Installatiehandleiding. KD780 Gas- & CO-detectie centrale met 8 zones. 1. Doelgroep. 2. Waarschuwingen. 2.1 Algemene waarschuwingen

Vergelijkbare documenten
MD780 Gas- & CO-detectiecentrale met 8 zones Installatiehandleiding

MD751 CO-detectiecentrale Gebruikershandleiding

MD741 GASDETECTIECENTRALE MET 1 ZONE

MD780 Gas- & CO-detectie Lastenboekbeschrijving

INSTALLATIEHANDLEIDING

Gebruikershandleiding. KD780 Gas- & CO-detectie centrale met 8 zones. 1. Doelgroep. 2. Waarschuwingen. 2.1 Algemene waarschuwingen

LASTENBOEKBESCHRIJVING

MD770 Analoog, adresseerbare gas- & CO-detectiecentrale Gebruikershandleiding

MD770 Analoog, adresseerbare gas- & CO-detectiecentrale Lastenboekbeschrijving

MD744 GASDETECTIECENTRALE MET 4 ZONES GEBRUIKERSHANDLEIDING

CENTRALE CONVENTIONELE GASDETECTIE G8

GEBRUIKERSHANDLEIDING

BRANDCENTRALE GMC+ ARGINA TECHNICS

Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale MD 640

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

INSTALLATIE INSTRUCTIES Alleen geschikt als permanente installatie, onderdelen genoemd in de handleiding kunnen niet buiten gemonteerd worden.

Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale MD 400

Gebruikershandleiding

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

ELVA Security

HANDLEIDING - LEVEL INDICATOR M A N U A L

Hieronder volgt een voorbeeld van een detectorlijst, deze lijst moet in digitaal formaat aan STB Security bezorgt worden voor de indienststelling.

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

Gebruikshandleiding TFT touchscreen

FP400-serie. Klassieke microprocessorgestuurde brandmeld- en detectiepanelen. Gebruikershandleiding

Kanaalrookdetectoren, SR-K-.. Omschrijving

Syncro AS. Analoge Brandmeldcentrale. Gebruikershandleiding. Man V1.0NL

MotorControl gebruiksaanwijzing V3 vanaf softwareversie 2.0e

Gebruikershandleiding. Brandmeldcentrale JUNO-NET EN54

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Toonaangevend in veiligheid. Detect De juiste mensen op de juiste plek

Pompensturing 2 pompen

PHONIRO MAIN ENTRANCE

Algemeen... blz 2. Blokschema... blz 2. Beschrijving besturingseenheid type blz 2 en 3

Handleiding. Pompsturing 1 pomp

Beveiligen van uw stookruimte:

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

GA-2 Alarmtoestel vetafscheider met twee sensoren Installatie- en bedieningsinstructies

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving

Batterijdiagnosetoestel voor het testen van alle types 12 V-batterijen.

HANDLEIDING VOOR DE GEBRUIKER

GSM500 PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Installatiehandleiding

Technische handleiding Versie 11/11. PLC-INTERFACE (slave)

Technische handleiding Versie 01/11 SERVER-CONTROL

27/03/2014. GSM102 2 relais GSM OPENER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Idee, ontwerp en realisatie : Marc Van den Schoor. PICAXE-18M2+Rotor speed controller V1 Manual.docx pagina 1 van 7

HANDLEIDING CIFERO XT CODEKLAVIER

Gebruikershandleiding

GPRS-A. Universele monitoringsmodule. Quick start. De volledige handleiding is verkrijgbaar op Firmware versie 1.00 gprs-a_sii_nl 02/18

P1G2. Handleiding. firmware datum auteur Aanpassing

De ET31F (die alleen de vloertemperatuur meet) kan in een andere ruimte geplaatst worden.

Gebruikershandleiding. Bedienpaneel MINI-REP

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud.

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR

installatiehandleiding CO2 SENSOR MCOHome MH9-CO2-WD MH9-CO2-WA

HANDLEIDING WINDMETER IED SAG-105WR (10/2009)

Inductieve omschakelaar ISK 71-24

STAKA. Handleiding elektrische bediening. Dakluiken Flachdachausstiege Roof access hatches Trappes de toit

Technische documentatie

IH_NL_BRA_SCHEMA_RA.doc. Aansluitschema s

Gebruiksaanwijzing DSC785 Dry/Store Controller

HANDLEIDING PROFIL Codepaneel

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

ES-S7B. Buitensirene.

Verkorte Gebruiker Handleiding

FAQ en HANDLEIDINGEN. MEER HANDLEIDINGEN: kijk op faq.koba-groep.com

Inhoudsopgave. Handleiding: MC v2.0a. Pagina - 1 -

HAM841K ALARMCONTROLEPANEEL VOOR COMMERCIËLE EN RESIDENTIËLE TOEPASSINGEN

Air Trade Centre NV, Hoogstraat 180, 1930 Zaventem, België

Sinthesi Deuropenermodule

GEBRUIKERSHANDLEIDING

AC ZONE ALARMCONTROLLER MET DEURBEL HANDLEIDING

Installatie & Onderhouds Instructies WARNER-LT 03/11

Technische Handleiding Versie 07/05. CompTrol Signal 1. Signaalkabel

EV455AM / EV456AM TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt bij 12 V DC 6 ma in rust (EV456AM - 6 ma) 18 ma tijdens alarm (EV456AM - 18 ma) Auto Focus

ITR ELEKTRONISCHE DIGITALE SNELHEIDSREGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

U heeft zowel een AudioCast Zender als een AudioCast Ontvanger nodig om een compleet SoundCast AudioCast systeem te vormen!

