VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING. AUTEUR Thérésa LEBACQ

Vergelijkbare documenten
BEREIDINGS- EN CONSUMPTIETIJD VAN MAALTIJDEN. AUTEUR Sarah BEL

MAALTIJDPATROON. AUTEUR Sarah BEL

FAMILIEMAALTIJDEN EN BETROKKENHEID BEREIDING. AUTEUR Sarah BEL

HOUDING VAN DE BELG TEGENOVER HAAR/ZIJN GEWICHT. AUTEUR Cloë OST

PLAATS VAN DE MAALTIJDCONSUMPTIE. AUTEUR Cloë OST

SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING RAPPORT 1: VOEDINGSGEWOONTEN, ANTROPOMETRIE EN VOEDINGSBELEID

ANTROPOMETRIE (BMI, BUIKOMTREK EN BUIKOMTREK/LENGTE VERHOUDING) AUTEUR Thérésa LEBACQ

2.1 WATER EN NIET-GESUIKERDE DRANKEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

Leefstijl en preventie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

VOEDINGSAANBEVELINGEN. AUTEURS Thérésa LEBACQ Cloë OST

5.2 VITAMINE B2 AUTEUR

VOEDSELCONSUMPTIEPEILING

GEBRUIK VAN (GEJODEERD) ZOUT. AUTEUR Sarah BEL

SPECIFIEKE DIËTEN. AUTEUR Cloë OST

Belangrijkste bevindingen

Socio-economische ongelijkheden in gezondheid in het Vlaams Gewest

Bijdrage (%) van de tussendoortjes aan de consumptie van productgroepen in drie voedselconsumptiepeilingen

2.7 SMEER- EN BEREIDINGSVET. AUTEUR Thérésa LEBACQ

5.3 VITAMINE B6 AUTEUR

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

VOEDSELVEILIGHEID. AUTEUR Thérésa LEBACQ

CheckTeen 2011: Eet- en beweeggedrag van leerlingen in het voortgezet onderwijs in Zwolle

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

EXCLUSIEVE BORSTVOEDING. AUTEUR Thérésa LEBACQ

2.2 GRAANPRODUCTEN EN AARDAPPELEN. AUTEUR Cloë OST

Lydia Gisle, Stefaan Demarest (ed.)

Monitor jongeren 12 tot 24 jaar

Samenvatting resultaten voedselconsumptiepeiling 2014

5.1 VITAMINE B1 AUTEUR

Kinderen & Voeding. Enquête naar de voedingsgewoonten van kinderen in Vlaanderen Juli 2007

SAMENVATTING VOEDSELCONSUMPTIEPEILING RAPPORT 2: VOEDSELVEILIGHEID

Resultaten voor België Psychische Gezondheid Gezondheidsenquête, België, 1997

Gezondheidsenquête, België Gezondheidstoestand. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

PUBLIEKE OPINIE OMTRENT VOEDINGSBELEID EN GGO S. AUTEUR Eveline TEPPERS

3.4 EIWITTEN. AUTEUR Karin DE RIDDER

BIOLOGISCHE VOEDING. AUTEUR Sarah BEL

GEZONDHEIDSENQUETE 2013

Gezondheid en samenleving

De voedingsdriehoek. Wat en hoe?

Resultaten vragenlijst leerlingen en meten & wegen Drie scholen, nulmeting (T0) voorjaar 2017

VOORW OORD VOORWOORD. Omwille van de leesbaarheid staat in dit boekje steeds hij, maar je kunt hiervoor natuurlijk ook zij lezen.

Annex: Tabellen behorende bij de analyses consumptiedatabanken

Voedingsgewoonten. Sabine Drieskens

4. Resultaten. 4.1 Levensverwachting naar geslacht en opleidingsniveau

Introductie. Introductie. Inleiding Methode Interventie Resultaten Conclusies. Preventie van overgewicht bij jonge kinderen.

Voedingsprofiel. Hoofdstuk IV. Inleiding en methoden. Studiepopulatie. Voedings- en gezondheidsstatus. Maaltijdpatroon

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Voorkom Zwangerschapsdiabetes

Gezondheidsenquête, België Medische consumptie. Wetenschap ten dienste van Volksgezondheid, Voedselveiligheid en Leefmilieu.

