Vlaamse Regering rssjg* ^"

Vergelijkbare documenten
DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48, 86, eerste lid, 1, en 87;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 januari 2018;

Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

BELGISCH STAATSBLAD MONITEUR BELGE

BISNOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 juli 2016;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0682/1BIS

Bijlage XVII. Subsidiëring van de infrastructuur in woonzorgcentra en centra voor kortverblijf

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Procedurebesluit Buitenschoolse Opvang van 19 december 2014;

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van beoefenaars van paramedische beroepen

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 170, 1;

VR DOC.1441/2BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 4 juli 2017;

VR DOC.0237/2

IV.4 PA/E/S IBO MB Dit is een gecoördineerde versie. De datum van de laatste versie is steeds de datum van het laatste wijzigingsbesluit

BESLUIT VAN DE VLAAMSE REGERING VAN 17 MAART 1998

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, artikel 56, 61 en 88;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 8 juli 2016;

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de erkenning van de beroepstitel van vroedvrouw

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, inzonderheid op artikel 5, 1;

5 voucher: de voucher, vermeld in artikel 2, 11 van het decreet van 25 april 2014 houdende de persoonsvolgende financiering voor personen met een hand

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0309/2BIS

MEMORIE VAN TOELICHTING

vrtrr Tot eind 2015 geen nieuwe voorafgaande vergunningen.

VR DOC.0237/16

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op... (datum);

VLAAMS MINISTER VAN WERK, ECONOMIE, INNOVATIE EN SPORT NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0394/1

VR DOC.1528/2BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, artikel 170, 1;

VR DOC.0184/1

van Cathy Coudyser, Karin Brouwers, Marnic De Meulemeester, Jan Van Esbroeck, Johan Verstreken en Bart Caron

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1387/1BIS

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 december 2006 betreffende de uitvoering van het Vlaamse inburgeringsbeleid;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Procedure voor de afwijkingen - Vaak gestelde vragen over de afwijkingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het advies van de inspectie van Financiën, gegeven op 21 augustus 2017;

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende zorgstrategische planning

VR DOC.0786/2BIS

(B.S.18.V.1997) 1. Hoofdstuk I. Definities en toepassingsgebied

VR DOC.0085/1

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 12 maart 2019;

DE VLAAMSE REGERING, Overwegende dat het advies niet is meegedeeld binnen die termijn;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op dd mm yyyy;

Officieus gecoördineerde versie: oorspronkelijke tekst met opname van alle wijzigingen versie van kracht op DE VLAAMSE REGERING,

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor de begroting, gegeven op 15 juli 2016;

VR DOC.1026/1

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

COMMISSIE WELZIJN, WERK EN MILIEU - MONDELINGE VRAAG - ANTWOORD

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Reguleringsimpactanalyse voor Pendelfonds: ontwerp van besluit van de Vlaamse Regering

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand;

VR DOC.1379/1BIS

VR DOC.1242/2BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

Ouderenzorg. Jo Vandeurzen Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin

De Vlaamse minister van Mobiliteit, Openbare werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

1236 ( ) Nr juli 2011 ( ) stuk ingediend op. Ontwerp van decreet

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.0136/2

DE VLAAMSE REGERING, Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; BESLUIT:

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

LOIS, DECRETS, ORDONNANCES ET REGLEMENTS WETTEN, DECRETEN, ORDONNANTIES EN VERORDENINGEN

BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

VR DOC.1450/2BIS

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het koninklijk besluit van 10 juli 2006 betreffende het rijbewijs voor voertuigen van categorie B;

VR DOC.0291/1

MINISTER-PRESIDENT VAN DE VLAAMSE REGERING VLAAMS MINISTER VAN BESTUURSZAKEN, BUITENLANDS BELEID, MEDIA EN TOERISME

VR DOC.0673/1

NOTA AAN DE LEDEN VAN DE VLAAMSE REGERING

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 20;

Bijlage III. Diensten voor oppashulp. Hoofdstuk I. Definities

Besluit van de Vlaamse Regering tot wijziging van diverse bepalingen van het Procedurebesluit van 9 mei 2014

VR DOC.1168/1BIS

Politieverordening inzake preventie van brand en ontploffing van publiek toegankelijke inrichtingen

NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING

VR DOC.1456/1BIS

VR DOC.0566/1BIS

1 er wordt een punt 2 /1 ingevoegd, dat luidt als volgt: 2 /1 budget voor niet-rechtstreeks toegankelijke zorg en ondersteuning: een budget voor niet-

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Omzendbrief Welzijn en Gezondheid 2005/001

RAAD VAN STATE afdeling Wetgeving

Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging, Besluit:

Transcriptie:

Vlaamse Regering rssjg* ^" Besluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen waaraan ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf moeten voldoen en tot bepaling van de procedure voor de uitreiking van het attest van naleving van die normen DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, artikel 48 en 86; Gelet op de decreten inzake voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991; Gelet op het koninklijk besluit van 12 maart 1974 tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987 tot intrekking van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 houdende de veiligheidsnormen waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen moeten voldoen om te worden erkend; Gelet op het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de woonzorgcentra moeten voldoen om te worden erkend; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 mei 2010; Gelet op advies van de Raad van State, gegeven op 2010, met toepassing van artikel 84, 1, eerste lid, 1, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State; Overwegende dat voldaan is aan de formaliteiten die voorgeschreven zijn bij richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften; Op voorstel van de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin; Na beraadslaging. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED LB - 31/3/10

De geldigheidsduur van attest B wordt bepaald door de burgemeester. Het attest kan tussentijds verlengd worden maar de totale geldigheidsduur mag niet langer zijn dan acht jaar. Het vervalt van rechtswege na verloop van de geldigheidsduur of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening. Uiterlijk drie maanden voor de geldigheidsduur ervan verstreken is, dient de beheersinstantie een aanvraag in tot het verkrijgen van een nieuw attest volgens de procedure, vermeld onder hoofdstuk 4. Attest C vervalt alleen bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening. A r t 5. Met behoud van de toepassing van artikel 4 vervalt attest A of B van rechtswege zes maanden na de realisatie van ingrijpende wijzigingen aan of in de voorziening die de veiligheid rechtstreeks of onrechtstreeks kunnen beïnvloeden en betrekking hebben op: 1 de Inrichting, herinrichting, indeling of herindeling van ruimten die de functie hebben van gemeenschappelijke ruimte voor de bewoners of gebruikers van de voorziening; 2 de indeling of herindeling van de individuele kamers voor de bewoners of gebruikers van de voorziening; 3 de vluchtwegen en evacuatievoorzieningen; 4 de technische installaties. Hoofdstuk 4. Procedure voor het uitreiken van de attesten A r t 6. De beheersinstantie van een voorziening dient een aanvraag in voor het verkrijgen van een attest bij de burgemeester van de gemeente waar de voorziening ligt. Ze vermeldt in die aanvraag duidelijk op welke voorziening de aanvraag betrekking heeft en ze geeft de opnamecapaciteit ervan aan. De burgemeester geeft aan de brandweer de opdracht om na te gaan in welke mate de voorziening aan de brandveiligheidsnormen voldoet. De brandweer voert daartoe een onderzoek uit, maakt daarvan een verslag op en bezorgt dat aan de burgemeester. Het verslag bevat, in voorkomend geval, een duidelijke opsomming van de nietnageleefde brandveiligheidsnormen en geeft aan in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt. Als daardoor de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers ernstig in het gedrang komt, moet dat in het verslag vermeld worden. Art. 7. Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat de voorziening aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag. De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende verslag aan het agentschap. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

