Bureau voor Archeologie Rapport 2013.12 De Limiet 19-23, Vianen, gemeente Vianen: een booronderzoek
2 Colofon titel: Bureau voor Archeologie Rapport 2013.12. De Limiet 19-23, Vianen, gemeente Vianen: een booronderzoek auteur(s): A. de Boer datum: 17-07-2013 ISSN: 2214-6687 Bureau voor Archeologie Koningsweg 244 Utrecht
3 Administratieve gegevens Projectnummer 2013062601 Provincie Gemeente Plaats Utrecht Vianen Vianen Toponiem De Limiet 19-23 locatie (RD) (134.431, 443.272), (134.481, 443.331), (134.643, 443.216), (134.592, 443.152) Oppervlak plangebied 1,6ha Kadastrale gegevens gemeente Vianen, sectie D, nummer 2179 ARCHIS onderzoeksmeldingsnummer 57.541 Soort onderzoek Opdrachtgever Uitvoerder Kaartblad een booronderzoek Van der Spek Vianen BV Bureau voor Archeologie 38F Periode van uitvoering juli 2013 Bevoegd gezag Verstoringsdiepte Bodemkunde Geomorfologie Geologie Hoogteligging Gemeente Vianen Voor de aanleg van een kraanbaan zal de bodem maximaal 90cm worden vergraven. Voor de aanleg van de asfaltbaan zal de bodem tot maximaal 60cm worden vergraven. Bebouwd, in de omgeving buiten de bebouwde kom bevinden zich kalkloze poldervaaggronden. Op basis van de omliggende, niet bebouwde gebieden is het waarschijnlijk dat het plangebied in een rivierkomvlakte ligt. Het plangebied ligt deels op: 162. Tienhovense stroomgordel (7350-6260BP), top zand op -0,9m tot -1,4m N.A.P. Het plangebied ligt vlak naast: 12. Autenase stroomgordel (6110-5350BP), top zand 0.4m tot 0.1m N.A.P. Dit is een reactivatie van de Tienhovense. Binnen enkele honderden meters afstand liggen diverse recentere stroomgordels. In het plangebied is bij twee geotechnische onderzoeken een boring geplaatst. 1 Hieruit blijkt een sterk variërende bodemopbouw: in één boring is tot 170cm zand aangetroffen dat op een zandig kleipakket lag. In een andere boring is tot 180cm diepte siltige klei aangetroffen dat op een veenpakket lag. Het grote verschil in de twee boringen op korte afstand van elkaar wijst op een vergraven bovengrond. In het archeologisch booronderzoek op het naastgelegen terrein bestond de top van het bodemprofiel uit een opgebrachte en omgewerkte zand laag van 1 tot 1,5m dik. Hieronder bevonden zich klei en veenlagen tot een diepte van 3 m. 2 Het maaiveld ligt tussen +0.95m (laagste punt) en +1,62m (hoogste punt) t.o.v. N.A.P. 3 Het bedrijventerrein de Biezen is 0,2m opgehoogd volgens Huizer e.a. 2007. 1 Van Dijk geo- en milieutechniek 2007 en Van Dijk geo- en milieutechniek 2008 2 Koekkelkoren en Moermans 2012 3 Van Dijk geo- en milieutechniek 2007
4 Verwachtingskaart gemeente 4 Riviersysteem (kaart bijlage 1): Benschop systeem, Graaf systeem, crevassecomplex Verwachting (kaart bijlage 6): hoge archeologische verwachting Prehistorie - Romeinse tijd middelhoge archeologische verwachting Prehistorie - Romeinse tijd Beleidskaart gemeente AWV 3: voorschrift bestemmingsplan: plangebieden groter dan 2500 m² : geen bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv Beheerder en plaats van documentatie Bureau voor Archeologie, Koningsweg 244, Utrecht 4 Sprangers 2011
