1 VISUELE INSPECTIE EN BEWIJSSTUKKEN ALGEMENE GEGEVENS Bouwjaar Plaatsbezoek Thermische massa...

Vergelijkbare documenten
INSPECTIEPROTOCOL. Inhoudelijke wijzigingen t.a.v. versie 01/07/2017

AANDACHTSPUNTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

AANDACHTSPUNTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

VEELGEMAAKTE FOUTEN BIJ DE OPMAAK VAN ENERGIEPRESTATIECERTIFICATEN (EPC) VOOR

VEELGEMAAKTE FOUTEN. Energieprestatiecertificaat bestaande gebouwen met woonfunctie. Gebaseerd op het inspectieprotocol, versie juli 2017

OPDELING VAN DE VERWARMINGSINSTALLATIES: VOORBEELDEN

//////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////

Veelgemaakte fouten bij de opmaak van energieprestatiecertificaten voor bestaande residentiële gebouwen

bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

406 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

575 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van collectieve woongebouwen te vergelijken.

351 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

486 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

294 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

207 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

212 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

323 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

603 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

169 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

362 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat bestaand gebouw met woonfunctie

energieprestatiecertificaat

190 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

170 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

168 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

619 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

724 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van woningen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

135 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

energieprestatiecertificaat

285 De energiescore laat toe om de energiezuinigheid van appartementen te vergelijken.

energieprestatiecertificaat

Transcriptie:

/ Veelgestelde vragen FAQ Inspectieprotocol EPC residentieel INHOUD 1 VISUELE INSPECTIE EN BEWIJSSTUKKEN... 2 2 ALGEMENE GEGEVENS... 2 2.1 Bouwjaar... 2 2.2 Plaatsbezoek... 3 2.3 Thermische massa... 4 3 BESCHERMD VOLUME EN BRUIKBARE VLOEROPPERVLAKTE... 4 4 VERLIESOPPERVLAKTE EN BEGRENZING... 4 5 U WAARDEN EN MATERIAALEIGENSCHAPPEN... 5 5.1 Bouwfysische eigenschappen gebouwschil... 5 5.2 Bouwfysische eigenschappen openingen... 7 6 VERWARMING... 8 6.1 Kenplaat, label en fabricagedatum... 8 6.2 Ketels... 9 6.3 Kachels... 9 6.4 Opdeling verwarmingsinstallaties... 10 6.5 Testrendement... 12 6.6 Elektrische verwarming... 13 6.7 Regelsysteem... 13 6.8 Warmeluchtgeneratoren... 13 6.9 Warmtepomp... 13 7 SANITAIR WARM WATER... 14 8 OVERIGE INSTALLATIES... 14 8.1 Ventilatie... 14 8.2 Koeling... 15 8.3 Zonne energie... 15 www.energiesparen.be

1 VISUELE INSPECTIE EN BEWIJSSTUKKEN Moet de aanstiplijst ook opgemaakt worden als er geen bewijzen beschikbaar zijn? (EPC residentieel Ja. Met dit document toont de deskundige aan dat hij de eigenaar of gevolmachtigde geïnformeerd heeft over de mogelijke bewijsstukken, maar dat er geen bewijsstukken beschikbaar zijn. Zowel de deskundige als de eigenaar of gevolmachtigde ondertekenen het document. Mag de energiedeskundige een eigen aanstiplijst maken of moet de aanstiplijst van het VEA gebruikt worden? (EPC Enkel de aanstiplijst van het VEA mag gebruikt worden. http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epc/doc/toelichting_aanstiplijst.doc http://www2.vlaanderen.be/economie/energiesparen/epc/doc/toelichting_aanstiplijst.pdf Wordt een (formele) verklaring van de eigenaar, een aannemer, aanvaard als bewijsstuk? (EPC Verklaringen worden niet aanvaard als bewijsstuk. Het inspectieprotocol legt vast welke documenten mogen worden gebruikt als bewijsstuk. Tevens legt het inspectieprotocol vast aan welke voorwaarden deze bewijsstukken moeten voldoen en voor welke invoergegevens deze bewijsstukken mogen worden gebruikt. Mag een niet goedgekeurde subsidieaanvraag als bewijsstuk worden gebruikt? (EPC residentieel Nee, enkel door de Vlaamse overheid of netbeheerder goedgekeurde subsidieaanvragen mogen als bewijsstuk worden gebruikt bij de opmaak van een EPC voor een wooneenheid. De goedkeuring van de subsidieaanvraag moet tevens worden aangetoond door de goedkeuringsbrief van de Vlaamse overheid of netbeheerder of aan de hand van een rekeninguittreksel (betaling van de subsidie). 2 ALGEMENE GEGEVENS 2.1 Bouwjaar In het uittreksel uit het vergunningenregister wordt zowel de datum van de aanvraag van de stedenbouwkundige vergunning als de datum van de vergunning vermeld. Welk jaar wordt ingegeven als bouwjaar? (EPC Het jaar van de aanvraag primeert op alle andere informatie en wordt als bouwjaar ingevuld. In de EPB aangifte wordt het jaar van de stedenbouwkundige aanvraag en de vergunning vermeld. Welk jaar wordt ingegeven als bouwjaar? (EPC Het jaar van de aanvraag wordt als bouwjaar ingevoerd. Mag het bouwjaar telefonisch of per mail bij de gemeente opgevraagd worden? (EPC residentieel Neen, telefonische informatie over het bouwjaar wordt in de huidige versie van het inspectieprotocol (januari 2013) niet aanvaard als bewijsstuk. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 2 van 15