Art 8. 1. Als uit het verslag blijkt dat de voorziening niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoet, maar dat de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers niet ernstig in het gedrang komt, reikt de burgemeester een attest B uit waarvan de geldigheidsduur bij de aanvang één jaar bedraagt. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag. De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende verslag aan het agentschap. 2. De voorziening beschikt over een termijn van maximaal zeven maanden na ontvangst van het verslag om een uitgewerkt stappenplan tot remediering van de vastgestelde tekorten aan de burgemeester te bezorgen. Het stappenplan omvat minstens een duidelijke omschrijving van de mate waarin de vastgestelde tekorten verholpen zijn of verholpen zullen worden, met in dat laatste geval een opgave van de uitvoeringstermijn en de aan te wenden middelen. In het stappenplan vermeldt de beheersinstantie ook voor welke vastgestelde tekorten ze een aanvraag zal indienen om een afwijking van de geldende brandveiligheidsnormen te verkrijgen volgens de procedure, vermeld in hoofdstuk 5. 3. De burgemeester bezorgt het stappenplan voor advies aan de brandweer. De brandweer onderzoekt het ingediende stappenplan en spreekt zich uit over de effectiviteit en de termijnen ervan. De brandweer bezorgt haar advies aan de burgemeester. 4. Als uit het advies, vermeld in paragraaf 3, blijkt dat de voorziening ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit. u. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende advies van de brandweer aan de beheersinstantie binnen twee maanden na de ontvangst van het stappenplan. Binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan bezorgt de beheersinstantie beide documenten aan het agentschap. 5. Als uit het advies blijkt dat het ingediende stappenplan voldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, verlengt de burgemeester het bij aanvang uitgereikte attest B met een zelf te bepalen termijn voor zover de totale termijn van acht jaar, vermeld in artikel 4, niet overschreden wordt. De burgemeester bezorgt het verlengde attest B met het bijbehorende advies van de brandweer aan de beheersinstantie binnen twee maanden na de ontvangst van het stappenplan. Binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan bezorgt de beheersinstantie beide documenten aan het agentschap. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED LB - 31/3/10 i

6. Als uit het advies van de brandweer blijkt dat het ingediende stappenplan onvoldoende garanties bevat om op termijn aan de brandveiligheidsnormen te voldoen, of als de voorziening binnen de teimijn, vermeld in paragraaf 2, geen stappenplan aan de burgemeester heeft bezorgd, kan het bij aanvang uitgereikte attest B niet verlengd worden. Art. 9. Als uit het verslag blijkt dat de voorziening niet volledig aan de brandveiligheidsnormen voldoet én dat de veiligheid van residenten, personeel en bezoekers in ernstige mate in het gedrang komt, reikt de burgemeester een attest C uit. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag. Tegelijkertijd bezorgt de burgemeester het attest met het bijbehorende verslag van de brandweer aan het agentschap. Art. 10. 1. Na de uitvoering van het stappenplan of uiterlijk bij het aflopen van de geldigheidsduur van attest B voert de brandweer een nieuw onderzoek uit. Ze maakt daarvan een verslag op en bezorgt dat aan de burgemeester. 2. Als uit dat verslag blijkt dat de voorziening ondertussen aan de brandveiligheidsnormen voldoet, reikt de burgemeester een attest A uit. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie binnen een maand na de uitvoering van het onderzoek. De beheersinstantie bezorgt binnen tien werkdagen na de ontvangst ervan het attest met het bijbehorende verslag aan het agentschap. 3. Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat de voorziening nog steeds dezelfde tekorten op de brandveiligheidsnormen vertoont kan de burgemeester het attest B nogmaals verlengen voor zover de totale termijn van acht jaar, vermeld in artikel 4, niet overschreden wordt. De burgemeester bezorgt het attest met het bijbehorende verslag aan de beheersinstantie en het agentschap binnen een maand na de uitvoering van het onderzoek. 4. Als uit het verslag van de brandweer blijkt dat de voorziening de vastgestelde tekorten verholpen heeft, maar intussen niet voldoet aan andere brandveiligheidsnormen, geldt de procedure, vermeld in artikel 8 of 9. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

Hoofdstuk 5. Procedure tot het aanvragen en verkrijgen van afwijkingen op brandveiligheidsnormen Art 11. Op gemotiveerde aanvraag van de beheersinstantie kan de administrateurgeneraal voor sommige of voor alle brandveiligheidsnormen waaraan volgens het verslag van de brandweer niet voldaan is, een afwijking toestaan. De aanvraag wordt ingediend bij het agentschap. Ze vermeldt duidelijk op welke normen ze betrekking heeft en bevat minstens: 1 0 een motivatie voor de aanvraag tot afwijking en een voorstel met de alternatieve maatregelen die een gelijkwaardig veiligheidsniveau kunnen garanderen; 2 een beschrijving van het gebouw, aangevuld met overzichtsplannen; 3 het verslag van de territoriaal bevoegde brandweer, In voorkomend geval aangevuld met het attest van de burgemeester, het stappenplan van de beheersinstantie en het advies van de brandweer over dat stappenplan. Het agentschap bezorgt de aanvraag binnen vijftien dagen na de ontvangst aan de technische commissie voor de brandveiligheid in de voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Het agentschap bezorgt de gemotiveerde beslissing samen met het advies van de technische commissie aan de beheersinstantie van de voorziening, uiterlijk een maand na de ontvangst van het advies van die commissie. Hoofdstuk 6. Wijzigingsbepalingen Art 12. Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 november 1987 tot intrekking van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 juli 1985 houdende de veiligheidsnormen waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen moeten voldoen om te worden erkend, wordt opgeheven. Art 13. Het besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 1989 houdende de specifieke veiligheidsaspecten waaraan de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de woonzorgcentra moeten voldoen om te worden erkend, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 24 juli 2009 en 11 december 2009, wordt opgeheven, alleen voor zover het betrekking heeft op de woonzorgcentra. Hoofdstuk 7. Slotbepalingen Art 14. Het koninklijk besluit van 12 maart 1974 tot vaststelling van de veiligheidsnormen waaraan de rustoorden voor bejaarden moeten voldoen, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2009, wordt opgeheven. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

