarheid 38 ECOFYS Netherlands B.V. Kanaalweg 15G 3526 KL Utrecht T +31 (0)30 662-3300 F +31 (0)30 662-3301 E info@ecofys.com I www.ecofys.com Chamber of Commerce 30161191

Bijlage 1: Opstellingen en Slagschaduwkaarten 41 Bijlage 2: Geluidscontouren 49 Bijlage 3: Laagfrequent geluid 53 Enercon E126 7.5MW 53 Senvion 3.2M114 3.2MW 53 Bijlage 4: Wettelijk kader veiligheidsrisico s windturbines 54 BEVI: kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten 56 Toelichting IPR, MR, GR en ijsafwerping 57 Bijlage 6: Berekening van risicoafstanden 59 ECOFYS Netherlands B.V. Kanaalweg 15G 3526 KL Utrecht T +31 (0)30 662-3300 F +31 (0)30 662-3301 E info@ecofys.com I www.ecofys.com Chamber of Commerce 30161191

Errata Ondanks kwaliteitscontroles is gebleken dat er een fout gemaakt is in een van de berekeningen in hoofdstuk 2 van dit rapport. Het volgende was foutief gerapporteerd: Tabel 6 (pg. 14) aantal gehinderden binnen voor de vier verschillende varianten. Hierin zijn de aantallen woningen abusievelijk niet vermenigvuldigd met het gemiddeld aantal inwoners per woning (2.2) In de huidige versie (6.0) zijn deze resultaten verbeterd. Alleen de waardes van tabel 6 zijn aangepast en een regel uitleg is toegevoegd. Er zijn verder geen tekstuele wijzigingen aangebracht. WIENL15040 1

1 Inleiding Dit onderzoek heeft als doel een zesde windparkvariant te vergelijken met 5, door MER Windpark N33, eerder bekeken varianten in het concept MILIEUEFFECTRAPPORT WINDPARK N33, Pondera Consult, 02 december 2013 (hierna MER Windpark N33). Tijdens ons onderzoek heeft Ecofys de aanpak en aannames van het MER Windpark N33 zo veel mogelijk aangehouden zodat de resultaten van variant 6 vergelijkbaar zijn met de andere 5 varianten. De verschillende onderwerpen die onderzocht zijn: Geluid Slagschaduw Elektriciteitsopbrengst en CO 2 reductie Externe veiligheid Zichtbaarheid In onderstaande rapportage zal per onderzoeksonderwerp een overzicht gegeven worden van 1) de aanpak, 2) de aannames en 3) de resultaten. De resultaten worden op een gelijke manier gepresenteerd als in het MER Windpark N33. 1.1 Bepalen van de opstellingen Voor variant 6 zijn samen met de Provincie en RWE vier voorkeursopstellingen opgesteld. De referentiewindturbines voor de opstellingen zijn op basis van de uitgangspunten van MER Windpark N33 toegepast: a. 5-8 MW: ashoogte 120 tot 140 meter, rotordiameter tot 130 meter; b. 3-5 MW: ashoogte 100 tot 140 meter, rotordiameter tot 120 meter; Op basis hiervan is in het MER Windpark N33 gekozen voor de volgende referentiewindturbines: Voor de 5-8 MW opstellingen, de Enercon E126 met een ashoogte van 135 meter en een rotordiameter van 127 meter en een vermogen van 7,5 MW; Voor de 3-5 MW opstellingen, de Senvion 1 3.2M114 met een ashoogte 123 meter en een rotordiameter van 114 meter en een vermogen van 3,2 MW. Om variant 6 te kunnen vergelijken met de andere varianten heeft Ecofys ook deze windturbines in de berekeningen opgenomen. Bij het opstellen van de voorkeursopstellingen is in de ontwerpfase voor Variant 6 door Ecofys rekening gehouden met de belangrijkste knelpunten voor de leefomgeving 2. Daartoe zijn binnen het aangewezen zoekgebied gebieden ingetekend waarin windenergie op voorhand uitgesloten is. Deze inperking van de zoekgebieden wordt bepaald door het Handboek Risicozonering Windturbines (zie ook hoofdstuk 5) en aannames rond geluid- en slagschaduwgevoelige objecten in de omgeving (vooral woningen). 1 Vroeger bekend onder de naam REpower; nu produceren zij echter windturbines onder de naam Senvion SE. 2 Deze methodiek resulteert er mede in dat er in de vervolgstudies minder negatieve effecten naar voren komen. WIENL15040 2

Binnen de afstandsbuffers uit onderstaande tabel is windenergie in het ontwerpproces op voorhand uitgesloten. Daarnaast is in het ontwerpproces rekening gehouden met de volgende punten: Landschappelijke inpassing: de windturbines zijn zoveel mogelijk in een rasteropstelling geplaatst, waarbij de windturbines in lijnen staan Windopbrengst: de windturbines staan op een minimale afstand van 4 x de rotordiameter en een grotere afstand in de zuidwestelijke windrichting (overheersende windrichting) Tabel 1: aangehouden afstanden voor de 3-5 en 5-8 MW klasse 3 5 MW klasse 5 8 MW klasse Geluidgevoelige objecten 600 m 800 m Hoogspanningsinfrastructuur 198 m 250 m Ondergrondse buisleidingen 198 m 250 m Wegen 57 m 63 m Spoorwegen 65 m 71 m Regionale kering niet op kering niet op kering Hieruit komen in totaal vier verschillende opstellingen, waarvoor de vervolgonderzoeken zijn uitgevoerd: Tabel 2: verschillende opstellingen voor windparkvariant 6 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW hierna: 3.2M114 L&G 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW hierna: 3.2M114 M&G E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW hierna: E126 L&G E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW hierna: E126 M&G Samenvattend: de opstellingen met de naamgeving Leefomgeving en Grid zijn als volgt geoptimaliseerd: een opstelling van minimaal 100MW die realistisch uitvoerbaar is, met zo min mogelijk impact op de leefomgeving. De opstellingen met de naamgeving Maximaal en Grid zijn als volgt geoptimaliseerd: een opstelling waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de beschikbare grondposities terwijl de bijbehorende leefomgeving-waarden binnen de wet- en regelgeving blijven. Op de volgende bladzijden zijn de verschillende opstellingen in kaartvorm weergegeven. In bijlage 1 zijn deze opstellingen ook nog zonder buffers weergegeven. WIENL15040 3

Kaart 1: 3.2M114 Leefomgeving en Grid - 34x 3,2MW = 108MW WIENL15040 4

Kaart 2: 3.2M114 Maximaal en Grid - 40x 3.2MW = 128MW WIENL15040 5

Kaart 3: E126 Leefomgeving en Grid - 16x 7.5MW = 120MW WIENL15040 6

Kaart 4: E126 Maximaal en Grid - 23x 7.5MW = 172.5MW WIENL15040 7

1.2 Gebruik van toetspunten Voor dit onderzoek worden bepaalde toetspunten gebruikt. Deze punten zijn woningen rondom het windpark. Hier kan bijvoorbeeld het aantal uren slagschaduw of het cumulatieve geluid voor berekend worden. Ecofys heeft de meest relevante toetspunten voor de zesde variant bepaald en deze naast de noordelijke toetspunten van het MER Windpark N33 onderzoek gelegd. Hieruit bleek dat de gehanteerde toetspunten hetzelfde zijn behalve een extra toetspunt aan de oostzijde van windpark variant 6. Onderstaand zijn de gehanteerde toetspunten in kaart en tabel aangegeven. Hierbij heeft Ecofys gebruik gemaakt van de naamgeving van MER Windpark N33 en het extra toetspunt aan de oostkant met nummer 1 gedefinieerd. Tabel 3: gebruikte toetspunten inclusief bijbehorende coördinaten Toetspunt Adres X [RD] Y [RD] 323a Galgeweg 30 254,946 577,056 810 Trekweg 24 254,784 576,233 285 Duurkenakker 19 256,544 573,679 287 Duurkenakker 21 256,406 573,676 288 Duurkenakker 23 256,292 573,665 1000 Lindenlaan 31 258,099 573,982 323 Buitenweg 3 256,169 578,051 1 Vogelzangsterweg 25 259,682 576,890 WIENL15040 8

Kaart 5: weergave van de toegepaste toetspunten voor windpark variant 6 WIENL15040 9

2 Geluid In dit hoofdstuk worden de verschillende berekeningen beschreven die uitgevoerd zijn om de geluidsimissie en het aantal gehinderden bij omwonenden te bepalen. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de beschrijving gegeven in het MER Windpark N33. Op een aantal punten was een kleine afwijking noodzakelijk, bijvoorbeeld door het beschikbaar komen van nieuwe specificaties van windturbines en updates van software. Deze punten worden hieronder expliciet vermeld. 2.1 Achtergrond 2.1.1 Rekenmodel Voor de akoestische modelleringen is gebruikt gemaakt van het programma Geomilieu V 2.40. Dit is een nieuwere versie dan gebruikt in het MER (V2.30), maar het is niet te verwachten dat dit kan leiden tot belangrijke verschillen in de berekeningsuitkomst. Op basis van kaartmateriaal zijn bodemgebieden aangeduid als akoestisch absorberend, deels akoestisch absorberend en akoestisch reflecterend. De aanduiding van de bodemgebieden is gebeurd is overeenstemming met het MER, echter omdat de gebieden opnieuw digitaal zijn ingetekend zouden zeer minimale verschillen kunnen voorkomen. Toetspunten zoals vermeld in het MER zijn overgenomen, een enkel toetspunt is toegevoegd in het model (toetspunt 1). 2.1.2 Windaanbod Het windaanbod is gebaseerd op KNMI data betreffende windsnelheidsverdelingen tussen 80 en 120 m hoogte. Deze verdelingen zijn gespecificeerd voor de dag-, avond- en nachtperiode. De verdeling is afhankelijk van de coördinaten van het windpark in Nederland en kan daarom mogelijk verschillen. Na een vergelijking is gebleken dat er geen verschillen zijn in windaanbod voor geluidsberekeningen tussen het MER en de huidige analyse. 2.1.3 Geluidsbronnen Senvion 3.2M114 De meest recente geluidsgegevens van de Senvion 3.2M114 zijn beschikbaar gesteld door de fabrikant (Document: SD-3.2-WT.PC.00-B-D-EN 20-01-2014). WIENL15040 10

