(In dit exemplaar zijn de 1e,2e, 3e, 5e, 6e en 8e wijziging verwerkt)

Vergelijkbare documenten
Huisvestingsverordening Papendrecht 2005

gelet op de artikelen 4, 5, 7, 9, 10, 11, 12, 13, 18, 19 en 20 van de Huisvestingswet 2014 en de artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet;

gelezen het raadsvoorstel nummer RV van het college van burgemeester en wethouders van Den Helder van 17 mei 2011;

Huisvestingsverordening gemeente Elburg 1994

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 maart 2015, nr. B ;

Huisvestingsverordening gemeente Heusden 2016

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. XXXXXX 2015, nr. XXXXXX;

Artikel 3 1 van 9 Agendapunt 6

Verordening houdende regels betreffende de verdeling van woonruimte en het wijzigen van de woonruimtevoorraad gemeente Sliedrecht 2011

Huisvestingsverordening WERV-gemeenten Wageningen 2013 met toelichting

gemeente Tiel In te vullen door de gemeente Datum ontvangst BSN: DSP: 15 HUISVESTINGSVERGUNNING (HUUR/KOOP), AANVRAAGFORMULIER

Splitsingsverordening

gezien het advies van de raadscommissie d.d. 2 juni 2015; besluit vast te stellen de Huisvestingsverordening Terschelling 2015

De huisvestingsverordening gemeente Epe 2015 vast te stellen.

Vast te stellen de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimtes.

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE DORDRECHT 1996

Verordening houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 oktober 2001, nummer 7/90.01;

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Huisvestingsverordening gemeente Opmeer gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van

Raadsbesluit. vast te stellen de volgende. Verordening op de woning- en kamerbemiddelingsbureaus Hoofdstuk 1. Algemeen. 1. Begripsbepalingen.

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 88 van de Huisvestingswet;

Huisvestingsverordening Velsen Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen. Artikel 1 Begripsbepalingen

WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010


WOONSCHEPENVERORDENING en Ligplaatsenkaarten Lelystad 2010

VERORDENING op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren Wetstechnische informatie Gegevens van de regeling

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Huisvestingsverordening gemeente Korendijk/Hoeksche Waard

HUISVESTINGSVERORDENING GEMEENTE OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 21 augustus 2007, nr.

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Uitvoeringsbesluit kamerverhuurpanden Voorne Putten 2014

CONCEPT Verordening doelgroepen woningbouw Diemen 2019

Huisvestingswet 2014 Geldend van t/m heden

GEMEENTEBLAD VAN UTRECHT 2001 Nr. 25

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

Beleidsregels toewijzen woonwagenstandplaatsen Gouda

Model Raadsbesluit Urgentieverordening Huisvestingswet 2014

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2013;

Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet 1994;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 november 2016;

Uitvoeringsbesluit kamerverhuur Hellevoetsluis 2012:

GEMEENTEBLAD. Nr Marktverordening gemeente Goirle Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van..; gelet op titel VA van de Wet op de kansspelen en artikel 149 van de Gemeentewet;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 16 januari 2004, nr ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 maart 2013;

Verordening op het parkeren 2007

huisvestingsverordening kamerbewoning Lith Dienst/afdeling SLWE

Huisvestingsverordening gemeente Ermelo 1994

Gelezen het voorstel van de burgemeester en wethouders d.d. 22 november 2006, nr.

VERORDENING PEUTERSPEELZALEN OEGSTGEEST gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2004, nr.

MONUMENTENVERORDENING GEMEENTE HAARLEMMERMEER 2004

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Wijziging Uitvoeringsinstructie 12 Tijdelijke Verhuur naar aanleiding van de wijzigingen in de Leegstandwet d.d. 1 juli 2013(3B, 2014, 179)

Hoofdstuk 2 Verdeling van woonruimte

Huisvestingsverordening Breda 2015

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Verordening voor kamerverhuur- en

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Parkeerverordening. C!! emborg

Concept verordening doelgroepen woningbouw Uithoorn 2019

Overwegende dat het wenselijk is regels te stellen voor een ordelijk verloop van de gemeentelijke warenmarkten;

Huisvestingsverordening gemeente Hoorn 2014

Parkeerverordening 2013

MONUMENTENVERORDENING 2006

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015 (raadsvoorstel SO: BS15/00932; raadsstuk 15bb7973;

ARTIKEL I. Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd: Artikel 232, vierde lid, vervalt.