Art 15. Artikel 18 van de decreten inzake de voorzieningen voor ouderen, gecoördineerd op 18 december 1991, wordt opgeheven, alleen voor zover het betrekking heeft op de woonzorgcentra. Art. 16. 1. Met behoud van de toepassing van artikel 88, 1, 2 en 3, van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009 gelden, voor de ouderenvoorzieningen die vóór 1 september 2010 erkend zijn, of waarvoor vóór 1 september 2010 een erkenningsaanvraag of een aanvraag tot verlenging van de erkenning werd ingediend, de overgangsbepalingen, vermeld in paragraaf 2 tot en met 6. i 2. De erkenningsnormen met betrekking tot de brandveiligheid die vóór 1 september 2010 van toepassing waren, blijven nog tot 31 augustus 2011 gelden. 3. In afwijking van paragraaf 2 kunnen met ingang van 1 september 2010 geen afwijkingen meer gevraagd worden van de vóór die datum geldende brandveiligheidsnormen, en moet voor die aanvragen de procedure van artikel 11 nageleefd worden. 4. De aanvragen tot afwijking van de brandveiligheidsnormen die vóór 1 september 2010 ingediend zijn, worden afgehandeld volgens de regels die vóór die datum van toepassing waren. 5. In afwijking van artikel 4, 1, 6, van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 juni 2009 betreffende de procedures voor woonzorgvoorzieningen en verenigingen van gebruikers en mantelzorgers, is een aanvraag tot verlenging van erkenning die ingediend wordt gedurende het overgangsjaar, vermeld in paragraaf 2, ontvankelijk zonder een nieuw bewijs dat de ouderenvoorziening aan de toepasselijke brandveiligheidreglementering voldoet. 6. Het bewijs dat de ouderenvoorziening voldoet aan de nieuwe brandveiligheidreglementering moet uiterlijk op 31 augustus 2011 bij het agentschap aankomen. Art 17. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2010. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

BESLUIT: Hoofdstuk 1. Definities Artikel 1. In dit voorontwerpbesluit wordt verstaan onder: 1 ouderenvoorziening: een dagverzorgingscentrum, een centrum voor kortverblijf of een woonzorgcentrum; 2 centrum voor herstelverblijf: een thuiszorgvoorziening als vermeld in het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009; 3 voorziening: een ouderenvoorziening of een centrum voor herstelverblijf; 4 beheersinstantie: de persoon of de personen die een voorziening vertegenwoordigen en die de voorziening juridisch kunnen binden; 5 agentschap: het intern verzelfstandigd agentschap Zorg en Gezondheid, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004; 6 minister: de Vlaamse minister, bevoegd voorde bijstand aan personen. 7 administrateur-generaal: het hoofd van het agentschap Hoofdstuk 2. Bepaling van de specifieke brandveiligheidsnormen Art. 2. Om de veiligheid van haar residenten, personeel en bezoekers te waarborgen, moet de voorziening aan specifieke brandveiligheidsnormen voldoen. De na te leven normen, hierna de brandveiligheidsnormen te noemen, zijn opgenomen in bijlage 1, die bij dit voorontwerpbesluit is gevoegd. Hoofdstuk 3. Attesten Art. 3. Om erkend te worden of te blijven moet een voorziening het bewijs leveren dat in haar gebouwen voldoende veiligheidsmaatregelen werden genomen. De mate van inachtneming van de brandveiligheidsnormen wordt vastgesteld aan de hand van een attest A, B of C, waarvan de modellen opgenomen zijn in bijlage 2, 3, en 4, die bij dit voorontwerpbesluit zijn gevoegd. Een erkenning is alleen mogelijk op basis van een attest A of een attest B. Attest C leidt tot het inzetten van de procedure tot intrekking, respectievelijk weigering van de erkenning. Als geen geldig attest kan worden voorgelegd, wordt de procedure tot schorsing van de erkenning ingezet. De burgemeester reikt het attest uit volgens de procedure vermeld in hoofdstuk 4. Art. 4. Attest A vervalt van rechtswege na verloop van acht jaar na de datum van de ondertekening van het attest of bij de uitreiking van een nieuw attest voor dezelfde voorziening. Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit. Brussel, De minister-president van de Vlaamse Regering, Kris PEETERS De Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, Jo VANDEURZEN Ontwerp BVLR brandveiligheid ED_LB - 31/3/10

Reguleringsimpactanalyse voor specifieke brandveiligheidsnormen ouderen voorzieningen en centra voor herstelverblij 1 Titel Voorontwerpbesluit van de Vlaamse Regering tot vaststelling van de specifieke brandveiligheidsnormen w a a r a a n d e ouderenvoorzieningen en d e centra voor herstelverblijf moeten voldoen en tot bepaling van d e procedure voor het uitreiken van het attest inzake de naleving van deze normen 2 Aanleiding en doel 2.1 Aanleiding De residentiële ouderenvoorzieningen moeten, om erkend te worden, voldoen aan een brandveiligheidreglementering die terug gaat o p een K.B. van 12 maart 1974 betreffende d e veiligheidsnormen waaraan d e rustoorden voor bejaarden moeten voldoen. Deze normen zijn zowel technisch verouderd als niet langer afgestemd op de demografische en sociale evoluties in de ouderenzorg. Om het bewijs van brandveiligheid te leveren werd een beroep g e d a a n o p lokale brandweerkorpsen. Zij voerden ter plaatse het onderzoek en brachten hiervan verslag uit. Dit verslag moest hernieuwd worden bij elke aanvraag tot verlenging van de erkenning. Zo wilde het de administratieve praktijk want een duidelijke procedure voor het afleveren van dit verslag en/of een erop gebaseerd attest van de burgemeester is er tot o p heden niet. Gevolg is dat de verslagen zich vaak beperken tot het opsommen van alle vastgestelde inbreuken op de (verouderde) normen in een voorziening. Daardoor wordt het verlenen/verlengen van een erkenning precair, terwijl d e opmerkingen niet steeds het reële brandveiligheidsrisico beschrijven. Net ook o m d a t er geen sluitende procedure bestaat voor het afleveren van brandweerattesten, bestaat er een grote diversiteit in d e verslaggeving van d e onderscheiden brandweerkorpsen. Daardoor wordt het voor een voorziening die ressorteert onder een "klantvriendelijk" korps makkelijker om d e erkenningsprocedure te vervolledigen, dan voor een voorziening waar de brandweer zich niet zo opstelt.

Voor het verlenen van ev. afwijkingen d e e d de Vlaamse Gemeenschap een beroep op de federale diensten van Binnenlandse Zaken. Gezien dit voor hen de laagste prioriteit genoot werd in de loop der jaren een aanzienlijke achterstand ingebouwd in d e dossierbehandeling. Intussen zijn ook federale basisnormen inzake veiligheid van toepassing, vaardigde de Vlaamse Gemeenschap het woonzorgdecreet uit dat geleidelijk wordt geïmplementeerd en richtte zij een eigen technische commissie brandveiligheid op. De samenwerking met Binnenlandse Zaken voor het beoordelen van afwijkingsaanvragen wordt daardoor a f g e b o u w d. Het eindpunt in dit proces is een actualisering van d e intussen verouderde normen uit '74 en het uitwerken van een deugdelijke procedure. Het probleem is al langer bekend en werd in het verleden dossier per dossier aangepakt. Tegelijk werd in het ouderenzorgdecreet een bepaling opgenomen die voor korte tijd soelaas kon bieden. In 2001 ten slotte werkte een speciaal daartoe aangestelde werkgroep nieuwe brandveiligheidsnormen uit die vanaf 2002 officieus in de sector gehanteerd worden. De implementatie van het nieuwe woonzorgdecreet en d e oprichting van een eigen technische commissie vormen de gedroomde gelegenheid om een en ander structureel uit te werken. 2.2 Doelstelling De eindconclusie van d e toenmalige werkgroep van experts (zie verder: punt 6) luidde: - Er is, in aanvulling o p d e federale normen, nood a a n een specifieke Vlaamse brandveiligheidsreglementering voor d e ouderen- en thuiszorgvoorzieningen (thans: "woonzorgvoorzieningen") - Er is nood aan één normering voor alle residentiële voorzieningen {woonzorgcentra, serviceflatgebouwen, centra voor kortverblijf, dagverzorgingscentra en centra voor herstelverblijf); - De normen van 1974 blijken een zekere kwaliteit te garanderen, maar een aantal bepalingen zijn achterhaald en geven door hun formulering aanleiding tot meningsverschillen. Om een modern veiligheidsniveau te garanderen moeten bijkomende nieuwe eisen worden opgelegd: branddetectie in alle woongelegenheden; compartimentering en deelcompartimentering; strengere normering met betrekking tot d e brandweerstand van deuren. - De werkgroep Is van oordeel dat de aanvragen tot het bekomen van afwijkingen o p d e specifieke Vlaamse brandveiligheidsnormen door een Vlaamse commissie moeten behandeld worden. Samengevat: - Een aangepaste, eigentijdse normering;