Het MER maakt echter melding van een oudere geluidsdocumentatie (SD-3.2-WT.PC.00-B-A-EN 20-08-2011), en na vergelijking bleek dat de vermelde bronsterkes in beide documenten verschilden met maximaal 1 db(a). Omdat deze oudere geluidsdocumentatie niet kon worden verkregen, maar toch met dezelfde waardes als in het MER Windpark N33 te rekenen, zijn voor de geluidsberekeningen van deze windturbine de jaargemiddelde emissiesterktes per octaafband (LE-waardes) direct overgenomen uit het MER (bijlage 2). Ecofys gaat uit van de juistheid van deze informatie zonder verder brononderzoek uitgevoerd te hebben. Enercon E-126 Geluidsgegevens van de Enercon E-126 zijn beschikbaar gesteld door de fabrikant (Document: SIAS- 04-SPL E126 7_58 Rev1_3-eng-eng.doc, 04/2013). Bij een windsnelheid van 7 m/s op 10m hoogte bedraagt de geluidsproductie van een windturbine van 135m 106.0 db(a). Dit is in de standaard bedrijfsmodus. Deze waarde komt overeen met de vermelding in de MER. Het geluidsspectrum is gebaseerd octaafbanden bij 8 m/s, zoals vermeld in het meetrapport (WICO 217SEA13/01, 15-10-2012). 2.1.4 Stappenplan Het geluidsonderzoek is in vijf stappen uitgevoerd: Als eerste stap is bepaald waar de Lden 47 db contour komt te liggen. Dit is later in dit hoofdstuk in kaartvorm weergegeven. Tevens is bepaald hoeveel woningen binnen deze Lden contour liggen. Dit is in tabelvorm aangegeven. In de MER Windpark N33 opgesteld door MER Windpark N33 zijn twee additionele geluidsvlakken aangegeven waarmee bepaald wordt hoeveel hinder de omgeving ervaart met betrekking tot geluid. Dit is het vlak tussen de 47 en 42 db Lden 47-42 db en het vlak Lden 42-37 db. Als tweede stap heeft Ecofys berekend waar deze twee vlakken komen te liggen en hoeveel gehinderden er binnen deze vlakken zijn. De vlakken zijn in kaartvorm weergegeven en het aantal gehinderden in een tabel. Als derde stap heeft Ecofys bepaald of, en zo ja welke, windturbines in een geluidsreducerende modus moeten draaien om aan de geluidsnormering te voldoen. Een geluidsreducerende modus is toegepast in het geval er woningen binnen de Lden 47 db contour liggen. Voor deze woningen is berekend welke windturbines in een geluidsreducerende modus moeten draaien en daarbij hoeveel invloed dit zal hebben op de opbrengst. Dit resultaat is weergegeven in een tabel. Het eventuele procentuele verlies komt later terug in de opbrengstberekeningen. Als vierde stap zijn de cumulatieve effecten met andere geluidsbronnen in de omgeving bepaald. Hierin is meegenomen: snelwegen, autowegen en bijvoorbeeld spoorwegen. Ook hierbij is de methodiek van MER Windpark N33 aangehouden om zo te waarborgen dat de locaties vergelijkbaar zijn. Het resultaat is in een tabel weergegeven met daarin het effect van het plaatsen van de windturbines bovenop het bestaande geluidsniveau. WIENL15040 11

Als vijfde en laatste stap is het laagfrequent geluid voor relevante objecten (binnenshuis) in de omgeving bepaald conform de Deense wetgeving. Als resultaat is aangegeven of, en zo ja waar, de toetswaarde van 20 db overschreden wordt. Hoewel dit laagfrequent geluid van windturbines niet gereguleerd wordt door de huidige Nederlandse wet- en regelgeving, is dit toegevoegd om de vergelijking met de 5 varianten in het MER te kunnen maken. 2.2 Resultaten 2.2.1 Stap 1: Lden 47 db contour en aantal woningen In Kaart 6 is de geluidscontour Lden 47, 42 en 37 db voor opstelling 3.2M114 L&G weergegeven. Deze contouren zijn uitgerekend voor een hoogte van +5m boven grondniveau. Om de rapportage leesbaar te houden zijn geluidskaarten voor de andere drieopstellingen in de bijlage toegevoegd. WIENL15040 12

Kaart 6: Lden 47, Lden 42 en Lden 37 db(a) geluidscontour voor opstelling 3.2M114 L&G WIENL15040 13

Gebruikmakend van de rekeninstellingen zoals hiervoor beschreven en standaard bedrijfsmodi voor de windturbines kan geconcludeerd worden dat geen van de woningen binnen de Lden47 db contour vallen. Tabel 4: per opstelling het aantal woningen binnen de Lden47 contour Opstelling: Vermogen Aantal woningen binnen Lden47 db(a) 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW 0 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW 0 E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW 0 E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW 0 2.2.2 Stap 2: Lden 42-46 en Lden 37-42 vlakken en aantal gehinderden Daarnaast is geïnventariseerd hoeveel woningen en gehinderden er nog buiten de Lden 47 db contour liggen. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen twee additionele schillen om de Lden 47 db contour. Namelijk: 1. De Lden 47-42 db contour en 2. De Lden 42-37 db contour. Het aantal gehinderden is, net als het MER Windpark N33 rapport, gebaseerd op het TNO rapport, bijlage C3. Hierin wordt op basis van dosis-effectrelaties het te verwachten percentage gehinderden binnenshuis bepaald. Het begrip gehinderden betekent hier personen die in bepaalde mate een gevoel van afkeer, boosheid, onbehagen, onvoldaanheid of gekwetstheid ervaren, als gevolg van een bepaalde blootstelling aan geluid 4. TNO kan zich na eigen onderzoek vinden in de omschreven internationale gestandaardiseerde wijze van bepaling van het percentage gehinderden. Het toe te passen percentage is per db(a) verschillend. Daarom wordt per vlak een range aan gehinderden weergegeven. Het aantal gehinderden binnen het Lden 47-42 db vlak ligt tussen de 17.13 en 6.54%. Binnen het Lden vlak 42-37 db is dit tussen de 6.53 en 1.90%. Verder is aangenomen dat er gemiddeld 2.2 personen woonachtig zijn per woonobject (conform het MER). In Tabel 5 zijn per opstelling het aantal woningen en aantal gehinderden voor alle vier de opstellingen weergegeven. 3 TNO rapport 2008-D-R1051/B, Hinder door geluid van windturbines 4 Gezondheidsraad 1999/14: Grote luchthavens en gezondheid WIENL15040 14

Tabel 5: per opstelling het aantal woningen en gehinderden binnen het Lden47-42 db en Lden 42-37 db vlak Opstelling Vermogen Aantal woningen binnen 5 Lden 47-42 db Lden 42-37 db 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW 354 666 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW 555 733 E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW 414 683 E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW 537 1672 Opstelling Vermogen Aantal gehinderde binnen Lden 47-42 db Lden 42-37 db 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW 51-133 28-96 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW 80-209 31-105 E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW 60-156 29-98 E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW 77-202 70-240 2.2.3 Stap 3: mitigerende maatregel Zoals in Tabel 4 af te lezen is, liggen er bij geen enkele opstelling woningen binnen de Lden47 contour. Hierdoor is het terugregelen (vanwege te veel geluidsproductie) van de windturbines niet nodig. Er wordt immers aan de wet- en regelgeving voldaan. Mitigerende maatregelen zijn dus niet van toepassing met betrekking tot geluid. 2.2.4 Stap 4: cumulatief effect Voor het bepalen van de gecumuleerde geluidsniveaus als gevolg van de nieuw te beschouwen variant is de werkwijze van het MER Windpark N33 gevolgd. Naast het geluid van het windpark zijn andere geluidsbronnen zoals industrie, wegverkeer en railverkeer relevant. Voor de nieuw beschouwde varianten wijzigen die bronnen niet. De geluidbijdragen op de relevante beoordelingspunten zijn daarom ook overgenomen uit het MER. De cumulatie van deze bronnen en het windpark is vervolgens berekend overeenkomstig het Reken- en meetvoorschrift windturbines. De deelbijdrage van het windpark is daarbij berekend door Ecofys. Ook de beoordeling van de gecumuleerde geluidsniveaus is uitgevoerd overeenkomstig de methode van het MER. Voor gebied Noord zijn de cumulatie-effecten weergegeven intabel 6. 5 Voor variant 3.2M114 L&G is gebruik gemaakt van de BAG-database d.d. 31-7-2014, conform memo: 20140807 Memo kaarten N33 (2).pdf. Voor de overige scenario s is gebruik gemaakt van de BAG-database d.d. 6-6-2014. WIENL15040 15

