VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE OLDAMBT

Vergelijkbare documenten
VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE GRONINGEN

VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE GRONINGEN. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 2011;

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hellevoetsluis

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING

Modelverordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Achtkarspelen.

B E S L U I T : vast te stellen de navolgende verordening tot wijziging van de Verordening voorzieningen maatschappelijke

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Gemeente Bedum

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2008

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE KATWIJK 2010

(concept) VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING ZEVENAAR

Verordening Wmo gemeente Appingedam 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Betreft: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Tynaarlo 2009

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Verordening voorzieningen gehandicapten

Verordening maatschappelijke ondersteuning Sittard-Geleen 2008

WMO verordening gemeente Zoetermeer Versie geldig van 9 januari 2007 tot 5 juni 2009

Stuknummer: bl

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Drimmelen 2011

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Drechtsteden

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal

Verordening Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Leiderdorp 2007

Besluit maatschappelijke ondersteuning 2007

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2010

Verordening Individuele verstrekkingen In het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. Gemeente Beek

In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder:

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2012

Gewijzigde verordening individuele voorzieningen in het kader van de Wmo

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE UITGEEST 2010

BESLUIT VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING Súdwest-Fryslân

Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Valkenswaard 2009 versie 18 december 2009

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

gelet op de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Haren 2012;

CVDR. Nr. CVDR300157_2. Wmo verordening 2013

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Beemster 2011

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Langedijk 2013

RIS139972B_01-SEP-2006 Verordening individuele voorzieningen voor maatschappelijke ondersteuning gemeente Den Haag 2007

EERSTE WIJZIGING VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING HELMOND 2010

Verordening voorzieningen Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland e wijziging 1 juli 2011

Verordening Voorzieningen Gehandicapten 2005 gemeente Sliedrecht

Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Boxmeer

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoogeveen 2010

Wijzigingsverordening en wijzigingsbesluit Maatschappelijke ondersteuning

Wmo-verordening Vlagtwedde 2011, tweede concept 10 november 2010

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012

Financieel Besluit Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Sint Anthonis 2014

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden 2007

Voorzieningen. Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)

Besluit maatschappelijke ondersteuning Barneveld juli 2008

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Staphorst

Besluit maatschappelijke ondersteuning Uitgeest januari 2013

Besluit individuele voorzieningen. Gemeente Tiel Gemeente Tiel Afdeling Werk, Inkomen en Zorg Unit Wmo

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012

Besluit: Vast te stellen het navolgende Besluit voorzieningen Wmo gemeente Waterland 2013.

Wijziging van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noord-Beveland

Besluit maatschappelijke ondersteuning

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Overbetuwe 2010 Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Doetinchem

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oude IJsselstreek 2013.

TOELICHTING OP HET BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE BUSSUM 2011

VERORDENING VOORZIENINGEN GEHANDICAPTEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

Verordening Individuele Voorzieningen Maatschappelijke Ondersteuning Halderberge 2011

gelet op de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Culemborg 2011;

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Heusden-v2

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maasgouw 2010

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING NIEUWE WATERWEG NOORD 2013

Verordening. Individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Maastricht. Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2012 (FINANCIEEL BESLUIT)

Besluit maatschappelijke ondersteuning citeertitel: Besluit maatschappelijke ondersteuning 2015 Scherpenzeel vastgesteld bij besluit van

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2013 gemeente Venray

Besluit maatschappelijke ondersteuning

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING WEERT

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014 GEMEENTE VELSEN

Toelichting Besluit Nadere Regelen Maatschappelijke Ondersteuning 2009

Financieel besluit 2010 Hoofdstuk 1 Regels rond verstrekking en verantwoording. Artikel 1. Regels rond verstrekking en verantwoording

Besluit nadere regels maatschappelijke ondersteuning Maasbree 2007

gehoord de adviescommissie Onderwijs en Welzijn d.d. 12 september 2006;

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Hoofdstuk 1. Bijzondere regels over het persoonsgebonden budget.

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Woensdrecht 2013

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2013

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt 2016 De Nadere Regels

Concept: 4.3 ( ) Verordening Wmo Individuele Voorzieningen De Friese Meren 2013

Overzicht aanpassingen Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Waalwijk > 2011

Verordenin g maatschappelijke ondersteuning 2014

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015

Gemeente Nissewaard - Verordening maatschappelijke ondersteuning Nissewaard. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 april 2016;

FINANCIEEL BESLUIT MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING RHENEN 2013

Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Loon op Zand 2011

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HENGELO

Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Delft 2016

Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Nieuwkoop 2013

Raadsbesluit. Steenwijk, 11 september 2007 Nummer: 2007/94. De raad van de gemeente Steenwijkerland;

CONCEPT (model) VERORDENING WET MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2013

besluit vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Edam-Volendam 2017.

VERORDENING VOORZIENINGEN WMO GEMEENTE HEERENVEEN 2012

Transcriptie:

VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE OLDAMBT Vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2011 Datum bekendmaking:? 2011. Datum inwerkingtreding: 1 januari 2012. GEMEENTE OLDAMBT VERORDENING