Gebruiksaanwijzing TTA /+150 C (1) VDH doc Versie: V1.1 Datum:

Codeslot DCS Bestnr.: Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Bedieningshandleiding

RGB wand bedieningspaneel DMX sturing en PWM output

Gebruiksaanwijzing LMS Controller 8x Digitaal-in Module t.b.v. ALFANET

GEBRUIKSAANWIJZING (verkort) GT1050/GT1060

Bedieningshandleiding. Analoog uitgang 4-kanaals

EM8695 Draadloze gasmelder

Vanaf SN : CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Terugmeld module in combinatie met andere merken 13. Aansluiten van de meldingangen 14. In gebruik nemen en testen van de terugmeld module 16

PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11

Handleiding digicode: Promi500 Kaarten en codes

Gebruikershandleiding Brandmeldcentrale MD 644

EV475AM / EV476AM TECHNISCHE GEGEVENS V DC 2 V tt bij 12 V DC 5 ma in rust (EV476AM - 5 ma) 18 ma tijdens alarm (EV476AM - 18 ma) Auto Focus

MC 785 AL KLIMA. Gebruiksaanwijzing (Opbouw) Omschrijving : MC 785 AL KLIMA Alarm Thermo/Hygrostaat Doc.nr.:

Montage- en gebruiksaanwijzing

OMS-1 Alarmtoestel olieafscheider Installatie- en bedieningsinstructies


Handleiding voor demonstratie multimeter

Transcriptie:

Installatiehandleiding KD780 Gas- & CO-detectie centrale met 8 zones 1. Doelgroep Doelgroep van deze handleiding zijn vakmensen van de gasveiligheids- en regelingstechniek, gekwalificeerde personen of de door hem geïnstrueerde personen Zij kunnen op grond van vakopleiding, -kennis en -ervaringen en kennis van de geldende bepalingen de hun opgedragen werkzaamheden beoordelen en mogelijk gevaren herkennen. Alleen zij mogen de montage, inbedrijfstelling, de instellingen en het onderhoud aan de apparaten uitvoeren onder inachtneming van de erkende regels voor arbeidsveiligheid. Deze gebruiksaanwijzing ophangen op een goed zichtbare plek in de opstelruimte! Werkzaamheden pas uitvoeren nadat de veiligheidsinstructies van deze gebruiksaanwijzing gelezen zijn. 2. Waarschuwingen 2.1 Algemene waarschuwingen De erkende regels voor arbeidsveiligheid en de arbo-voorschriften moeten in acht worden genomen, evt. moet worden gezorgd voor personenbescherming. Alle instellingen en instelwaarden alleen uitvoeren in overeenstemming met de gebruiksaanwijzing van de verbonden machine. Nooit werkzaamheden uitvoeren, wanneer gasdruk of spanning aanwezig is. Open vuur vermijden. Openbare voorschriften in acht nemen. Bescherming tegen milieu- een weersinvloeden (corrosie, regen, sneeuw, bevriezing, vochtigheid (bijv. door condensatie), schimmel, UV-straling, schadelijke insecten, giftige, bijtende oplossingen/vloeistoffen (bijv. snij- en koelvloeistoffen), moet gewaarborgd zijn. Afhankelijk van de opstellocatie moeten evt. de volgende beschermingsmaatregelen worden getroffen. Het apparaat mag alleen worden gebruikt onder inachtneming van de op het typeplaatje aangegeven bedrijfsvoorwaarden. Voor de montage moet het apparaat worden gecontroleerd op transportschade. M Edition 09.14 Nr. 266306 1 24 Het apparaat mag niet blootgesteld worden aan open vuur. Bescherming tegen blikseminslag moet gegeven zijn. Het apparaat moet worden beschermd tegen trillingen en mechanische stoten. Verklaring van de symbolen 1, 2, 3,... = handelen volgens Volgorde = aanwijzing

2.2 Doelmatig gebruik Het doelmatig gebruik van het apparaat is gegeven, als de volgende aanwijzingen in acht worden genomen: gebruik van het apparaat in gastransport- en gasdistributienetten, commerciële en industriële installaties. gebruik in drukregelinstallaties volgens EN 12186 en EN 12279. gebruik alleen met gassen van de 1 e en 2 e gasfamilie volgens EN 437. gebruik alleen onder inachtneming van de op het typeplaatje aangegeven bedrijfsvoorwaarden. gebruik alleen in onberispelijke toestand. storingen dienen onmiddellijk te worden verholpen. gebruik alleen onder inachtneming van deze gebruiksaanwijzing en de nationale voorschriften. gebruik alleen met droge en zuivere gassen, geen agressieve media. 2.3 Risico's bij misbruik Bij doelmatig gebruik zijn de apparaten bedrijfszeker. Wanneer de aanwijzingen niet in acht genomen worden, is persoonlijke of materiële gevolgschade, financiële schade of milieuschade denkbaar. Bij een foutieve bediening of misbruik dreigt gevaar voor lijf en leven van de operator en ook voor het apparaat en andere waardevaste goederen. M Edition 09.14 Nr. 266306 2 24