5 Figuur 1: Ligging van het plangebied.
6 Inhoud Samenvatting...7 1 Inleiding...8 2 Doelstelling...8 3 Vraagstelling...8 4 Methode...9 5 Resultaten...10 6 Interpretatie...10 7 Conclusie...10 8 Advies...12 9 Literatuur...12 Figuren...13 Bijlage 1 boorbeschrijvingen
7 Samenvatting Bureau voor Archeologie heeft een booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting van een bouwterrein aan de De Limiet 19-23 te Vianen. Het onderzoek is uitgevoerd cf. de richtlijnen van de KNA, protocol 4003. In het plangebied zijn negen boringen geplaatst. Twee boringen zijn geplaatst tot 400cm diepte. De overige zijn tot 150cm geplaatst. Tussen 220cm en 400cm diepte bestaat de bodem uit een pakket waarin klei- en veenlagen elkaar afwisselen. De macroscopische organische resten van het veen zijn hoofdzakelijk riet en zegge wortels. Het hele pakket is kalkloos. Dit pakket wordt afgedekt door een pakket klei, hoofdzakelijk matig siltig. In drie boringen is deze kleilaag over een dikte van 10 tot 50cm iets lichter (sterk siltig en matig zandig) en kalkrijk ontwikkeld. De rest van pakket is het kalkloos. De top van dit pakket bevindt zich op ongeveer 90cm diepte en bevat resten van de oorspronkelijke graszode. Het bovenste deel van het bodemprofiel bestaat uit opgebracht zand dat aan het oppervlak is verstevigd met gebroken puin. Deze laag is gemiddeld 90cm dik. In geen van de pakketten zijn archeologische indicatoren aangetroffen. Het plangebied ligt in een komgebied. In dit gebied is komklei afgezet en is veen gevormd. Tijdens de activiteit van naastgelegen stroomgordels (de Tienhovense stroomgordel of de Autenase stroomgordel) is in het gebied vermoedelijk een keer een crevasse (een natuurlijke oeverwaldoorbraak geul) actief geweest. De sterk siltige en de zwak zandige klei kunnen als afzettingen daarvan worden geïnterpreteerd. Dergelijke afzettingen kunnen kortstondig door mensen zijn gebruikt voor hun verblijf en kunnen zodoende bewoningssporen herbergen. Echter, de kans daarop is klein gezien het ontbreken van archeologische indicatoren. In het plangebied zijn geen aanwijzingen voor archeologische waarden aanwezig. De beoogde bodemverstoring behoudens heipalen zal bovendien plaatsvinden in de ophooglaag boven het natuurlijke bodemprofiel. Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling.
8 1 Inleiding In opdracht van Van der Spek Vianen BV heeft Bureau voor Archeologie een booronderzoek uitgevoerd ten behoeve van de herinrichting van een bouwterrein aan de De Limiet 19-23 te Vianen. De gemeente Vianen heeft vastgesteld archeologisch beleid. Het gebied ligt in zone AWV 3. Hier geldt dat plangebieden groter dan 2500m² en met bodemingrepen dieper dan 30cm -mv archeologisch moeten worden onderzocht. Het plangebied heeft een oppervlak van ca. 1,6ha. De beoogde bodemingrepen gaan tot maximaal 90cm. Zie fig. 1 voor de ligging van het plangebied. 2 Doelstelling De doelstelling van het onderzoek betreft het toetsen van het verwachtingsmodel. Het verwachtingsmodel is opgesteld op basis van het eerder uitgevoerde bureauonderzoek op het naastgelegen terrein, aangevuld met een quickscan van locatie specifieke gegevens. 