3 VERORDENING WMO VOORZIENINGEN GEMEENTE OLDAMBT DE RAAD VAN DE GEMEENTE OLDAMBT; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 8 NOVEMBER 2011; gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning; HEEFT BESLOTEN: de vast te stellen. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen In deze verordening en de daarop gebaseerde nadere regelgeving wordt verstaan onder: a. Wet Wet maatschappelijke ondersteuning; b. College college van burgemeester en wethouders van Oldambt; c. Persoon met beperking persoon met een beperking of een chronisch psychisch of psychosociaal probleem die al dan niet ten gevolge hiervan belemmeringen ondervindt in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie; d. Woonachtig de woonplaats als bedoeld in artikel 10, lid 1 en artikel 11 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek; e. Leefeenheid geheel aan personen, daaronder begrepen de echtgenoot en kinderen, waarmee de persoon op hetzelfde adres woonachtig is, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangerrelatie; f. Gebruikelijke Zorg zorg die redelijkerwijs verwacht mag worden van personen die deel uitmaken van de leefeenheid en om die reden een gezamenlijke verantwoordelijkheid dragen voor het functioneren van het huishouden; g. Aanvrager persoon die de aanvraag indient dan wel de persoon voor wie de aanvraag wordt ingediend; h. Algemeen gebruikelijk naar geldende maatschappelijke normen tot het gangbare gebruik- dan wel bestedingspatroon van een persoon als de aanvrager behorend; i. Meerkosten kosten van een mogelijk krachtens de wet te verlenen voorziening, voor zover dit deel van de kosten uitgaat boven de voor die persoon als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten van een dergelijke voorziening; j. Persoonsgebonden budget (PGB) een geldbedrag gebaseerd op de waarde van de voorziening die het college doelmatig acht, waarmee een persoon de mogelijkheid wordt geboden zelf een voorziening te kopen; k. Financiële tegemoetkoming voor een specifiek doel te verstrekken bedrag, zonder dat dit kostendekkend hoeft te zijn, al dan niet forfaitair vastgesteld; l. Financieel Besluit bedoeld wordt het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldambt. m. Eigen bijdrage of eigen aandeel een financiële bijdrage die door de persoon met beperkingen over de voorziening betaald moet worden. Bij de verstrekking van een voorziening in natura of een persoonsgebonden budget heet dit een eigen bijdrage, bij de verstrekking van een financiële tegemoetkoming heet dit een eigen aandeel. n. Maximale periodebijdrage bedrag dat de persoon met beperking maximaal aan de eigen bijdrage en het eigen aandeel gezamenlijk, per periode van 4 weken, moet betalen. De bedragen zijn vastgelegd in het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning en overgenomen in het Financieel besluit;

4 o. Verzamelinkomen het inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2. lid 1 en lid 2 van het (landelijk) Besluit maatschappelijke ondersteuning. Dit inkomensbegrip wordt gebruikt bij de bepaling van de hoogte van de Maximale periodebijdrage; p. Voorliggende voorziening een voorziening waarmee eenzelfde resultaat kan worden bereikt als met de gevraagde Wmo-voorziening. Artikel 2 Compensatie beperking(en) met een individuele voorziening 1. Een persoon met beperking kan aanspraak maken op een individuele voorziening op grond van deze verordening, voor zover deze langdurig noodzakelijk is om de belemmeringen op het gebied van het voeren van een huishouding, het verplaatsen in en om de woning, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en bij het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te compenseren. 2. Het college betrekt, voor zover relevant, bij zijn oordeel over de noodzaak om een voorziening aan te bieden: a. de vastgestelde beperkingen van de persoon en de belemmeringen die hij daardoor ondervindt op een of meerdere van de in het eerste lid genoemde onderdelen; b. de woon- en gezinssituatie van de persoon en de sociale structuur om de persoon heen; c. de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg. 3. de voorzieningen die op grond van artikel 2, lid 1, kunnen worden verstrekt zijn huishoudelijke verzorging, woonvoorzieningen, vervoersvoorzieningen en rolstoelvoorzieningen. Artikel 3 Voorwaarden en weigering van voorzieningen 1. Het college verstrekt een voorziening die naar objectieve maatstaven gemeten voor de persoon het goedkoopst compenserend is. 2. Er bestaat in ieder geval geen recht op een voorziening indien: a. een persoon met beperking niet woonachtig is in de gemeente Oldambt; b. een voorziening, gelet op de situatie van de persoon met beperking, algemeen gebruikelijk is; c. een persoon met beperking de belemmeringen die hij ondervindt in voldoende mate kan compenseren door gebruik te maken van een adequate voorliggende voorziening; d. een persoon met beperking, eventueel met behulp van de mensen die tot zijn leefeenheid behoren, de belemmeringen die hij ondervindt kan compenseren door het anders organiseren van het dagelijkse leven of het huishouden; e. een voorziening als gevolg van de beperking van de persoon voor zichzelf of voor derden onveilig is of gezondheidsrisico s met zich meebrengt; f. een voorziening wordt aangevraagd op een moment dat op basis van leeftijd, gezinssituatie, woonsituatie en/of gezondheidssituatie ruim van te voren te voorzien was dat deze voorziening noodzakelijk zou zijn en er geen sprake is van een onverwacht optredende noodzaak; g. het een aanvraag betreft voor een voorziening die eerder is toegekend krachtens deze verordening of een aan deze verordening voorafgaande verordening en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet is verstreken. 3. Een voorziening wordt tevens geweigerd indien de aanvraag betrekking heeft op kosten die de persoon met een beperking voorafgaand aan het moment van beschikken op de aanvraag heeft gemaakt, tenzij a. het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of b. de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten aantoont. Hoofdstuk 2 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt Artikel 4 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt 1. Tenzij er sprake is van een financiële tegemoetkoming, kan de persoon met beperking kiezen om de voorziening in natura of als persoonsgebonden budget te ontvangen. 2. Het college bepaalt of een voorziening in natura in eigendom, bruikleen of huur wordt verstrekt. 3. Als de persoon met beperking ervoor kiest de voorziening als persoonsgebonden budget te ontvangen, kan het college in zijn besluit aangeven op welke wijze de persoon met beperking de voorziening moet terugbetalen of teruggeven als deze voor afloop van de afschrijvings-termijn niet meer wordt gebruikt.