3. Inhoudsopgave 1. Doelgroep 1 2. Waarschuwingen 1 2.1 Algemene waarschuwingen 1 2.2 Doelmatig gebruik 2 2.3 Risico's bij misbruik 2 3. Inhoudsopgave 3 4. Voor uw veiligheid 4 5. Installatievoorschriften 4 5.1 De KD780 gas- & CO-detectie centrale 4 5.2 De gas detector 5 5.3 De CO-detector 6 5.3.1 Werkingsprincipe van de CO-detector 6 5.4 Bekalbeling 6 5.5 De aansluiting op het lichtnet 7 6. Het inbedrijf nemen van de KD780 centrale 7 7. LED aanduidingen op de KD780 centrale 8 8. Onderhoudsinstructies 8 8.1 Onderhoudsinstructies gasdetector 8 8.1.1 Onderhoud van de explosivaste gasdetector 8 8.1.2 Onderhoud van de niet-explosievaste gasdetector 9 8.1.3 Onderhoud van de gasdetector 9 8.1.4 Vervangen van de gasdetector 9 8.1.5 Het vervangen van de actieve koolstoffilter 9 8.2 Onderhoudsinstructies CO-detector 10 8.2.1 Onderhoud vsn de CO-detector 10 8.2.2 Vervangen van de CO-detector 10 8.3 Onderhoudsinstructies gas, CO-detectie centrale 10 8.3.1 Vervangen van de batterijen 11 9. Bediening van het display 11 9.1 Kalibratie van het Touch screen 11 9.2 Relais sturingen testen via alarm simulatie 12 9.3 Alkarm drempels van de zones wijzigen 12 9.4 Reset naar fabrieksinstellingen 13 9.5 Softwarematig uitschakelen van zones 13 9.6 Kalibreren van een zone 13 9.7 In- en uitschakelen van de batterij controle 14 9.8 Detectortest 14 10. Uitgangen 15 11. Externe databussen 16 11.1 PC-Bus (RS232) 16 11.1.1 Configuratiesoftware met licentie 16 11.2. i/o-bus (RS485) 16 11.2.1 Bekabeling & opbouw van het RS485-network 16 11.2.2 De externe relaisprinten 17 12. Enkele meetwaarden en bijkomende inlichtingen 18 13. Bijlage - fabrieksinstellingen 20 13.1 fabrieksinstellingen voor gas A2 20 13.2 fabrieksinstellingen voor gas A2 + 0/1 21 13.3 fabrieksinstellingen voor gas A2 + F 22 13.4 fabrieksinstellingen voor carbon monoxide + A1 23 M Edition 09.14 Nr. 266306 3 24

4. Voor uw veiligheid Elk gebruik van de KD780 gas- & CO-detectie centrale veronderstelt de kennis en het naleven van deze installatiehandleiding. Ingebruikname, onderhoud en reparatie van de KD780 gas- & CO-detectie-centrales wordt enkel door een bevoegd technicus uitgevoerd. Een elektrische koppeling met toestellen, die niet in deze installatiehandleiding of op de bijhorende aansluitschema s vermeld zijn, mag enkel in overleg met de technische dienst van de fabrikant tot stand worden gebracht. De aansprakelijkheid voor de juiste werking wordt overgedragen aan de eigenaar of de gebruiker indien de KD780 gas- & CO-detectie centrale wordt in bedrijf genomen, onderhouden of gerepareerd door een niet door Dungs erkende technicus. Karl Dungs B.V. kan niet aansprakelijk worden gesteld voor schade die voortvloeit uit het niet naleven van de hierboven aangegeven instructies. 5.1 Installatievoorschriften 5.1 De KD780 gas- & CO-detectie centrale De KD780 gas- & CO-detectie centrale wordt, via de vier wand bevestigingspunten in de bodem van de kast, op een trillingvrije wand bevestigd. De goede werking kan verstoord worden indien de printen of de bekabeling in de nabijheid van schakelende, stroomvoerende geleiders geplaatst worden (Het inbouwen in een schakelkast wordt niet toegestaan). De alarmniveau 1, alarmniveau 2, alarmniveau 3 en ON/OFF ( alarmniveau 4 voor CO) relaiscontacten op de KD780 gas- & CO-detectie centrale zijn geschikt voor het schakelen van ohmse belastingen. De contactspecificaties voor het maximum te schakelen vermogen bedragen 230VAC/2A. Het schakelen van een inductieve belasting kan enkel met het no- dige voorbehoud. Voor het schakelen van een ventiel wordt gebruik gemaakt van een solid state relais, die de belasting schakelt bij nuldoorgang van de 230VAC netspanning. Het solid state relais schakelt bij alarmniveau 2 (gasdetectie) of alarmniveau 1 (CO-detectie) tenzij anders ingesteld. Een elektrische koppeling met toestellen die niet in de installatiehandleiding of op de bijhorende aansluitschema s vermeld zijn, mag enkel in overleg met de technische dienst van de fabrikant tot stand gebracht worden. Gezien de toegelaten kabelafstanden tussen de centrale en de detectors kan de KD780 gas- & CO-detectie centrale op elke locatie in het gebouw geïnstalleerd worden. De centrale dient zich buiten de explosiegevaarlijke ruimte te bevinden! De KD780 gas- & CO-detectie centrale is geschikt voor het inlezen van maximum acht gasdetectors. Het aantal aangesloten gas- of CO-detectors per zone-ingang is beperkt tot één. De LIM12A LIM15A LIM/IR-I/M LIM/IR-I/P en KD780 CO-detectoren kunnen op eenzelfde gas- & CO-detectie centrale gecombineerd worden. Met één centrale is het dus mogelijk om zowel op methaan, propaan, butaan en CO te detecteren. Het combineren van zowel gas- als CO-detectoren kan enkel door het aanpassen van de software van de centrale met de KD780 configuratiesoftware. De niet gebruikte zone-ingangen van de KD780 gas- & CO-detectie centrale worden afgesloten met behulp van de meegeleverde weerstanden (7 stuks). De gasdetector kan met behulp van een weerstand van 5K1 (5100 Ohm-1/4Watt) gesimuleerd worden. De weerstand wordt tussen de + en R -klemmen van de desbetreffende zone-ingang geschakeld. M Edition 09.14 Nr. 266306 4 24