Punt Tabel 6 - Cumulatie voor gebied Noord L etm ind L den rail L den weg L cum db L cum db, ind+rail+weg met windpark L cum db, ind+rail+weg met windpark L cum db, ind+rail+weg met windpark L cum db, ind+rail+weg met windpark db(a) db db ind+rail+weg 3.2M114 L&G 3.2M114 M&G E126 L&G E126 M&G Gebied Noord 323 26 0 51 51 53 53 53 54 323a 27 0 62 62 62 63 62 63 810 29 54 51 54 56 57 56 57 285 37 45 49 50 54 56 53 55 287 37 47 52 53 55 57 55 56 288 38 49 55 56 57 58 57 58 1000 33 0 38 39 53 57 53 55 Voor gebied Midden en Zuid is in het MER gekeken naar cumulatie voor 10 toetspunten. Cumulatie voor deze toetspunten is nu ook voor variant 6 onderzocht. Hierbij is gekeken in hoeverre het windpark leidt tot een verhoging van de geluidscumulatie voor de toetspunten, vergeleken met de huidige situatie (geen windpark). Uit de rekenresultaten blijkt dat de toename L cum voor toetspunten in Midden en Zuid maximaal 0.1 db(a) bedraagt. Voor veel toetspunten en scenario s is deze toename nog veel lager. Hierdoor kan geconcludeerd worden dat variant 6 niet leidt tot een verslechtering van het cumulatieve geluid voor de toetspunten in gebied Midden en Zuid. 2.2.5 Stap 5: Laagfrequent geluid Laagfrequent (LF) geluid is geluid in het laagste hoorbare frequentiegebied. Afhankelijk van de geluidssterkte kan laagfrequent geluid leiden tot hinder bij omwonenden. In Nederland is geen wettelijke norm voor laagfrequent geluid afkomstig van windturbines. In Denemarken is sinds 2012 wel een aparte LF-geluidsnorm van kracht voor windturbines6. Sindsdien speelt laagfrequent geluid voor verschillende Nederlandse windparken een rol in de publieke discussie. De Deense norm schrijft voor dat de geluidsbelasting voor de frequenties 10-160 Hz binnenshuis niet meer mag bedragen van 20 db(a) bij een windsnelheid van 6 en 8 m/s op 10m. Voor windpark N33 is de LF-geluidsbelasting bij woningen vergeleken met deze Deense norm. Rekenmethode De rekenmethode omvat de volgende stappen: 6 Bekendtgørelse om støj fra vindmøller (Statutory order on noise from wind turbines), nr. 1284, Miljøministeriet (Ministry of the Environment), 15. december 2011.8 WIENL15040 16

1. Het relatief A-gewogen spectrum voor de tertsbanden 10-160 Hz wordt bepaald op basis van beschikbare windturbine-informatie. Het A-gewogen spectrum geeft de sterkte van verschillende frequenties van een bron, zoals deze door het menselijke oor worden waargenomen. Voor zowel de Senvion 3.2M114 als de Enercon E-126 zijn spectra in octaafbanden beschikbaar. Middels extrapolatie wordt het spectrum voor tertsbanden in het domein 10-160 Hz bepaald. Hierbij wordt gebruik gemaakt van informatie uit de literatuur, zoals een gemeten laagfrequent spectrum van de Vestas V112 turbine 7, en modelspectra voor windturbines van verschillende afmetingen zoals bepaald door H. Møller, C.S. Pedersen 8. 2. Het A-gewogen bronvermogen (L WA,ref ) bij 6 en 8 m/s wordt bepaald uit het resultaat van stap 1 en de bronemissie aangegeven door de fabrikant. Er is uitgegaan van gemeten bronvermogen voor mode-0 volgens de IEC 61400-11 methode. 3. Per tertsband wordt de overdracht tussen bron en ontvanger bepaald. De overdracht is afhankelijk van de afstand tussen bron en ontvanger, de bodemreflectie, de luchtdemping, en de isolatie binnen-buiten ten gevolge van een woning. Waardes zoals voorgeschreven in de Deense norm worden hierbij gebruikt. 4. Het bronvermogen en de overdracht bepalen samen de LF-geluidsimissie per tertsband in de woning. Optelling van tertsbanden tussen 10-160 Hz en afronding op 0.1 db leidt vervolgens tot een LF geluidssterkte, waarbij gekeken wordt over deze onder of boven de toetswaarde van 20 db(a) valt. Resultaten De tabel hieronder geeft de LF immissiesterkte per opstelling: Tabel 7: LF immissiesterkte (db(a)) per toetspunt per opstelling Woning 323a 810 287 288 1000 285 1 323 3.2MM114 L&G (108.8MW) 6 m/s 13.5 14.8 14.6 14.5 15.0 14.6 12.2 13.3 8 m/s 13.6 14.9 14.7 14.6 15.1 14.7 12.3 13.4 3.2M114 M&G (128MW) 6 m/s 14.9 15.6 16.4 16.2 17.0 16.3 12.5 13.8 8 m/s 15.0 15.7 16.5 16.3 17.1 16.4 12.6 13.9 E126 L&G (120MW) 6 m/s 17.6 18.2 17.8 17.5 18.6 17.7 14.9 16.6 8 m/s 18.1 18.7 18.3 18.0 19.1 18.2 15.4 17.1 E126 M&G (172.5MW) 6 m/s 18.7 19.3 19.6 19.4 20.2 19.5 16.8 18.0 8 m/s 19.2 19.8 20.1 19.9 20.7 20.0 17.3 18.5 Conclusie De berekeningen laten zien dat in het opstelling 3.2M114 M&G een tweetal woningen zijn waarvoor een overschrijding is van de drempel van 20 db(a). Voor woningen 810, 287, 288 en 285 zijn er immissies die sterk in de buurt komen van de norm, maar toch voldoen aan de 20 db(a). 7 S. Nielsen, K.D. Madsen, Measurement of noise emission from a Vestas V112 3.0 MW mode 0 wind turbine, Delta report AV 161/11, performed for Vestas, revised version 20. September 2011 8 H. Møller, C.S. Pedersen, Low frequency noise from large wind turbines, Journal of the Acoustical Society of America, 129 (6), 3727 3744 (2011) WIENL15040 17

Details van de LF geluidberekeningen zijn gegeven in Bijlage 3. Discussie De methode van berekenen is uitgevoerd zoals omschreven in de Deense norm. Ecofys kon niet vaststellen of de berekeningsmethode zoals toegepast door MER Windpark N33 ook op de letter overeenkomt met de Deense norm. Een vergelijking tussen het model van Ecofys en dat van MER Windpark N33 geeft voor enkele onderzochte toetspunten echter minimale verschillen (maximaal 1.5 db(a)). Met inachthouding van deze onnauwkeurigheid zijn de resultaten van beide studies dus redelijk vergelijkbaar. WIENL15040 18

3 Slagschaduw In dit hoofdstuk worden de verschillende berekeningen beschreven die uitgevoerd zijn om de slagschaduwwerking voor de verschillende opstellingen van variant 6 te bepalen. Met het programma WindPro is de hinder door slagschaduw van de 4 opstellingen voor omwonenden geanalyseerd. Hierbij is Ecofys uitgegaan van de vigerende wet- en regelgeving en hebben dezelfde tijdscontour (5 uur) als het MER Windpark N33 onderzoek toegepast. De uitvoering bestaat uit vier stappen. Als eerste stap heeft Ecofys een contour geplot die de wettelijk toegestane slagschaduwduur aangeeft. Als tweede stap heeft Ecofys per opstelling het aantal woningen geïdentificeerd dat binnen deze contour ligt. Als derde stap heeft Ecofys aangegeven hoeveel woningen er tussen de contour 5 uur slagschaduw per jaar en 0 uur slagschaduw per jaar liggen. Als vierde en laatste stap heeft Ecofys een indicatie gegeven van hoeveel uren stilstand nodig is om aan de slagschaduwnormering (waarbij uitgaan van minder dan 6 uur) te voldoen (voor de woningen die binnen de contour liggen). Daarbij is aangegeven (in procenten) wat de invloed hiervan is op de opbrengst van het windpark. 3.1 Aanpak, settings en aannames De schaduwcontour is met behulp van het programma WindPro 2.9 berekend. Het theoretisch potentieel voor schaduw wordt gebaseerd op twee factoren: i) de lay-out van het windpark en ii) de stand van de zon gedurende het kalenderjaar. Daarnaast zijn er factoren die de slagschaduwduur verminderen zoals bewolkte periodes, de stand van de windturbine ten aanzien van de zon en de windsnelheid (waar bij lage windsnelheid tot 0 m/s geen slagschaduw plaats vindt aangezien de windturbine niet draait). Met deze factoren is het praktisch potentieel bepaald. Deze verminderende factoren zijn gebaseerd op statistische gegevens: 1. Het klimatologisch gemiddeld aantal zonuren per maand is gebaseerd op het Veendam meteo station en leidt tot een vermindering van ongeveer 60% (voorjaar / zomer) tot 80% (winter). 2. De oriëntatie van de windturbine is gebaseerd op de berekende windroos voor het windpark, (zie ook het hoofdstuk energieopbrengst).dit leidt tot een reductiefactor van ongeveer 30 tot 50%, afhankelijk van de positie van het schaduwgevoelige object ten opzichte van de windturbine. 3. Een verdere vermindering van ongeveer 3-5% is berekend op basis van lage windsnelheden, waarbij de windturbine niet zal draaien. Door deze verschillende factoren komt Ecofys uit op een cumulatieve reductie van tussen de 75-90%, afhankelijk van de maand en de positie van het schaduwgevoelig object. WIENL15040 19