- Een transparante procedure; - Een eigen, Vlaamse adviescommissie voor afwijkingen op de (specifieke) brandveiligheidsnormen moeten de vastgestelde obstakels voor de erkenning van de residentiële woonzorgvoorzieningen uit de weg ruimen, een correct en administratief werkbaar beeld van de brandveiligheid opleveren en de bewoningsrisico's voor de resident verkleinen. Nieuwe normen, afgestemd op eigentijdse technische realisaties, verkleinen de kans op vastgestelde afwijkingen: men mag er absoluut van uitgaan dat moderne bouwtechnieken veelzijdiger zijn dan 35 jaar geleden en zowel een gecombineerd antwoord bieden op complexe(re) uitdagingen als op efficiëntie, veiligheid en duurzaamheid. Het aanvaarden van moderne technieken als oplossing, gekoppeld aan een door iedereen op dezelfde wijze na te leven procedure, moet garanderen dat het brandveiligheidsrisico van een voorziening beter kan ingeschat worden waardoor de bewoningsrisico's voor de resident verkleinen. De oprichting intussen van een adviescommissie in de schoot van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap moet er toe leiden dat ingediende afwijkingsdossiers sneller afgehandeld kunnen worden dan voordien het geval was waardoor ter plaatse vastgestelde veiligheidsproblemen sneller beoordeeld kunnen worden. De daartoe na te leven termijnen worden in de regelgeving ingeschreven. Dit laatste in het voordeel zowel van de voorziening die sneller een (adequaat) alternatief kan realiseren, als van de resident wiens veiligheid duurzaam gewaarborgd moet kunnen worden.

3 Opties Optie 1: nuloptie: De normen blijven ongewijzigd en de procedure nauwelijks uitgewerkt. De beoordeling van afwijkingsaanvragen verloopt geleidelijk via de Vlaamse technische commissie Optie 2: Opheffen van de specifieke veiligheidsnormen. De Gemeenschappen zijn weliswaar bevoegd o m specifieke brandpreventienormen uit te vaardigen, ze zijn het niet verplicht. Optie 3: Wijziging/aanpassing van 1 (of meerdere, maar niet alle) van d e elementen. Enkel aanpassing van de normen, zonder de procedure te veranderen. Of: aanpassing van de procedure zonder de normen te wijzigen. Optie 4: Wijziging/aanpassing van alle elementen: invoering van nieuwe normen, afgestemd op hedendaagse bouwpraktijken, uitbouw van een vernieuwde, aigemeen geldende en transparante procedure, gekoppeld aan een nieuwe afwijkingscommissie die dossiers op een redelijke termijn kan behandelen 4 Effecten 4.1 D o e l g r o e p e n e n b e t r o k k e n partijen De b e o o g d e nieuwe wetgeving slaat o p alle erkende (en geplande) residentiële ouderenvoorzieningen en centra voor herstelverblijf. Om juridisch-technische redenen worden d e serviceflatgebouwen niet opgenomen in het voorontwerpbesluit. Het nieuwe woonzorgdecreet introduceert nl. de assistentiewoningen als alternatief. De serviceflats verdwijnen geleidelijk als c o n c e p t en d e verplichte erkenning, ook van d e nog te operationaliseren assistentiewoningen, wordt opgeheven. Worden door dit ontwerp gevat: - Een 750-tal woonzorgcentra (66634 woongelegenheden / nog 16000 bijkomende b e d d e n gepland) - 106 dagverzorgingscentra (1589 verblijfseenheden) / 77 nog gepland (1058 verblijfseenheden) - 187 centra voor kortverblijf (1054 kamers) / 193 nog gepland (1282 kamers) - Maximaal 25 centra voor herstelverblijf Het ontwerp beoogt d e veiligheid te waarborgen van alle (oudere) residenten die in de voorzieningen (zullen) verblijven. Indirect wordt ook het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) gevat (aanpassingen aan erkende infrastructuur kunnen door het VIPA betoelaagd worden).

Tenslotte zijn ook d e lokale brandweerkorpsen die d e voorzieningen moeten inspecteren en de aemeentebesturen die het attest inzake brandveiligheid moeten invullen, betrokken partij. 4.2 Optie 1 Directe effecten De erkenningsprocedure voor een voorziening blijft precair. Door d e bestaande willekeur inzake het afleveren van brandveiligheidsattesten en door de technische achterhaaldheid van de normering is het voor een voorziening bijzonder hachelijk o m a a n te tonen dat ze voldoet aan d e geldende brandveiligheidsvoorschriften. Verdelingseffecten Vooral voorzieningen en administratie verliezen in dit scenario. Slechte regelgeving leidt tot slechte opvolging. Indirecte effecten Het hanteren van verouderde normen en het uitblijven van beslissingen die gevolgen (kunnen) hebben voor d e erkenningstoestand van een voorziening en daardoor ook de werking (kunnen) hypothekeren (uitblijven van werkingssubsidies), getuigt geenszins van g o e d bestuur en heeft een kwalijk gevolg voor d e reputatie van overheidsdiensten. De residenten die in een dergelijke voorziening verblijven zijn onrechtstreeks d e dupe: het uitblijven van een erkenning, het ev. mislopen van b e p a a l d e werkingsubsidies... genereert extra administratief werk en/of ev. verlies a a n inkomsten en kan zich vertalen in een slechtere dienstverlening. Brussel-toets effect Effect op lokale besturen Lokale brandweerkorpsen moeten (sterk) verouderde normen toetsen en hebben geen duidelijke houvast voor het afleveren van een verslag. Lokale besturen die zelf een ouderenvoorziening of centrum voor herstelverblijf uitbaten hebben moeilijkheden om een gunstig brandweerattest te bekomen en d e erkenning van hun voorziening (en d e d a a r a a n gekoppelde werkingssubsidies) te bekomen of te verlengen. Vergelijkingstabel van alle effecten