5.2 De gasdetector M Edition 09.14 Nr. 266306 5 24 De gasdetectors LIM12A en LIM/IR-I/M zijn enkel geschikt voor het detecteren van methaangas (aardgas). De LIM12A gasdetector is niet geschikt voor het detecteren van gassen in niet-residentiële en industriële toepassingen. De LIM12A gasdetector is uitgerust met een wit label met de letter M. De LIM/IR-I/M detector is uitgerust met een label IR-I. Methaan is lichter dan lucht, bijgevolg worden de LIM12A en LIM/ IR-I/M gasdetectors op het hoogste punt van de ruimte gemonteerd. Indien het plafond hoger is dan 3 meter dient men de detector boven het risicopunt te plaatsen. De gasdetectors LIM15A en LIM/IR-I/P zijn enkel geschikt voor het detecteren van propaangas. De LIM15A gasdetector is niet geschikt voor het detecteren van gassen in niet-residentiële en industriële toepassingen. De LIM15A gasdetector is uitgerust met een wit label met de letter P. De LIM/IR- I/P detector is uitgerust met een label IR-P. Propaan is zwaarder dan lucht, bijgevolg worden de LIM15A en LIM/IR-I/P gasdetectors op het laagste punt van de ruimte gemonteerd. Afhankelijk van de toepassing worden één of meerdere gasdetectors aangebracht. Bij ruimte- en concentratiedetectie wordt minimum één gasdetector per ruimte geplaatst (aantal in functie van de oppervlakte). Bij gaslekdetectie wordt één gasdetector per risicopunt geïnstalleerd (bv brander, gasstraat, gasmeter,...). De gasdetectors die onmiddellijk boven het risicopunt worden aangebracht worden bij voorkeur voorzien van een opvangbak met een oppervlakte van ongeveer 1 m² en voorzien van randen met een minimale hoogte die de diepte van de gebruikte gasdetectorbehuizing overschrijdt. Niettegenstaande het ontbreken van een normering aangaande de te detecteren oppervlakte per detector wordt 1 detector per 50 m² als richtwaarde aanbevolen. De gasdetector is beschikbaar in twee behuizingen, namelijk de explosievaste- en de niet-explosievaste behuizing: ü De explosievaste gasdetector is uitgevoerd in een zwarte, explosievaste kunststofbehuizing en is ISSeP12ATEX037 CE 0492 II 2 G / EEx d IIB T5 Gb gecertificeerd. ü De niet-explosievaste gasdetector is uitgevoerd in een grijze, nylon behuizing maar bezit voor het overige dezelfde vorm als de explosievaste behuizing. De niet explosievaste behuizing bevat ter hoogte van de inlaatopening geen explosievaste filter. De gasdetector wordt op een trillingvrij plafond of wand gemonteerd (afhankelijk van het gedetecteerde gas). De gasdetector wordt niet in een continu luchtstroom opgesteld. De gasdetector wordt gebruikt op locaties met een maximale relatieve luchtvochtigheidsgraad van 95% (zonder condensatie). De explosievrije gasdetector wordt voorzien van een explosievrije wartel. Deze wartel wordt niet standaard meegeleverd maar is wel apart verkrijgbaar. De aansluiting van de bekabeling op de gasdetector wordt steeds uitgevoerd met de KD780 gas- & CO-detectie centrale in spanningsloze toestand. De +, - en R -aansluiting van de gasdetector dient volgens de KD780 aansluitschema s aangesloten te worden. Een foutieve aansluiting kan de gasdetector onherstelbaar beschadigen. Voorts dient te worden gewaarborgd dat: ü De lucht vrij kan circuleren rond de gasdetector. üde gasdetector vrij toegankelijk is voor onderhoudswerkzaamheden. ühet gevaar voor mechanische beschadiging minimaal is. Levensduur (afwijking < 5%): 5 jaar: Mits ideale omgevingsparameters. Het testen met aanstekergas beschadigt de gassensor en beperkt bijgevolg de ideale levensduur! Bepaalde stoffen, zoals onder andere zwavel, chloor, fosfor en siliconen kunnen tevens de goede werking van de sensor verstoren en in bepaalde gevallen leiden tot een defecte detector! NOOIT TESTEN MET AANSTEKERGAS!