5 4. Een persoon met beperking heeft niet de mogelijkheid te kiezen voor een persoonsgebonden budget als daarvoor overwegende bezwaren zijn. Daarvan is in ieder geval sprake als: a. de voorziening een collectieve vervoerspas betreft; b. er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de persoon met beperking zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van het persoonsgebonden budget en deze hulp niet beschikbaar is. 5. Bij de verstrekking van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming verstrekt het college een programma van eisen waaraan de aan te schaffen voorziening moet voldoen om verantwoord en duurzaam te zijn. 6. Het college kan in het Financieel Besluit nadere regels stellen die betrekking hebben op: a. de omvang van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming; b. de kosten van onderhoud, keuring, reparatie en eventuele verzekeringen; c. de wijze waarop en voorwaarden waaronder de voorziening wordt verstrekt; d. de frequentie waarmee een voorziening kan worden verstrekt. Artikel 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel 1. Voor een voorziening die niet in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen bijdrage verschuldigd; 2. Voor een voorziening die in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen aandeel verschuldigd; 3. In afwijking van lid 1 en lid 2 is geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor: a. rolstoelvoorzieningen; b. collectief vervoer; c. woningaanpassingen in gemeenschappelijke ruimten; d. tijdelijke huisvesting; e. huurderving; f. een voorziening voor een kind jonger dan 18 jaar. 4. Indien de aanvraag is ingediend vóór inwerkingtreding van de verordening is in afwijking van lid 1 en lid 2 geen eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd voor: a. een voorziening die in eigendom wordt verstrekt; b. een woningaanpassing; c. een woonvoorziening die in bruikleen wordt verstrekt. 5. Het college regelt in het Financieel Besluit de omvang van de eigen bijdrage en het eigen aandeel. Hoofdstuk 3 Huishoudelijke verzorging Artikel 6 Recht op huishoudelijke verzorging 1. Een persoon met beperking heeft recht op huishoudelijke verzorging als hij door zijn belemmeringen, rekening houdend met de beschikbaarheid van gebruikelijke zorg en mantelzorg, niet of onvoldoende in staat is tot het verzorgen van het huishouden van zichzelf of van de leefeenheid waartoe hij behoort. 2. In afwijking van artikel 2 lid 1, kan er ook recht zijn op huishoudelijke verzorging als deze kortdurend, al dan niet in verband met het tijdelijk ontbreken van mantelzorg, noodzakelijk is. Artikel 7 Soort, omvang en vorm van de huishoudelijke verzorging 1. Huishoudelijke verzorging wordt verstrekt als huishoudelijke verzorging 1 (HV1) of huishoudelijke verzorging 2 (HV2). Daarbij geldt dat: a. HV1 omvat het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van het huishouden; b. HV2 omvat het geheel of gedeeltelijk overnemen van activiteiten op het gebied van het huishouden met inbegrip van hulp bij de organisatie van het huishouden. 2. Huishoudelijke verzorging kan verstrekt worden in de vorm van: a. zorg in natura; b. een persoonsgebonden budget. 3. De omvang van de huishoudelijke verzorging per week in natura wordt vastgesteld in klassen. De omvang van de huishoudelijke verzorging per week in de vorm van een PGB wordt vastgesteld in uren.

6 Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen Artikel 8 Recht op een woonvoorziening 1. Een persoon met beperking kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woning. 2. Een woonvoorziening wordt slechts verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de persoon met beperking woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden. Artikel 9 Soorten woonvoorzieningen 1. Woonvoorzieningen worden onderscheiden in: a. verhuis- en inrichtingskosten; b. een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing; c. roerende woonvoorzieningen; d. overige woonvoorzieningen. 2. Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening. Artikel 10 Primaat van verhuizen Het college hanteert het primaat van verhuizen indien een financiële tegemoetkoming in de verhuisen inrichtingskosten de goedkoopst compenserende oplossing biedt voor de belemmeringen die er zijn in het normale gebruik van de woning. Artikel 11 Verhuis- en inrichtingskosten 1. Het college verstrekt een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten als: a. de woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals die zijn gesteld in de beschikking en b. een persoon met beperking de gevonden woonruimte heeft gemeld en is verhuisd binnen 2 jaar na de datum van de voorwaardelijke beschikking tot toekenning van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten. 2. Geen financiële tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten wordt verstrekt als: a. een persoon met beperking is verhuisd voordat op zijn aanvraag voor verhuis- en inrichtingskosten is beschikt, tenzij I. het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, of II. de persoon met beperking de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de nieuwe woning ten opzichte van de oude woning aantoont; b. een persoon met beperking voor het eerst zelfstandig gaat wonen; c. een persoon met beperking geen belemmeringen in het normale gebruik van de woning ondervindt, tenzij het een verhuizing naar een ADL-woning betreft; d. een persoon met beperking verhuist naar een AWBZ instelling. Artikel 12 Geen recht op een woonvoorziening 1. Geen recht op een woonvoorziening bestaat indien: a. de belemmeringen in het normale gebruik van de woning zijn ontstaan na een verhuizing, tenzij de verhuizing heeft plaatsgevonden vanwege een belangrijke reden; b. de ondervonden belemmeringen voortvloeien uit de aard van de in de woonruimte gebruikte materialen; c. het woningaanpassingen in levensloopbestendige woongebouwen en woningen betreft die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen worden meegenomen; d. de persoon met beperking niet is verhuisd naar de meest geschikte woning, tenzij vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college; e de voorziening betrekking heeft op een hoger niveau dan het uitrustingsniveau van de sociale woningbouw. 2. Geen woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van het verblijf in hotels/pensions, trekkerswoonwagens, vakantiewoningen, recreatiewoningen, tweede woningen en onzelfstandige woonruimte.

