Beleidsregels arrangement alleenstaande ouders Burgemeester en wethouders van de gemeente Hengelo, gelet op de Premieverordening 2009, overwegende dat op grond van artikel 8 bij wijze van experiment in verband met het vergroten van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het re-integratiebeleid, kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 2 tot en met 6 van deze verordening, B E S L U I T vast te stellen de hierna volgende 'Beleidsregels arrangement alleenstaande ouders'. Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Premieverordening 2009. 2. Deze beleidsregels verstaan onder: a. wet: de Wet werk en bijstand (Staatsblad 2003, nummer 375); b. Bbz: het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004; c. alleenstaande ouder: 1. de alleenstaande ouder die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet en waarvan het jongste ten laste komend kind niet ouder is dan 13 jaar en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders een reëel perspectief op regulier werk heeft binnen twee jaar ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien of; 2. de alleenstaande ouder die een periodieke uitkering voor levensonderhoud ontvangt op grond van de wet en waarvan het jongste ten laste komend kind niet ouder is dan 12 jaar en die naar het oordeel van burgemeester en wethouders een reëel perspectief heeft om met arbeid als zelfstandige volledig in de kosten van bestaan te kunnen voorzien binnen drie jaar, eenmalig te verlengen met twee jaar. d. dienstbetrekking: een arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek dan wel de in artikel 14, lid 1 van de Invoeringswet genoemde dienstbetrekkingen of arbeidsovereenkomst; e. arbeid als zelfstandige: arbeid in eigen bedrijf of een zelfstandig beroep f. premie: een voorziening zoals bedoeld in artikel 7 en 8 van de wet; Hoofdstuk 2. De verstrekking van premies Artikel 2. Uitstroompremie 1. De alleenstaande ouder die arbeid in dienstbetrekking aanvaardt ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste zes maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet of het Bbz ontvangt: a. een premie van 1.200,00 in jaar 1 van de dienstbetrekking. b. een premie van 1.200,00 in jaar 2 van de dienstbetrekking.
2 2. De in lid 1 onder a bedoelde premie wordt slechts verstrekt bij een dienstverband van langer dan drie maanden. 3. De alleenstaande ouder die arbeid als zelfstandige verricht ten gevolge waarvan hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien en die onmiddellijk daaraan voorafgaand ten minste zes maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet of het Bbz ontvangt een premie van 2.200,00. 4. Er bestaat geen recht op een premie als: a. binnen een periode van 24 maanden voorafgaande aan het moment van uitstroom al eerder een uitstroompremie is verstrekt. b. met betrekking tot de aanvaarde arbeid ten aanzien van de ontvangen inkomsten dan wel de werkaanvaarding of de arbeid als zelfstandige niet is voldaan aan de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 17 van de wet. Artikel 3. Premie werk en zorg 1. De alleenstaande ouder die arbeid in dienstbetrekking verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien en die niet in aanmerking komt voor een vrijlating van inkomsten als bedoeld in artikel 31, tweede lid onder o. van de wet en onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste zes maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, ontvangt een premie ter hoogte van 25% van de in het betreffende jaar met die arbeid verkregen inkomsten. 2. De premie als bedoeld in lid 1 bedraagt maximaal 1.200,00 3. De alleenstaande ouder waaraan een voorbereidingsperiode volgens artikel 2, derde lid sub a van het Bbz is toegekend en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste zes maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, ontvangt een premie ter hoogte van 250. 4. De alleenstaande ouder die arbeid als zelfstandige verricht waarmee niet volledig in de kosten van het bestaan kan worden voorzien en die onmiddellijk voorafgaand aan zijn indiensttreding ten minste zes maanden ononderbroken een uitkering voor levensonderhoud heeft ontvangen op grond van de wet, ontvangt een premie ter hoogte van 25% van de in het betreffende jaar met die arbeid verkregen inkomsten. 5. De premie als bedoeld in lid 4 bedraagt minimaal 480,00 en maximaal 1.200,00. Hoofdstuk 3. Slotbepalingen Artikel 4. Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen ten gunste van de alleenstaande ouder afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien toepassing van deze regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 5. Indexering Burgemeester en wethouders kunnen jaarlijks de hoogte van de premies opnieuw vaststellen. Artikel 6. Onvoorziene situaties In gevallen, de uitvoering van deze beleidsregels betreffende, waarin de beleidsregels niet voorzien, beslissen burgemeester en wethouders. Artikel 7. Citeertitel Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels arrangement alleenstaande ouders.