Informatie (per brief, e mail of van de website) van de gemeente wordt wel aanvaard, op voorwaarde dat ook de bron van deze informatie over het bouwjaar (zijnde kadastrale legger of vergunningenregister) is vermeld. De bron van de informatie is noodzakelijk om het bouwjaar, in overeenstemming met de werkwijze vastgelegd in het inspectieprotocol, te verrekenen naar het jaar van de aanvraag. De werkwijze voor de verrekening van het bepalen van het bouwjaar is in deel II van het inspectieprotocol, 2.4. bouwjaar vastgelegd. De eigenaar kan het bouwjaar van de woning niet aantonen met door het inspectieprotocol aanvaarde bewijsstukken. Welk bouwjaar wordt dan ingevuld op het EPC? (EPC residentieel Voor woningen ouder dan 1970 zijn geen bewijsstukken over het bouwjaar nodig en wordt geen bouwjaar ingevuld of wordt een bouwjaar (voor 1970) op basis van de beschikbare informatie ingeschat. Voor woningen vanaf 1970 moet het bouwjaar door bewijsstukken worden aangetoond. Als deze ontbreken, wordt geen bouwjaar ingevuld. In de praktijk kan voor woningen vanaf 1970 echter vaak bij de gemeente een uittreksel uit het vergunningenregister worden opgevraagd. Ook een uittreksel van het kadaster kan worden opgevraagd (dienst kadaster van het ministerie van Financiën). Deze uittreksels zijn ook vereist bij de verkoop van een woning. Bewijsstukken die worden aanvaard en de werkwijze voor de verrekening en het bepalen van het bouwjaar worden in deel II van het inspectieprotocol, 2.4. bouwjaar vastgelegd. Waarom wordt het bouwjaar zoals vermeld in de vergunning of het uittreksel van de kadastrale legger verrekend naar het jaar van de stedenbouwkundige aanvraag? (EPC Vanaf 1970 zijn er in de berekening van de energiescore in functie van het bouwjaar (bij ontbrekende informatie) aannamen vastgelegd over de isolatie en de rendementen van de installaties. Omdat het jaar van de aanvraag bepalend is voor het isolatie of energieprestatieniveau, legt het inspectieprotocol het jaar van de aanvraag vast als referentie voor het bouwjaar. 2.2 Plaatsbezoek Mag de datum van het plaatsbezoek aangepast worden in de software? (EPC De datum van het plaatsbezoek mag enkel worden gewijzigd als de energiedeskundige opnieuw de woning heeft bezocht en de eerder ingevoerde invoergegevens heeft gecontroleerd, en in overeenstemming met het plaatsbezoek en de laatste versie van het inspectieprotocol heeft aangepast. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als de eigenaar energiebesparende aanbevelingen heeft uitgevoerd en de invloed op de energiescore in een aangepast EPC wenst te vertalen. Als de eigenaar na het doorsturen van het EPC naar de Energieprestatiedatabank nog extra bewijsstukken aan de energiedeskundige ter beschikking stelt en deze niet strijdig zijn met de eerdere vaststellingen tijdens het plaatsbezoek kan de energiedeskundige deze zonder opnieuw ter plaatse te gaan aanpassen in de software. De datum van het plaatsbezoek mag dan niet worden aangepast. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 3 van 15

2.3 Thermische massa Hoe wordt de thermische massa van een wooneenheid in een appartementsgebouw bepaald? (EPC De thermische massa heeft enkel betrekking op het beschermde volume van de wooneenheid waarvoor het energieprestatiecertificaat wordt opgemaakt. 3 BESCHERMD VOLUME EN BRUIKBARE VLOEROPPERVLAKTE Wordt een (binnen)ruimte met een zwembad meegenomen met het beschermde volume? (EPC Als deze ruimte op basis van het stappenplan tot het beschermde volume behoort, worden de bruikbare vloeroppervlakte en de verliesoppervlakten van deze ruimte meegeteld. Bij het bepalen van de verliesoppervlakte mogen de muren van het zwembad (= watervolume) als verliesoppervlakte verwaarloosd worden. De vloer wordt dan ter hoogte van het zwembad doorgetrokken (vloer boven watervolume = fictieve vloer). Als een zolder op basis van het inspectieprotocol behoort tot het beschermde volume, maar niet of moeilijk toegankelijk of niet beloopbaar is, wordt deze zolder dan meegeteld bij de bruikbare vloeroppervlakte? (EPC Ja. Als een zolder tot het beschermde volume behoort, wordt deze zolder in rekening gebracht bij de bruikbare vloeroppervlakte. Vloerdelen met een hoogte lager dan 1,5m (binnenafmeting) en de oppervlakte van vides en schalmgaten groter dan 4 m² worden hierbij niet in rekening gebracht. Het inspectieprotocol van 11 januari 2013 sloot zoldertippen, die niet of moeilijk toegankelijk of niet beloopbaar zijn, wel uit. Deze voorwaarde voor zoldertippen werd toegevoegd om te vermijden dat een bijkomende verdieping boven een zolder die niet of moeilijk toegankelijk of niet beloopbaar is ook tot de bruikbare vloeroppervlakte zou worden gerekend. Aangezien de voorwaarde voor zoldertippen aanleiding gaf tot verwarring bij de energiedeskundigen werd deze voorwaarde geschrapt. Vanaf 15 juni 2014 gelden voor het bepalen van de bruikbare vloeroppervlakte bijgevolg voor zoldertippen, zolders en de overige ruimten dezelfde voorwaarden. 4 VERLIESOPPERVLAKTE EN BEGRENZING Mag, als bij een zolder zowel het hellende dak als de zoldervloer geïsoleerd zijn, de isolatie van het hellend dak en de zoldervloer samengeteld worden? (EPC Neen, enkel de isolatie in de schildelen die het beschermde volume scheiden van de buitenomgeving, de grond, de aangrenzende onverwarmde ruimten en de (kruip)kelders, worden ingegeven als verliesoppervlakten. De aanwezigheid van isolatie in de schildelen die het beschermde volume niet begrenzen kan in het vrije invoerveld vermeld worden. De deskundige vermeldt in het vrije invoerveld ook de dikte, het type, en de bron (zijnde vaststelling of bewijsstukken van deze isolatie). Deze informatie verschijnt dan ook op het EPC. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 4 van 15