5.3 De CO-detector De KD780 CO-detector waarschuwt voor het gevaarlijke koolmonoxidegas. Het koolmonoxidegas ontstaat door een slechte verbranding in gas-, hout-, kolen- en oliekachels en kan, door de uitstoot van motorvoertuigen, ook aanwezig zijn in parkeergarages. CO vermengt zich met lucht, daaruit volgt dat de detector het best geplaatst wordt op een tocht vrij locatie en op een hoogte van ongeveer 1,5 m. Afhankelijk van de toepassing en locatie worden één of meerdere CO-detectoren aangebracht. Bij ruimte- en concentratiedetectie wordt minimum één CO-detector per ruimte geplaatst (aantal in functie van de oppervlakte). Bij lekdetectie wordt één CO-detector per risicopunt geïnstalleerd. De oppervlakte die door één CO-detector bewaakt kan worden bedraagt ongeveer 400 m². De KD780 CO-detector is beschikbaar in één behuizing. Deze behuizing is uitgevoerd met een fijn raster. 5.3.1 Werkingsprincipe van de CO-detector De KD780 CO-detector functioneert op het principe van een brandstofcel (elektro-chemisch). Deze manier van detecteren onderscheidt zich van andere methodes door. Een grote selectiviteit voor koolmonoxidegas, waardoor het gebruik van een actieve koolfilter niet nodig is en waardoor de gevoeligheid door de luchtverontreiniging niet verandert. Een geringe afwijking op de gevoeligheid door veroudering. De ongevoeligheid voor andere gassen, bijvoorbeeld de gelijktijdige aanwezigheid van stikstofdioxidegas, dat ook ontstaat bij een slechte verbranding, beïnvloedt de meting nauwelijks. Hoge stabiliteit ten opzichte van vocht- en temperatuurvariaties. 5.4 Bekabeling De bekabeling van de KD780 gas- & CO-detectie centrale naar de gas- & CO-detectoren dienen conform de geldende normering uitgevoerd te worden. Let op de installatievoorschriften indien de leidingen door ruimten gaan die explosiegevaarlijk zijn. De gebruikte kabel voor de verbinding tussen de centrale en de gas- & CO-detector dient minstens aan de onderstaande criteria te beantwoorden: Tot 500 meter: min. 3x 0,8 mm afgeschermd. Tot 1000 meter: min. 3x 1 mm² afgeschermd. Meer dan 1000 meter: neem contact op met DUNGS. De bekabeling van de gasdetectors moet fysisch gescheiden worden van stroom voerende geleiders en elektromagnetische storingsbronnen. Daarbij moet een minimale afstand gerespecteerd worden zoals beschreven in de norm EN50174-2 (richtwaarde 30 cm). De afscherming wordt in de KD780 gas- & CO-detectie centrale verbonden met de aardgeleider. De afscherming mag slechts aan één zijde op het aardpotentiaal worden aangesloten. Teneinde contact met de aarding te vermijden, wordt de afscherming in de montagevoet zo dicht mogelijk bij de kabelmantel afgeknipt en indien nodig met isolatietape geïsoleerd. Het gebruik van brandvrije kabels wordt vanwege de kans op beschadiging van de gassensor door vrijgekomen stoffen sterk afgeraden. M Edition 09.14 Nr. 266306 6 24