Huisvestingsverordening Texel 2018

Marktverordening Westvoorne 2012

b e s l u i t : Nr: 06-63b De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr ;

Huisvestingsverordening Heemskerk 2008

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen voor het parkeren

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 3 oktober 2006, Nr. SO/2006/5545;

b e s l u i t : Nr: 12-9 De raad van de gemeente Barneveld; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders, nr. 12-9;

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Breda houdende regels omtrent taxi s Taxiverordening Breda

RIS PARKEERVERORDENING BOXMEER 2015 GEMEENTE BOXMEER. 2 december (Vastgesteld door de gemeenteraad op 29 januari 2015)

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Gemeenteblad van Zaltbommel 2009 Nr. 4.13

GEMEENTE VALKENBURG AAN DE GEUL. gezien het voorstel van burgemeester en 'Wethouders van 8 december 1987;

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

2. Aanwijzing van beschermde gemeentelijke cultuurgoederen en verzamelingen

Huisvestingsverordening 1998 van de gemeente Voorschoten. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders dd. 17 maart 1998, nr.

gemeente Leerdam 10 december 2009 Huisvestingsverordening 2009

Verordening. speelautomaten (hallen) * * Verordening speelautomaten(hallen) 2016 D

VERORDENING houdende regels betreffende de verdeling en het gebruik van woonruimte

INFORMATIEBLAD. Huisvestingswet en huisvestingsverordening 2019

Tekstuitgave van de verordening naamgeving en nummering 2010

Huisvestingsverordening gemeente Koggenland 2011

Verordening. Huisvestingsverordening Gemeente Opmeer september Gemeente Opmeer * *

A 2014 N 55 (G.T.) PUBLICATIEBLAD. De Gouverneur van Curaçao, de Algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur Land Curaçao;

Verordening op het gebruik van parkeerplaatsen en de verlening van vergunningen en ontheffingen voor het parkeren (Parkeerverordening 2007)

Uitvoeringsinstructie 12

VERORDENING DRANK- EN HORECAWET BUSSUM 2014

gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 2a van de Wegenverkeerswet, B E S L U I T:

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 22 mei 2007, nummer 104; b e s l u i t :

Gemeente Achtkarspelen. Verordening Langdurigheidstoeslag WWB. Dienst Werk en Inkomen De Wâlden

Transcriptie:

(In dit exemplaar zijn de 1e,2e, 3e, 5e, 6e en 8e wijziging verwerkt) H U I S V E S T I N G S V E R O R D E N I N G 1 9 9 4 v a n d e g e m e e n t e H A T T E M No: 40 Onderwerp: Huisvestingsverordening 1994 van Hattem ------------------------------- De raad der gemeente Hattem; gelezen het voorstel van het college d.d. 31 mei 1994, nr. 46; gelet op artikel 2 van de Huisvestingswet; b e s l u i t : vast te stellen: de volgende verordening, houdende regels omtrent de verdeling van woonruimte en de wijziging van de samenstelling van de woonruimtevoorraad, aangehaald als: HUISVESTINGEVERORDENING 1994 VAN HATTEM Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Hattem, gehouden op 27 juni 1994. De raad voornoemd, C. Abbenhues, voorzitter. A. Berends, secretaris. HUISVESTINGEVERORDENING 1994 VAN HATTEM INHOUDSOPGAVE HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte Paragraaf 2.1 Werkingsgebied Artikel 2.1.1 Huurprijs- en kooppprijsgrens