Met welke begrenzing wordt een vloer grenzend aan een kruipkelder in de software ingevoerd? (EPC Met de begrenzing kelder. Wanneer grenst een ruimte aan een kelder en wanneer grenst een ruimte aan een AOR? (EPC Bij een kelder zijn minstens 70% van de buitenwanden in contact met grond. In de overige gevallen is er sprake van een AOR. Hoe wordt een hellend dak met begrenzing AOR ingegeven? (EPC Een hellend dak dat aan een AOR grenst, wordt in de EPC software ook ingevoerd als hellend dak. Hoe wordt een paneel ingegeven in een plat of hellend dak? (EPC Het is niet mogelijk om een paneel in een plat of hellend dak in te geven. De opening met het paneel wordt ook als plat of hellend dak ingevoerd. Als type dak wordt standaard aangenomen. Voor het bepalen van de isolatie wordt de werkwijze gehanteerd zoals vastgelegd in het inspectieprotocol (deel IV U waarden). 5 U WAARDEN EN MATERIAALEIGENSCHAPPEN 5.1 Bouwfysische eigenschappen gebouwschil Als het isolatiemateriaal voorkomt in de lijst van voorgedefinieerde isolatiematerialen, moet dan de lambda of R waarde van dit materiaal ingevoerd worden? (EPC Volgens het Inspectieprotocol Deel IV U waarden, 2.1 Stappenplan gebouwschil heeft de invoer van de eigenschappen van de isolatie (STAP 2) voorrang op de invoer van het isolatiemateriaal (STAP 3). Dit wil zeggen dat de gedeclareerde lambda waarde of de gedeclareerde R waarde ingevoerd moeten worden als ze bekend zijn. De gedeclareerde lambda of de gedeclareerde R waarde kan enkel opgezocht worden als het merk en het type isolatiemateriaal bekend is. Vaak is het merk en het type isolatiemateriaal niet bekend en wordt de dikte en het type isolatiemateriaal ingevoerd in de software. De types (voorgedefinieerde) isolatiematerialen zijn te vinden in het Inspectieprotocol Deel IV U waarden, 2.2 Isolatiemateriaal. De lambda waarden die in het inspectieprotocol vermeld zijn bij deze isolatiematerialen mogen niet ingevoerd worden. De software rekent hier al mee achter de schermen. Wat moet ingevoerd worden als een isolatiemateriaal aanwezig is, maar dit materiaal niet voorkomt op de lijst van voorgedefinieerde isolatiematerialen? (EPC Als een materiaal vastgesteld wordt dat niet voorkomt op de lijst met voorgedefinieerde isolatiematerialen, dan mag dit materiaal enkel als isolerende laag meegenomen worden als de gedeclareerde lambda waarde (door geleiding en dus zonder straling en convectie) van dit materiaal kleiner of gelijk is aan 0,2 W/mK. De betreffende dikte en de gedeclareerde lambda waarde van deze isolatielaag mag worden ingevoerd bij 'isolatie' met 'eigenschappen bekend'. Als de gedeclareerde lambda waarde niet gekend is, mag het materiaal niet als isolatie ingerekend worden. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 5 van 15

