G4-01 N Versie 2013.06 AFLEVERSTATION NGV Aanbeveling
1. Scope Dit document is opgesteld met het vooruitzicht op de publicatie van de toekomstige Europese Richtlijn mbt de vervangingsbrandstof voor het transport (COM (2013) 18 final ((2013/0012(COD)) en in aanvulling van de norm NBN D60-001 «Installaties voor het afleveren van gecomprimeerd aardgas aan motorvoertuigen - Eisen» die de architectuur en de functionaliteiten beschrijft van deze installaties die zich stroomafwaarts van het distributie- of transportnet bevinden. De netbeheerders worden steeds vaker geconfronteerd met aanvragen voor de aansluiting van dit type installatie en wensen in een gemeenschappelijk document de veiligheids- en technische aspecten op te nemen waarmee de aanvragers mogelijks geconfronteerd zullen worden. Dit zal het mogelijk maken om een uniform antwoord te geven op de aanvragen van eenzelfde installateur bij verschillende netbeheerders. De aspecten die direct onder de verantwoordelijkheid van de netbeheerders vallen worden in dit document behandeld. 2. Aanbevelingen 2.1. Referentiedocumenten Distributie - KB 28 juni 1971 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasdistributie door middel van leidingen. - NBN EN 12279 Gas supply systems Gas pressure regulating installations on services lines Functional requirements Transport - Wet van 12 april 1965 betreffende het vervoer van gasachtige producten en andere door middel van leidingen. (verschenen in het BS op 7 mei 1965) - KB van 11 maart 1966 betreffende de te nemen veiligheidsmaatregelen bij de oprichting en bij de exploitatie van installaties voor gasvervoer door middel van leidingen - evenals de besluiten die deze basisbesluiten wijzigen, waaronder : KB van 28 maart 1974 KB van 24 januari 1991 - Standaard aansluitingscontract Bijlage I " Operationele procedures : http://www.fluxys.com/belgium/nl- BE/Services/ServicesForConnectedCompanies/ConnectionAgreement/~/media/Files/Services/ ConnectedCompanies/Fluxys_StandaardAansluitingsOvereenkomst_Bijlages_1%2010%20pdf. ashx 2.2. Configuratie van de posten Maatregelen tegen de invloeden van de compressor: Er kunnen zich drukschommelingen voordoen op de netten van de netbeheerders tengevolge van een te kleine buffer tussen het afleverstation en de cabine. Deze drukschommelingen kunnen leiden tot het afslagen van de veiligheidsklep, leiden tot onstabiliteit van de drukregelaar of het verstoren van de werking van de meter in de installaties van de netbeheerder. In overeenstemming met de verplichtingen in het aansluitingscontract moet de aanvrager de nodige maatregelen treffen opdat het afleverstation geen storende werking heeft op het net van de netbeheerder, ofwel bijvoorbeeld door het plaatsen van een buffer, ofwel door de aansluiting van zijn afleverstation uit te voeren in een grotere diameter. Aangezien het niet mogelijk is om op eenvoudige wijze het volume van de buffer te berekenen rekening houdend met het gedrag van de regelaar en/of de meter, wordt voorgesteld om een empirische methode te gebruiken die gebaseerd is op het maximum debiet van de installatie: 2/5
1 liter per m³ (n) /h De plaatsing van een terugslagklep op de aansluiting kan door de netbeheerder vereist worden. Maatregelen tegen overdruk en overdebiet : Het net van de netbeheerder moet beschermd worden tegen de risico s van overdruk. De aanvrager moet de nodige maatregelen treffen om elke tegendruk van de compressor op het net van de netbeheerder te vermijden. Voor installaties die niet voorzien zijn van een drukregelaar, kan de netbeheerder een toestel voorzien dat het debiet beperkt teneinde de meter te beveiligen. Voorbeeld: Gas-Stop. Filter: Een filter van 7µm zal geplaats worden in de MD en HD installaties van de netbeheerders om de gasrotormeters en turbinemeters te beschermen. Voor de andere netten en meters, is geen filter voorzien. 