Artikel 2.1.2 Nadere afperking Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning Artikel 2.2.1 Artikel 2.2.2 Artikel 2.2.3 Artikel 2.2.4 Artikel 2.2.5 Vergunningvereiste Aanvragen van een huisvestigingsvergunning Criteria voor vergunningverlening Vruchteloze aanbieding Intrekking Paragraaf 2.3 Toelating Artikel 2.3.1 Artikel 2.3.2 Artikel 2.3.3 Leeftijd Economische en maatschappelijke binding Verblijfsstatus Paragraaf 2.4 Organisatie en bevoegdheden Artikel 2.4.1 Overeenkomsten HOOFDSTUK 3 Verdere bepalingen Artikel 3.1 Artikel 3.2 Artikel 3.3 Artikel 3.4 Artikel 3.5 Artikel 3.6 Hardheidsclausule Strafbepaling Handhaving Restbepaling Overleg bij wijziging Verslaglegging HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 4.1 Artikel 4.2 Artikel 4.3 Overgangsbepaling Citeertitel Inwerkingtreding ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen Artikel 1.1 Begripsbepalingen In deze verordening wordt verstaan onder: a. besluit: het Huisvestingsbesluit; b. economische binding: de binding van een persoon aan Hattem, daarin gelegen dat die persoon, met het oog op de voorziening in het bestaan, is aangewezen op het duurzaam verrichten van arbeid binnen Hattem; c. eigenaar: het daaromtrent in artikel 1, lid 2, van de Huisvestingswet bepaalde; d. huishouden: een alleenstaande dan wel twee of meer personen die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of willen voeren; e. huisvestingsvergunning: de vergunning, bedoeld in artikel 7 van de wet; f. huurprijs: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub j van de wet bepaalde; g. huurprijsgrens: het daaromtrent in artikel 2.1.1 van de verordening bepaalde; h. inkomen: onder inkomen wordt verstaan het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 3 van de Huursubsidiewet;

i. ingezetene: degene die in het bevolkingsregister van de gemeente is opgenomen en feitelijk in de gemeente hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte; j. inwoning: het bewonen van een woonruimte die onderdeel uitmaakt van een woonruimte die door een ander huishouden in gebruik is genomen; k. kamerbewoning: het bewonen van een vertrek, geschikt voor een langdurig verblijf, bv. om in te wonen, te werken of te slapen; l. koopprijs: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub k van de wet bepaalde; m. ligplaats: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub d van de wet bepaalde; n. koopprijsgrens: het daaromtrent in artikel 2.1.1 van de verordening bepaalde; o. maatschappelijke binding: de binding van een persoon aan Hattem, daarin gelegen dat die persoon ten minste drie jaar onafgebroken ingezetene is, dan wel gedurende de voorafgaande zestien jaar ten minste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest van Hattem; p. onzelfstandige woonruimte: woonruimte niet zijnde woonruimte bestemd voor inwoning, welke geen eigen toegang heeft en/of welke niet door een huishouden kan worden bewoond, zonder dat dit daarbij afhankelijk is van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte; q. standplaats: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub e van de wet bepaalde; r. wet: de Huisvestingswet; s. woonruimte: een besloten ruimte die, al dan niet tezamen met een of meerdere andere ruimten, bestemd en geschikt is voor bewoning door een huishouden, alsmede een standplaats en een ligplaats; t. woonschip: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub c van de wet bepaalde; u. woonwagen: het daaromtrent in artikel 1, lid 1, sub f van de wet bepaalde. HOOFDSTUK 2 Verdeling van woonruimte Paragraaf 2.1 Werkingsgebied Artikel 2.1.1 Huurprijs- en koopprijsgrens Het bepaalde in dit hoofdstuk is uitsluitend van toepassing op: a. woonruimten met een huurprijs niet hoger dan de laatste door de minister c.q. staatssecretaris van VROM vastgestelde maximale huurprijsgrens ingevolge de Huursubsidiewet (juli 2004-597,54 per maand); b. woonruimte met een koopprijs beneden 181.512,09 (exclusief kosten koper (k.k.)). Artikel 2.1.2 Nadere afperking In afwijking van het bepaalde in artikel 2.1.1 is het bepaalde in dit hoofdstuk niet van toepassing op: a. woonruimten, als bedoeld in artikel 6, lid 1, van de wet (inwoning, woonwagens en woonschepen) (zie toelichting); b. kamers in zorginstellingen; c. kamerbewoning. Paragraaf 2.2 Huisvestingsvergunning Artikel 2.2.1 Vergunningvereiste 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, aangewezen c.q. uitgezonderd in de artikelen 2.1.1 en 2.1.2, in gebruik te nemen voor bewoning. 2. Het is verboden de in het vorige lid bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning 1. De aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt ingediend bij burgemeester en wethouders en geschiedt op een door burgemeester en wethouders te verstrekken formulier. 2. Burgemeester en wethouders besluiten de aanvraag niet verder te behandelen, indien de aanvrager niet aannemelijk kan maken, dat hij, indien hij een huisvestingsvergunning voor de in de aanvraag aangegeven woonruimte krijgt, die woonruimte ook daadwerkelijk in gebruik zal kunnen nemen, één en ander echter met uitzondering van de gevallen, genoemd in artikel 23, lid 3 van de wet (medehuurderschap). 3. Op of bij de huisvestingsvergunning vermelden burgemeester en wethouders de volgende informatie: a de mededeling dat binnen 2 maanden van de huisvestingsvergunning gebruik gemaakt moet worden; b de namen van de personen die als vergunninghouder worden aangemerkt; c d het aantal personen dat de woonruimte in gebruik neemt; verlenging van de onder a genoemde termijn is op schriftelijk verzoek van aanvrager mogelijk. Artikel 2.2.3 Criteria voor vergunningverlening 1. Burgemeester en wethouders verlenen de huisvestingsvergunning, indien het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt, behoort tot de ingevolge paragraaf 2.3 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen; 2. Burgemeester en wethouders verlenen in ieder geval een vergunning aan een eigenaar van een woning, die laatstelijk door zijn rechtsvoorganger werd bewoond, indien deze zijn bloed- of aanverwant, in de rechte lijn onbeperkt en in een zijlijn tot en met de tweede graad was; 3. Het inkomen van het huishouden moet in een redelijke verhouding tot de huurprijs van de woonruimte staan; 4. Bij de toepassing van het gestelde in lid 3 hanteren burgemeester en wethouders voor de bepaling van de verhouding tussen de huurprijs en het inkomen de op het moment van toewijzing geldende tabellen van de Huursubsidiewet. Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding 1. In afwijking van het in artikel 2.2.3 bepaalde wordt de vergunning altijd verleend, indien de woonruimte door de eigenaar overeenkomstig de in de lid 2 weergegeven procedure gedurende vier weken is aangeboden aan de woningzoekenden, die ingevolge het eerste lid van artikel 2.2.3 voor die woonruimte in aanmerking komen. 2. De eigenaar moet de woonruimte tijdens de in het vorige lid genoemde termijn tenminste 3 maal door middel van een advertentie, geplaatst in de plaatselijke couranten, te huur of te koop hebben aangeboden. Deze advertentie moet in ieder geval bevatten: a het adres van de woonruimte; b de overeenkomstig artikel 26, lid 2, van de wet bepaalde huurprijs of koopprijs van de c woonruimte; de mededeling, dat degenen die voldoen aan het bepaalde in artikel 2.2.3, lid 1, de voorkeur genieten. De in het vorige lid genoemde termijn begint te lopen op de datum van plaatsing van de eerste advertentie die voldoet aan het hier bepaalde. 3. Gaat het om een nieuwe woning, dan mag publicatie als in lid 2 bedoeld niet eerder plaatsvinden dan twee maanden voor de eerste oplevering. 4. Indien sprake is van een koopwoning, dan dient de verkoper van tevoren aan burgemeester en wethouders over te leggen een taxatierapport van de woning dat