De lijst met voorgedefinieerde isolatiematerialen is te vinden in het Inspectieprotocol Deel IV U waarden, 2.2 Isolatiemateriaal. Meer informatie over gedeclareerde waarden is te vinden in het inspectieprotocol Deel IV U waarden, 1.1.3 Gedeclareerde waarde. Als het isolatiemateriaal onbekend is en de dikte van de isolatie bekend is bijvoorbeeld omdat op de plannen isolatie x cm vermeld staat, dan wordt de dikte van het isolatiemateriaal ingevoerd en als isolatiemateriaal onbekend geselecteerd. Mag de lambda waarde op een factuur rechtstreeks ingevoerd worden in de software? (EPC Neen. De toegestane bronnen om rechtstreeks waarden in te voeren worden vermeld in het inspectieprotocol Deel IV U waarden, 2.1 Stappenplan gebouwschil en 2.7 Bewijsstukken. Bovendien mogen enkel gedeclareerde waarden ingevoerd worden. Een definitie hiervan is te vinden in het inspectieprotocol Deel IV U waarden, 1.1.3 Gedeclareerde waarde. Hoe wordt een isolerende mortel ingevoerd in de software? (EPC De lambdawaarde van isolerende mortels varieert naargelang de samenstelling en het gewicht. Als de gedeclareerde lambda waarde van een isolerende mortel gekend is en kleiner dan 0,20 W/mK, dan mag deze lambda waarde rechtstreeks ingevoerd worden in de software. Meer informatie over gedeclareerde waarden is te vinden in het inspectieprotocol Deel IV U waarden, 1.1.3 Gedeclareerde waarde. Hoe wordt isolatie in de vorm van geëxpandeerde kleikorrels ingegeven? (EPC Wanneer geëxpandeerde kleikorrels als zuiver materiaal gebruikt worden, en dus niet vermengd met een ander materiaal, dan: wordt de gedeclareerde lambda waarden rechtstreeks ingevoerd in de software als deze gekend is en kleiner is dan 0,20 W/mK wordt het isolatiemateriaal 'geëxpandeerde kleikorrels' geselecteerd in de voorgedefinieerde lijst met isolatiematerialen als de gedeclareerde lambda waarde onbekend is. Wanneer geëxpandeerde kleikorrels verwerkt zijn in beton of mortels, dan worden ze op dezelfde manier ingevoerd als isolerende mortels: Als de gedeclareerde lambda waarde van het beton of de mortels met de geëxpandeerde kleikorrels gekend is en kleiner dan 0,20 W/mK, dan wordt deze lambda waarde rechtstreeks ingevoerd in de software In het vrije invoerveld kan (als u dit vastgesteld hebt of als de eigenaar over geldige bewijsstukken beschikt die dit aantonen) vermeld worden dat er in de vloer geëxpandeerde kleikorrels aanwezig zijn. U vermeldt dan bijkomend het type en de dikte. Toelichtingen in het vrije invoerveld mogen niet in strijd zijn met het inspectieprotocol. Als de energiedeskundige vaststelt dat één dakvlak geïsoleerd is, mag hij/zij er van uitgaan dat ook de andere dakvlakken van dit dak geïsoleerd zijn? (EPC De energiedeskundige mag hiervan uitgaan als de dakvlakken zijn opgetrokken in dezelfde bouwfase en met dezelfde opbouw (samenstelling/dikte/materialen). Deze aanname geldt niet voor een zoldervloer, de dakvlakken van een dakkapel, Zie ook het inspectieprotocol Deel IV: U waarden, 2.6.3.3 Aannames voor daken en plafonds. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 6 van 15

Mag bij een klassiek hellend dak de luchtlaag tussen het onderdak en de isolatie als spouw worden ingerekend? (EPC De luchtlaag tussen het onderdak en de isolatie wordt beschouwd als niet geventileerd. Deze luchtlaag wordt als spouw ingegeven, op voorwaarde dat ze een minimale dikte van 2cm en een maximale dikte van 30 cm heeft. De luchtlaag tussen het onderdak en de pannen is sterk geventileerd en wordt niet als spouw aangeduid. Als de luchtlaag dikker is dan 30 cm, dan wordt deze beschouwd als een AOR. Zie ook het inspectieprotocol deel IV: U waarden, 1.2.4 Luchtspouw 5.2 Bouwfysische eigenschappen openingen Wordt voor het vaststellen van een coating bij beglazing ook een low e coating meter of digitale coatingdetector toegestaan? (EPC Ja. Een low e coating meter of digitale coatingdetector zijn digitale meters en mogen ook gebruikt worden om een coating aan te tonen. Mag bij hoogrendementsbeglazing een U waarde gebruikt worden als bewijs voor het hoofdtype. Wat is het verschil met de rechtstreekse invoer van de U waarde? (EPC Voor het bepalen van het type hoogrendementsbeglazing worden andere bewijsstukken aanvaard dan deze die gebruikt worden voor de rechtstreekse U waarde van het venster of de beglazing. Een overzicht van deze bewijsstukken is te vinden in het Inspectieprotocol Deel IV U waarden, 3.5 Bewijsstukken. De bewijsstukken die gebruikt worden voor de rechtstreekse invoer van de U waarde van de vensters of de beglazing zijn respectievelijk te vinden in de kolommen U venster en U glas. De bewijsstukken die gebruikt worden voor de bepaling van het type glas (en de hieraan gekoppelde maximale U waarde) zijn te vinden in de kolom hoofdtype glas. Mag manuele zonwering enkel ingevoerd worden als deze langs binnen kan worden bediend? (EPC Ja. Van manueel langs buiten bediende zonwering wordt verondersteld dat ze onvoldoende gebruikt wordt. Daarom worden deze niet in rekening gebracht. Hoe wordt de U waarde van oneigenlijke openingen (bijvoorbeeld openingen zonder deuren of ramen) bepaald? (EPC In bepaalde gevallen is het mogelijk dat er zich openingen in een wooneenheid bevinden die er niet horen te zijn. Voorbeelden hiervan zijn ramen of deuren die uitgebroken zijn of gaten in een muur of dak ten gevolge van brand of door een ongeluk, Voor het bepalen van het type moet voor deze schildelen uitgegaan worden van de energetisch slechtste situatie (dit is bijvoorbeeld enkel glas voor beglazing). In het vrije invoerveld vermeldt de energiedeskundige deze aanname. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 7 van 15