Doelgroepen en betrokken partijen Baten Omschrijving Voorzieningen Residenten Kosten schatting omschrijving O m " a a n te t o n e n " dat nieuwe materialen en c o n c e p t e n a a n verouderde normen voldoen, is vaak hetzij een aanvraag tot afwijking, hetzij een test in gespecialiseerde labo's vereist Als daardoor ook de erkenning in het gedrang komt kan d e voorziening werkingstoelagen verliezen De onzekerheid omtrent erkenning en brandveiligheid kan zich vertalen in een verminderde dienstverlening VIPA Brandweer + gemeente Het inspecteren o p verouderde normen vergt creativiteit en flexibiliteit / het ontbreken van een transparante procedure vergt meer tijd o m d e klant een dienstig verslag te kunnen a a n b i e d e n Totaal Bestendiging van structurele problemen 4.3 schatting Optie 2 Directe effecten voor d e doelgroepen De voorzieningen moeten enkel nog beantwoorden aan d e federale basisnormen inzake veiligheid voor lage, middelhoge en hoge g e b o u w e n. Zij, noch d e Vlaamse overheid, hoeven nog te investeren in extra uitrusting of infrastructuur. Ze hoeven niet langer a a n te tonen dat ze voldoen aan een regionale brandveiligheidsreglementering. De erkenning langs Vlaamse zijde hoeft o p dit vlak niet langer gehypothekeerd te worden. De technische commissie brandveiligheid wordt ontlast van afwijkingsdossiers. De residenten worden gehuisvest in gebouwen die qua veiligheid niet afwijken van andere gelijkaardige gebouwen. Met d e specifieke bestemming ervan, en bijgevolg met de specifieke veiligheidsrisico's voor b e p a a l d e categorieën van residenten, wordt in dit scenario aeen rekening gehouden! Verdelingseffecten In dit scenario verliezen d e residenten en de toezichthoudende overheid. De residenten worden gehuisvest in gebouwen die geen extra bescherming bieden qua veiligheid in functie van hun kwetsbaarheid: (sterk) afgenomen lichamelijke en/of geestelijke competenties, afhankelijkheid van hulpverleners... De overheid laat na om kwetsbare doelgroepen gepast te beschermen. Alle andere partners "winnen" door het wegvallen van investeringen of werklast.

Indirecte effecten De overheid neemt geen specifieke veiligheidsmaatregelen voor bepaalde (kwetsbare) doelgroepen. Dit kan geïnterpreteerd worden als een grove nalatigheid. Brussel-toets effect Effect op lokale besturen Lokale brandweerkorpsen hoeven geen controles meer uit te voeren in het kader van de erkenning van residentiële ouderenvoorzieningen. Lokale besturen die zelf een voorziening uitbaten moeten minder Investeren in infrastructuur en werklast. Vergelijkingstabel van alle effecten Doelgroepen en betrokken partijen Voorzieningen Residenten VIPA Technische commissie brandveiligheid Brandweer + gemeente Totaal Baten Omschrijving specifieke veiligheidsinvesteringen vereist subsidiëring van specifieke veiligheidsinvesteringen vereist afwijkingsdossiers extra inspecties schatting Kosten omschrijving Sterk toegenomen veiligheidsrisico Reëel verlies aan gerichte veiligheid schatting 4.4 Optie 3 Directe effecten voor de doelgroepen Minstens 1 element blijft een correcte opvolging van de brandveiligheid van een voorziening belemmeren: hetzij de verouderde normering, hetzij de gebrekkige procedure. Verdelingseffecten De voorzieningen zijn in elk geval de dupe: het bekomen van een gunstig brandveiligheidsverslag blijft precair. Maar ook de brandweer en/of de technische commissie brandveiligheid worden gevat: verouderde normen leiden sowieso tot een toename van afwijkingsaanvragen, een slechte of onduidelijke procedure leidt tot willekeur in de verslaggeving.

Indirecte effecten Welke elementen men ook uitkiest om te verbeteren of a a n te passen, de overheid creëert geen structurele oplossing als zij niet het geheel aanpakt. Brussel-toets effect Effect o p lokale besturen Lokale brandweerkorpsen moeten hetzij nog steeds (sterk) verouderde normen toetsen of hebben geen duidelijk houvast voor het afleveren van een verslag. Lokale besturen die zelf een voorziening uitbaten blijven moeilijkheden ondervinden om een gunstig brandweerattest te bekomen en de erkenning v a n hun voorziening (en d e daaraan gekoppelde werkingssubsidies) te bekomen of te verlengen. Vergelijkingstabel van alle effecten Doelgroepen en betrokken partijen Baten Omschrijving Kosten schatting omschrijving Voorzieningen Gemengd Gemengd Residenten VIPA Gemengd Gemengd Technische c o m missie brandveiligheid Brandweer + gemeente Totaal Gemengd Gemengd Gemengd Gemengd Een onvolledig verbeterd perspectief 1 of meer elementen blijven voor problemen zorgen 4.5 schatting Optie 4 Directe effecten voor d e doelgroepen De voorzieningen bouwen of verbouwen binnen een hedendaags kader van aan moderne technieken aangepaste normen. De brandweer inspecteert in een moderne technische context en kan een duidelijke procedure volgen o m verslagen af te leveren. Voorzieningen worden daarbij gemonitord o m a a n d e erkenningsnormen te (kunnen) voldoen: eventuele noodzakelijke beveiligingswerken worden in overleg met de b e v o e g d e diensten beschreven. De resident is zeker d a t hij in een veilige omgeving kan vertoeven: het afgeleverde attest moet ondubbelzinnig aantonen dat d e veiligheid van d e bewoners in voldoende mate kan gegarandeerd worden. Het VIPA kan zich verwachten aan extra bouwdossiers om d e nieuwe normen toe te passen.

Verdelingseffecten Iedereen wint. Investeren in nieuwe veiligheidsnormen zal wel bijkomende VIPAsubsidiedossiers impliceren. Indirecte effecten Door haar probleemoplossend vermogen krijgt de toezichthoudende overheid een beter imago. Aanvragen tot afwijkingen op d e geldende normering kunnen, in voorkomend geval, sneller afgehandeld worden. Brussel-toets effect Effect o p lokale besturen Lokale brandweerkorpsen kunnen aan hedendaagse bouwtechnieken aangepaste normen toetsen met een duidelijke leidraad voor het afleveren van adviezen en verslagen. Lokale besturen die zelf een voorziening uitbaten, w e t e n nu veel beter waaraan zich te houden o m een gunstig brandweerattest te bekomen en d e erkenning van hun voorziening (en de daaraan gekoppelde werkingssubsidies) te bekomen of te verlengen. Vergelijkingstabel van alle effecten Doelgroepen en betrokken partijen Baten Omschrijving Kosten omschrijving schatting Aanpassen a a n nieuwe normen Maximaal 200 euro per b e d Residenten Duidelijkheid, transparantie, snellere dossierbehandeling Veiliger omgeving VIPA Duurdere investeringsdossiers Brandweer + gemeente Totaal Transparante procedure. aangepaste normen Relatief grote meerwaarde Voorzieningen 4.6 schatting Ev. verhoogde dagprijs Maximaal 200 euro extra per bed Relatief lage kost Keuze e n m o t i v e r i n g v a n d e o p t i e Optie 1 betekent het bestendigen van een situatie die structureel tot problemen leidt, zowel bouwtechnisch als administratief. In de beschrijving hierboven is al a a n getoond hoezeer de huidige toestand het g o e d functioneren en de erkenning van een ouderenvoorziening belast. Het is niet langer houdbaar om én verouderde normen op te leggen én het aantonen van d e naleving ervan niet te regelen. Terwijl officieus al bijna 8 jaar lang met een geactualiseerde normering wordt gewerkt.