minder dan vier weken van tevoren is opgesteld door een beëdigd taxateur, niet zijnde de door verkoper ingeschakelde tussenpersoon. 5. In de in lid 2 bedoelde publicatie dient te worden vermeld, dat gegadigden: a schriftelijk moeten reageren; b een afschrift dienen te zenden aan burgemeester en wethouders; c de biedprijs moeten vermelden. 6. Na vorenbedoelde procedure kunnen burgemeester en wethouders schriftelijk verklaren, dat naar hun oordeel met de gegadigde als bedoeld in dit artikel kennelijk geen overeenkomst tot stand kan komen, zodat sprake is van vruchteloze aanbieding. 7. De onder artikel 2.2.4, lid 6 bedoelde verklaring "vruchteloze aanbieding" heeft een geldigheidsduur van ten hoogste twee jaren, welke termijn door burgemeester en wethouders kan worden verlengd. Artikel 2.2.5 Intrekking Burgemeester en wethouders kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, overeenkomstig artikel 28 van de wet, indien: a. de vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door burgemeester en wethouders bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen; b. de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden, dat zij onjuist of onvolledig waren. Paragraaf 2.3 Toelating Artikel 2.3.1 Leeftijd Tenminste één der leden van het huishouden moet de leeftijd van 18 jaar hebben bereikt. Artikel 2.3.2 Economische en maatschappelijke binding 1. Tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn aan de gemeente. 2. Voor het belang van een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte, in verband met uit bovengemeentelijke ruimtelijk beleid voortvloeiende geringe mogelijkheden tot uitbreiding van de woonruimtevoorraad in de gemeente Hattem is vestiging, tenzij voldaan wordt aan de in het eerste lid gestelde eis, uitgesloten voor (statushouders daaronder niet begrepen): a gepensioneerden, ernstig invaliden en langdurig werklozen; b c remigranten; degenen, die na echtscheiding, scheiding van tafel en bed of ontbinding van huwelijk na scheiding van tafel en bed, in verband met die omstandigheid dringend woonruimte behoeven; d degenen, die een procedure als onder 2c genoemd aanhangig hebben gemaakt; 3. Een onderscheid naar economische of maatschappelijke binding wordt niet gemaakt ten aanzien van woningzoekenden: a die een huisvestingsvergunning aanvragen met het oog op een voorgenomen woningruil, in dien ten minste één der bij de ruil betrokken partijen aan de ruil een aanvaarding van een werkkring ten grondslag ligt; b die als personeel in dienst zijn van het Europees laboratorium voor ruimtetechnologie van de European Space Research Organisation en hun functie in Nederland uitoefenen. Artikel 2.3.3 Verblijfsstatus De leden van het huishouden moeten òf de Nederlandse nationaliteit bezitten òf over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikken. Paragraaf 2.4 Organisatie en bevoegdheden