7 Artikel 13 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten 1. Het college kan de volgende woningaanpassingen verstrekken voor de gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex, als zonder deze voorziening de woonruimte voor een bewoner ontoegankelijk blijft: a. het aanbrengen van elektrische deuropeners; b. de aanleg van een hellingbaan van de openbare weg naar de toegang van het gebouw; c. het plaatsen van drempelhulpen of vlonders; d. het aanbrengen van een extra trapleuning; e. het realiseren van een opstelplaats voor een rolstoel bij de toegangsdeur van het wooncomplex. 2. Een aanpassing als bedoeld in het eerste lid is niet mogelijk ten behoeve van wooncomplexen(seniorenflat) die specifiek bestemd zijn voor ouderen of personen met een beperking, omdat deze woonvoorzieningen algemeen gebruikelijk zijn in dergelijke wooncomplexen. Artikel 14 Hoofdverblijf in instelling 1. In afwijking van artikel 8, lid 2, en artikel 3, lid 2, onder a kan aan een persoon met beperking die woonachtig is in een AWBZ instelling, een financiële tegemoetkoming worden verleend in de kosten van het bezoekbaar maken van één woonruimte onder de voorwaarde dat de woonruimte regelmatig wordt bezocht. Deze financiële tegemoetkoming is aan een in het Financieel Besluit vastgesteld maximum gebonden. 2. Onder het bezoekbaar maken van de woonruimte wordt verstaan dat de persoon met beperking de woonruimte, de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken. Artikel 15 Terugbetaling bij verkoop De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen die leidt tot waardestijging van de woning, dient bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald overeenkomstig een in het Financieel Besluit vastgelegde afschrijving. Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen Artikel 16 Recht op een vervoersvoorziening 1. Een persoon met beperking kan aanspraak maken op een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van het openbaar vervoer niet mogelijk is. 2. Bij de verstrekking van een vervoersvoorziening gaat het college uit van het primaat van het collectief vervoer. 3. De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving, tenzij zich een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden, terwijl het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen. 4. Indien het inkomen meer bedraagt dan 1,5 maal het in het Financieel Besluit genoemde norminkomen, wordt het bezit van een personenauto algemeen gebruikelijk geacht, zodat een (bruikleen)auto, brommobiel of een gesloten gehandicaptenvoertuig niet in aanmerking komt voor verstrekking. Artikel 17 Soorten vervoersvoorzieningen De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit: a. collectief vervoer; b. een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel; c. een scootmobiel; d. een financiële tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto; e. een auto aanpassing; f. brommobiel, een gesloten gehandicaptenvoertuig of een personenauto.

8 Artikel 18 Collectief vervoer 1. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat: a. een bijdrage verschuldigd is, die gebaseerd is op het tarief van het openbaar vervoer; b. medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is; c. de persoon met beperking iemand mag meenemen tegen een in het Financieel Besluit vastgesteld tarief. 2. Het college kan het aantal verplaatsingen maximeren. 3. In afwijking van artikel 16 lid 1 komen senioren van 75 jaar of ouder altijd in aanmerking voor collectief vervoer Artikel 19 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel 1. Een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan bestaan uit: a. de aanpassing van een fiets; b. een niet algemeen gebruikelijke fiets; c. een rolstoelfiets of handbike; 2. In afwijking van artikel 16 lid 2 kan een persoon met beperking in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in het vorige lid indien: a. zijn beperking het gebruik van een gewone fiets of aankoppelfiets onmogelijk maakt en b. hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel kan invullen. 3. Voor een kind kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of fietsaanhanger als een standaard voorziening niet mogelijk is. Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen Artikel 20 Algemene omschrijving De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit: a. een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel; b. een elektrische rolstoel; c. individuele aanpassingen aan de rolstoel; d. rolstoelaccessoires; e. een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden. Artikel 21 Het recht op een rolstoel Een persoon met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning. Artikel 22 Rolstoel en vastframe handbike voor sportdoeleinden 1. Een persoon met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de kosten van een sportrolstoel of een vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening onmogelijk is. 2. De hoogte van deze tegemoetkoming is vastgelegd in het Financieel Besluit. Hoofdstuk 7 Procedures Artikel 23 Aanvraag en informatieplicht 1. Een aanvraag is ingediend als deze schriftelijk is binnengekomen bij de afdeling van de gemeente die met de uitvoering van deze verordening is belast. 2. De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling te doen van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening, dan wel op de aard, de hoogte of de duur daarvan. Artikel 24 Onderzoek en indicatiestelling 1. De persoon met beperking die een aanvraag heeft ingediend of aan wie een voorziening is toegekend, is verplicht om aan het college desgevraagd medewerking te verlenen die redelijkerwijs noodzakelijk is voor de uitvoering van de wet en deze verordening. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:

9 a. het voldoen aan een oproep om op een aangegeven tijdstip en plaats te verschijnen, dan wel iemand op een van te voren aangegeven moment toegang tot zijn woning te verlenen; b. het meewerken aan de indicatiestelling door één of meer daartoe aangewezen deskundigen, daaronder zo nodig begrepen een lichamelijk of andersoortig onderzoek om de belemmeringen te kunnen vaststellen. 2. Het college draagt er zorg voor dat aanvragen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en op grond van deze verordening zoveel mogelijk in samenhang met elkaar worden beoordeeld en afgehandeld. Artikel 25 Heronderzoek Het college is bevoegd, om voor een voorziening die op grond van deze of een aan deze verordening voorafgaande verordening is verstrekt, een heronderzoek uit te voeren om vast te kunnen stellen of de omstandigheden die hebben geleid tot de verlening van de voorziening, gewijzigd zijn. Artikel 26 Intrekking en wijziging van een besluit tot verlening van een voorziening 1. Het college kan een besluit geheel of gedeeltelijk intrekken of ten nadele van de persoon met beperking wijzigen als: a. niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden of verplichtingen zoals opgenomen bij of krachtens de wet; b. de persoon met beperking, zijn echtgenoot, ouder, pleegouder of wettelijk vertegenwoordiger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt; c. de voorziening onjuist was of ten onrechte is verstrekt en de belanghebbende dit wist of behoorde te weten; d. uit onderzoek blijkt dat de persoon met beperking geen gebruik maakt van een aan hem verstrekte voorziening en naar alle waarschijnlijkheid de komende twee maanden ook geen gebruik zal maken van deze voorziening; e. de persoon met beperking zijn verplichtingen ingevolge artikel 23 lid 2 onvoldoende nakomt en daardoor het recht op of de noodzaak van de gevraagde voorziening niet of niet langer kan worden vastgesteld; f. de financiële tegemoetkoming of het Persoonsgebonden Budget niet of niet volledig is aangewend voor het doel waarvoor deze is verstrekt; g. de financiële tegemoetkoming of het persoonsgebonden budget 6 maanden na toekenning nog niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening. 2. De intrekking of wijziging van het besluit tot verlening van een voorziening werkt terug tot en met het tijdstip waarop deze voorziening is verleend of de situatie, bedoeld in het eerste lid, zich heeft voorgedaan, tenzij anders is bepaald. Artikel 27 Terugvordering 1. In geval een besluit tot verstrekking van een voorziening geheel of gedeeltelijk is ingetrokken of ten nadele van de persoon met beperking is gewijzigd, kan het college de ten onrechte betaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget dan wel de in natura verstrekte voorziening terugvorderen. 2. Alle ingevolge deze verordening terug te vorderen bedragen kunnen worden verhoogd met de wettelijke rente. Artikel 28 Hardheidsclausule Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen bij of krachtens deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 29 Indexering Het college kan de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Financieel Besluit geldende bedragen verhogen of verlagen. Artikel 30 Evaluatie Het algemeen gevoerde Wmo beleid wordt jaarlijks geëvalueerd. Indien deze evaluatie hiertoe aanleiding geeft of indien dit om andere redenen noodzakelijk is, vindt aanpassing van deze verordening plaats. Artikel 31 Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. Artikel 32 Citeertitel 1. Deze verordening wordt aangehaald als:.

10 2. Met ingang van de dag waarop de in werking treedt, wordt de vastgesteld op 21 december 4 januari 2010, ingetrokken. Vastgesteld bij raadsbesluit van 21 december 2011. Datum bekendmaking:? 2011. Datum inwerkingtreding: 1 januari 2012. Gedaan te Oldambt in de openbare raadsvergadering van 21 december 2011. De griffier, De voorzitter, P. Norder P. Smit. Artikelsgewijze toelichting Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen Onder c Persoon met beperking Artikel 4 eerste lid van de wet legt aan het college de verplichting op om ter compensatie van de beperkingen die personen als bedoeld in artikel 1 lid 1 onder g onderdeel 4, 5 en 6 Wmo ondervinden voorzieningen te treffen. Die ondervonden beperkingen kunnen, maar hoeven niet persé het gevolg te zijn van een beperking, een chronisch psychisch of psychosociaal probleem. De oorzaak van de beperkingen is niet bepalend om voor een voorziening in aanmerking te komen. Onder d Woonachtig De vraag in welke gemeente iemand woonplaats heeft, wordt beantwoord aan de hand van de concrete feiten en omstandigheden..de inschrijving van de gemeentelijke basisadministratie is daarbij een indicatie, maar doorslaggevend is het feitelijk verblijf. Iemand is woonachtig waar hij meestentijds feitelijk verblijft. Onder f Gebruikelijke zorg Gebruikelijke zorg veronderstelt dat de noodzakelijke huishoudelijke verzorging deels of geheel door de leefeenheid van de persoon met de beperking geleverd kan worden. Wat aan hulp verwacht mag worden, hangt ondermeer af van de woonsituatie, de belastbaarheid van de leden van de leefeenheid en de leeftijd van de kinderen. Voor zover de ondervonden problemen door middel van gebruikelijke zorg kunnen worden opgelost, is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. Onder h Algemeen gebruikelijk Het college verstrekt geen voorzieningen waarover de persoon met beperking, gezien zijn individuele situatie ook zonder zijn beperking of problemen zou kunnen beschikken. Het gaat daarbij om voorzieningen die in de reguliere handel verkrijgbaar zijn, niet speciaal voor gehandicapten bedoeld zijn en niet aanzienlijk duurder zijn dan vergelijkbare producten met hetzelfde doel. In bijzondere omstandigheden, die handicap gerelateerd zijn, kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen het algemeen gebruikelijke karakter verliezen. Van bijzondere omstandigheden is sprake indien, ongeacht de hoogte van het inkomen, in verband met een plotseling optredende calamiteit van medische aard, algemeen gebruikelijke zaken plotseling moeten worden vervangen.