De resultaten zijn vergelijkbaar met de schaduwberekeningen voor de vijf andere varianten; zoals eerder uitgevoerd in het MER Windpark N33. Ecofys heeft dezelfde software gebruikt met vergelijkbare instellingen. Er bestaan slechts een paar kleine verschillen tussen de berekeningen. Deze zijn naar verwachting van minimale impact op de uitkomst: 1. De potentiële schaduwvorming bevat alle gevallen wanneer de zon meer dan 3 graden boven de horizon staat (dit in vergelijking met MER Windpark N33's aanname van 5 graden). Dit zal leiden tot een iets hogere (conservatievere) raming van het voorkomen van slagschaduw. 2. Beboste gebieden zijn meegenomen in de schaduwberekeningen. Deze zijn bepaald op basis van de TOP10 data welke ook gebruikt zijn in de ZVI berekeningen. Hierdoor neemt slagschaduw op de woningen af aangezien de bebossing de schaduw tegenhoudt. 3. Het windklimaat is gebaseerd op WasP berekeningen (met WindPro) binnen het park (welke ook gebruikt zijn voor de opbrengstberekening). Dit leidt tot een meer nauwkeurige berekening alhoewel het uiteindelijke verschil in resultaat minimaal zal zijn. 4. Mitigerende maatregelen (zie ook hieronder) zijn gebaseerd op iets conservatievere aannames. Dit gezien de praktische beperkingen van de slagschaduwmodules voor de windturbines (veelal kan slechts een beperkt aantal tijdvakken worden aangegeven waarbij de turbines worden gestopt als de zon schijnt). 3.2 Resultaat: slagschaduw 3.2.1 Stap 1: slagschaduwcontour In Kaart 7 is de slagschaduwcontour voor opstelling 3.2M114 L&G voor 0, 5 en 15 uur per jaar weergegeven. Dit zijn dezelfde contouren als in het MER Windpark N33 rapport. Hierin is de conservatieve 5-uur contour gehanteerd in plaats van de wettelijke max 17 dagen en max 20 minuten per dag contour (vertaald naar 6-uurscontour). Om de rapportage leesbaar te houden zijn de slagschaduwkaarten voor de andere drieopstellingen in de bijlage toegevoegd. WIENL15040 20

Kaart 7: slagschaduwcontouren (0, 5 en 15 uur per jaar) voor opstelling 3.2M114 L&G (34x3.2 MW) WIENL15040 21

Aanvullend zijn de woningen binnen een straal van 1500m van het windpark zichtbaar gemaakt in de kaart. Voor elk huis (of groep met huizen) binnen of dichtbij de 5-uur contour is in het model een toetspunt aangemaakt. Deze toetspunten komen overeen met de toetspunten van MER Windpark N33. Daarbij is één toetspunt toegevoegd aan de oostkant van het windpark. In Tabel 3 vindt u de gehanteerde toetspunten (incl. MER Windpark N33 naamgeving) en hun coördinaten. In Stap 2 zijn voor deze toetspunten het aantal uren slagschaduw en eventueel benodigde stilstand om binnen de wetgeving te blijven aangegeven. 3.2.2 Stap 2: aantal woningen binnen slagschaduwcontour In onderstaande tabel is per opstelling het aantal woningen dat binnen de 5-uur slagschaduwcontour ligt aangegeven. Tabel 8: per opstelling het aantal woningen binnen de 5-uur slagschaduwcontour Opstelling: Vermogen Aantal woningen binnen slagschaduwcontour van 5 uur/jaar 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW 10 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW 32 E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW 39 E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW 86 Daarbij de opmerking dat deze woningen binnen de 5-uurscontour liggen maar minder dan de wettelijk toegestane 6-uur slagschaduw per jaar kunnen ervaren. De meeste woningen die binnen de contour liggen, liggen aan de noordwestkant van het windpark. Twee toetspunten zijn representatief voor hun locatie: 232a en 810. Daarnaast zijn er twee woningen aan de oostkant van het park die bij de E126 M&G variant binnen de 5-uurcontour liggen. Toetspunt 1 is representatief voor deze locatie. Het totaal aantal uren per variant per toetspunt is in Tabel 9 aangegeven. In vet gedrukt de gevallen waar de wettelijke norm overschreden wordt. Tabel 9: aantal uren slagschaduw per jaar per toetspunt per opstelling Toetspunt 3.2M114 L&G 3.2M114 M&G E126 L&G E126 M&G 323a 03:07 07:50 06:28 07:31 810 13:33 25:38 20:09 22:10 285-00:50 00:38 02:26 287-03:18 01:39 03:15 288-03:36 02:46 02:04 1000-00:00 - - 1-02:14 04:45 07:09 WIENL15040 22

3.2.3 Stap 3: aantal woningen tussen 5-uurscontour en 0-uurscontour In onderstaande tabel is per opstelling het aantal woningen dat tussen de 5-en 0-uur slagschaduwcontour ligt aangegeven. Tabel 10: aantal woningen tussen 5 en 0-uurscontour Opstelling: Vermogen Aantal woningen tussen 5- uurscontour en 0-uurscontour 3.2M114 Leefomgeving en Grid 34x 3,2MW = 108.8MW 465 3.2M114 Maximaal en Grid 40x 3.2MW = 128MW 820 E126 Leefomgeving en Grid 16x 7.5MW = 120MW 3385 E126 Maximaal en Grid 23x 7.5MW = 172.5MW 4115 Stap 4: mitigerende maatregel Onderstaand worden, per opstelling en per woning, de windturbines aangegeven die tijdelijk stilgezet moeten worden om binnen de 6-uurscontour te blijven. Deze mitigerende maatregel is voor elke opstelling nodig en vooral van toepassing op de windturbines die het dichtstbij toetspunt 810 staan (in het noordwesten van het park). Deze analyse gaat uit van losse windturbines en trekt een eventuele dubbeltelling van schaduw (als twee windturbines tegelijkertijd schaduw veroorzaken op dezelfde woning) niet af van het totaal. Daarom kunnen onderstaande resultaten ook wel als conservatief gezien worden. Het controlesysteem van een windturbine kan deze benodigde stilstand helaas niet 1op1 overnemen. Uit ervaring weten Ecofys dat de stilstand zo n 3x meer is dan nodig. Dit is vanwege de beperkingen binnen het controlesysteem (de algoritmes hiervan). Maar zelfs als deze factor 3 toegepast wordt, is het totale opbrengstverlies niet meer van 0.04%. Tabel 11: aantal uren stilstand per jaar per opstelling, toetspunt en windturbine Toetspunt 3.2M114 L&G 3.2M114 M&G E126 L&G E126 M&G 323a - WTG02 / 04:43 WTG02 / 04:26 WTG02 / 04:29 810 WTG02 / 11:06 WTG02 / 11:43 WTG05 / 03:25 WTG03 / 03:15 WTG02 / 11:35 WTG03 / 02:21 WTG07 / 04:31 WTG08 / 04:25 WTG06 / 03:25 WTG07 / 04:00 WTG15 / 02:30 1 - - WTG17 / 01:42 Netto stilstand 07:55 25:59 19:26 24:15 Bruto stilstand (aangenomen: 23:45 77:57 58:18 72:45 factor 3) Gemiddeld opbrengstverlies 0.00% 0.02% 0.04% 0.04% WIENL15040 23

4 Opbrengstberekening Voor de elektriciteitsopbrengst zijn de locaties met behulp van WAsP 11 en WindPro 2.9 gemodelleerd. Met de data van omliggende meteostations (daadwerkelijk gemeten windsnelheid), Pv curves en locatie specifieke gemodelleerde ruwheidsklasses wordt vervolgens de te verwachtte elektriciteitsopbrengst berekend. 4.1 Windklimaat Het lokale windklimaat is gebaseerd op de windstatistiek van nabij gelegen KNMI stations: Eelde en Nieuw Beerta. De weging van de stations is gebaseerd op ervaring van Ecofys, zoals bijvoorbeeld met projecten in de nabije omgeving en referentie meetdata op ashoogte. Ecofys komt uit op een weging van 60 % en 40 % voor Eelde en Nieuw Beerta. De KNMI datasets die gebruikt worden in de berekeningen bestaan uit 10 jaar data, gemeten op 10 meter boven de grond over een periode van 2000 tot 2009. KNMI is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de consistentie van de data en geeft documentatie op de website (www.knmi.nl). Een kaart van de Corine Land Cover 2000 dataset is gedownload voor het creëren van de lokale ruwheidslengtes. Deze kaart is geproduceerd door de European Environmental Agency (EEA) en gemaakt aan de hand van satelliet- beelden. De kaart heeft een resolutie van 200 m en is opgedeeld in zomeren winterwaardes. De zomerwaardes worden echter altijd gebruikt voor opbrengstberekeningen, omdat de winterwaardes de ruwheid van het land vaak onderschatten. Het is echter ook lastig om aparte datasets voor de wind in de winter en de zomer te maken en exact aan deze ruwheid te relateren. Daarom wordt de meer conservatieve aanname aangeraden en worden de zomerse waardes van ruwheid gebruikt. Landschappelijke hoogtecontouren zijn gemodelleerd op basis van SRTM data op 10m resolutie. Het is aangenomen dat individuele obstakels geen invloed hebben op het lokale wind klimaat. De luchtdichtheid is nodig om een goede schatting te maken van de opbrengst in vermogen. In de huidige berekening is luchtdichtheid gebaseerd op statistische waarde van temperatuur en luchtdruk van het KNMI station Eelde. De berekende langjarige luchtdruk op ashoogte bedraagt ongeveer 1.235 kg/m³. De gemiddelde windsnelheid, op locatie, op 123 m ashoogte, is berekend op 7.6 m/s en op 135 m ashoogte is berekend op 7.8 m/s. Dit is vergelijkbaar met het windklimaat zoals in het MER windpark N33 is berekend voor de andere varianten. De locatiespecifieke windroos en Weibullverdeling worden weergegeven in Figuur 1. WIENL15040 24