Overgewicht en Obesitas op Curaçao

Fruitconsumptie van 4-12-jarigen Resultaten van VCP

Voedselconsumptie in Nederland anno nu Eerste bevindingen van voedselconsumptiepeiling Caroline van Rossum

2.3 GROENTEN. AUTEUR Cloë OST

standaard gebruikers Voedingsmiddel gemiddelde afwijking aantal [%] Overigen td ochtend td middag td avond

Overgewicht bij kinderen en tieners Beter begrijpen, beter bestrijden

5.6 VITAMINE C AUTEUR

De Belgische Voedselconsumptiepeiling

Workshop: Voedingsgewoontes van jongeren

Plaats de gegeven verpakkingen van dranken en/of tussendoortjes in de juiste groep van de Groep actieve voedingsdriehoek

Gezond gewicht: BOFT. Gezonde eet- en beweegadviezen. voor ouders van kinderen van 4 tot 12 jaar

Figuur 1: Mogelijke veranderingen dagelijks eetpatroon

Consumptie van koolhydraten in Nederland

Basisschool De Tovercirkel

Voeding naar topprestaties Sportdiëtiste Ellen Devroe. Voeding op onze topsportschool. Internaat 27/08/15. Voeding op school. ! Ouders. !

3.2 KOOLHYDRATEN. AUTEUR Cloë OST

Quickscan Voedselvaardigheid

Bijdrage (%) van maaltijden aan de consumptie van groepen

2.4 FRUIT. AUTEUR Cloë OST

Voedselconsumptie Vergelijking met de Richtlijnen goede voeding Belangrijkste bevindingen

Resultaten voor Brussels Gewest Gezondheidsenquête, België, 1997 Andere gezondheidsvoorzieningen en alternatieve geneeskunde

Klassiek wordt de mate van cariës voorgesteld door een cariës-index (DMFT-index = gemiddeld aantal gecarieerde, afwezige of gevulde tanden).

Resultaten voor Brussels Gewest Tandhygiëne Gezondheidsenquête, België, 1997

Opdracht Nederlands Hoe gezond eet de scholier?

Broodmaaltijd. 0-3 dagen per week. 4-5 dagen per week. 6-7 dagen per week. kinderen Groep 7 schooljaar jongeren GO Jeugd 2004

Goed gekozen tussendoortjes zijn gezond!

2.5 MELK- EN CALCIUMVERRIJKTE SOJAPRODUCTEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

VOEDING, BEWEGEN EN GEWICHT

HET GOEDE VOORBEELD GEVEN

Uitgangspunten Wij bepalen wat en wanneer een kind eet. Het kind bepaalt zelf hoeveel hij/ zij eet.

Geschat effect van lagere suikergehalten in voedingsmiddelen

Inleiding. Bespreking pagina 1

Kinderen in Centrum gezond en wel?

niveau 2, 3, 4 thema 5.5

Resultaten voor België Contacten met de tandarts Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Brussels Gewest Lichamelijke Activiteit Gezondheidsenquête, België, 1997

Eet smakelijk René de Groot

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Gebruik van Geneesmiddelen Gezondheidsenquête, België, 1997

Resultaten voor Vlaamse Gemeenschap Alcoholverbruik Gezondheidsenquête, België, 1997

Voedingsinfo voor de leerkracht

5.10 JODIUM AUTEUR. Thérésa LEBACQ Eveline TEPPERS

Kinderen over gezonde voeding

Belgische Voedselconsumptiepeiling 2014

Resultaten voor Brussels Gewest Ongevallen Gezondheidsenquête, België, 1997

VOEDINGSDRIEHOEK: Gezond en duurzaam eten met de voedingsdriehoek

Outcome monitor Amsterdamse Aanpak Gezond Gewicht 2016 DEEL 2: BUURTAANPAK

Gemiddelde consumptie van groente

VEILIGHEID. 5. TBM Maart 2014

EETSTOORNISSEN. AUTEUR Thérésa LEBACQ

Transcriptie:

VOEDING EN FAMILIALE LEEFOMGEVING AUTEUR Thérésa LEBACQ

Dankwoord Dit werk kon niet worden gerealiseerd zonder de medewerking van een aantal personen. Onze bijzondere dank gaat uit naar: De deelnemers en de enquêteurs voor hun deelname aan de enquête; Loes Brocatus, Charlotte Stiévenart en Sofie Van den Abeele voor de voorbereiding en de organisatie van het veldwerk, alsook hun ondersteuning bij het databeheer; Ledia Jani voor de organisatie en de logistiek van deze enquête, alsook haar werk voor de lay-out van dit rapport; Sarah Bel, Koenraad Cuypers, Thérésa Lebacq, Cloë Ost en Eveline Teppers voor het databeheer en de dataverwerking. Gelieve bij het verwijzen naar resultaten van dit hoofdstuk de volgende referentie te gebruiken: Lebacq T. Voeding en familiale leefomgeving. In: Lebacq T, Teppers E. (ed.). Voedselconsumptiepeiling 2014-2015. Rapport 1. WIV-ISP, Brussel,2015.