11 Bij het vaststellen van de mate van compensatie wordt onder meer rekening gehouden met afschrijving, bijvoorbeeld bij vloerbedekking. Onder o Verzamelinkomen Artikel 4.2 lid 1 Besluit maatschappelijke ondersteuning bepaalt dat het inkomen, bedoeld in artikel 4.1, eerste lid, het inkomensgegeven is, bedoeld in artikel 21, onderdeel e, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen over het peiljaar. Onder dat inkomensgegeven wordt verstaan: 1. indien over een kalenderjaar een aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde verzamelinkomen. 2. indien over een kalenderjaar geen aanslag of navorderingsaanslag inkomstenbelasting is of wordt vastgesteld: het na afloop van dat kalenderjaar van betrokkene over dat kalenderjaar laatst bepaalde belastbare loon. Onder verzamelinkomen wordt verstaan het verzamelinkomen als bedoeld in artikel 2.18 Wet inkomenstenbelasting. Daarin staat dat het verzamelinkomen het gezamenlijke bedrag is van (artikel 21 onderdeel c Algemene wet inzake rijksbelastingen): a. het inkomen uit werk en woning; b. het inkomen uit aanmerkelijk belang en c. het belastbare inkomen uit sparen en beleggen, verminderd met daarin begrepen te conserveren inkomen. Onder belastbaar loon wordt verstaan het belastbaar loon als bedoeld in artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, met uitzondering van loon dat als een eindheffingsbestanddeel in de zin van die wet is belast (artikel 21 onderdeel d Algemene wet inzake rijksbelastingen). Dat is het gezamenlijk bedrag aan loon. Artikel 4.2 lid 2 Besluit maatschappelijke ondersteuning bepaalt dat inkomen, dat in het buitenland wordt belast dan wel is vrijgesteld van belasting op grond van bepalingen van nationaal recht, mede in aanmerking wordt genomen bij de bepaling van het inkomen. Onder p Voorliggende voorziening Het begrip voorliggende voorziening moet breed uitgelegd worden. Met een wettelijke voorliggende voorziening wordt bedoeld elke voorziening op basis van een wet (niet zijnde de Wmo) waarop een persoon met beperking of diens leefeenheid aanspraak kan maken, dan wel een beroep kan doen ter verwerving van middelen of ter bekostiging van specifieke uitgaven (zie artikel 2 Wmo). Dit zijn bijvoorbeeld voorzieningen op grond van de AWBZ, Zorgverzekeringswet, Wet op de Jeugdzorg, TOG 2000, Leerlingenvervoer, WIA en de verhuiskostenvergoeding na sloop. Daarnaast zijn er ook niet-wettelijke voorliggende voorzieningen. Hierbij moet gedacht worden aan voorzieningen die door middel van gebruikelijke zorg of vrijwilligers gerealiseerd kunnen worden en tevens voorzieningen die als algemeen gebruikelijk worden aangemerkt. Uiteraard moet de voorziening ook beschikbaar zijn voor de persoon met beperking. Artikel 2 Compensatie beperking(en) met een individuele voorziening Bij problemen in en rond de woning gaan we behoudens uitzonderingen uit van het voeren van een huishouding in een zelfstandige woonruimte. Onder zelfstandige woonruimte wordt verstaan een woonruimte met eigen (afsluitbare) voordeur en huisnummer, een eigen badkamer en eigen kookgelegenheid. Artikel 3 Voorwaarden en weigering van voorzieningen Eerste lid Uit artikel 4 van de wet vloeit voort dat de persoon met beperking recht heeft op een voorziening die in zijn individuele situatie kan worden aangemerkt als compensatie. Kan meer dan één voorziening als compensatie voor de vastgestelde beperkingen worden aangemerkt, dan bestaat slechts recht op de goedkoopste compenserende voorziening. Tweede lid, onder d Bij het vaststellen van de aanspraak op hulp bij het huishouden wordt allereerst bezien of en in hoeverre eventueel andere personen binnen de leefeenheid de huishoudelijke taken op zich kunnen nemen. Noodzakelijk is compensatie pas, als een persoon met beperking, al dan niet met behulp van de mensen binnen zijn leefeenheid, niet of niet voldoende in staat is de beperkingen die hij ondervindt te compenseren. Dit veronderstelt een eigen verantwoordelijkheid van de persoon én de leefeenheid waartoe hij behoort. Onder het anders organiseren van het dagelijkse leven of het huishouden vallen bijvoorbeeld het anders verdelen van huishoudelijke taken of het anders inrichten van het huis.

12 Tweede lid, onder f Alvorens deze bepaling toe te passen, wordt altijd de individuele situatie van de persoon met beperkingen beoordeeld. Tweede lid, onderdeel g Alvorens deze bepaling toe te passen, wordt altijd de individuele situatie van de persoon met beperkingen beoordeeld. Zo zal indien de beperkingen van de persoon toenemen en de verstrekte voorziening niet meer compenserend is, deze bepaling niet worden toepgast. Ook indien de voorziening niet meer kan worden gebruikt om redenen, die niet aan de persoon met beperking zijn toe te rekenen zal deze bepaling niet worden toegepast. Derde lid Het doel van deze bepaling is het college niet in de positie te brengen dat de noodzaak, adequaatheid en passendheid van aangevraagde voorzieningen niet meer kunnen worden beoordeeld. Dat is het geval indien de individuele voorziening is aangeschaft of de kosten/uitgaven voor de aangevraagde financiële tegemoetkoming reeds zijn gemaakt voordat de aanvraag is ingediend. Dat is ook het geval als de individuele voorziening is aangeschaft of de kosten/uitgaven voor de aangevraagde financiële tegemoetkoming zijn gemaakt na het indienen van de aanvraag, maar voordat er door het college een beschikking is genomen. Het college heeft dan geen mogelijkheden meer om de voorziening volgens het vastgestelde beleid te verstrekken of anderszins invloed op de keuze van te verstrekken voorziening. De weigeringsgrond wordt niet toegepast als het college vooraf uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten door de persoon met beperking kan worden aangetoond. Hoofdstuk 2 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt Artikel 4 De vorm waarin de voorziening wordt verstrekt Vierde lid Het college kan op grond van artikel 6 van de wet regels stellen om af te wegen in welke gevallen er sprake is van bezwaren van overwegende aard, die reden zijn om geen persoonsgebonden budget te verstrekken. Bij de volgende twee situaties zijn deze overwegende bezwaren in ieder geval aan de orde. a. Indien een indicatie is afgegeven voor collectief vervoer kan in plaats hiervan geen persoonsgebonden budget worden verstrekt. Het overwegende bezwaar is dat als de mensen de keuze hebben tussen collectief vervoer en persoonsgebonden budget het draagvlak onder het collectief vervoer zodanig zal verminderen dat dit niet in de huidige vorm kan blijven voortbestaan. Dit zou de instandhouding van het vervoersysteem in gevaar kunnen brengen en de vervoersvoorziening voor de gemeente Oldambt onnodig kostbaar, zo niet onbetaalbaar, maken; b. Mensen in een ernstige schuldensituatie. Artikel 5 Eigen bijdragen en eigen aandeel Eerste en tweede lid Voor een voorziening die in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget is verstrekt, is een eigen bijdrage verschuldigd. Voor een voorziening die in de vorm van een financiële tegemoetkoming is verstrekt, is een eigen aandeel verschuldigd. Derde lid Voor bepaalde voorzieningen wordt geen eigen bijdrage of eigen aandeel gevraagd. Die voorzieningen worden opgesomd in het derde lid. Vierde lid De eigen bijdrage of het eigen aandeel is ook verschuldigd als de voorziening vóór 1 januari 2012 is toegekend en daarvan nog steeds gebruik wordt gemaakt. Dat geldt echter niet voor een voorziening in eigendom, een woonvoorzieningen die in bruikleen wordt verstrekt en een woningaanpassing indien de aanvraag vóór 1 januari 2012 is ingediend.