5.5 De aansluiting op het lichtnet De voedingskabels dienen conform de op deze installatie toepasbare normen uitgevoerd te worden. De voedingskabel is van het type XVB 3G1,5. De voedingskabel is aangesloten op een installatie automaat van maximum 10A die in de nabijheid van de gas- & CO-detectie centrale is opgesteld. De automaat en de voedingskabel worden uitsluitend gereserveerd voor het voeden van de KD780 gas- & CO-detectie centrale. Voor het uitvoeren van een reparatie- of onderhoudswerkzaamheden wordt deze automaat uitgeschakeld. De wartel, gebruikt voor het invoeren van de voedingskabel, moet van het type M20 zijn. 6. Het inbedrijf nemen van de KD780 centrale M Edition 09.14 Nr. 266306 7 24 Montage van de KD780 gas- & CO-detectie centrale en van de gas- & CO-detectoren. Aansluiting en controle van de bekabeling volgens aansluitschema: 230VAC netspanning. Gas- & CO-detectoren. Sturingen. OPGEPAST: De gas- en CO-detectoren bezitten een universeel uitgangssignaal waardoor zij onderling uitwisselbaar zijn en op installatie geen afregeling op een vaste zone-uitgang van de centrale vereisen. Als men op een uitgang waar een gasdetector op aangesloten was, een CO-detector aansluit, zal de software van de centrale aangepast moeten worden. Eventueel niet gebruikte zones worden met behulp van de meegeleverde weerstanden afgesloten en kunnen via het display software matig worden uitgeschakeld. Controleer de aansluitingen van de gasdetector volgens de aansluitschema s. Een foutieve aansluiting kan een technisch defect van de gasof CO-detector en centrale tot gevolg hebben. 1. Zet spanning op de KD780 gas- & CO-detectie centrale. 2. Kies de gewenste taal op het display 3. Vervolgens kiest u het soort centrale men wilt gebruiken: ügas: A2 + 0/1 Gasdetectie centrale. Het solid state relais schakelt bij alarm niveau 2 en bij het uit bedrijf nemen van één of meerdere gasdetectors. Fouten afkomstig van de gasdetectors worden automatisch gereset. ügas: A2 + F (aanbevolen) Gasdetectie centrale. Het solid state relais schakelt bij alarm niveau 2 en bij een fout afkomstig van een gasdetector. Fouten afkomstig van de gasdetectors worden niet automatisch gereset. ü GAS: A2 Gasdetectie centrale. Het solid state relais schakelt enkel bij alarm niveau 2. Fouten afkomstig van de gasdetectors worden automatisch gereset. ü CO CO-detectie centrale Fouten afkomstig van de CO-detectoren worden automatisch gereset. Indien u een combinatie van de gas- en CO-detectie wenst kan dit worden ingesteld via de configuratie software. 4. De centrale vraagt u als er batterijen op de KD780 gas-en CO-detectie centrale worden aangesloten. Dit bevestigt u door de juiste keuze te maken. 5. Stel de datum en de tijd in. De gas- & CO-detectie centrale begint nu aan een testwerkwijze en activeert de opwarming van de gassensor. Gedurende deze 30 seconden is de gas- & CO-detectie centrale uit bedrijf. Op het display kan de resterende tijd van de testwerkwijze afgelezen worden. Na deze tijd schakelt de centrale automatisch naar de in bedrijf stand. De groene LED in bedrijf zal branden. De KD780 gas- en CO-detectie centrale wordt standaard geleverd met fabrieksinstellingen voor gas-of CO-detectie. De fabrieksinstellingen omvatten instellingen voor de alarmdrempels per detector, voor de uitgangssturingen in geval van alarm - storing en voor de functie van de relaiscontacten en de transistor-uitgangen. Indien gewenst kunnen de fabrieksinstellingen gewijzigd worden met behulp van de KD780 configuratiesoftware. Voor verzending wordt iedere gas- & CO-detector gekalibreerd. De kalibratie kan gedurende de in bedrijf name van de gas- & CO-detectie centrale gecontroleerd worden. De kalibratie voor de

LIM12A gasdetector gebeurt met een mengsel van +/-50% LFL methaan (2,5% methaan en 97,5% lucht). De LIM15A gasdetector wordt met een mengsel +/-50% LFL propaan (1,1% propaan en 98,9% lucht) getest. De COdetector kan getest worden met CO mengsel van 200 PPM. De gasdetector mag onder geen enkel beding met aanstekergas getest worden. Testen met aanstekergas heeft een onherstelbare beschadiging van de sensor tot gevolg. De sturingen kunnen gecontroleerd worden via het menu Het simuleren van een alarm op een zone (Zie gebruikershandleiding 6.2.4.4). De noodstroombatterijen (indien aanwezig) worden aangesloten. Via de KD780 configuratiesoftware wordt de 230VAC netspanningen batterijcontrole in- of uitgeschakeld. De batterijcontrole kan eveneens in- of uitgeschakeld worden in het menu technieker van de centrale. Test de netspanningscontrole door het afkoppelen van de 230VAC voeding. De interne waarschuwingszoemer wordt aangestuurd en op het display komt er de melding fout 230V 7. LED aanduidingen op de KD780 centrale L1: Groene led In bedrijf licht constant op zodra de centrale onder spanning staat. L2: Rode LED alarm niveau 1 tenminste 1 zone heeft een alarm niveau 1 bereikt. L3: Rode LED alarm niveau 2 tenminste 1 zone heeft een alarm niveau 2 bereikt. L4: Rode LED alarm niveau 3 tenminste 1 zone heeft een alarm niveau 3 bereikt. L5: Rode LED alarm niveau 4 tenminste 1 zone heeft een alarm niveau 4 bereikt. L6: Gele LED algemene storing. L7: Gele LED knippert wanneer er ten minste 1 zone in test staat of licht continu op wanneer er ten minste 1 zone uit dienst staat. 8. Onderhoudsinstructies 8.1 Onderhoudsinstructies gasdetector 8.1.1 Onderhoud van de explosievaste gasdetector De explosievaste behuizing bestaat uit twee onderdelen (sokkel en deksel). Het deksel bevat een explosievaste filter. In ruimten met een hoge vervuilingsgraad kan dit filter vervuilen. Het reinigen van het filter kan ofwel gebeuren met behulp van een ontvettende vloeistof ofwel met perslucht. Zorg ervoor dat de perslucht via de binnenzijde van het deksel op het filter aangebracht wordt. M Edition 09.14 Nr. 266306 8 24