INHOUDSTAFEL Samenvatting...149 1. Inleiding...150 1.1. Controlerende eetopvoedingspraktijken...150 1.2. De omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd...150 1.3. De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden...150 2. Instrumenten...151 2.1. Vragen...151 2.1.1. Controlerende eetopvoedingspraktijken...151 2.1.2. De omgeving waarin de maaltijden worden gebruikt...151 2.1.3. De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden...152 2.2. Indicatoren...152 2.2.1. Controlerende eetopvoedingspraktijkten...152 2.2.2. De omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd...153 2.2.3. De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden...153 3. Resultaten...154 3.1. Controlerende eetopvoedingspraktijken van ouders...154 3.1.1. Toegankelijkheid van fruit...................................................... 154 3.1.2. Toegankelijkheid tot tussendoortjes...155 3.1.3. Controle op de soort voeding...156 3.1.4. Controle op de hoeveelheid voeding...157 3.1.5. De verplichting om het bord leeg te eten...158 3.2. De omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd...158 3.2.1. Maaltijden in familieverband...158 3.2.2. Televisie kijken tijdens de maaltijden...159 3.3. Betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden...163 3.4. Betrokkenheid van kinderen bij de boodschappen voor het gezin...164 4. Discussie...166 5. Tabellen...169 6. Referenties...185 Voeding & familiale leefomgeving Inhoudstafel 147

SAMENVATTING De Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 heeft geprobeerd om de familiale omgeving die het eetgedrag en de voedingsinname van kinderen tussen 3 en 9 jaar beïnvloedt, te beschrijven. De controlerende eetopvoedingspraktijken van de ouders werden onderzocht door aan de ouders te vragen hoe ze het eetgedrag (soort voedingsmiddelen en de hoeveelheden) van hun kinderen begrenzen of intomen. Op de tweede plaats werd de omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd, beschreven, waarbij de aandacht werd toegespitst op de maaltijden die in familieverband worden genuttigd en de aanwezigheid van de televisie tijdens de maaltijden en eventuele tussendoortjes. Er werden ten slotte twee vragen gesteld over de betrokkenheid van de kinderen bij de bereiding van de maaltijden. In 2014 mochten in België 85% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar zich vrij bedienen van fruit, terwijl 35% van de kinderen vrije toegang hebben tot tussendoortjes (zoals koekjes of melkproducten). De oudsten (van 6 tot 9 jaar) mochten dat meer (92% voor het fruit en 41% voor de tussendoortjes) dan de jongsten (van 3 tot 5 jaar) (74% voor het fruit en 27% voor de tussendoortjes). De vrije toegang tot tussendoortjes is ook frequenter bij kinderen van wie de ouders het laagste opleidingsniveau hebben (89% voor het fruit en 44% voor de tussendoortjes). De helft van de kinderen kiest zelf het soort voedingsmiddelen dat ze eten en 68% van de kinderen bepalen zelf de hoeveelheid die ze eten. Voor deze percentages werd er een groot regionaal verschil waargenomen: de kinderen die in Vlaanderen wonen, krijgen aanzienlijk meer vrijheid (66% kiezen zelf het soort voedingsmiddelen en 74% bepalen zelf de hoeveelheid) dan kinderen die in Wallonië wonen (24% kiezen zelf het soort voedingsmiddelen en 56% bepalen zelf de hoeveelheid). 42% van de Belgische kinderen moeten overigens hun bord leeg eten, een bevinding dat niet varieert naargelang het geslacht en de leeftijd van het kind, het opleidingsniveau van de ouders of de verblijfplaats. De omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd, vormt een cruciaal onderdeel voor de voedingskwaliteit en de gewichtsstatus van de kinderen. In België eten 99% van de kinderen in familieverband. In 2014 blijkt de televisie sterk aanwezig tijdens de maaltijden en de tussendoortjes in de Belgische gezinnen. Zo kijken respectievelijk 53%, 74% en 59% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar nooit televisie tijdens het ontbijt, het middagmaal en het avondmaal. Voor het ontbijt en het avondmaal zijn deze percentages hoger (56% en 65%) bij de jongste kinderen van 3 tot 5 jaar dan bij de kinderen van 6 tot 9 jaar (52% en 54%). Van de kinderen van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben, zijn er minder die nooit televisie kijken tijdens de drie hoofdmaaltijden (44%, 58% en 47% voor respectievelijk het ontbijt, het middagmaal en het avondmaal). Van de kinderen die tussendoortjes eten, kijken 67% nooit televisie tijdens het tussendoortje in de voormiddag. Tijdens het vieruurtje is dat percentage 26% en tijdens het tussendoortje s avonds 26%. Ook hier werd er een verband met het opleidingsniveau van de ouders gevonden: kinderen van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben, zijn het minst talrijk vertegenwoordigd in de groep van kinderen die nooit televisie kijken tijdens de tussendoortjes (55%, 41% en 21% voor respectievelijk het tussendoortje in de voormiddag, in de namiddag en s avonds). De laatste thematiek die werd behandeld in dit hoofdstuk is de betrokkenheid van de kinderen bij de bereiding van de maaltijden en de aankoop van voedingsmiddelen. Een grote mate van betrokkenheid van de kinderen in de bereiding van de maaltijden en in de aankopen komt immers hun consumptie van groenten ten goede en beïnvloedt op een positieve manier ook de kwaliteit van hun voeding. In 2014 worden 6% van de Belgische kinderen (van 3 tot 9 jaar) systematisch betrokken bij de bereiding van de maaltijden en worden 69% van hen op een minder regelmatige manier erbij betrokken. 22% van de kinderen gaan overigens samen met hun ouders boodschappen doen. Dat percentage blijkt hoger te zijn bij kinderen van wie de ouders een lager opleidingsniveau hebben. Voeding & familiale leefomgeving Samenvatting 149