Artikel 2.4.1 Overeenkomsten Burgemeester en wethouders kunnen besluiten om met de colleges van burgemeester en wethouders van andere gemeenten afspraken te maken over samenwerking op het terrein van de verdeling van woonruimte. De colleges van burgemeester en wethouders van samenwerkende gemeenten kunnen met eigenaren van woonruimte in die gemeenten een overeenkomst sluiten over het in gebruik geven van die woonruimte, welke overeenkomst voor het bezit van deze eigenaren in de plaats treedt van het bepaalde in deze verordening. De samenwerkingsovereenkomst dient een evenwichtige en rechtvaardige verdeling van woonruimte te bevorderen en kan bepalingen bevatten die afwijken van hetgeen in deze verordening is vastgelegd. De overeenkomst behoeft goedkeuring van de gemeenteraad. De inhoud van de overeenkomst wordt in ruime mate bekend gemaakt aan de inwoners van de gemeenten, die betrokken zijn bij de samenwerking en aan andere belanghebbenden. HOOFDSTUK 3 Verdere bepalingen Artikel 3.1 Hardheidsclausule Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening. Artikel 3.2 Strafbepaling Hij, die handelt in strijd met het bepaalde in artikel 2.2.1 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen. Artikel 3.3 Handhaving 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. 2. Met de opsporing van de bij artikel 3.2 strafbaar gestelde feiten zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering en de in artikel 75 van de wet aangewezen ambtenaren belast de in het eerste lid genoemde ambtenaren, voor zover zij door de minister van justitie daartoe zijn aangewezen. 3. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de wet. Artikel 3.4 Restbepaling In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslissen burgemeester en wethouders, waarbij zij zich uitsluitend zullen laten leiden door overwegingen betrekking hebbende op de evenwichtige en rechtvaardige verdeling van schaarse woonruimte. Artikel 3.5 Overleg bij wijziging Bij de voorbereiding van een besluit tot vaststelling of wijziging van deze verordening plegen burgemeester en wethouders overleg met de in de gemeente werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 70j, eerste lid van de Woningwet (Stb. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking komende organisaties die binnen de gemeente op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn. Artikel 3.6 Verslaglegging 1. Toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 van de Woningwet zijn verplicht jaarlijks aan burgemeester en wethouders verslag uit te brengen over de wijze waarop zij zorggedragen hebben voor de huisvesting van de volgende categorieën woningzoekenden:

a etnische minderheden; b ouderen; c jongeren; d gehandicapten; e asielzoekers; 2. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven met betrekking tot de wijze waarop het in het eerste lid genoemde verslag ingedeeld moet zijn. HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen Artikel 4.1 Overgangsbepaling 1. Aanvragen tot inschrijving als woningzoekende of om verlening van een met een vergunning volgens deze verordening gelijkgestelde vergunning, welke vóór of op de dag van inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend, worden behandeld volgens het voordien geldende recht, indien dit voor de betrokkene gunstiger is. Artikel 4.2 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: "HUISVESTINGSVERORDENING 1994 VAN HATTEM". Artikel 4.3 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking op de derde dag na de door burgemeester en wethouders vast te stellen dag van de afkondiging. 2. Op de datum van inwerkingtreding vervalt de Woonruimteverordening 1982, nr. 127, laatstelijk gewijzigd op 1 maart 1993, nr. 10A. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 27 juni 1994. HUISVEST.ro incl.: incl: 1e wijziging, Rb. 5 september 1994, nr. 69 2e wijziging, Rb. 29 mei 1995, nr. 40 3e wijziging, Rb. 7 oktober 1999, nr. 59 5e wijziging, Rb. 16 december 2002, nr. 62 6e wijziging, Rb. 8 december 2003, nr. 76 8e wijziging, Rb. 24 mei 2004, nr. 30 ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING bij huisvestingsverordening 1994 van Hattem Artikel 1.1. Begripsbepalingen Sub b: economische binding Niet elke dienstbetrekking of bedrijfsuitoefening zal iemand economisch gebonden maken in de hier bedoelde zin. De omschrijving voor de voorziening in het bestaan zijn aangewezen houdt in dat het hier een substantieel deel van de inkomensverwerving zal moeten betreffen. De arbeid dient daarom te worden verricht gedurende een aantal uren dat tenminste overeenstemt met de helft van het aantal uren dat - met inachtneming van de aard van de werkzaamheden - een normale werkweek uitmaakt. Verder moet sprake zijn van een duurzaam karakter van de arbeid. Onder duurzaam karakter wordt verstaan een termijn van meer dan een jaar. Indien men een tijdelijke arbeidsovereenkomst van maximaal een jaar heeft, is er geen sprake van duurzame arbeid tenzij de werkgever schriftelijk verklaart dat de

overeenkomst bij normaal functioneren van de werknemer, zal worden verlengd of worden omgezet in een vaste arbeidsovereenkomst. Men moet dus gedurende een aaneengesloten periode van meer dan een jaar bij hetzelfde bedrijf of instelling (gaan) werken. Tot slot moet sprake zijn van een relatie tussen arbeid en gebied. Een dergelijke relatie wordt verondersteld indien het bedrijf of de instelling waar men werkt, is gelegen in dat gebied. Sub c: eigenaar De tekst van artikel 1, lid 2, van de wet luidt: Voor zover niet anders is bepaald, wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder eigenaar van een woonruimte of een gebouw verstaan: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van die woonruimte of dat gebouw. Onder eigenaar in de zin van het Burgerlijk Wetboek wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen mede verstaan: de erfpachter, vruchtgebruiker, gerechtigde tot een appartementsrecht als bedoeld in artikel 106 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of degene aan wie door een rechtspersoon het gebruiksrecht van een woonruimte is verleend. Sub d: huishouden De duurzaamheid van een gemeenschappelijke huishouding kan worden uitgedrukt in een tijdsduur dat men een gemeenschappelijke huishouding voert. Indien een dergelijke huishouding gedurende een aaneengesloten periode van minimaal één jaar is gevoerd, is sprake van een duurzame gemeenschappelijke huishouding. Een duurzame gemeenschappelijke huishouding wordt tevens verondersteld indien de beide partners van dat huishouden gedurende een periode van tenminste één jaar gezamenlijk als woningzoekende staan ingeschreven. Sub e: huisvestingsvergunning: De tekst van artikel 7 van de wet luidt: 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, in gebruik te nemen voor bewoning. 2. Het is verboden een woonruimte, aangewezen overeenkomstig artikel 5, voor bewoning in gebruik te nemen aan een persoon, die niet beschikt overeen huisvestingsvergunning. 3. Voor de toepassing van het eerste en tweede lid, wordt het in gebruik nemen of geven van een woonwagen die op een standplaats staat, of van een woonschip dat op een ligplaats ligt, aangemerkt als het in gebruik nemen of geven van die standplaats respectievelijk ligplaats. Sub f: huurprijs De tekst van artikel 1, lid 1, sub j, van de Huisvestingswet luidt: De prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkel gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand ( kale huur ), dan wel, indien het betreft een standplaats voor een woonwagen of een ligplaats voor een woonschip, het bedrag dat is verschuldigd voor het innemen van die standplaats, onderscheidenlijk ligplaats, uitgedrukt in een bedrag per maand. Sub i: ingezetene Ingezetenen zijn alleen degenen die in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente is opgenomen en in de gemeente daadwerkelijk legaal wonen. Het maakt daarbij geen verschil of men nu inwonend of zelfstandig wonend is. Bewoners van vakantiewoningen en tweede woningen waar een deel van het jaar verbleven wordt vallen niet onder de definitie van ingezetene. Sub j: inwoning Inwoning veronderstelt de aanwezigheid van een hoofdbewoner (hospes of hospita) die tevens verhuurder is. Er is geen sprake van inwoning wanneer een woonruimte geheel kamergewijs wordt verhuurd. Sub l: koopprijs