Figuur 1: Wind klimaat op 123 m ashoogte op de locatie 4.2 Windturbine Informatie De gebruikte specificaties van de windturbines zijn aangegeven in Tabel 12. Opstelling 3.2M114 L&G 3.2M114 M&G Windturbine Senvion 3.2M114 Tabel 12: Specificaties van de windturbines Nominaal vermogen [MW] Rotor diameter [m] Ashoogte [m] 3.2 114 123 Power curve SD-3.2-WT.PC.00-B-C-EN (EMD database) E126 L&G E126 M&G Enercon E126 7.5 126 135 Power Curve E126 7.58 MW calculated Vers 2_0_eng.pdf (EMD database) WIENL15040 25

4.3 Opbrengstberekening Tabel 13 geeft de resultaten per opstelling. Geluidsverliezen zijn niet van toepassing omdat de windturbines de gehele dag in een standaard bedrijfsmodus kunnen draaien. Stilstandsverliezen ten gevolge van slagschaduw bedroegen maximaal 0.04 % en zijn derhalve in de verdere analyse verwaarloosd. Omdat de onzekerheidsanalyse geen onderdeel uitmaakt van deze opdracht wordt enkel de P50 netto energieproductie gerapporteerd. Het dient echter te worden vermeld dat deze waardes onderhevig zijn aan een onzekerheid en een aanvullende onzekerheidsanalyse gebruikt kan worden dit in kaart te brengen. Tabel 13: Berekende energieproductie voor de 4 opstellingen 3.2M114 L&G (34 x 3.2 MW) 3.2M114 M&G (40 x 3.2 MW) E126 L&G (16 x 7.5 MW) E126 M&G (23 x 7.5 MW) Totaal vermogen [MW] 108.8 128 120 172.5 Ashoogte [m] 123 123 135 135 Windsnelheid op ashoogte [m/s] 7.6 7.6 7.8 7.8 Elektriciteitsopbrengst zonder 418 491 331 475 verliezen [GWh/jr] Zog effecten [%] 12% 15% 9% 13% Elektriciteitsopbrengst zonder extra verliezen 9 [GWh/jr] 366 418 302 414 Vollasturen - P50 3367 3267 2519 2398 9 Normaliter worden additionele verliezen berekend om tot de netto opbrengst te komen. Dit zijn verliezen zoals non-availability en transportverliezen. In deze berekening zijn alleen de zogverliezen berekend aangezien dit overeen komt met de toegepaste verliezen zoals in het MER Windpark N33. WIENL15040 26

5 Veiligheid Generieke veiligheidsafstanden die voortkomen uit het Handboek Risicozonering Windturbines zijn aangehouden bij het ontwerpen van de opstellingen. In de eerste paragraaf geeft Ecofys in meer detail aan hoe deze veiligheidsafstanden bepaald zijn. Vervolgens gebruikt Ecofys het Handboek Risicozonering Windturbines om veiligheidsafstand voor specifieke windturbinetypes te berekenen en passen wij deze toe op de verschillende opstellingen die eerder zijn gedefinieerd. 5.1 Afbakening van de risicoberekeningen In Bijlage I staat de veiligheidswetgeving beschreven waaraan windturbines in Nederland moeten voldoen. Om de berekeningen van de veiligheidsrisico s uit te voeren volgt Ecofys de rekenmethodiek uit het Handboek Risicozonering Windturbines, waarvan de meest recente versie is verschenen in mei 2013 (HRW 2013). Het HRW 2013 is een praktijkrichtlijn die in Nederland vrijwel altijd wordt gevolgd en beschrijft de volgende twee zaken: 1. Rekenmethodes voor het berekenen van risicoafstanden en trefkansen 2. Afstandseisen tot objecten, volgend uit wetgeving en beleid van exploitanten Tabel 14 op de volgende pagina geeft een samenvatting van de in HRW2013 opgenomen risicocriteria. Wanneer een windturbinelocatie voldoet aan de afstandseisen zoals opgenomen in het HRW2013 (zie Tabel 14, middelste kolom) wordt plaatsing over het algemeen door de beheerder toegestaan. In dat geval is het niet nodig om de veiligheidsrisico s verder te beschouwen. Als een windturbinelocatie niet voldoet aan een afstandseis moet worden getoetst of de situatie voldoet aan de norm in de rechter kolom. Dit laatste is geen onderdeel van de voorliggende studie. Echter; mocht het windpark verder ontwikkeld worden, dan worden hier de objecten welke in een gedetailleerde QRA aan bod moeten komen alvast geïdentificeerd. Kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten worden gedefinieerd in artikel 1 van het Bevi, zie ook bijlage 5. Een gedetailleerde toelichting van de afkortingen in de tabel is opgenomen in bijlage 6. Hier wordt ook het groepsrisico en ijsafwerping behandeld. Niet alle elementen in de ruime omgeving van een windturbine hoeven in een risicoanalyse te worden meegenomen. Het is zinvol om de risicoanalyse te beperken tot het effectgebied van de windturbine in de directe omgeving van de windturbine. Volgens HRW 2013 is dit effectgebied het gebied binnen de maximale werpafstand bij overtoeren, weergegeven in Tabel 14. Hiermee is bepaald of de gekozen windturbinelocaties aan de wetgeving uit Bijlage 4 en afstandseisen uit Tabel 14 voldoen. Daartoe volgen wij de volgende berekeningsvolgorde: 1. Berekenen van windturbine specifieke risicoafstanden (op basis van de methodiek uit HRW2013) 2. Identificatie van het type objecten (m.b.v. BAG dataset of site visit) 3. Inventarisatie de kortste afstand tot objecten uit Tabel 10 4. Toetsing van risicoafstanden per windturbineopstelling en type object WIENL15040 27

Tabel 14: bevoegd gezag en risicocriteria (bron: Handboek Riscozonering Windturbines, 3 e geactualiseerde versie) Juridische Object Beheerder Afstandseis Normering status Bebouwing Rijksweg Waterweg Spoorweg Ondergrondse buisleidingen Beheerder gebouw ning Rijkswaterstaat Rijkswaterstaat Prorail Gasunie Beperkt kwetsbare objecten ½ rotordiameter, Kwetsbare objecten masthoogte + ½ rotordiameter of maximale werpafstand bij nominaal toerental ½ rotordiameter uit de rand van de verharding met een minimum van 30m ½ rotordiameter uit de rand van de vaarweg met een minimum van 50m 7.85 meter + ½ rotordiameter uit de rand van het dichtstbijzijnde spoor met een minimum van 30m Maximale werpafstand bij nominaal toerental Noodzakelijk voor vergun- Noodzakelijk voor vergunning Noodzakelijk voor vergunning Noodzakelijk voor vergunning Advies Bovengronds buisleidingen Gasunie Maximale werpafstand bij overtoeren Advies Hoogspannings infrastructuur Industrie Waterkeringen TenneT Beheerder inrichting Waterschap/ Rijkswaterstaat Hoogspanningslijnen Maximale werpafstand bij nominaal toerental Elektriciteitsstations Maximale werpafstand bij overtoeren Afhankelijk van inrichting Buiten kernzone Advies Noodzakelijk voor vergunning Afhankelijk van beheerder Beperkt kwetsbare objecten PR= 10-5 per jaar Kwetsbare objecten PR=10-6 per jaar GR I: Voor beide objecten: ongeval met 10 doden < 10-5 per jaar; Ongeval met 100 doden <10-7 per jaar IPR = 10-6 per jaar MR = 10-5 per jaar GR T: Max 10% toevoegen aan catastrofale faalfrequentie IPR = 10-6 per jaar MR = 2*10-3 per jaar Max 10% toevoegen aan catastrofale faalfrequentie [/km/jaar] IPR = 10-6 per jaar MR = 2*10-5 per jaar Max 10% toevoegen aan intrinsieke faalfrequentie [/km/jaar] Max 10% toevoegen aan oorspronkelijke breukkans leiding [/km/jaar] voor deel binnen invloedsgebied Max 10% toevoegen aan oorspronkelijke breukkans leiding [/km/jaar] voor deel binnen invloedsgebied Max 10% toevoegen aan oorspronkelijke breukkans leiding [/km/jaar] voor deel binnen invloedsgebied Inrichting: PR = 10-6 per jaar GR I van inrichting: ongeval met 10 doden < 10-5 per jaar; Ongeval met 100 doden <10-7 per jaar Geen negatieve gevolgen voor de waterkerende functie van de primaire waterkering WIENL15040 28