5 Het veldwerk betreft de verkennende fase van het onderzoek. Verwachtingsmodel: Het plangebied bevindt zich in een gebied met rivierafzettingen. Naar verwachting bestaat de bodem in het gebied uit een afwisseling van oever- en crevasseafzettingen, komafzettingen en veen. In het plangebied kunnen archeologische resten aanwezig zijn uit de Prehistorie tot en met de Romeinse tijd. De resten bevinden zich in of op oever- of crevassse afzettingen binnen 1,5m onder het huidige oppervlak. De archeologische resten bestaan uit de neerslag van tijdelijke of permanente bewoning en daarmee samenhangende menselijke activiteiten. De archeologische resten manifesteren zich als archeologische laag die bestaat uit een matrix van zandige of siltige klei (het oorspronkelijke sediment) waarin indicatoren zoals bot, houtskool en/of aardewerkfragmenten verspreid aanwezig zijn. De kans is groot dat de top van het bodemprofiel is omgewerkt: het bodemprofiel op het naastgelegen terrein bleek tot meer dan 1m diepte opgebracht en omgewerkt materiaal te bevatten. 6 De actuele grondwaterstand bij het sonderingsonderzoek bevond zich op 40 tot 80cm diepte. Als dat de gemiddelde grondwaterstand is, zal de conservering van eventuele archeologische resten, voor zover deze niet zijn vergraven, matig tot goed zijn, afhankelijk van de diepte waarop ze zich bevinden. 3 Vraagstelling De volgende onderzoeksvragen zijn opgesteld: Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, komt deze overeen met de verwachte bodemopbouw? 5 zie voor het naastgelegen onderzoek: Koekkelkoren en Moermans 2012 6 Koekkelkoren en Moermans 2012
9 Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Indien er (mogelijk) archeologische waarden aanwezig zijn: o Welke maatregelen kunnen worden genomen om voldoende rekening te houden met deze archeologische waarden? Als bij de planvorming onvoldoende rekening gehouden kan worden met eventuele archeologische waarden o Is het gebied voldoende onderzocht om een selectiebesluit te nemen of moet nader onderzoek worden verricht, en zo ja, welk? 4 Methode Het veldonderzoek wordt uitgevoerd zoals voorgeschreven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 3.2, in het bijzonder het hoofdstuk protocol 4003 inventariserend veldonderzoek overig. Het veldonderzoek bestond uit een booronderzoek (specificatie VS03). Een verkennend booronderzoek is geschikt voor het bepalen van de bodemopbouw en het uitsluiten van kansarme zones en het selecteren van kansrijke zones voor eventueel vervolg onderzoek. Tevens is de boorstrategie afgestemd op aan het maaiveld zichtbare (geologische) verschijnselen door middel van een visuele inspectie; dat heeft in dit project niet geleid tot aanpassing van het boorplan. Op basis van de archeologische verwachting en de grootte van het plangebied zijn negen boringen geplaatst (ca. 6 per hectare). Boringen 1, 2, 3 en 4 zijn (ongeveer) geplaatst op de plek van de toekomstige kraanbaan, tevens de noordelijke lus van de asfaltbaan. De overige boringen zijn verspreid over het terrein op plekken die toegankelijk zijn voor het booronderzoek. Op de meeste plaatsen zijn de sterk puinhoudende bovenste decimeters van het bodemprofiel verwijderd met een graafmachine voordat de boring kon worden geplaatst. De boringen zijn gezet met een 7cm Edelmanboor en 3cm guts tot op gemiddeld 150cm mv (ca. 60cm onder de maximale verstoringsdiepte). Twee boringen zijn doorgezet tot 4m onder maaiveld. De bodemtextuur en archeologische indicatoren zijn beschreven volgens SBB 5.1 van het NITG-TNO 7 waarin onder meer de standaardclassificatie van bodemmonsters volgens NEN 5104 8 wordt gehanteerd. De X en Y coördinaten van de boringen worden ingemeten ten opzichte van de locale topografie. 7 Bosch, J.A.H., 2000. Standaard Boor Beschrijvingsmethode, Versie 5.1. Nederlands Instituut voor Toegepaste Geowetenschappen TNO, rapport NITG 00-141-A, Zwolle 8 Nederlands Normalisatie-instituut, 1989. NEN 5104. Normcommissie 351 06 Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters, Delft.