De tekst van artikel 1, lid 1, sub k, van de wet luidt: De prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald (exclusief kosten koper (k.k.)). Sub m: ligplaats Artikel 1, lid 1, sub d van de Huisvestingswet luidt: Plaats in het water, bestemd of aangewezen om door een woonschip bij verblijf te worden ingenomen; Sub o: maatschappelijke binding Van een maatschappelijke binding is sprake als men de afgelopen drie jaar onafgebroken ingezetene is geweest of als men gedurende de afgelopen zestien jaar tenminste zes jaar onafgebroken ingezetene is geweest. Sociale en medische motieven, al dan niet in relatie met familieomstandigheden, leveren geen maatschappelijke binding op. Sub p: onzelfstandige woonruimte Het begrip onzelfstandige woonruimte is hier gedefinieerd als het tegenovergestelde van het begrip zelfstandige woonruimte. Onder deze definitie vallen bijvoorbeeld de kamergewijs verhuurde woonruimte. Sub q; standplaats De tekst van artikel 1, lid 1, sub e van de Huisvestingswet luidt: een kavel, bestemd voor het plaatsen van een woonwagen, waarop voorzieningen aanwezig zijn die op het leidingnet van de openbare nutsbedrijven, andere instellingen of van gemeenten kunnen worden aangesloten; Sub s: woonruimte Onder woonruimte vallen niet alleen de als zelfstandige woongelegenheid aan te merken ruimten. Ook voor bewoning bestemde ruimten - of samenstellen van zodanige ruimten - die niet als zelfstandige woongelegenheid kunnen worden aangemerkt, doordat ze geen eigen voordeur, keuken of toilet hebben, maar deze voorzieningen met anderen delen, kunnen woonruimten zijn in de zin van de Huisvestingswet. Vereist is wel dat ze als zodanig bestemd en geschikt zijn voor bewoning door een huishouden. Verder is ook bedrijfsmatig onroerend goed woonruimte in de zin van de Huisvestingswet, voor zover dat onroerend goed althans geschikt is voor bewoning door een huishouden. Evenzo vallen onder woonruimte standplaatsen voor woonwagens en ligplaatsen voor woonschepen. Daarentegen zijn ruimten die, gelet op hun inrichting, slechts geschikt zijn voor een tijdelijk verblijf of niet bestemd zijn om tot hoofdverblijf te dienen, zoals bijvoorbeeld recreatiewoningen, geen woonruimte in de zin van de wet. Sub t: woonschip De tekst van artikel 1, lid 1, sub c van de Huisvestingswet luidt: Schip dat uitsluitend of in hoofdzaak gebezigd wordt of bestemd is voor bewoning. Sub u: woonwagen De tekst van artikel 1, lid 1, sub f van de Huisvestingswet luidt: Voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst Artikel 2.1.2 Nadere afperking sub a: De tekst van artikel 6, lid 1, van de wet luidt: Een aanwijzing als bedoeld in artikel 5, kan niet betreffen: a. woonruimten, bestemd voor inwoning; b. woonwagens; c. woonschepen.