5.2 Veiligheidsrisico s windpark N33 Meestal wordt in de aanbestedingsfase van een windpark pas duidelijk welk windturbinetype wordt gekozen. MER Windpark N33 kiest er in haar studie naar de N33 locaties voor om generieke afstanden uit het Handboek Risicozonering Windturbines te gebruiken (dit is over het algemeen een worst case benadering omdat berekeningen voor een specifiek windturbinetype altijd lager liggen 10 ). In het overige onderzoek wordt echter gebruik gemaakt van windturbine specifieke informatie. Ecofys kiest ervoor om ook in de risicoberekening risicocontouren voor specifieke windturbine te berekenen. Hiervoor neemt Ecofys de twee windturbinetypes die ook in de overige studies worden gebruikt: de Senvion 3.2M114 voor de 3-5 MW klasse en een Enercon E126 voor de 5-8 MW klasse. Wanneer in de in de ontwikkeling van het windpark wordt besloten om een ander windturbinetype op te nemen, moet worden getoetst of deze binnen de risicoafstanden passen. In dit rapport wordt per windparkopstelling de minimale afstand tot de verschillende objecten aangegeven, om deze toetsing gemakkelijker te maken. Tabel 15 bevat een overzicht van de berekende risicoafstanden voor de twee hierboven beschreven windturbinetypes. De afstanden heeft Ecofys bepaald op basis van door de fabrikant gepubliceerde specificaties van de windturbines zoals afmetingen, omloopsnelheid etc. (zie de bijlage 6 voor de volledige specificaties). De maximale werpafstand bij overtoeren bepaalt de effectafstand van de windturbine. Daarbuiten heeft de windturbine geen effect op de veiligheid van omliggende objecten. Tabel 15: risicoafstanden windturbines, berekend volgens bijlage 6 Risicoparameter Senvion 3.2M114 Enercon E126 ½ rotordiameter 57 m 63.5 m PR = 10-5 per jaar 41 m 64 m PR = 10-6 per jaar 126 m 142 m maximale werpafstand (nominaal toerental) 112 m 132 m maximale werpafstand bij overtoeren (2 keer nominaal toerental) 263 m 318 m 10 Ervaringsgetallen Ecofys WIENL15040 29

5.3 Veiligheidsrisico s 5.3.1 34 x Senvion 3.2M114 In onderstaande kaart is een overzicht van het windpark afgebeeld met de ligging van de maximale PR-contouren (blauw), maximale werpafstanden (oranje) en objecten nabij de windturbines. Kaart 8: plangebied van de beoogde windturbinelocaties met de maximale contouren van PR = 10-5 per jaar en PR = 10-6 per jaar in blauw, maximale werpafstanden in oranje en 1/2 rotordiameter in groen. WIENL15040 30

Onderstaande tabel toont de kortste afstand tussen een windturbine en alle objecten uit Tabel 14. De letters van de objecten en de nummers van de windturbines komen overeen met de nummers uit kaart 8. De objecten worden getoetst aan de toetsingsafstand (in de rechter kolom), welke is gebaseerd op de afstandseis uit Tabel 14. Objecten die buiten de toetsingsafstand staan behoeven geen verdere analyse. De kortste afstanden van de windturbines zijn groter dan de toetsingsafstand, daartoe zijn er geen veiligheidsrisico s te verwachten voor windparkopstelling leefomgeving met gebruik van het windturbinetype Senvion 3.2M114. Bebouwing Tabel 16: beschrijving van objecten nabij Windpark N33 Type object Object WTG # Afstand Toetsingsafstand Kwetsbaar object A 7 957 m 126 m Beperkt kwetsbaar object* B 7 115 m 41 m Rijksweg C 1 100 m 57 m Spoorweg D 10 118 m 65 m Ondergrondse buisleiding E 1 120 m 112 m Bovengrondse buisleiding N/A Hoogspanningsinfrastructuur F 4 198 m 112 m Inrichting gevaarlijke stoffen G 13 349 m 263 m *Beperkt kwetsbaar object in de zin van het BEVI WIENL15040 31

5.3.2 40 x Senvion 3.2M114 In onderstaande kaart is een overzicht van het windpark afgebeeld met de ligging van de maximale PR-contouren (blauw), maximale werpafstanden (oranje) en objecten nabij de windturbines. Kaart 9: plangebied van de beoogde windturbinelocaties met de maximale contouren van PR = 10-5 per jaar en PR = 10-6 per jaar in blauw, maximale werpafstanden in oranje en 1/2 rotordiameter in groen. WIENL15040 32

Onderstaande tabel toont de kortste afstand tot alle objecten uit Tabel 14. De letters van de objecten en de nummers van de windturbines komen overeen met de nummers uit kaart 9. De objecten worden getoetst aan de toetsingsafstand (in de rechter kolom), welke is gebaseerd op de afstandseis uit Tabel 14. Objecten die buiten de toetsingsafstand staan behoeven geen verdere analyse. De kortste afstanden van de windturbines zijn groter dan de toetsingsafstand, daartoe zijn er geen veiligheidsrisico s te verwachten voor de maximale windparkopstelling met gebruik van het windturbinetype Senvion 3.2M114. Bebouwing Tabel 17: beschrijving van objecten nabij Windparkvariant 6 Type object Object WTG # Afstand Toetsingsafstand Kwetsbaar object A 38 816 m 126 m Beperkt kwetsbaar object* B 8 123 m 41 m Rijksweg C 16 114 m 57 m Spoorweg D 11 119 m 65 m Ondergrondse buisleiding E 13 203 m 112 m Bovengrondse buisleiding N/A Hoogspanningsinfrastructuur F 14 221 m 112 m Inrichting gevaarlijke stoffen G 15 368 m 263 m *Beperkt kwetsbaar object in de zin van het BEVI WIENL15040 33

5.3.3 16 x Enercon E126 In onderstaande kaart is een overzicht van het windpark afgebeeld met de ligging van de maximale PR-contouren (blauw), maximale werpafstanden (oranje) en objecten nabij de windturbines. Kaart 10: plangebied van de beoogde windturbinelocaties met de maximale contouren van PR = 10-5 per jaar en PR = 10-6 per jaar in blauw, maximale werpafstanden in oranje en 1/2 rotordiameter in groen. WIENL15040 34

Onderstaande tabel toont de kortste afstand tot alle objecten uit Tabel 14. De letters van de objecten en de nummers van de windturbines komen overeen met de nummers uit kaart 10. De objecten worden getoetst aan de toetsingsafstand (in de rechter kolom), welke is gebaseerd op de afstandseis uit Tabel 14. Objecten die buiten de toetsingsafstand staan behoeven geen verdere analyse. De kortste afstanden van de windturbines zijn groter dan de toetsingsafstand, daartoe zijn er geen veiligheidsrisico s te verwachten voor windparkopstelling leefomgeving met gebruik van het windturbinetype Enercon E126. Bebouwing Tabel 18: beschrijving van objecten nabij Windparkvariant 6 Type object Object WTG # Afstand Toetsingsafstand Kwetsbaar object A 15 1056 m 142 m Beperkt kwetsbaar object* B 6 180 m 64 m Rijksweg C 1 116 m 63.5 m Spoorweg D 6 101 m 71 m Ondergrondse buisleiding E 8 250 m 132 m Bovengrondse buisleiding N/A Hoogspanningsinfrastructuur F 12 268 m 132 m Inrichting gevaarlijke stoffen G 6 549 m 318 m *Beperkt kwetsbaar object in de zin van het BEVI WIENL15040 35

5.3.4 23 x Enercon E126 In onderstaande kaart is een overzicht van het windpark afgebeeld met de ligging van de maximale PR-contouren (blauw), maximale werpafstanden (oranje) en objecten nabij de windturbines. Kaart 11: plangebied van de beoogde windturbinelocaties met de maximale contouren van PR = 10-5 per jaar en PR = 10-6 per jaar in blauw, maximale werpafstanden in oranje en 1/2 rotordiameter in groen. WIENL15040 36

Onderstaande tabel toont de kortste afstand tot alle objecten uit Tabel 14. De letters van de objecten en de nummers van de windturbines komen overeen met de nummers uit kaart 11. De objecten worden getoetst aan de toetsingsafstand (in de rechter kolom), welke is gebaseerd op de afstandseis uit Tabel 14. Objecten die buiten de toetsingsafstand staan behoeven geen verdere analyse. De kortste afstanden van de windturbines zijn groter dan de toetsingsafstand, daartoe zijn er geen veiligheidsrisico s te verwachten voor maximale windparkopstelling met gebruik van het windturbinetype Senvion 3.2M114. Bebouwing Tabel 19: beschrijving van objecten nabij Windparkvariant 6 Type object Object WTG # Afstand Toetsingsafstand Kwetsbaar object A 7 1008 m 142 m Beperkt kwetsbaar object* B 22 93 m 64 m Rijksweg C 1 116 m 63.5 m Spoorweg D 8 71 m 71 m Ondergrondse buisleiding E 10 250 m 132 m Bovengrondse buisleiding N/A Hoogspanningsinfrastructuur F 12 254 m 132 m Inrichting gevaarlijke stoffen G 7 539 m 318 m *Beperkt kwetsbaar object in de zin van het BEVI WIENL15040 37