2.3. Voedingsdrukken en -debieten Er zijn twee mogelijkheden: - de leveringsdruk van het gas is geregeld - de leveringsdruk van het gas is variabel Een voorafgaande studie is noodzakelijk vooraleer de beschikbare leveringsdruk en -debiet voor de aansluiting van het afleverstation te bevestigen. Het maximaal beschikbare debietsbereik in functie van de druk van het net en van de druk aan de uitgang van de cabine zijn: Q min afleverstation bij P max > Q min meter Q max afleverstation bij P min < Q max meter De waarden voor Q min en Q max van de afleverstations worden door de aanvrager opgegeven. Voorbeeld : Q min = 20 m³(n)/h Q max = 100 m³(n)/h P min = 1 bar P max = 4 bar G40 Q max meetbereik 1/20 65 1/20 x 2 = 120 m³/h x 5 = 325 m³/h 3,25 m³ x 2 = 6,50 < 20 x 5 = 16,25 < 20 Q min meter < 4 m³/h Q max meter > 50 m³/h De meting van de geleverde gashoeveelheden wordt altijd uitgevoerd door de netbeheerder. De netbeheerder garandeert het maatregelen te nemen om een correcte meting te garanderen voor zover de overeengekomen druk- en debiet bereiken worden gerespecteerd. De aanvrager moet garanderen dat zijn afleverstation, een minimum bruto debiet (bij P max ) heeft dat hoger is dan het minimum debiet van de geïnstalleerde meter en een maximum bruto debiet (bij P min ) dat lager is dan het maximum debiet van de geïnstalleerde meter. Indien een gasrotormeter is geplaatst, moet men ervoor zorgen dat er zich geen trillingen, resonanties of vibraties voordoen die schadelijk kunnen zijn voor de werking van dit type meter. 3/5
2.4. Gaskwaliteit In België komen er twee types aardgas voor: L gas en H gas die verdeeld worden in functie van de geografische zones die duidelijk gedefinieerd zijn. De limietkarakteristieken van deze gassen zijn opgenomen in bijlage. De aanvrager neemt de nodige maatregelen om eventuele schade aan zijn installatie te vermijden ten gevolge van de aanwezigheid van vocht in het aardgas. Voorbeeld: een afleverinstallatie voor aardgas aangesloten aan een transport- of distributienet kan voorzien zijn van een apparaat (ontvochter) dat het toelaat om de waterdamp tot een niveau van maximum 30 mg/m3(n) uit het gas te elimineren vooraleer het naar de buffertank wordt geleid en/of naar de tankaansluiting. Het gas drogen waarvan hierboven sprake is, moet uitgevoerd worden op dusdanige manier dat het eventueel aan het aardgas toegevoegde odorant niet wordt geëlimineerd. De gasdroger moet dusdanig geïnstalleerd en onderhouden worden opdat de goede werking van de installatie te allen tijde verzekerd blijft. Bijzondere aandacht moet geschonken worden aan de afleverstations die aangesloten zijn op het transportnet omdat het gas in dat geval niet altijd geodoriseerd is. Er moet dan een odorisatie installatie voorzien worden. 4/5
Bijlage: de limieteigenschappen van het gas Eigenschap Specificatie voor L-gas Specificatie voor H-gas Calorische bovenwaarde (verbrandingsvoorwaarden 25 C en 1,01325 bara) Wobbe-index (verbrandingsvoorwaarden 25 C en 1,01325 bara) 9,52 à 10,75 kwh/m 3 (n) 12,19 à 13,03 kwh/m 3 (n) 10,81 à 12,79 kwh/m³(n) 13,65 à 15,78 kwh/m³(n) Dichtheid (relatieve) Tussen 0,555 en 0,70 CH 4 > 80% > 85% C 3 H 8 < 3% (huidige maximum waarde gemeten in aardgas) T geïnjecteerd gas in MP-B : 2 C < T < 25 C in MP-C : 2 C < T < 38 C Methaangetal (cfr. AVL methode 1 ) > 80 Watergehalte Dauwpunt koolwaterstoffen Totaal gehalte aan zwavel Gehalte aan mercaptanenzwavel Gehalte aan zwavel van H 2 S + COS < 110 mg/m³(n) < -2 C van 1 à 70 bara < 30 mgs/m³(n) < 6 mgs/m³(n) < 5 mgs/m³(n) CO 2 gehalte < 6 % (molaire) < 2,5 % (molaire) N 2 +CO 2 gehalte O 2 gehalte Onzuiverheden Hg Cl F H 2 NH 3 CO BTX Siloxanen < 15 % (molaire) < 0,5 % (molaire) Het gas zal geen andere bestanddelen en/of onzuiverheden bevatten die als gevolg hebben dat het gas niet vervoerd, gestockeerd en/of gecommercialiseerd kan worden zonder verdere bewerking. < 1 µg/m³(n) < 1 mg/m³(n) < 10 mg/m³(n) < 0,1 % (molaire) < 3 mg/m³(n) < 0,2 % (molaire) < 500 ppm < 10 mg/m³(n) Stofdeeltjes 5 µm Nota 1: De drukwaarden opgenomen in deze tabel zijn uitgedrukt in absolute waarden (bara) Nota 2: De cijfers opgenomen in deze tabel zijn indicatief in afwachting van de waarden die gepubliceerd door de normalisatie groep «CEN/TC234/WG9». 1 Ref. : K. Christoph, W. Cartellieri en U. Pfeifer, Die Bewertung der Klopffestigkeit von Kraftgasen mittels der Methanzahl und deren praktischen Anwendung bei Gasmotoren, MTZ, 33, no. 10, 1972, p. 391-403 5/5