Hoe wordt de g waarde van de beglazing ingevoerd als de U waarde uit de EPB aangifte gekend is? (EPC Sinds 3 december 2009 is de g waarde vermeld in het EPW formulier van de EPB aangifte en kan deze overgenomen worden in de EPC software. In de EPB aangiften die dateren van voor 3 december 2009 was nog geen g waarde vermeld. In dat geval wordt het hoofdtype van de beglazing ook ingevoerd (zie Inspectieprotocol, Deel IV U waarden, 3.2. 2 Stappenplan G waarde beglazing, stap 2). Hoe wordt een lichtstraat, dakkoepel, in de EPC software ingegeven? (EPC Voor de beglazing wordt dezelfde werkwijze gehanteerd als voor de overige beglazing (zie Inspectieprotocol, deel IV: U waarden, 3.2.1 Stappenplan U waarde vensters, stap 3). De beglazing kan hierbij zowel uit glas, kunststof, glas in lood, enkel uitgevoerd profielglas, polycarbonaatplaat, bestaan. Hoe wordt beglazing met fabricagejaar 1985 ingevoerd? (EPC In het inspectieprotocol wordt voor beglazing: ouder dan 1985: een fabricagejaar < 1985 en jonger dan 1985: een fabricagejaar >= 1985 bedoeld in hoofdstuk 3.2.3 hoofdtype beglazing van het inspectieprotocol deel IV: U waarden. 6 VERWARMING 6.1 Kenplaat, label en fabricagedatum Mag het fabricagejaar achterhaald worden op basis van het typenummer of serienummer? (EPC In sommige gevallen kan op basis van het typenummer of serienummer van een ketel het fabricagejaar achterhaald worden. Raadpleeg hiervoor de technische documentatie van de fabrikant van het toestel. Als het fabricagejaar op deze manier achterhaald kan worden, dan moet dit ingevoerd worden. Hoe moet het fabricagejaar van een ketel bepaald worden? (EPC Afhankelijk van het type bewijsstuk, wordt het fabricagejaar van de ketel berekend volgens de werkwijze van (ver)bouwjaar (IP deel II, 2.4). Mag een sticker op de ketel als kenplaat beschouwd worden? (EPC Als de sticker hetzelfde uitzicht heeft als een kenplaat en dezelfde gegevens bevat, dan mag deze als kenplaat beschouwd worden. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 8 van 15

De syndicus wil geen toegang geven tot de gemeenschappelijke stookruimte. Wat moet ik doen? (EPC residentieel Onze wetgeving legt geen verplichting op aan de syndicus om toegang te verschaffen tot de gemeenschappelijke stookruimte. Hiervoor moet de eigenaar van het appartement beroep doen op de vrederechter. De syndicus mag de eigenaar immers niet belemmeren om zijn eigendom te verkopen of te verhuren. Doet hij dat toch, dan handelt hij tegen de deontologie van het beroep en is hij strafbaar. De mede eigenaar heeft drie maanden de tijd om te reageren op een beslissing van de syndicus en een vordering bij de vrederechter in te stellen. Die drie maanden gaan in vanaf de kennisgeving van de beslissing. Meer uitleg over hoe een vordering ingesteld kan worden bij de vrederechter vind je terug op volgende website: http://justitie.belgium.be/nl/rechterlijke_orde/hoven_en_rechtbanken/vredegerecht/rechtszaak_aans pannen. Daarnaast kan de eigenaar, wanneer het om een professionele syndicus gaat, klacht indienen bij het Instituut van vastgoedmakelaars (BIV), dat in dit geval optreedt als tuchtinstantie. (http://www.biv.be/tuchtrechtspraak/van klacht tot uitspraak de tuchtprocedure) Het BIV kan enkel een tuchtsanctie opleggen en kan geen geldelijke schadevergoeding toekennen. De tuchtprocedure staat volledig los van de 'burgerlijke aspecten' die door de burgerlijke rechtbanken worden behandeld (vrederechter, rechtbank van eerste aanleg,...). 6.2 Ketels Hoe wordt de regeling van de watertemperatuur van de ketel, waarbij de kamerthermostaat ervoor zorgt dat de ketel kan afkoelen als er geen warmtevraag is, ingevoerd? (EPC Deze regeling van de watertemperatuur wordt ingevoerd als een variabele watertemperatuur met regeling door een kamerthermostaat. De ketel zal steeds dezelfde temperatuur bereiken (bepaald door de ketelthermostaat), maar alleen als de kamerthermostaat dat toelaat. Voor het inspectieprotocol is de term variabel uniek verbonden aan de kamerthermostaat. Dit betekent dat de ketel kan afkoelen wanneer er geen warmtevraag is, en dat de ketel bij warmtevraag tot de nominale temperatuur zal klimmen. Deze nominale temperatuur wordt begrensd door de ketelthermostaat. Let op: In sommige bronnen wordt een weersafhankelijke regeling (regeling van de temperatuur van de ketel door middel van een buitenvoeler) vermeld als een glijdende temperatuursregeling en spreekt men over een variabele ketelwatertemperatuur in geval van een kamerthermostaatregeling. Terwijl in andere bronnen men zowel de weersafhankelijke regeling als de kamerthermostaat onder dezelfde noemer van glijdende temperatuur neemt, hoewel er een fundamenteel verschil in regelprincipe is. Voor meer informatie over het herkennen van regelingen verwijzen we naar het Inspectieprotocol, deel V Ruimteverwarming, 4.4.6 Regeling van de watertemperatuur van de ketel. 6.3 Kachels Hoe wordt een kachel op ethanol ingevoerd? (EPC Kachels op ethanol worden ingevoerd als stookoliekachels. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 9 van 15