6 Zichtbaarheid De dimensies van de windparkopstellingen verschillen van elkaar op verschillende gebieden, bv. de ashoogte, vorm van de opstelling of het aantal windturbines. MER Windpark N33 gebruikt als maat voor de beoordeling viewsheds, welke aangeven vanaf waar in het landschap windturbines zichtbaar zijn 11. Voor dit rapport maken wij gebruik van dezelfde methodologie en aannames als MER Windpark N33, omdat dit een directe vergelijking van de windparkopstellingen mogelijk maakt. Het terrein wordt gemodelleerd met gebruik van SRTM data en de obstakels worden gemodelleerd met gebruik van de TOP10 database. Onderstaande tabel laat dezelfde aannames voor hoogtes van objecten als MER Windpark N33 zien (met een paar uitzonderingen waar Ecofys iets conservatiever rekent dan MER Windpark N33). De verschillen in aannames hebben slechts effect op een klein aantal gebouwen en beïnvloeden de eindresultaten niet substantieel (de resultaten blijven daarom vergelijkbaar met de resultaten van MER Windpark N33). Tabel 20: aannames voor hoogtes van objecten Omschrijving Hoogte [m] MER Windpark N33 aannames Alle gebouwen (behalve kas, warenhuis) 8 Woonhuis, bebouwing of schuur = 8 m Flatgebouw meer dan 2 verdiepingen = 30 m Glazen gebouw voor teelt van gewassen 10 Idem Naaldbos/loofbos/gemengd bos 15 Idem Boombeplanting in rijen langs wegen 15 Idem Boombeplanting populieren 15 Boombeplanting populieren = 20 Individuele bomen 15 Idem Boomgaard, boomkwekerij of fruitbomen 3 Idem Afscheiding van steen of plantaardig materiaal 2 Idem Geluidswal of geluidscherm (niet doorzichtig) 5 Idem Dijk of verhoging >1,0 m boven maaiveld Dijk of verhoging boven maaiveld = 2 m Niet beschouwd Dijk of verhoging >2,5 m boven maaiveld = 5 m De viewsheds zijn berekend met de ZVI module in Windpro 2.9 voor de twee maximale (worst case) windparkopstellingen. Vervolgens is een visuele correctie toegepast om verminderde zichtbaarheid buiten 5 en 10 km aan te geven. De resulterende kaarten zijn op de volgende twee pagina s weergegeven. Deze zijn erg vergelijkbaar tussen de twee windparkopstellingen, behalve in absolute zin, vanwege het lagere aantal windturbines van de ene opstelling in vergelijking met de andere opstelling. 11 Hoofdstuk 10.3.2 uit het rapport van MER Windpark N33, met een gedetailleerde uitleg in Bijlage 6. WIENL15040 38

WIENL15040 39

WIENL15040 40

Bijlage 1: Opstellingen en Slagschaduwkaarten 3.2M114 Leefomgeving en Grid WIENL15040 41

3.2M114 Maximaal en Grid WIENL15040 42

E126 Leefomgeving en Grid WIENL15040 43

E126 Maximaal en Grid WIENL15040 44

3.2M114 Leefomgeving en Grid WIENL15040 45

3.2M114 Maximaal en Grid WIENL15040 46

E126 Leefomgeving en Grid WIENL15040 47

E126 Maximaal en Grid WIENL15040 48

Bijlage 2: Geluidscontouren WIENL15040 49

WIENL15040 50

WIENL15040 51

WIENL15040 52

Bijlage 3: Laagfrequent geluid Enercon E126 7.5MW Brondocumentatie: Test report WICO 217SEA13/01, 20/11/2013 LWA @ 6 m/s: 106.3 LWA @ 8 m/s: 106.8 Relatief A-gewogen geluidsspectrum in db(a), volgend uit extrapolatie van octaafwaardes bij 8 m/s: 10 12.5 16 20 25 31.5 40 50 63 80 100 125 160-50.2-45.4-41.0-36.8-33.0-29.4-26.2-23.2-20.6-18.2-16.2-14.4-13.0 Senvion 3.2M114 3.2MW Voor Senvion opstellingen is gebruik gemaakt van de LE waardes zoals in MER Windpark N33 aangegeven. WIENL15040 53

Bijlage 4: Wettelijk kader veiligheidsrisico s windturbines Windturbines die in Nederland worden geplaatst moeten voldoen aan het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (BARIM), ook wel het Activiteitenbesluit [2] genoemd. Het besluit schrijft voor (Regeling algemene regels voor inrichtingen milieubeheer, art. 3.14) dat een windturbine moet voldoen aan de veiligheidseisen opgenomen in de Nederlandse voornorm NVN 11400-0 of aan de norm NEN-EN-IEC 61400-2. Een windturbine voldoet in elk geval aan de norm als een certificaat is afgegeven door een certificerende instantie waaruit blijkt dat de windturbine voldoet aan deze regels. Door de eisen die aan een gecertificeerde windturbine zijn gesteld worden de risicoaspecten die verband houden met de constructie van de windturbine zoveel mogelijk beheerst. De eisen aan de veiligheid van de windturbines zijn als volgt bepaald in artikel 3.14 (bedrijfsvoering van de windturbines) van het Activiteitenbesluit: Artikel 3.14 1. Een windturbine wordt ten minste eenmaal per kalenderjaar beoordeeld op de noodzakelijke beveiligingen, onderhoud en reparaties door een deskundige op het gebied van windturbines. 2. Indien wordt geconstateerd of indien het redelijk vermoeden bestaat dat een onderdeel of onderdelen van de windturbine een gebrek bezitten, waardoor de veiligheid voor de omgeving in het geding is, wordt de windturbine onmiddellijk buiten bedrijf gesteld en het bevoegd gezag daaromtrent geïnformeerd. De windturbine wordt eerst weer in bedrijfgenomen nadat alle gebreken zijn hersteld. 3. Indien een windturbine als gevolg van het in werking treden van een beveiliging buiten bedrijf is gesteld, wordt deze pas weer in werking gesteld nadat de oorzaak van het buiten werking stellen is opgeheven. 4. Bij het inwerking hebben van een windturbine worden ten behoeve van het voorkomen of beperken van slagschaduw en lichtschittering de bij ministeriële regeling te stellen maatregelen toegepast. 5. Een windturbine voldoet ten behoeve van het voorkomen van risico s voor de omgeving en ongewone voorvallen, dan wel voor zover dat niet mogelijk is het zoveel mogelijk beperken van de risico s voor de omgevingen de kans dat ongewone voorvallen zich voordoen en de gevolgen hiervan aan de bij ministeriële regeling te stellen eisen. In artikel 3.15a van het Activiteitenbesluit zijn normen opgenomen voor externe veiligheid van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten zoals woonwijken, grote kantoren, scholen en woningen. De normen hebben tot gevolg dat een kwetsbaar object dat niet tot de inrichting behoort zich niet binnen een te berekenen afstand, aangeduid als de Plaatsgebonden Risico (PR) =10-6 per jaar contour, mag bevinden. Een beperkt kwetsbaar object dat niet tot de inrichting behoort mag zich niet binnen de PR=10-5 per jaar contour bevinden. Deze veiligheidsafstanden zijn afhankelijk van het type windturbine. WIENL15040 54

Artikel 3.15a 1. Het plaatsgebonden risico voor een buiten de inrichting gelegen kwetsbaar object, veroorzaakt door een windturbine of een combinatie van windturbines, is niet hoger dan 10-6 per jaar. 2. Het plaatsgebonden risico voor een buiten de inrichting gelegen beperkt kwetsbaar object, veroorzaakt door een windturbine of een combinatie van windturbines, is niet hoger dan 10-5 per jaar. 3. Ten behoeve van het bepalen van het plaatsgebonden risico, bedoeld in het eerste en tweede lid, kunnen bij ministeriële regeling afstanden worden vastgesteld, die minimaal aanwezig moeten zijn tussen een windturbine of een combinatie van windturbines en een buiten de inrichting gelegen kwetsbaar dan wel beperkt kwetsbaar object. 4. Indien op grond van het derde lid afstanden zijn vastgesteld, worden die in acht genomen en zijn het eerste en tweede lid niet van toepassing. 5. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de berekening van het plaatsgebonden risico. Voor directe risico s, dit is kans op ongevallen vanwege direct raken van (onderdelen van) een falende windturbine, zijn er geen andere dan hierboven beschreven wettelijke risicocriteria waar windturbines aan moeten voldoen, maar in beginsel kan het bevoegd gezag aanvullende eisen stellen met betrekking tot de hoogte van het risico, bijvoorbeeld in het geval de locatie van de windturbines nabij andere activiteiten of installaties bepalend is voor de veiligheidsrisico s. Deze kunnen in concrete gevallen worden geanalyseerd door middel van een kwantitatieve risicoanalyse (QRA, Quantitative Risk Assessment). Voor indirecte risico s, dit zijn risico s op ongevallen doordat (onderdelen van) een falende windturbine een risicovolle installatie raken (domino-effect), en deze installatie vervolgens, bestaan geen wettelijke normen. Wel kan het bevoegd gezag rekening houden met domino-effecten in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In concrete gevallen kunnen risico s worden geanalyseerd door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. Buiten het geschetste wettelijk kader zijn er geen nadere wettelijke risicocriteria waar windturbines aan moeten voldoen. Wel kan het bevoegd gezag aanvullende eisen stellen met betrekking tot de hoogte van het risico. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de locatie van de windturbines nabij andere activiteiten of installaties staat en daarmee medebepalend is voor de omgevingsrisico s. Het is aan het bevoegd gezag om hierover het uiteindelijke oordeel te geven. Deze kwantitatieve risicoanalyse is bedoeld om het bevoegd gezag hierin te faciliteren. WIENL15040 55