Toelichting: het in gebruik nemen van een standplaats voor een woonwagen of ligplaats voor een woonschip valt wel onder het vergunningsregime. Woonwagens en woonschepen zijn uitgezonderd omdat dit niets zou toevoegen aan het geldende vergunningsregime voor het in gebruik nemen van standplaatsen en ligplaatsen. Artikel 2.2.2 Aanvragen van een huisvestingsvergunning lid 1: De verlangde bewijsstukken zijn afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening. lid 2: De tekst van artikel 23, lid 3, van de wet luidt: Een bepaling als bedoeld in het tweede lid, blijft buiten toepassing indien de aanvraag is gedaan met het oog op het bepaalde in artikelen 267 lid 6, 268 lid 3 of 270 lid 1 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek. lid 3: Voordeel van het vermelden van de namen der vergunninghouders op of bij de huisvestingsvergunning is, dat bij kwesties van medehuurderschap voor de burgerlijke rechter helderheid over het publiekrechtelijke aspect van de huisvestingsvergunning verschaft kan worden. Burgemeester en wethouders beslissen op de aanvraag binnen 8 weken. Artikel 2.2.3 Criteria voor vergunningverlening lid 1: Dit is feitelijk het centrale artikel in het hele hoofdstuk 2 van de verordening. Hier komen de eisen met betrekking tot toelating, passendheid en urgentie, zoals ze in de verschillende paragrafen zijn beschreven, bij elkaar. lid 3 en 4: Hierbij wordt verwezen naar artikel 2, lid 2 HVW (Huisvestingswet) en de artikelen 7 en 8 van het HVB (Huisvestingsbesluit). Artikel 2.2.4 Vruchteloze aanbieding Dit is een invulling van de verplichte vergunningverlening bij vruchteloze aanbieding, zoals deze in de wet is aangeduid. lid 2: De tekst van artikel 26, lid 2, van de wet luidt: Het eerste lid is slechts van toepassing: a. ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan de voor de betrokken woonruimte ingevolge die onderafdeling geldende maximale huurprijsgrens; b. ingeval de woonruimte te huur wordt aangeboden en onderafdeling 2 van afdeling 5 van titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet op die woonruimte van toepassing is: indien de gevraagde huurprijs niet hoger is dan redelijk is, gelet op de huurprijs die in het economisch verkeer voor vergelijkbare woonruimten wordt overeengekomen; c. ingeval de woonruimte te koop wordt aangeboden: indien de koopprijs niet hoger is dan redelijk is gelet op de waarde van de woonruimte in het economisch verkeer. Artikel 2.3.1 Leeftijd Het hier gehanteerde criterium van meerderjarigheid is feitelijk niet in de Huisvestingswet voorgeschreven, maar vormt zo langzamerhand onderdeel van het gewoonterecht in volkshuisvestingsland. Artikel 2.3.2 Economische en maatschappelijke binding lid 1: Uitsluitend hetgeen is bepaald in de Huisvestingsverordening 1994 van Hattem. Artikel 2.5.1 Overeenkomsten In tegenstelling tot de situatie onder de Woonruimtewet 1947 behoeft een overeenkomst met betrekking tot woonruimteverdeling tussen de gemeente en een eigenaar van woonruimte

niet meer door de gemeenteraad goedgekeurd te worden. De raad kan zelf wel bepalen dat zulks noodzakelijk blijft. Voor het in gebruik geven van sociale huurwoningen kent de gemeente Hattem een convenant, t.w. met woningstichting Triada Wonen, Woon- en Zorgcentrum Hof van Blom, Chr. Zorg- en wooncentrum de Bongerd en de Stichting d Oude Vrouwen. Artikel 3.3 Handhaving lid 2: De tekst van artikel 75 van de wet luidt: 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangegeven ambtenaren. 2. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze wet bepaalde zijn tevens belast: a de inspecteur- generaal van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de b Woningwet de inspecteurs van de volkshuisvesting, bedoeld in artikel 94 van de Woningwet, en aan dezen toegevoegde ambtenaren. 3. Van een besluit als bedoeld in het eerste lid wordt mededeling gedaan door plaatsing in de Staatscourant. De tekst van artikel 77 van de wet luidt: De toezichthouder is bevoegd, met medeneming van de benodigde apparatuur, een woning binnen te treden zonder toestemming van de bewoner. Artikel 3.5 Overleg bij wijziging De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, lid 1 van de wet. Aanwezige naar het oordeel van burgemeester en wethouders daarvoor in aanmerking komende woonconsumentenorganisaties vallen hier in elk geval onder. incl: 1e wijziging, Rb. 5 september 1994, nr. 69 2e wijziging, Rb. 29 mei 1995, nr. 40 3e wijziging, Rb. 7 oktober 1999, nr. 59 5e wijziging, Rb. 16 december 2002, nr. 62 6e wijziging, Rb. 8 december 2003, nr. 76 8e wijziging, Rb. 24 mei 2004, nr. 30 (4e wijziging, Rb. 24 juni 2002, nr. 43 is niet goedgekeurd door Gedeputeerde Staten) (7e wijziging, Rb. 8 december 2003, nr. 75 treedt in werking met ingang van de dag waarop de Wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden in werking treedt.)