Dit is een flagrante uiting van slecht bestuur die vraagt om onmiddellijke correctie. Daarom wordt optie 1 afgewezen. Optie 2 is enkel een juridische optie. Ze ls maatschappelijk niet te verantwoorden. De overheid kan zich niet veroorloven geen specifieke brandpreventiemaatregelen op te leggen voor gebouwen die een residentiële bestemming hebben voor doelgroepen die kwetsbaar zijn en die voor hun evacuatie of zelfs nog maar hun begrip van een gevaarsituatie zijn aangewezen o p anderen. Ook vóór d e staatshervorming bestonden er al aangepaste normen naargelang de bestemming van een gebouw. Het maatschappelijke draagvlak voor een specifieke reglementering ligt dan ook zeer hoog. Dit impliceert niet enkel het opleggen van (aanvullende) normen, het veronderstelt ook het opleggen van de juiste normen én de handhaving ervan met een oog voor eenieders belangen. Optie 3 is altijd half werk en remedieert niet ten gronde een fundamentele problematiek. Goed bestuur betekent het globaal aanpakken van de vastgestelde problemen en knelpunten. Optie 4 is het enige scenario dat d a a r a a n tegemoet komt doordat het positieve effecten ressorteert voor én d e residenten én de voorzieningen én d e overheid. 5 Uitwerking, uitvoering en monitoring 5.1 Juridisch-technische uitwerking Het voorliggend voorontwerpbesluit: 1. Verwijst naar de nieuwe na te leven brandveiligheidsnormen die als bijlage worden toegevoegd (de assistentiewoningen worden voorlopig buiten het toepassingsgebied gehouden o m d a t het c o n c e p t nog uitvoering moet krijgen / d e bestaande serviceflats bevinden zich tot d a n in een uitdovend erkenningsscenario: d e verplichte erkenning wordt opgeheven, bestaande voorzieningen kunnen zich eventueel omvormen tot groepen van assistentiewoningen) 2. Het regelt de procedure om het bewijs te leveren dat voldoende beveiligingsmaatregelen werden getroffen 3. Het organiseert de procedure voor mogelijke afwijkingsaanvragen en 4. het legt de overgangsbepalingen vast. Het thans gedeeltelijk in uitvoering zijnde woonzorgdecreet noopt tot een g o e d doordachte juridische uitwerking van het c o n c e p t maar vooral het toezicht o p de naleving van overwegend technische en infrastructuurgebonden regels dwingt de regelgever tot het ontwerpen van een g o e d doordacht en sluitend kader.

Een handicap daarbij is dat zowel de voorzieningen als de toezichthoudende overheid afhankelijk zijn van een derde partij om het bewijs te leveren dat voldoende brandveiligheidsmaatregelen werden getroffen. Het voorontwerpbesluit houdt maximaal rekening met de federale voorschriften met betrekking tot het uitvoeren van d e controle o p d e brandvoorkoming en respecteert daarbij d e bevoegdheden van d e plaatselijke brandweer en burgemeester. "Controles kunnen enkel uitgevoerd worden in de bij wet(geving) b e p a a l d e gevallen en telkens wanneer d e burgemeester er om verzoekt. Deze twee voona/aarden moeten gelijktijdig worden vervuld". Om d e respectieve bevoegdheden te respecteren. Is volgende c o m m u nicatielijn de enig haalbare: De beheersinstantie van een voorziening doet een aanvraag tot het verkrijgen van een veiligheidsattest bij de burgemeester van de gemeente waar d e voorziening gelegen is. De burgemeester geeft aan d e brandweer d e opdracht o m na te g a a n in welke mate d e voorziening aan d e brandveiligheidsnormen voldoet. De brandweer voert daartoe een onderzoek uit, maakt hiervan een verslag o p en bezorgt dat aan de burgemeester. Op dat moment kunnen zich 3 situaties voordoen: 1. De voorziening voldoet aan alle normen. De burgemeester reikt een attest A uit: d e veiligheid is onvoorwaardelijk gewaarborgd. 2. De voorziening vertoont ernstige inbreuken op d e normen. De veiligheid is in het gedrang. De burgemeester reikt een attest C uit: de voorziening moet gesloten worden of kan niet in exploitatie genomen worden. Dit kan gebeuren zowel door d e burgemeester in het kader van zijn gemeentelijke b e v o e g d h e d e n, als door het agentschap o p basis van d e bestaande procedures inzake rechtspleging voor erkenning en sluiting van voorzieningen 3. Allicht d e meest voorkomende situatie: door minder transparante uitvoering van sommige bouwelementen, door toepassing van andere dan in de wetgeving beschreven technieken of door specifieke technische omstandigheden is aan de in de normen opgenomen technische voorschriften niet (volledig) voldaan. Het brandweerverslag bevat, in voorkomend geval, een duidelijke opsomming van d e niet-nageleefde brandveiligheidsnormen en geeft a a n in welke mate de feitelijke toestand van de normen afwijkt. De brandweer moet zich uitspreken over d e weerslag op de veiligheid hiervan voor residenten, personeel en bezoekers. Als d e veiligheid niet ernstig in het gedrang is, reikt d e burgemeester een attest B uit: d e veiligheid is voorwaardelijk gewaarborgd. De voorziening moet een stappenplan uitwerken dat voldoende garanties bevat om o p termijn a a n d e gestelde normen te kunnen voldoen. Eén van de mogelijke acties in dit stappenplan is het aanvragen van afwijkingen o p sommige of alle brandveiligheidsnormen die volgens het verslag niet zijn nageleefd. Tussen d e aanvraag tot controle en het uitreiken van het attest verloopt maximaal 3 maanden. Om erkend te kunnen worden of blijven moet de voorziening over een geldig attest A of B kunnen beschikken. Het attest C leidt tot het inzetten van d e procedure tot intrekking, respectievelijk weigering van de erkenning en heeft, zoals hoger vermeld, de sluiting tot gevolg. Wanneer geen geldig attest kan worden voorgelegd, wordt de procedure tot schorsing van d e erkenning ingezet.