1. INLEIDING De familiale omgeving heeft een belangrijke invloed op de eetgewoonten van kinderen, vooral bij de jongsten onder hen (van 2 tot 12 jaar) (1). Die omgeving wordt grotendeels bepaald door de ouders, hun houding en hun gedrag. De opvoedingspraktijken en de levensstijl van de ouders vormen dus factoren die in rekening moeten worden gebracht als men kinderen wil aanzetten tot gezonde eetgewoonten en zo het risico op kinderobesitas wil voorkomen (2). 1.1. CONTROLERENDE EETOPVOEDINGSPRAKTIJKEN Voeding & familiale leefomgeving Inleiding 150 Traditioneel willen ouders invloed uitoefenen op het soort voedingsmiddelen dat hun kinderen eten en de hoeveelheid daarvan: zo verplichten ze enerzijds hun kind om bepaalde voedingsmiddelen te eten en beperken ze anderzijds de consumptie van andere (1). In het eerste geval oefenen ze druk uit op het kind om het te dwingen gezonde voedingsmiddelen te eten of om globaal meer te eten. In het tweede geval beperken ze het eten van bepaalde voedingsmiddelen (gewoonlijk snacks en snoepgoed). Tal van studies hebben reeds het verband aangetoond tussen de controle van de ouders op het gebied van voeding en het voorkomen van overgewicht of obesitas bij kinderen (4). Kinderen zijn immers in staat om hun energieconsumptie zelf te reguleren. Er werd aangetoond dat dit zelfregulatiemechanisme een cruciale rol speelt voor de gewichtsstatus van kinderen (2;4). Controlerende eetopvoedingspraktijken kunnen dit mechanisme verstoren en zo overgewicht bij kinderen in de hand werken (2;4). 1.2. DE OMGEVING WAARIN DE MAALTIJDEN WORDEN GENUTTIGD Naast de directe invloed van de ouders op de voedselconsumptie van hun kinderen, is ook de omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd van belang (1). Enerzijds wordt het nuttigen van maaltijden in familieverband erkend als een factor die bij kinderen en adolescenten voedingsgerelateerde gezondheidsproblemen voorkomt (overgewicht of de consumptie van ongezonde voedingsmiddelen) (5;6). Hammons et al. hebben aangetoond dat kinderen en adolescenten die drie keer per week of meer maaltijden in familieverband nuttigen meer kans hebben op een normaal gewicht. Bovendien eten ze ook gezonder dan zij die minder maaltijden in familieverband nuttigen en maken ze minder kans om eetstoornissen te ontwikkelen (5). Anderzijds zou televisie kijken tijdens de maaltijden overgewicht in de hand werken en de kwaliteit van de voeding negatief beïnvloeden. Verschillende studies hebben met name een verband aangetoond tussen televisie kijken tijdens de maaltijden (meer bepaald tijdens het middagmaal en het avondmaal) en een verminderde consumptie van groenten en fruit, een voedingsinname van minder goede kwaliteit en overgewicht bij kinderen (7;8). 1.3. DE BETROKKENHEID VAN KINDEREN BIJ DE BEREIDING VAN MAALTIJDEN De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden zou een mogelijkheid creëren om bij hen gezond eetgedrag te stimuleren, meer bepaald met betrekking tot de consumptie van groenten (9). Bepaalde studies hebben immers uitgewezen dat een dergelijke betrokkenheid verband houdt met een voedingsinname van betere kwaliteit en een toename van de consumptie van groenten (9;10). Vandaar dat initiatieven die ouders ertoe aanzetten om hun kinderen te betrekken bij de bereiding van maaltijden deel zouden kunnen uitmaken van strategieën ter bevordering van de gezondheid bij kinderen (10).