10 5 Resultaten De locatie van de boringen staat in fig. 2 weergegeven. De boorgegevens zijn achteraan bijgevoegd als Bijlage 1. Boringen 4 en 9 zijn tot 4m diepte geplaatst en geven zodoende een goede indruk van de bodemopbouw. Tussen 220cm en 400cm diepte bestaat de bodem uit een pakket met een afwisseling van veen en klei. Macroscopische organische resten van het veen zijn hoofdzakelijk riet- en zeggewortels. Het ingeschakelde klei is op enkele dieptes sterk humeus en zwart van kleur. Het hele pakket is kalkloos. Dit pakket wordt afgedekt door een pakket klei, hoofdzakelijk matig siltig. Tot een maximale diepte van ca. 200cm zijn roestvlekken aanwezig, wat wijst op de gemiddeld diepste grondwaterstand. Op enkele plaatsen is het kleipakket iets lichter ontwikkeld: in boring 4 is deze op ca. 135 145cm sterk siltig, in boring 2 is deze tussen 100 en 150cm zwak zandig en in boring 8 is deze tussen 120 en 150cm sterk siltig. Deze lichter ontwikkelde laag is tevens kalkrijk. De rest van dit pakket is kalkloos. In boring 4 bevindt zich boven de sterk siltige laag een laag met een donker verkleuring, mogelijk een laklaag. De top van dit pakket bevindt zich gemiddeld op ca. 90cm onder het maaiveld. In de top van dit pakket is vaak de oorspronkelijke graszode nog herkenbaar door de aanwezigheid van graswortels. In boring 2 ligt de top van deze laag minder diep (50cm), echter het maaiveld is hier lokaal 50cm verlaagd (vergraven). In boring 7 was de top van deze laag nog niet bereikt bij het einde van de boring op 150cm. Het bovenste deel van het bodemprofiel bestaat overal uit opgebracht zand dat aan het oppervlak is verstevigd met gebroken puin. Deze laag is gemiddeld 90cm dik. In geen van de pakketten zijn archeologische indicatoren aangetroffen. 6 Interpretatie Het plangebied is altijd onderdeel van een komgebied geweest waarin komklei is afgezet en waarin zich veen heeft kunnen ontwikkelen. Tijdens de activiteit van naastgelegen stroomgordels (de Tienhoven stroomgordel of de van Autena stroomgordel) is in het gebied vermoedelijk een crevasse (een natuurlijke oeverwaldoorbraak geul) actief geweest. De sterk siltige en de zwak zandige klei kunnen als afzettingen daarvan worden geïnterpreteerd. Als de crevasseafzettingen tot één van de genoemde stroomgordels behoren dan zijn ze gevormd ergens tussen 4200 v. Chr. en 1170 v. Chr. 9 Dergelijke afzettingen kunnen kortstondig door mensen zijn gebruikt voor verblijf. Het ontbreken van archeologische indicatoren duidt er op dat dat waarschijnlijk niet zo geweest is. 7 Conclusie Is er in het plangebied een intacte bodem aanwezig en zo ja, komt deze overeen met de verwachte bodeopbouw? 9 Op basis de gekalibreerde dateringen van de stroomgordels.
11 Ja: In het plangebied komt, onder een opgebrachte laag van ca. 90cm een intacte en hoofdzakelijk kalkloos bodemprofiel (siltige klei) voor. Op grotere diepte bevinden zich veenlagen met ingeschakelde kleilagen. Zijn er (aanwijzingen voor) archeologische waarden in het plangebied aanwezig, en zo ja, wat is naar verwachting de omvang, ligging, aard en datering hiervan? Nee, er zijn geen aanwijzingen voor archeologische waarden aanwezig. Indien er (mogelijk) archeologische waarden aanwezig zijn, welke maatregelen kunnen worden genomen om voldoende rekening te houden met deze archeologische waarden? n.v.t. Als bij de planvorming onvoldoende rekening gehouden kan worden met eventuele archeologische waarden: Is het gebied voldoende onderzocht om een selectie besluit te nemen of moet nader onderzoek worden verricht, en zo ja, welk? n.v.t.