De burgemeester bezorgt het attest aan de voorziening die o p haar beurt het agentschap hierover inlicht. Enkel in d e meest controversiële gevallen (uitreiking van een attest C of verlenging van een attest B) sommeert d e regelgever d e burgemeester om dergelijke attesten ook zelf rechtstreeks a a n het agentschap te bezorgen. 5.2 Uitvoering e n administratieve lasten De uitvoering van nieuwe technische normen heeft (budgettaire) gevolgen voor de sector en het VIPA en de wettelijke implementatie van een specifieke brandveiligheidsprocedure betrekt het lokaal bestuur bij de administratieve uitvoering. 5.2.1. Budget Om de budgettaire impact van een en ander te kunnen ramen heeft het VIPA in 2005 een (beperkte) studie uitgevoerd met de volgende vragen voor ogen: 1 Wat is d e impact van de ontworpen brandveiliaheidsnormen o p d e investerinaskosten van d e voorzieninaen? Hiervoor voerde het VIPA een steekproef uit op een aantal dossiers. Bij elk van deze dossiers werd vergeleken w a t d e meerkost is a a n brandveiligheidswerken door toepassing van d e nieuwe brandveiligheidsnormen. De steekproef werd zo gevarieerd mogelijk gekozen (bvb. nieuwbouw en verbouwing en uitbreiding, voorzieningen van zowel vóór 1985 als erna, voorzieningen g e b o u w d met alternatieve financiering, dossiers aan 55 m 2 en 65 m 2 gesubsidieerde oppervlakte per woongelegenheid, kleine en grote woonzorgcentra,...). Het VIPA stelt daarbij vast dat de te verwachten impact beperkt zal blijven aangezien een aantal van d e nieuwe maatregelen eerder zal leiden tot het vermijden van een meerkost t.o.v. d e oude normen. En zelfs als van dit voor d e voorzieningen positief gevolg abstractie wordt gemaakt en enkel d e duidelijke meerkosten in aanmerking genomen worden, blijkt d e financiële weerslag beperkt. Het betreft dan immers hoofdzakelijk d e kosten ten gevolge van de nieuwe eis m.b.t. de deelcompartimenten en de veralgemeende verplichting tot branddetectie in alle woonzorgcentra. Uit d e resultaten van d e steekproef blijkt dat de te verwachten gemiddelde meerkost +/- 200,00 euro per woongelegenheid bedraagt. Het betreft een maximale inschatting aangezien, zoals aangegeven, de steekproef geen rekening houdt met de maatregelen die een vermindering van de kosten tot gevolg zullen hebben. 2 Wat is de impact van d e ontworpen brandveiliaheidsnormen op de VIPAmiddelen. rekening houdend met volgende parameters: - de resultaten van d e steekproef; een overgangsperiode van 7 d 10 jaren; de hangende aanvragen tot subsidiebelofte; c a. 625 VIPA-gerechtigde voorzieningen met c a. 66.000 subsidiabele woongelegenheden. Deze impact is nagenoeg verwaarloosbaar aangezien d e maatregelen die een meerkost vertegenwoordigen in de praktijk al worden opgelegd door de plaatselijke

brandweer. De voorliggende ontwerpnormen worden immers al sinds 2002 officieus gehanteerd in de sector. Deze meerkosten zijn dan ook al grotendeels vervat in de bouwdossiers die sindsdien zijn ingediend. Rekening gehouden met de resultaten van de steekproef (zie punt 1 ) en uitgaande van een gemiddelde netto-kostprijs van 75.000,00 euro per woongelegenheid betekent de vooropgestelde meerprijs van 200,00 euro een meerkost van minder dan 0,3 % per woongelegenheid. Ook voor die voorzieningen die uitgebaat worden door een lokaal bestuur, is de budgettaire impact dus zeer klein. Benaderend kan er vanuit gegaan worden dat VIPA jaarlijks aan een equivalent van ca. 600 woongelegenheden subsidies verleent. Aan een meerkost van afgerond 200 euro per woongelegenheid betekent dit een totale kost van 120.000 euro per jaar. Ten overstaan van het budget van 2005 ten belope van ca. 34 miljoen euro voor de sector betekent dit slechts 0,35 %. Hierbij worden de eventuele kosten in min dan nog niet in rekening gebracht. In zijn nota van 9 mei 2005 concludeert het VIPA dan ook dat de impact op het VIPA-budget zeer minimaal - zo niet nihil - zal zijn. 5.2.2. Administratie Ook op administratief vlak heeft de ontworpen regelgeving slechts een beperkte weerslag: - De thans geldende onduidelijkheid rond de geldigheid van de afgeleverde brandweerattesten en de hierbij te volgen procedure (zie situering) geeft momenteel aanleiding tot opeenvolgende onderzoeken van de brandveiligheidssituatie in de voorzieningen door de brandweer, minstens bij elke aanvraag tot verlenging van de erkenning. Erkenningen konden verieend worden voor een periode van minstens twee tot maximaal 10 jaar. Gezien bij inspectie toch meestal enkele inbreuken op de erkenningsnormen konden vastgesteld worden was een gemiddelde verlenging met 5 jaar een courante administratieve praktijk. Het nieuwe woonzorgdecreet maakt de erkenningen van onbepaalde duur. Omdat de veiligheid van de resident een cruciaal element is in de opvolging van de werking van een voorziening is geopteerd voor een periodieke toets ervan en wordt de geldigheidsduur van een attest bepaald op maximum acht jaar. Bij inwerkingtreding van de nieuwe wetgeving zal men in het beste geval slechts om de acht jaar een nieuw onderzoek moeten (laten) uitvoeren met het oog op het afleveren van een brandveiligheidsattest. In een aantal gevallen kan de tijd die hierdoor voor de brandweer vrijkomt, gaan naar de opvolging van de ingediende remediëringsplannen. In de opstartfase van deze regelgeving, die overigens ruim in de tijd gespreid is, zullen er allicht iets meer plaatsbezoeken moeten gebeuren gezien alle voorzieningen voor een eerste keer aan de nieuwe normering zullen getoetst moeten worden. Globaal zal het werkvolume voor de brandweer op termijn eerder afnemen omdat de aanpassing van de normering aan hedendaagse bouwtechnieken de kans op afwijkingen verkleint. - In de toekomst zal de werking van de gemeentelijke administratie nauwelijks verschillen van de huidige toegepaste administratieve praktijk / de in de regelgeving uitgeschreven rol van burgemeester en brandweer geeft immers een wettelijke basis aan een gangbare praktijk.