3 Artikel 8. Inwerkingtreding Deze beleidsregels treden in werking op 1 september 2009. Aldus vastgesteld in de collegevergadering van 18 augustus 2009, De burgemeester, De secretaris,
4 Toelichting op de beleidsregels Algemeen Op grond van artikel 8 van de Premieverordening 2009 is het mogelijk om bij wijze van experiment, in verband met het vergroten van de doeltreffendheid en doelmatigheid van het re-integratiebeleid, af te wijken van bepaalde artikelen in de verordening. Vanwege de speciale positie van alleenstaande ouders in relatie tot het combineren van werk en zorg is voor deze doelgroep een aangepaste premieverstrekking opgezet. De aangepaste premiesystematiek, die in deze beleidsregels is uitgewerkt, betreft een premie voor deeltijdwerk, premie werk en zorg genaamd, en een uitstroompremie die zijn gebaseerd op het principe van dit arrangement dat meer werken meer moet lonen en dat volledige uitstroom ook optimaal aantrekkelijk blijft. Tegelijkertijd wordt de armoedeval zoveel mogelijk vermeden. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1. Begripsbepalingen Lid 2 onder c Om voor de speciale premiesystematiek in aanmerking te komen dient de alleenstaande ouders aan een aantal criteria te voldoen. Deze zijn in dit lid opgenomen. Met betrekking tot arbeid in dienstbetrekking moet volledige uitstroom binnen twee jaar mogelijk zijn. Daarnaast wordt uitgegaan, in relatie tot de combinatie van werk en zorg, van een maximumleeftijd van het jongste ten laste komend kind van 14 jaar. Met een maximale duur van twee jaar in ogenschouw nemende wordt daarmee aangegeven dat in de combinatie van werk en zorg voor kinderen tot 16 jaar een specifieke positie is gerechtvaardigd. Met betrekking tot arbeid als zelfstandige is een langere doorgroeitermijn naar volledige uitkeringsonafhankelijkheid gerechtvaardigd, waarbij aangesloten is bij de driejaarstermijn uit de Bbz. Deze is, in uitzonderingssituaties, eenmalig te verlengen met een termijn van 2 jaar. Het jongste ten laste komend kind mag bij aanvang dan niet ouder zijn dan 12 jaar. Met een maximale duur van over het algemeen drie jaar in ogenschouw nemende wordt daarmee aangegeven dat in de combinatie van werk en zorg voor kinderen tot 16 jaar een specifieke positie is gerechtvaardigd. Artikel 2. Uitstroompremie Lid 1 Om meer werken meer te laten lonen en volledige uitstroom te stimuleren wordt een uitstroompremie toegekend als de alleenstaande ouder arbeid in dienstbetrekking aanvaardt waarmee hij volledig in de kosten van bestaan kan voorzien. De uitstroompremie wordt in twee termijnen uitbetaald, zodat ook de nazorg hierin geborgd is en de armoedeval wordt voorkomen. Voorwaarde voor het kunnen ontvangen van de premie is dat de alleenstaande ouder in de periode direct voorafgaande aan het moment van de indiensttreding reeds zes maanden of langer ononderbroken een uitkering op grond van de wet heeft ontvangen. In situaties van vrij kortdurende werkloosheid wordt de hiervoor aangegeven belemmering niet aanwezig geacht. Door de uitstroompremie in twee jaar uit te betalen wordt zoveel mogelijk ingespeeld op een mogelijke armoedeval. Op die manier is ook meteen de begeleiding en het contact op in ieder geval één vast moment na uitstroom geborgd.
5 Lid 2 Het premie-instrument is gericht op het aanvaarden van meer duurzame vormen van arbeid. De premie wordt slechts verstrekt indien er sprake is van een langer durend dienstverband. Lid 3 De alleenstaande ouder die uitstroomt naar zelfstandig ondernemerschap en daarmee volledig in de kosten van bestaan kan voorzien, ontvangt eveneens een uitstroompremie. Dit bedrag wordt ineens verstrekt en is vooral bedoeld als stimulans en extra kapitaal voor de onderneming. Lid 4 Moet men na een dienstverband of uitstroom als zelfstandige waarvoor een uitstroompremie is verstrekt opnieuw een beroep op de wet doen ter voorziening in de kosten van levensonderhoud, dan kan pas na een periode van twee jaar, gerekend vanaf het moment van uitstroom weer een premie worden verstrekt. Er bestaat geen recht op een premie als er in relatie tot de dienstbetrekking of de arbeid als zelfstandige en/of de daarmee verband houdende werkzaamheden sprake is geweest van schending van de informatieplicht. In deze situaties heeft de alleenstaande ouder er uitdrukkelijk blijk van gegeven geen stimuleringspremie nodig gehad te hebben om uit te stromen. Artikel 3. Premie werk en zorg Een premie wordt slechts als activeringsinstrument op zijn plaats geacht als men langer dan zes maanden een uitkering heeft ontvangen. Om werk en zorg goed te kunnen combineren zijn alleenstaande ouders vooral in het begin vaak aangewezen op deeltijdwerk als groeimodel richting volledige uitstroom. De premie werk en zorg is een deeltijdpremie gerelateerd aan de hoogte van de inkomsten volgens het principe van meer werken moet meer lonen. Lid 3, 4 en 5 De premie werk en zorg is ook van toepassing bij het starten van een eigen bedrijf. Reeds in de voorbereidingsperiode moet werk (de voorbereiding op het starten van een eigen bedrijf) worden gecombineerd met zorg. Derhalve wordt een forfaitair bedrag als premie werk en zorg verbonden aan de voorbereidingsperiode. De inkomsten in het eerste jaar na de start zijn echter vaak beperkt. Het aantal uren dat in het bedrijf wordt gestoken en de inkomsten lopen niet persé gelijk op. Vaak zijn er het eerste jaar nauwelijks inkomsten. Om te voorkomen dat men dan ook nauwelijks een stimulans ontvangt, is onder lid 4 een minimum premie van 480 per jaar in het experiment opgenomen, die niet rechtstreeks gerelateerd is aan de inkomsten. Deze premie zorgt ervoor dat de alleenstaande ouder altijd minimaal een voordeel (premie) ontvangt van 480 per jaar, hetzij gerelateerd aan de inkomsten zoals onder lid 3, hetzij via de minimumpremie of een combinatie daarvan. Artikel 5. Indexering Wanneer burgemeester en wethouders de hoogte van de premies opnieuw vaststellen dan dragen zij er zorg voor dat het verschil in hoogte niet meer bedraagt dan het percentage waarmee het minimumloon is verhoogd in de periode gelegen tussen de vorige verhoging en het moment dat de verhoging opnieuw wordt vastgesteld. Artikel 8. Inwerkingtreding Als gevolg van het bepaalde in artikel 8 van de Premieverordening 2009 kent een experiment in het kader van dat artikel zoals neergelegd in deze beleidsregels een duur van maximaal twee jaar. Derhalve werken deze beleidsregels tot 1 september 2011.