8.1.2 Onderhoud van de niet-explosievaste gasdetector De niet-explosievaste behuizing bestaat eveneens uit twee onderdelen (sokkel en detector). De behuizing op zich is onderhoudsvrij, echter de sensor die zich in het detectorgedeelte bevindt, is onderhevig aan vervuiling en de interne actieve koolstoffilter dient periodiek te worden vervangen. Stof en externe verontreiniging die de indringing van de omgevingslucht kunnen verhinderen, dienen regelmatig verwijderd te worden. 8.1.3 Onderhoud van de gasdetector De sensor is uitgerust met een afscherming. Deze afscherming bezit uiterst kleine openingen en kan door vervuiling aangetast worden. Een vervuiling van de sensor zal zich manifesteren onder de vorm van een verminderde gevoeligheid ten opzichte van het gedetecteerde gas. De reactiesnelheid en de gevoeligheid van de sensor wordt getest met een gekalibreerd gas. De sensoren kunnen niet worden gereinigd. De gasdetector dient op de voorgeschreven wijze ingesteld te worden vervangen en bezit een normale levensduur van 5 jaar (afwijking < 5% - zie tevens technische kenmerken). Het detecteren van hoge gasconcentraties is voor de ingebouwde gassensor een destructief proces. Bijgevolg wordt het herkalibreren van de gasdetector na een effectieve detectie van gas sterk aanbevolen. Het herkalibreren van een LIM12A of LIM15A gasdetector kan enkel door de fabrikant van het toestel worden uitgevoerd. 8.1.4 Vervangen van de gasdetector 1. Plaats de overeenstemmende zone uit dienst door middel van het display. 2. Maak de centrale spanningsloos. 3. Verwijder de oude gasdetector en plaats de nieuwe. 4. Zet de centrale terug onder spanning. 5. Voer een reset uit van de kalibratie van deze zone. Dit kan uitgevoerd worden door in het menu technieker de keuze te maken voor Sensor Kalibratie. Vervolgens wordt de desbetreffende zone geselecteerd Door het drukken op Reset Cal wordt de kalibratie terug naar fabrieksinstellingen gezet. Let op: Een reset van de kalibratie zal alleen mogelijk zijn in geval dat deze sensor in het verleden een software herkalibratie mee gemaakt heeft op de centrale via het menu Sensor Kalibratie. Zet de zone weer in bedrijf. Iedere gasdetector wordt voor verzending gekalibreerd. De kalibratie kan gedurende de in bedrijf name van de gas- en CO-detectie centrale gecontroleerd worden. De kalibratie voor de LIM12A en LIM/IR-I/M gasdetector gebeurt met een mengsel van 50% LFL methaan (2,5% methaan en 97,5% lucht). De LIM15A en LIM/IR- I/P gasdetector wordt met een mengsel 50% LFL propaan (1,1% propaan en 98,9% lucht) getest. Let op: De gasdetector mag onder geen enkel beding met aanstekergas getest worden. Testen met aanstekergas heeft een onherstelbare beschadiging van de sensor tot gevolg. 8.1.5 Het vervangen van het actieve koolstoffilter M Edition 09.14 Nr. 266306 9 24 Elke explosievaste en niet explosievaste detectorbehuizing bevat een actieve koolstoffilter. Dit filter verwijdert een deel van de stoffen die de gassensor nadelig kunnen beïnvloeden. Het actieve koolstoffil- ter kan slechts een beperkte hoeveelheid schadelijke bestanddelen absorberen. Het vervangen van het filter tijdens het jaarlijks onderhoud van de gas- & CO-detectie centrale is bijgevolg noodzakelijk.

8.2 Onderhoudsinstructies CO-detector 8.2.1 Onderhoud van de CO-detector De CO-detector is gemonteerd in een kunststofbehuizing (65x105x55mm) met 2 wartelingangen. De behuizing van de CO-detector is onderhoudsvrij. Stof en externe verontreiniging, die de indringing van de omgevingslucht kunnen verhin- deren, dienen regelmatig verwijderd te worden. Gezien de aard van de installatie, het betreft hier een detectiesysteem die de veiligheid van personen moet garanderen, wordt een jaarlijks controle en onderhoud van de installatie door een bevoegd technicus geadviseerd. 8.2 Vervangen van de CO-detector 1. Plaats de overeenstemmende zone uit dienst door middel van het display. 2. Maak de centrale spanningsloos. 3. Verwijder de CO-detector en plaats de nieuwe melder. 4. Plaats de centrale terug onder spanning. 5. Voer een reset uit van de kalibratie van deze zone. Dit kan uitgevoerd worden door in het menu technieker de keuze te maken voor Sensor Kalibratie. Vervolgens wordt de desbetreffende zone geselecteerd. Door het drukken op Reset Cal wordt de kalibratie terug naar fabrieksinstellingen gezet. Let op: Een reset van de kalibratie zal alleen mogelijk zijn in geval dat deze sensor in het verleden een software herkalibratie mee gemaakt heeft op de centrale via het menu Sensor Kalibratie Plaats de zone terug in dienst. Iedere CO-detector wordt voor verzending gekalibreerd. De kalibratie kan gedurende de in bedrijf name van de gas- en CO-detectie centrale gecontroleerd worden. De kalibratie voor de KD780 CO-detector gebeurt met ijkgas met een concentratie van 200ppm. 8.3 Onderhoudsinstructies gas, CO-detectie centrale De KD780 gas- en CO-detectie centrale is uitgerust met hoogwaardige componenten die nauwelijks aan veroudering onderhevig zijn. Bij een onderhoudsbeurt kan men zich beperken tot de controle van de ijking en het uitvoeren van een functionele test van de verschillende onderdelen van de centrale: 1. Controle van de interne voedingsspanning. 2. Controle van de gasen of CO-detectoren met een gekalibreerd gas. 3. Vervangen van de actieve koolstoffilter. 4. Controle van de respectievelijke relaisuitgangen bij de verschillende alarm niveaus. 5. Testen van eventuele gasklep. 6. Controle van de functies FOUT-ON/OFF. 7. Eventuele aangebrachte batterijen worden getest op hun goede staat van werking via batterijtest. M Edition 09.14 Nr. 266306 10 24