6.4 Opdeling verwarmingsinstallaties Welke installatie moet ingevoerd worden voor ruimtes die meegenomen zijn in het beschermde volume, maar noch direct, noch indirect verwarmd worden? (EPC residentieel 01/2016 ) In het Inspectieprotocol Deel V Installaties: Ruimteverwarming, 3. Opdeling verwarmingsinstallaties, wordt stap 1 aangevuld met: Bijzonder geval: ruimtes die noch direct noch indirect verwarmd worden Ruimtes die noch direct noch indirect verwarmd worden, maar wel deel uitmaken van het beschermde volume op basis van het stappenplan om het beschermde volume te bepalen (deel II, 3.1), worden beschouwd als decentraal elektrisch verwarmd. Deze aanname moet vermeld worden in het vrije invoerveld. Een uitzondering hierop zijn rondomrond geïsoleerde ruimtes, waarvan de bruikbare vloeroppervlakte niet ingerekend mag worden. Deze worden verondersteld verwarmd te zijn door de aanpalende ruimte om grillige omtreklijnen te vermijden. Hoe worden meer dan twee installaties van hetzelfde type toegewezen aan een ruimtecluster? (EPC In het Inspectieprotocol Deel V Installaties: Ruimteverwarming, 3. Opdeling verwarmingsinstallaties, worden de bijzondere gevallen 1. Meerdere installaties aangevuld met: Als in een ruimtecluster meer dan twee installaties van hetzelfde type ( individueel, decentraal of collectief of afstandsverwarming ) voorkomen, moet het volume, toegewezen aan dat type, evenredig verdeeld worden over het aantal installaties van dat type. Voorbeeld: Ruimtecluster met 2 houtkachels en 1 vast decentraal elektrisch verwarmingselement. Opdeling: Er zijn meer dan twee installaties, deze zijn allen van hetzelfde type: decentraal. Het volume van de ruimtecluster moet dus evenredig verdeeld worden: iedere houtkachel krijgt 1/3e van het volume toegewezen, net zoals het vast decentraal elektrisch verwarmingselement. Als de houtkachels dezelfde invoerparameters hebben, mogen de houtkachels als 1 installatie ingegeven worden in de software. Hoe worden verscheidene decentrale installaties met dezelfde invoerparameters ingevoerd? (EPC In het Inspectieprotocol Deel V Installaties: Ruimteverwarming, 3. Opdeling verwarmingsinstallaties, wordt stap 6 aangevuld als volgt: STAP 6 Tel de berekende volumes uit stap 5 per installatie samen. 6.1 Als er vier of minder installaties werden gedefinieerd in stap 1, moeten deze installaties en het respectievelijke verwarmde volume allemaal ingevoerd worden in de software. Decentrale installaties met dezelfde invoerparameters in de software mogen als 1 installatie ingevoerd worden in de software, waarbij de volumes van de ruimteclusters worden opgeteld. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 10 van 15

6.2 Als er meer dan vier installaties werden gedefinieerd in stap 1, moeten alle decentrale installaties met dezelfde invoerparameters samen beschouwd worden en als 1 installatie ingevoerd worden in de software, waarbij de volumes van de ruimteclusters worden opgeteld. Als er na het samennemen van de decentrale installaties met dezelfde invoerparameters nog meer dan 4 installaties overblijven, moeten installaties met eenzelfde opwekker, maar een verschillend afgiftesysteem samengevoegd worden. In de software wordt dan als afgiftesysteem radiatoren/convectoren aangeduid. De bijhorende volumes uit stap 5 worden bij elkaar opgeteld. Als er nu 4 of minder installaties overblijven, kunnen deze installaties en bijhorende volumes ingevoerd worden in de software. 6.3 Als na het samenvoegen van de decentrale installaties met dezelfde parameters en van de installaties met eenzelfde opwekker nog steeds meer dan vier installaties overblijven, worden enkel de vier installaties die het grootste volume bedienen opgenomen in de software. De volumes van de overige installaties moeten toegevoegd worden bij de 4 grootste installaties. Hierbij gelden volgende prioriteiten: 1. Als de te schrappen installatie samen met (een) andere installatie(s) een ruimtecluster bedient, moet het aandeel van de te schrappen installatie toegewezen worden aan de overblijvende installatie met het grootste aandeel in die ruimtecluster. 2. Als de te schrappen installatie de enige verwarmingsinstallatie is in de beschouwde ruimtecluster, wordt het volume opgeteld bij een andere ruimtecluster volgens de prioriteiten van stap 3. Als deze ruimtecluster door meerdere installaties verwarmd wordt, moeten de regels uit stap 5 over de verdeling over meerdere installaties gevolgd worden. De volumes bepaald volgens de berekeningen tot en met stap 6, moeten afgerond worden tot op 1m³. Op welke manier worden woningen zonder verwarming in de software ingevoerd? (EPC residentieel Volgens het Energiedecreet van 8 mei 2009 geldt dat wooneenheden die energie verbruiken om ten behoeve van mensen een specifieke binnentemperatuur te bekomen een energieprestatiecertificaat (EPC) nodig hebben. Dit betekent dat gebouwen die niet verwarmd worden ten behoeve van mensen, geen EPC nodig hebben bij de verkoop of verhuur. Onder geen verwarming wordt de afwezigheid van een vast opwekkings of afgiftesysteem verstaan. Voor deze gevallen bestaan er geen aannames om de verwarming in te voeren gezien er geen EPC noodzakelijk is. Dit is niet van toepassing voor wooneenheden waarbij de verwarming defect of niet aangesloten is. Dan is er wel een energieprestatiecertificaat nodig bij verkoop of verhuur. Wanneer er parameters onbekend zijn wordt in deze gevallen 'onbekend' of de slechtst mogelijke situatie (als onbekend geen optie is) ingevoerd conform het inspectieprotocol. De aannames worden door de energiedeskundige vermeld in het vrije invoerveld. Hoe wordt het aantal wooneenheden ingevoerd bij ketels in cascade? (EPC Bij ketels die in cascade geschakeld zijn, moet per ketel het volledig aantal equivalente wooneenheden ingevuld worden. Het aantal equivalente wooneenheden moet dus niet gedeeld worden door het aantal ketels dat in cascade is geschakeld. Als in een ruimte zowel radiatoren als vloerverwarming voorkomen, welk afgiftesysteem moet dan aangeduid worden? (EPC De combinatie van radiatoren en vloerverwarming is in de software voorzien en moet zo ingevoerd worden. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 11 van 15