Bijlage 5: Definities BEVI: kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten Bevi Artikel 1-b: Beperkt kwetsbare objecten a. 1) verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en 2) dienst- en bedrijfswoningen van derden; b. kantoorgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; c. hotels en restaurants, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; d. winkels, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; e. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen; f. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder d, vallen; g. bedrijfsgebouwen, voorzover zij niet onder onderdeel l, onder c, vallen; h. objecten die met de onder a tot en met e en g genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en i. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval Bevi Artikel 1-l: kwetsbaar object: a. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde woningen, woonschepen of woonwagens als bedoeld in onderdeel b, onder a; b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals: 1) ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen; 2) scholen, of 3) gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen; c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, waartoe in ieder geval behoren: 1) kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1500 m2 per object, of 2) complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2000 m2 per winkel, voorzover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen; WIENL15040 56

Toelichting IPR, MR, GR en ijsafwerping IPR: individueel passantenrisico Voor het risico van de passant is een risicomaat gekozen die aansluit bij de individuele beleving van de passant, namelijk de overlijdenskans per passant per jaar. Dit is het individueel passantenrisico (IPR). Als toelaatbare waarde hanteert Rijkswaterstaat een maximale waarde van IPR = 10-6 per jaar. MR: maatschappelijk risico Het maatschappelijk risico is een maat voor de maatschappelijke beleving, namelijk het verwachte aantal passanten dat per jaar overlijdt. Bij de beoordeling hanteert Rijkswaterstaat een maximale toelaatbare waarde van MR gebaseerd op het type object. GR: Groepsrisico Het groepsrisico is een maat voor de kans dat 10 personen of meer komen te overlijden ten gevolge van een ongeval van een inrichting met gevaarlijke stoffen. De toetsingswaarde voor groepsrisico voor inrichtingen is dat een ongeval met 10 doden of meer slechts met een kans van 10-5 per jaar (één op de honderdduizend jaar) mag voorkomen en een ongeval met 100 of meer doden slechts met een kans van 10-7 per jaar. Voor de directe risico s van een windturbine geldt er geen wettelijk risicocriterium voor groepsrisico. Een rekenmethodiek voor het berekenen van het groepsrisico vanwege windturbines is niet beschikbaar. De vraag is of er in het windpark een faalscenario denkbaar is dat direct een ongeval met meer dan 10 doden tot gevolg heeft. Het is moeilijk voorstelbaar dat een dergelijk ongeluk zich zal voordoen bij het faalscenario bladbreuk. Wel is het voorstelbaar dat er meerdere slachtoffers vallen als een windturbine omvalt door mastbreuk en de gondel met het zware onderste deel van een rotorblad terecht komt juist op een plek waar veel personen dicht bijeen zijn. Op deze specifieke locatie is dit echter niet denkbaar omdat op deze plek nabij de windturbines zelden 10 of meer mensen dicht bijeen zullen zijn. Om bovenstaande redenen wordt groepsrisico wordt niet verder beschouwd in deze analyse. WIENL15040 57

IJsafwerping Volgens het Handboek Risicozonering Windturbines treedt ijsafzetting op rotorbladen meestal op tijdens stilstand van de windturbine. Het risico bestaat dat loslatende stukken ijs die naar beneden vallen schade aan objecten op de grond veroorzaken. Personen die zich bij de windturbine zouden bevinden, lopen het gevaar door vallend ijs geraakt te worden. In Nederland komt ijsafzetting gemiddeld twee keer per jaar voor. Volgens het Activiteitenbesluit [2] mogen windturbines niet in bedrijf zijn wanneer een onderdeel van de windturbine een gebrek bezit waardoor de veiligheid voor de omgeving in het geding is. Hoewel ijsvorming niet expliciet in het Activiteitenbesluit wordt genoemd, is het om bovengenoemde reden aannemelijk dat bij ijsvorming de windturbine altijd direct stil gezet dient te worden door de exploitant. Met behulp van een ijsdetectiesysteem zal het controle- en besturingssysteem van de windturbine dit automatisch detecteren en uitvoeren. Eventueel kan aanvullend het gebied direct onder de windturbine worden afgezet voor publiek om smeltend ijs probleemloos te kunnen laten afvallen. Bij windpark N33 is geen sprake van een overdraai van de windturbines over een nabijgelegen weg of door mensen bezocht gebied. Zelfs bij extreme wind is het niet denkbaar dat een brok ijs de afstand tussen een stilstaand rotorblad en weg zou kunnen overbruggen. We verwachten voor windpark N33 dan ook geen problemen met vallend ijs. WIENL15040 58

Bijlage 6: Berekening van risicoafstanden Risicoberekeningen worden uitgevoerd volgens het Handboek Risicozonering Windturbines,3 e geactualiseerde versie, mei 2013 [1]. Het Handboek onderscheidt de volgende faalscenario s bij een windturbine: 1. het afbreken van (een deel van) een rotorblad (bladbreuk). Voor het rekenmodel worden twee oorzaken van bladbreuk onderscheiden: a. bladbreuk tijdens normaal bedrijf b. bladbreuk tijdens overtoeren 2. het omvallen van de mast inclusief gondel en rotor (mastbreuk) 3. het afvallen van gondel en/of rotor. Als faalfrequenties voor de verschillende faalscenario's worden de aanbevolen rekenwaarden uit het Handboek Risicozonering Windturbines gebruikt. Deze zijn gegeven in Tabel B 1. Tabel B 1 Scenario's en faalfrequenties voor generieke windturbines. Ongevalscenario Aanbevolen rekenwaarde Bladbreuk 8,4 10-4 jr -1 normaal bedrijf 8,4 10-4 jr -1 tijdens overtoeren 5,0 10-6 jr -1 Mastbreuk 1,3 10-4 jr -1 Afvallen van gondel en/of rotor 4,0 10-5 jr -1 Als werpmodel bij bladbreuk wordt het ballistisch model zonder luchtkrachten toegepast. Berekeningen werden uitgevoerd voor 21 windturbinetypes met verschillende ashoogtes en windturbinegegevens zoals weergegeven Tabel B 2. WIENL15040 59

Tabel B 2 In de berekeningen gebruikte windturbineparameters (op basis van specificaties fabrikant) Wind turbine type E126 Se 114m Ashoogte [m] 135 123 Leverancier Enercon Repower Maximaal vermogen [kw] 7500 3200 Rotor diameter [m] 127 114 Nominaal toerental [RPM] 11.7 12.06 Diameter toren [m] 14.5 4.3 Gondel lengte [m] 22.6 13 Gondel hoogte [m] 12.9 4.3 Bladlengte [m] 59.85 55.8 Bladoppervlak [m2] 186 153 Afstand zwaartepunt t.o.v. rotoras [m] 18.5 16 * Berekend volgens Handboek Risicozonering Windturbines Parameters zonder Bladbreuk Berekeningen zijn uitgevoerd volgens Handboek Risicozonering Windturbines, bijlage B, hoofdstuk 3, voor het kogelbaanmodel zonder luchtkrachten. Voor het bepalen van de trefkans van een object in de nabijheid van de windturbine berekenen we eerst de kans worden berekend dat het zwaartepunt van het afgebroken blad op een bepaalde afstand tot de (mastvoet van de) windturbine terechtkomt. Een voorbeeld van een dergelijk resultaat (voor de Senvion 114 3.2 MW) is weergegeven in Figuur B 1. Figuur B 1 Trefkans van het zwaartepunt van het rotorblad als functie van de afstand tot de Senvion 114 3.2 MW WIENL15040 60

Figuur B 1 toont scherpe pieken bij maximale werpafstanden voor de gebeurtenissen 'bladbreuk bij normaal bedrijf' en 'bladbreuk tijdens overtoeren'. Deze pieken zijn een gevolg van het gebruikte rekenmodel. Bij de kogelbaanberekeningen wordt er van uitgegaan dat het toerental voor elk van de faalscenario's constant is. Omdat dit in de praktijk niet het geval is, zijn de pieken in werkelijkheid beduidend minder scherp. De berekende maximale werpafstanden bij de verschillende faalscenario's zijn gegeven in Tabel B 3. Mastbreuk Het afbreken van de mast betekent meestal een risico in de nabijheid van de windturbine. De hele windturbine heeft een grote massa en kan dus grote schade aanrichten aan objecten dicht bij de windturbine. De afstand is maximaal als de mast onderaan bij de voet van de mast afbreekt. Gezien het gewicht van de gondel zal het neerkomen van de gondel de grootste inslagbelasting tot gevolg hebben. De maximale valafstand van de gondel bij dit faalscenario is gelijk aan de masthoogte plus de hoogte van de gondel. Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans (per jaar) dat een persoon komt te overlijden door een ongeval indien hij zich permanent en onbeschermd op een bepaalde plaats zou bevinden. Voor het ongeval scenario bladbreuk wordt het PR berekend uit de trefkansen van het zwaartepunt van het rotorblad als functie van de afstand, zoals gegeven in Tabel B 3. Verder volgens Handboek Risicozonering Windturbines, bijlage C.1, sectie 3.1. Voor de ongevalscenario s mastbreuk en afvallen van gondel en rotor passen we Handboek Risicozonering Windturbines, bijlagen C.2 en C.3 toe. Een voorbeeld van de resultaten voor de Senvion 114 3.2 MW op 123 m ashoogte zijn weergegeven in Figuur B 2. In deze figuur is het PR gegeven voor de drie ongeval scenario s afzonderlijk, de vette lijn geeft het totale PR. WIENL15040 61

Figuur B 2 Plaatsgebonden risico (PR) als functie van de afstand tot de Senvion 114 3.2 MW. WIENL15040 62