13 Hoofdstuk 4 Woonvoorzieningen Artikel 9 Soorten woonvoorzieningen Onder d Overige woonvoorzieningen kunnen bestaan uit onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening, woningsanering, huurderving en tijdelijke huisvesting. Het doel van huurderving voor maximaal 6 maanden is om een woningeigenaar te stimuleren om een woning langer beschikbaar te houden voor een persoon met beperking. Tevens behoort tijdelijke huisvesting van een persoon met beperking tot de mogelijkheden indien deze dubbele woonlasten heeft ten gevolge van de woningaanpassing. Artikel 10 Primaat van verhuizen Bij een aanvraag voor een woonvoorziening wordt ook beoordeeld of verhuizing naar een andere woning een oplossing kan bieden. Dit is het zogenaamde primaat van verhuizen. In feite gaat het om een uitwerking van de regel dat de persoon in aanvaardbare mate moet worden gecompenseerd. Bij de beoordeling van het primaat van verhuizen wordt rekening gehouden met alle individuele omstandigheden. Bij de afweging wordt onder meer betrokken de woonomgeving, de financiële gevolgen van de verhuizing, sociale omstandigheden en de beschikbaarheid van een andere woning. Ook moet duidelijk zijn dat de beperkingen door een verhuizing kunnen worden gecompenseerd binnen een medisch verantwoorde termijn. Dat houdt dus in dat het college zicht moet hebben op de woningvoorraad en de mogelijkheid om te verhuizen naar een geschikte aangepaste of goedkoper aan te passen woning. Artikel 11 Verhuis- en inrichtingskosten Eerste lid, onder a Indien er een medische noodzaak is om te verhuizen wordt in de beschikking een programma van eisen toegevoegd waaraan de nieuwe woning dient te voldoen. Hiermee wordt voorkomen dat verhuisd wordt naar een ongeschikte woning. Tweede lid, onder a Voordat de persoon met beperking gaat verhuizen moet deze een aanvraag hebben ingediend. Dit is noodzakelijk omdat de gemeente de belemmeringen in het normale gebruik van de oude woning moet vaststellen. Met verhuizen wordt niet alleen bedoeld de daadwerkelijke verhuizing, maar ook alle onomkeerbare handelingen die daarmee samenhangen, zoals het ondertekenen van een huur/koopcontract e.d. Het doel van deze bepaling is het college niet in de positie te brengen dat de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de verhuizing niet meer kan worden beoordeeld. Dat is het geval indien is verhuisd voordat de aanvraag is ingediend, of na het indienen van de aanvraag maar voordat door het college een besluit is genomen op de aanvraag. Als de persoon met beperking kan aantonen dat verhuizing van de oude naar de nieuwe woning noodzakelijk, adequaat en passend is, wordt de weigeringsgrond niet toegepast. Het kan zijn dat de persoon met beperking snel moet beslissen omdat de woning anders aan een andere woningzoekende wordt toegewezen. Om hieraan tegemoet te komen kan contact worden opgenomen met de gemeente. Na schriftelijke toestemming kan het huur/koopcontract getekend worden en zo nodig verhuisd. Tweede lid, onder c In een aantal gemeenten in Nederland zijn projecten opgezet waar mensen met een handicap zelfstandig kunnen wonen en hulp kunnen krijgen waar zij dat nodig hebben. Dit wordt wonen met ADL (= Activiteiten van het Dagelijks Leven) assistentie of ook wel ADL-woningen genoemd. Artikel 12 Geen recht op een woonvoorziening Eerste lid, onder a Een verhuizing naar een inadequate woning wordt genoemd als grond van weigering voor een woonvoorziening. Door de verhuizing naar een niet geschikte woning zijn er beperkingen in het normale gebruik van de woning ontstaan. De reden van verhuizing kan velerlei zijn. Als een persoon met beperking verhuist, zal deze, in relatie tot die beperkingen, moeten zoeken naar een zo geschikt mogelijke woning. Hiermee wordt voorkomen dat men een ongeschikte woning kiest en vervolgens de rekening voor aanpassingen bij de gemeente indient. Met verhuizen wordt hier overigens niet alleen gedoeld op de feitelijke verhuizing, maar ook op alle onomkeerbare handelingen die normaal gesproken voorafgaan aan een verhuizing, zoals het tekenen van een koop-, huur- of erfpachtcontract.