Moeten gaskachels met verschillende parameters (vb. bouwjaar) afzonderlijk als decentrale installaties ingegeven worden in de software? (EPC Aangezien de invoergegevens van deze gaskachels verschillend zijn, moeten deze kachels aanzien worden als verschillende verwarmingssystemen en dus afzonderlijk ingegeven worden in de software. Hoe wordt een ruimteverwarmingssysteem ingevoerd waarbij dezelfde radiatoren zowel op een CVketel als op een watervoerende kachel aangesloten zijn? (EPC Een watervoerende kachel die radiatoren bedient, wordt ingevoerd als een fictieve ketel, zoals beschreven in het inspectieprotocol (Deel V Ruimteverwarming, 3 Opdeling verwarmingsinstallaties, Stap 1). Wanneer dezelfde radiatoren echter ook aangesloten zijn op een CV ketel, wordt de watervoerende kachel als niet preferent beschouwd, zoals beschreven in het inspectieprotocol (Deel V ruimteverwarming, 3 Opdeling verwarmingsinstallaties, Stap 5 bijzonder geval 2). 6.5 Testrendement Zijn er nog andere benamingen mogelijk voor de onderste of bovenste verbrandingswaarde? (EPC Ja. In het Inspectieprotocol worden deze vermeld bij Deel V Installaties: Ruimteverwarming 4.4.4 Testrendement bij 30% deellast. In geval van twijfel mag de fabrikant gecontacteerd worden om uitsluitsel te bieden. Een schriftelijk bewijs met het antwoord van de fabrikant moet bijgehouden worden. Zijn er nog andere benamingen mogelijk voor het 30% deellastrendement? (EPC residentieel Ja. In het Inspectieprotocol worden deze vermeld bij Deel V Installaties: Ruimteverwarming 4.4.4 Testrendement bij 30% deellast. Bij luchtverwarmers waarvoor het rendement bij 30% belasting niet gemeten kan worden, wordt de waarde bij 100% belasting gehanteerd. Als in de technische documentatie deellastrendementen voor verschillende temperatuurregimes vermeld staan, moet het berekende rendement bij een retourtemperatuur van 30 C worden ingevoerd. Voorbeeld: De technische documentatie vermeldt volgende informatie: 1. Efficiency at 30% of load (80 / 60 C) 94,5% 2. Efficiency at 30% of load (40 / 30 C) 106% In de software moet 106% ingevoerd worden bij Rendement 30% deellast. In geval van twijfel mag de fabrikant gecontacteerd worden om uitsluitsel te bieden. Als bewijs moet het schriftelijk antwoord van de fabrikant bijgehouden worden. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 12 van 15

6.6 Elektrische verwarming Hoe moet elektrische vloerverwarming met centrale sturing worden ingevoerd? (EPC residentieel Elektrische vloerverwarming valt onder decentrale verwarming, ongeacht de sturing. 6.7 Regelsysteem Een wooneenheid met vloerverwarming beschikt over een domoticasysteem waarbij voor elk lokaal afzonderlijk de temperatuur kan worden bepaald via zoneventielen. Hoe moet deze regeling ingegeven worden? (EPC Voor dit systeem wordt aangeduid dat er thermostatische radiatorkranen en een kamerthermostaat aanwezig zijn. De energiedeskundige vermeldt in het vrije invoerveld de aanwezigheid van het domoticasysteem. Hoe moet een verplaatsbare kamerthermostaat ingegeven worden? (EPC Een verplaatsbare kamerthermostaat moet als een gewone kamerthermostaat ingegeven worden. Er is geen aangepaste invoer nodig. Bij een modulerende kamerthermostaat moet bij de regeling van de watertemperatuur van de ketel 'buitenvoeler' aangeduid worden, maar wat wordt aangeduid bij het regelsysteem? (EPC residentieel De regeling van de watertemperatuur heeft invloed op het rendement van de ketel en het regelsysteem op het distributierendement. Als de kamerthermostaat de temperatuur van het water beïnvloedt zoals dat met een buitenvoeler gebeurt, moet dus zowel voor de watertemperatuur van de ketel als voor het regelsysteem de optie buitenvoeler gekozen worden. 6.8 Warmeluchtgeneratoren Hoe worden warmeluchtgeneratoren ingevoerd? (EPC Voor warmeluchtgeneratoren gelden volgende aannames: Geval 1: decentrale warmeluchtgeneratoren op gas o Type decentrale gaskachel o Fabricagejaar >= 1985 Geval 2: individuele centrale verwarming o Type afgiftesysteem: luchtverwarming 6.9 Warmtepomp Hoe moet een warmtepomp die uitgerust is met een elektrische back up ingevoerd worden? (EPC Als de elektrische back up in dezelfde behuizing is geïntegreerd dan de warmtepomp moet dit niet als afzonderlijke installatie beschouwd worden. Enkel de warmtepomp moet ingegeven worden. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 13 van 15