12 8 Advies In het plangebied zijn geen aanwijzingen voor archeologische waarden aanwezig. De beoogde bodemverstoring behoudens heipalen zal bovendien plaatsvinden in de ophooglaag boven het natuurlijke bodemprofiel. Bureau voor Archeologie adviseert het plangebied vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkeling. Ondanks dat dit onderzoek met de grootst mogelijke zorgvuldigheid is uitgevoerd, is het echter nooit uit te sluiten dat toch archeologische resten worden aangetroffen bij de graafwerkzaamheden. Bureau voor Archeologie wijst er in dat geval erop dat men bij bodemverstorende activiteiten verplicht is om eventuele vondsten en grondsporen te melden bij de Minister van OCW conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988. In dit geval wordt aangeraden om contact op te nemen met de gemeente Vianen. 9 Literatuur Huizer, J., A. van Benthem en M. Benjamins, 2007: De archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Vianen. ADC Heritage, Amersfoort. Koekkelkoren, A.M.H.C en. S. Moerman, 2012: Archeologisch bureauonderzoek & InventariserendVeldonderzoek, verkennende fase: De Limiet 23, Vianen Gemeente Vianen. IDDS Archeologie, Noordwijk. Sprangers, J. e.a., 2011: Gemeente Vianen; een actualisatie van de archeologische verwachtings- enbeleidskaart. RAAP Archeologisch Adviesbureau, Weesp. Van Dijk geo- en milieutechniek, 2007: Nieuwbouw bedrijfshal BECO, opdrachtnummer 110349. Van Dijk geo- en milieutechniek, De Meern. Van Dijk geo- en milieutechniek, 2008: Funderingsadvies tijdelijke kraanbaan aan de limiet 21 te Vianen. Van Dijk geo- en milieutechniek, De Meern.
13 Figuren Figuur 2: Boorpuntenplan geprojecteerd op een actuele luchtfoto.
14 Bijlage 1: Boorbeschrijvingen nr boven grens (cm onder mv) onder grens (cm onder mv) grond bijmenging kleur kalkgehalte overig 1 0 40 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond. puinresten 40 90 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond 90 150 klei matig siltig donker-grijs kalkloos 2 Boring geplaatst in terrein verlaging van ca. 50cm 0 50 zand zwak siltig donker-grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 50 100 klei matig siltig grijs kalkloos graszode in top, spoor roestvlekken 100 150 klei zwak zandig licht-grijs kalkrijk 3 0 40 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 40 90 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond 90 150 klei matig siltig grijs kalkloos graszode in top 4 0 50 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 50 80 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond 80 120 klei matig siltig grijs kalkloos spoor roestvlekken 120 125 klei matig siltig grijs kalkloos lkl 125 135 klei matig siltig donker-grijs kalkloos 135 145 klei sterk siltig grijs kalkrijk 145 200 klei matig siltig grijs kalkloos 200 220 klei zwak humeus; zwak siltig grijs kalkloos 220 230 veen zwak kleiig bruin kalkloos 230 260 veen sterk kleiig zwart kalkloos 260 360 veen mineraalarm bruin kalkloos riet, zegge 360 370 klei sterk humeus; zwak siltig zwart kalkloos 370 385 veen mineraalarm bruin kalkloos 385 400 klei sterk humeus; zwak siltig zwart kalkloos 5 0 40 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 40 90 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond 90 150 klei matig siltig donker-grijs kalkloos graszode in top 6 0 40 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond 40 90 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond
15 90 150 klei matig siltig donker-grijs kalkloos graszode in top, spoor roestvlekken 7 0 150 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 8 Boring geplaatst in terrein verlaging van ca. 50cm 0 70 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 70 120 klei matig siltig grijs kalkloos graszode in top, spoor roestvlekken 120 150 klei sterk siltig licht-grijs kalkrijk spoor roestvlekken 9 0 110 zand zwak siltig grijs niet bepaald opgebrachte grond, puinresten 110 200 klei matig siltig donker-grijs kalkloos graszode in top, spoor roestvlekken 200 220 klei matig siltig donker-grijs kalkloos 220 245 klei matig siltig;matig humeus grijs kalkloos 245 260 klei matig siltig grijs kalkloos 260 260 klei matig siltig grijs kalkloos 260 280 klei matig siltig;sterk humeus zwart kalkloos 280 300 veen sterk kleiig donker-grijs kalkloos 300 400 veen mineraalarm bruin kalkloos