14 Eerste lid, onder e Het uitrustingsniveau voor sociale woningbouw is van voldoende kwaliteit; duurdere of andere voorzieningen hoeven door het college niet te worden gecompenseerd. Artikel 13 Aanpassing van gemeenschappelijke ruimten Voor het aanpassen van de gemeenschappelijke ruimte in een wooncomplex heeft de gemeente geen of slechts een beperkte compensatieplicht. Zo valt het aanpassen van gemeenschappelijke ruimten in wooncomplexen voor ouderen of personen met een beperking niet onder de compensatieplicht, omdat dit tot het uitrustingsniveau van een dergelijk wooncomplex behoort en daarmee algemeen gebruikelijk is. Wanneer er sprake is van een woning die bestemd is voor een specifieke groep bewoners, zoals ouderen, of indien er sprake is van een woning die niet specifiek bestemd is voor een specifieke groep bewoners, maar die in de praktijk wel in hoofdzaak door ouderen of gehandicapten wordt bewoond, dan geldt dat: een voorziening in beginsel als algemeen gebruikelijk moet worden aangemerkt, indien kan worden vastgesteld dat de bedoelde woningen ter zake van een voorziening niet voldoen aan de voor een dergelijke woning op grond van wettelijke voorschriften, algemeen aanvaarde regels of contractuele bepalingen geldende vereisten; en wanneer wel voldaan zou zijn aan die vereisten de aangevraagde voorziening niet nodig zou zijn. Voor de overige wooncomplexen geldt dat slechts de in de verordening opgenomen limitatieve aanpassingen worden verstrekt onder voorwaarde dat de woonruimte van de persoon met beperking door deze aanpassing toegankelijk wordt. Dit betekent bijvoorbeeld dat het college geen voorziening in de gemeenschappelijke ruimte verstrekt als het complex of de woning voor de persoon met beperking ontoegankelijk blijft doordat de liftdeuren alleen handmatig geopend kunnen worden. Artikel 15 Terugbetaling bij verkoop Met dit artikel wordt beoogd om kapitaalvernietiging te voorkomen. Deze zogenaamde anti-speculatie bepaling verplicht de woningeigenaar bij verkoop tot terugbetaling van de eventuele meerwaarde ten gevolge van de woningaanpassing verminderd met de afschrijving. De datum van de verkoop is daarbij bepalend, omdat op die datum vaststaat wat de verkoopprijs van de woning is. Overigens de termijn van 10 jaar ligt ruim beneden de in de bouwwereld algemeen gebruikelijke afschrijvings-termijn van (afhankelijk van het soort bouwwerk) 12 tot 20 jaar. Hoofdstuk 5 Vervoersvoorzieningen Artikel 16 Recht op een vervoersvoorziening Eerste lid Een vervoersvoorziening of een combinatie van voorzieningen moet de mogelijkheid bieden om op jaarbasis minimaal 1500 kilometer af te leggen. Vierde lid In het Financieel Besluit is vastgesteld boven welke inkomensgrens het bezit van een personenauto als algemeen gebruikelijk kan worden beschouwd. In dat geval komt een (bruikleen)auto, brommobiel of gesloten gehandicaptenvoertuig niet voor vergoeding in aanmerking. Artikel 17 Soorten vervoersvoorzieningen Onder b De term door spierkracht voortbewogen vervoermiddelen moet niet te letterlijk worden opgevat. Zo kan hieronder bijvoorbeeld ook een driewielfiets met hulpmotor vallen. Onder e Indien de persoon met beperking is aangewezen op het vervoer met de eigen auto voor het zich lokaal verplaatsen kan een auto aanpassing noodzakelijk zijn. Het college verstrekt aanpassingen tenzij deze algemeen gebruikelijk en/of standaard zijn ingebouwd. De aan te passen auto mag niet ouder zijn dan 5 jaar, omdat vaak de kosten van een aanpassing van een oudere auto niet in verhouding staan tot de resterende levensduur van de auto. Artikel 18 Collectief vervoer Derde lid Onderzoek is noodzakelijk als de 75+er een speciale aantekening vraagt bij gebruik van het collectief vervoer zoals begeleiding of een plaats voorin in een personenauto.

15 Artikel 19 Door spierkracht voortbewogen vervoermiddel Een groot deel van de door spierkracht voortbewogen vervoersmiddelen zijn algemeen gebruikelijk en door personen met een beperking te gebruiken. Zo zijn onder andere de tandemmet, de spartamet, de snorfiets, de fiets met trapondersteuning en de fiets met lage instap zijn algemeen gebruikelijk. Hoofdstuk 6 Rolstoelvoorzieningen Artikel 21 Het recht op een rolstoel Geen rolstoel wordt verstrekt als krukken, een rollator, of andere hulpmiddelen in voldoende mate een oplossing bieden voor het dagelijkse verplaatsingsprobleem. Bij de verstrekking van een rolstoel wordt onder meer rekening gehouden met de verplaatsingsbehoefte en de fysieke mogelijkheden van de persoon. Hoofdstuk 7 Procedures Artikel 23 Aanvraag en informatieplicht Eerste lid De afdeling die belast is met de uitvoering van deze verordening is de afdeling Samenleving/Wmo van de gemeente Oldambt. Tweede lid De informatieplicht heeft onder meer betrekking op de gezondheidssituatie, werk, het inkomen of een verhuizing. Indien de situatie is veranderd kan dit invloed hebben op de verstrekte voorziening. In de toekenningbeschikking staat de informatieplicht uitdrukkelijk opgenomen. Artikel 25 Heronderzoek Zowel bij een periodieke als bij een eenmalige verstrekking is het college bevoegd om te onderzoeken in hoeverre de verstrekte voorziening nog adequaat is en of de omstandigheden die geleid hebben tot het verstrekken van een voorziening gewijzigd zijn.

16