- Ook voor de voorzieningen blijft de administratieve last inhoudelijk gelijk: zij moeten net als voorheen hun veiligheidsniveau aantonen, daarvoor een beroep doen op het plaatselijk bestuur en de toezichthoudende overheid hierover inlichten. De grote meerwaarde van d e ontworpen regelgeving ligt in d e beschreven resultaatgebieden van d e ondernomen actie: een duidelijke beslissing o p een vastgelegde termijn in een voorgeschreven sjabloon dat welomschreven gevolgen heeft. Een grote vooruitgang qua rechtszekerheid en een duidelijk houvast voor d e toezichthoudende administratie die hierdoor makkelijker d e erkenningsstatus van een voorziening kan beoordelen. - De oprichting intussen van een Vlaamse technische commissie brandveiligheid met ook externe expertise die overkoepelend kan werken voor het volledige beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin is zowel beleidsmatig als administratief een meerwaarde. De werkzaamheden zullen in hoofdzaak betrekking hebben o p nieuwe regelgevende initiatieven en o p het verlenen van afwijkingen o p d e Vlaamse normen. Dit heeft geen effect o p d e administratieve lasten, noch voor d e betrokken voorzieningen, noch voor d e betrokken administraties. Ook nu moeten d e voorzieningen een dossier samenstellen o m hun afwijkingsaanvraag te stofferen, ook nu moet de administratie samenwerken met een extern orgaan dat d e aanvragen adviseert, ook nu moet d e administratie haar beslissing aan d e aanvrager meedelen. Ook nu worden d e gemaakte kosten vergoed. De ontworpen regelgeving spreekt zich niet uit over d e aspecten van de procedure die tot d e autonomie van het lokaal bestuur en/of de voorziening gerekend kunnen worden: zo zijn er geen voorschriften uitgewerkt m.b.t. de aanvraag van een brandveiligheidsonderzoek, d e vorm en inhoud van het brandweerverslag, d e interne c o m m u nicatie tussen burgemeester en brandweer... Enkel d e conclusie van het onderzoek (attest A, B of C) en d e na te leven termijnen worden door d e wetgever vastgelegd. 5.2.3. Conclusie Gelet o p volgende elementen: a) personeel: het voorstel heeft geen weerslag o p het gebied van personeelsinzet b) werkingsuitgaven: het voorstel heeft geen weerslag o p de lopende uitgaven c) investeringen en schulden: het voorstel heeft slechts beperkte bijkomende investeringen tot gevolg d) ontvangsten: het voorstel resulteert niet in bijkomende ontvangsten heeft d e ontworpen regelgeving slechts een zeer beperkte weerslag o p de werking van de voorzieningen, de lokale besturen en het agentschap. 5.3 Handhaving De nieuwe brandveiligheidsnormen zijn in ruim overleg met alle belanghebbenden opgemaakt. Ze worden ook informeel al toegepast. Naast de al eerder aangehaalde technische werkgroep uit 2001 die d e normen moest voorbereiden, werd dit voorontwerpbesluit in 2009 en 2010 in nauw overleg met alle betrokken administratieve diensten (VIPA, agentschap Zorg en Gezondheid, departement WVG) uitge-

schreven en getoetst aan het oordeel van d e koepelorganisaties uit d e sector en een aantal architecten die in de ouderenzorg actief zijn. De nieuwe procedure bindt de voorzieningen, d e territoriaal b e v o e g d e brandweer en de burgemeester: de beheersinstantie moet het bewijs leveren dat in een voorziening voldoende beveiligingsmaatregelen zijn getroffen in overeenstemming met een uitgewerkte procedure en middels een bij besluit van d e Vlaamse Regering vastgesteld model van attest. De gemeentebesturen en brandweerkorpsen zullen hiervan door d e b e v o e g d e overheidsadministratie in kennis worden gesteld. Het functioneren van d e technische commissie brandveiligheid tenslotte moet een eenduidige benadering inzake brandveiligheid garanderen binnen d e verschillende sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin. Ook voor het uitwerken en updaten van nieuwe initiatieven rond brandveiligheid is het bestaan van een dergelijke technische commissie brandveiligheid met interne en externe deskundigen een noodzakelijk gegeven. Sanctionerina Het naleven van deze normen en procedures is voor voorzieningen een noodzakelijke voorwaarde om d e erkenning te bekomen. De handhaving ervan is dus onrechtstreeks aan een sanctie gebonden: een voorziening die niet erkend is verliest haar subsidies en kan gesloten worden / een gemeentebestuur dat d e procedures niet naleeft en daardoor het voortbestaan van een welzijnsvoorziening o p de helling zet, kan ev. veroordeeld worden tot een (fikse) schadevergoeding. 5.4 Evaluatie Het aanpassen van brandveiligheidsnormen aan de technische realiteit van het moment is een aangelegenheid die o p regelmatige tijdstippen ter harte moet worden genomen. Ook d e toepasbaarheid en effectiviteit van een administratieve procedure moet geregeld getoetst kunnen worden. De werkzaamheden van een uit meerdere deskundigen samengestelde commissie brandveiligheid moet daar borg voor staan. 6 Consultatie Al in d e periode 1997 tot 2001 werden de eerste besprekingen georganiseerd om de gestelde problematiek in kaart te brengen en oplossingen te vinden voor de aangehaalde knelpunten. De koepeloraanisaties uit de ouderen- en thuiszorg en de federale brandweerinspectie waren toen de gesprekspartners. Op 3 januari 2001 startten d e activiteiten van een specifieke werkgroep, samengesteld uit leden van d e betrokken administraties, vertegenwoordigers van d e brandweerkorpsen, een vertegenwoordiger van het federale ministerie van Binnenlandse Zaken, afgevaardigden van de koepelorganisaties en een aantal uitbaters van voorzieningen) en onder leiding van een externe expert (VZW "Onafhankelijk Controle Bureel").

Het VIPA werd in d e periode maart tot mei 2005 bevraagd over d e (financiële en bouwtechnische) implicaties van een nieuwe brandveiligheidsreglementering. In 2008-2009 werd het consultatieproces hervat: BBB was operatief en een eigen Vlaamse technische commissie brandveiligheid werd in een feit. Intern (departement WVG - VIPA - agentschap Zorg en Gezondheid) spitsten d e discussies zich vooral toe o p het zoeken naar een goede en sluitende procedure, bij d e externe betrokkenen (koepelorganisaties, architecten, brandveiligheidsexperts...) werden alle teksten nog eens getoetst. 7 Overige informatie voor de Inspectie van Financiën De Inspectie van Financiën verleende o p 31 augustus 2006 al een eerste advies over dit dossier. O p 5 mei 2010 bevestigt d e Inspectie dat er geen bezwaar bestaat tegen het voorgenomen ontwerp. Omdat het ontwerp een weerslag heeft op het VIPA-budget stelt d e betrokken inspecteur dat een begrotingsakkoord vereist is. 8 Samenvatting De federale overheid is b e v o e g d voor het uitvaardigen van brandpreventienormen voor 1 of meer "categorieën van constructies, ongeacht hun bestemming". Aan de gemeenschappen wordt, a contrario, de bevoegdheid gelaten om specifieke brandpreventienormen vast te stellen voor d e constructies waarvan het gebruik samenhangt met aangelegenheden waarvoor d e gemeenschappen b e v o e g d zijn. O.m. d e ouderenzorg behoort tot deze domeinen. Gezien de bestaande ouderen- en thuiszorgvoorzieningen qua veiligheid momenteel aan sterk verouderde normen moeten beantwoorden en voor d e centra voor dagverzorging en herstelverblijf zelfs geen specifieke normen bestaan, is het hoog tijd om o p dit vlak een initiatief te nemen. Temeer ook daar q u a procedure ter zake nauwelijks iets uitgewerkt is. Er zijn vier opties onderzocht: een nuloptie die alles bij het oude laat, een optie om totaal aeen specifieke veiligheidsnormen uit te vaardigen, een optie om de vastgestelde problemen gedeeltelijk te verhelpen of een wijziging/aanpassing van alle elementen van het dossier. Op basis van d e effectenbeschrijving dringt volgende conclusie zich op: Gezien het uitvaardigen en handhaven van aanvullende normen voor bepaalde categorieën van gebruikers (ouderen, kinderen, residenten, werknemers, enz...) een maatschappelijke noodzaak is (zeker als ook d e zelfredzaamheid van de gebruiker in het gedrang komt, zoals bij zorgbehoevende ouderen), en het aanpakken van vastgestelde knelpunten en problemen een opdracht voor d e overheid, blijft slechts 1 relevante werkwijze over, met name het in optie 4 beschreven scenario.