8.3.1 Vervangen van de batterijen De batterijen van de KD780 gas- en CO-detectie centrale dienen te worden vervangen indien deze een van de volgende meldingen op het display wordt aangegeven: "Fout: Fatale Bat." De batterijen van de centrale worden door de centrale aan een aantal testen onderworpen. De batterijen zijn defect en dienen te worden vervangen. "Fout: Interne R." De inwendige weerstand van de batterijen wordt door de centrale gecontroleerd. Door veroudering van de batterijen verhoogt deze weerstand. Wanneer de centrale een ontoelaatbare waarde detecteert zal de centrale een fout genereren. De batterijen zijn in een slechte staat en dienen te worden vervangen. De batterijen worden iedere 3 uur uitvoerig getest via een batterijtest. Na het vervangen van de defecte batterijen dient de batterijtest met de hand te worden uitgevoerd: 1. Plaats de centrale in bedieningsniveau 1. Standaard is de pin code 1234. 2. Via de navigatie toetsen gaat men naar de software knop technieker. 3. Druk op deze software knop en geef de standaard techniekercode 4321 in. 4. Druk op de functietoets batterij test. 5. De batterijen worden nu gedurende +/- 1 minuut getest. 9. Bediening van het display 9.1 Kalibratie van het Touch screen De bediening van de centrale gebeurt aan de hand van het Touch screen. Wanneer het touch screen niet (meer) correct reageert op bedieningen, dan kan een kalibratie van het Touch screen noodzakelijk zijn. Om dit uit te voeren dient de volgende handeling te worden uitgevoerd: 1. Plaats de centrale volledig spanningsloos. 2. Open jumper JP3 op de basisprint van de centrale. 3. Herstart de centrale door deze van voedingspanning te voorzien. voorkeur met een stylus of met een object waarvan de punt afgerond is Een bediening op het LCD-Touch screen zal slechts na het uitoefenen van een lichte druk door het systeem worden overgenomen. Het bedienen van het LCD-Touch screen met een scherp voorwerp kan een blijvende beschadiging van het display tot gevolg hebben! M Edition 09.14 Nr. 266306 11 24 4. Het menu voor het uitvoeren van de kalibratie verschijnt op het display. Op dit moment mag de jumper JP3 terug gesloten worden. 5. Volg de handelingen op het display. De kalibratie gebeurt bij

9.3 Relais sturingen testen via alarm simulatie Om een alarm op een zone te simuleren moet men zich in bedieningsniveau 2 bevinden. Onder het menu Zone kan men op de functietoets Alarm drukken. Eenmaal op de functietoets Alarm gedrukt, kan men kiezen op welke zone er een alarmniveau gesimuleerd moet worden. Met de scrol knoppen kan een zone geselecteerd worden. Na de testsimulatie moet de centrale met de hand gereset worden. Indien dit niet gebeurt, zal de centrale na ongeveer 4 minuten automatisch een reset uitvoeren. Opgelet, bij een test worden alle sturingen normaal uitgevoerd! à Scrol knoppen! 9.4 Alarm drempels van de zones wijzigen De KD780 gas- & CO-detectie centrale is standaard voorzien van 4 verschillende alarm-drempels. Standaard zijn de alarmdrempels als volgt ingesteld: Gadetectie LowerFlammableLimit CO-detectie PartsPerMillion "Niveau 1" 10% LFL 50% PPM "Niveau 2" 20% LFL 100% PPM "Niveau 3" 30% LFL 150% PPM "Niveau 4" 40% LFL 200% PPM Via het display kunnen deze alarmdrempels gewijzigd worden. De alarmdrempels voor het detecteren van gas kunnen ingesteld worden tussen 10% en 90% LFL. Voor CO-detectoren is dit tussen 50 PPM en 400PPM. Bij het instellen van de drempels moet men rekening houden dat de drempel van alarm 1 nooit hoger kan ingesteld worden dan de alarmdrempel van niveau 2 en zo verder. Werkwijze: 1. Plaats de centrale in bedieningsniveau 2. Standaard is de pin code 1234. 2. Via de navigatie toetsen gaat men naar de software knop technieker. 3. Druk op deze software knop en geef de standaard techniekercode 4321 in. 4. Druk op de functietoets alarm drempels. 5. Selecteer de zone waarvan u de alarm drempels wilt instellen. Via de navigatie toetsen op de rechter kant kunnen de verschillende zones gekozen worden. 6. Via de navigatie toetsen aan de linker kant kunnen de verschillende niveaus opgevraagd worden. Door op de pijltjes links en rechts van een drempelwaarde te drukken, kunnen de drempelwaardes aangepast worden. 7. Met de ESC knop kan er naar het hoofdscherm worden gegaan. M Edition 09.14 Nr. 266306 12 24