7 SANITAIR WARM WATER Moet de verwarming van het water van een zwembad meegenomen worden in de software? (EPC De verwarming van het zwembadwater wordt niet meegenomen. Deze aanname moet worden vermeld in het vrije invoerveld. Hoe moet een elektrisch verwarmingslint bij sanitair warm water worden ingegeven? (EPC Als een elektrisch verwarmingslint aanwezig is, moet aangeduid worden dat er een circulatieleiding aanwezig is. Deze circulatieleiding wordt geïsoleerd verondersteld. Welk volume wordt bij een collectieve combi ketel ingevuld als het volume van het voorraadvat onbekend is? (EPC Als het volume niet kan bepaald worden volgens de door het inspectieprotocol vastgelegde werkwijze, wordt een geïsoleerd voorraadvat van 100l aangeduid. Hoe wordt zonneboiler die instaat voor de opwarming van sanitair warm water ingevoerd? (EPC Zonneboilers die instaan voor de aanmaak van sanitair warm water zijn altijd gekoppeld aan een naverwarming. Die naverwarming kan bestaan uit een cv ketel, een gasdoorstromer, een elektrische naverwarming,... Het is deze naverwarming die moet ingevoerd worden bij het sanitair warm water. Als onduidelijk is hoe het warm water naverwarmd wordt, moet bij sanitair warm water elektrisch voorraad gekozen worden. Om de opslagverliezen van het voorraadvat correct in rekening te brengen, moet steeds aangeduid worden dat het een type is met een voorraadvat. Als bijvoorbeeld naverwarmd wordt met een elektrische doorstromer, moet elektrisch voorraad geselecteerd worden. Het volume en de isolatie van het voorraadvat moeten volgens de werkelijkheid ingevoerd worden. De aanwezigheid van de zonneboiler moet aangeduid worden in het aparte tabblad zonneboiler. 8 OVERIGE INSTALLATIES 8.1 Ventilatie Geldt een systeem D zonder naverwarming maar met warmterecuperatie uit de afvoerlucht ook als verwarmingssysteem? (EPC Gezien de warmtewisselaar in het systeem enkel gebruikt wordt als voorverwarming van de ventilatielucht, moet dit niet beschouwd worden als verwarmingssysteem. Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 14 van 15

8.2 Koeling Hoe wordt het deel van het beschermde volume berekend dat gekoeld wordt? (EPC residentieel Zodra 50% of meer van het beschermde volume wordt gekoeld met behulp van een koelinstallatie, wordt aangegeven dat er een koelinstallatie aanwezig is. Enkel ruimtes die direct gekoeld worden, worden hierbij in rekening gebracht. De definitie van een ruimte is bepaald in het Inspectieprotocol (versie januari 2013, deel II, 3.1) en vermeldt dat delen van een ruimte die niet kunnen worden afgesloten van elkaar tot dezelfde ruimte behoren. Twee ruimtes waarvan de scheidingswand of vloer een opening bevat (vb. traphal), vormen dus één ruimte. 8.3 Zonne energie Hoe wordt de oppervlakte van meerdere zonnepanelen ingevoerd als ze aangesloten zijn op meerdere wooneenheden of niet residentiële delen? (EPC Als meerdere wooneenheden op dezelfde zonnepanelen aangesloten zijn, wordt de totale oppervlakte van de zonnepanelen gedeeld door het aantal aangesloten wooneenheden ingevoerd. Bij studentenkamers die geen wooneenheid zijn, wordt de oppervlakte van de zonnepanelen verdeeld volgens de regels over equivalente wooneenheden bij collectieve sanitair warm water en verwarmingsinstallaties vastgelegd in het inspectieprotocol (zie resp. deel VI 1.5.1.2 deel V 4.10). Als er ook verwarmde niet residentiële delen aangesloten zijn (bijvoorbeeld een kantoor of een winkel), wordt één bijkomende equivalente wooneenheid in rekening gebracht. Voorbeeld: Een gebouw met een winkelruimte op de gelijkvloerse verdieping, één appartement op de eerste verdieping en één appartement op de tweede verdieping. Op het dak liggen 15m² PV panelen. Bij het opstellen van het EPC voor het appartement van de eerste verdieping wordt 5m² PV (15 / 3) in rekening gebracht. Moeten zonnepanelen op het dak van de wooneenheid bevestigd zijn om ingevoerd te mogen worden? (EPC Neen. Zonnepanelen die de wooneenheid van elektriciteit voorzien mogen ingevoerd worden onafhankelijk van het feit of deze bevestigd zijn op het dak van de wooneenheid zelf. Wanneer dezelfde zonnepanelen ook andere wooneenheden of niet residentiële ruimten bevoorraden moet een verdeelsleutel worden toegepast. Zie 'Hoe wordt de oppervlakte van meerdere zonnepanelen ingevoerd als ze aangesloten zijn op meerdere wooneenheden of niet residentiële delen? Januari 2016 Veelgestelde vragen pagina 15 van 15