2. INSTRUMENTEN 2.1. VRAGEN De vragen met betrekking tot de invloed van de familiale omgeving op de eetgewoonten van kinderen maken deel uit van de vragenlijst die mondeling aan één van de ouders of voogd werd gesteld met behulp van een computer. Deze vragen maakten geen deel uit van de Voedselconsumptiepeiling 2004. De twee voedselconsumptiepeilingen konden dus niet met elkaar worden vergeleken met betrekking tot deze vragen. Gezien de grote toename van overgewicht en obesitas bij kinderen en de cruciale rol die ouders kunnen spelen in de voeding van hun kinderen (11), werd deze thematiek in 2014 behandeld om de huidige eetgewoonten in België te beschrijven en gepaste acties te kunnen ondernemen op het vlak van volksgezondheid. De vragen uit dit hoofdstuik werden aan de ouders gesteld van de geselecteerde kinderen tussen 3 en 9 jaar. De eerste vraag wou op een globale manier nagaan hoe ouders het verband tussen voeding en de gezondheid van kinderen percipiëren. Die vraag werd geformuleerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Algemene Directie Dier, Plant en Voeding DG4). gf13 In hoeverre denkt u dat wat uw kind eet belangrijk is voor zijn/haar gezondheid? (1) Zeer belangrijk; (2) Belangrijk; (3) Niet belangrijk; (9) Ik weet het niet; (-1) Geen antwoord. 2.1.1. Controlerende eetopvoedingspraktijken Zes vragen hadden betrekking op controlerende eetopvoedingspraktijken van ouders (druk uitoefenen om kinderen te doen eten of beperkingen opleggen). Het gaat om een aangepaste versie van de vragen die afkomstig zijn uit het Europese onderzoek ToyBox (www.toybox-study.eu) en uit de vragenlijst die ontwikkeld werd door Musher-Eizenmann en Holub (Comprehensive feeding practices questionnaire, 2007) (12). Op die vragen konden de ouders of voogd (1) Ja of (2) Nee antwoorden. gf16 gf17 gf19 gf20 gf21 Kan uw kind vrij fruit nemen (bv. uit een fruitmand)? Heeft uw kind vrije toegang tot tussendoortjes? (Indien ja, welke? gf18). Kan uw kind mee beslissen over wat hij eet? Kan uw kind mee beslissen over de porties die hij eet? Moet uw kind steeds zijn bord leeg eten? 2.1.2. De omgeving waarin de maaltijden worden gebruikt De vragen die betrekking hadden op de familiale omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd, hadden als doel de frequentie van het consumeren van maaltijden in familieverband te evalueren en de frequentie na te gaan waarmee kinderen televisie kijken tijdens de maaltijden. Gezien de bescherming die het samen nuttigen van maaltijden in familieverband kan bieden tegen overgewicht en obesitas, werd het voorkomen ervan geëvalueerd op basis van een vraag die werd voorgesteld door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Algemene Directie Dier, Plant en Voeding DG4). gf22 Eet uw kind mee aan tafel met de rest van de familie? Voeding & familiale leefomgeving Instrumenten 151 (1) Ja; (2) Soms; (3) Nee.

De vragen met betrekking tot televisie kijken tijdens de maaltijden en de tussendoortjes zijn afkomstig uit het Europese project ToyBox (www.toybox-study.eu). tv01 Hoe vaak kijkt uw kind naar televisie tijdens het ontbijt? tv02 tv03 tv04 tv05 tv06 Hoe vaak kijkt uw kind naar televisie tijdens het tussendoortje in de voormiddag? Hoe vaak kijkt uw kind naar televisie tijdens het middagmaal? Hoe vaak kijkt uw kind naar televisie tijdens het tussendoortje in de namiddag? Hoe vaak kijkt uw kind naar televisie tijdens het avondmaal? Hoe vaak kijkt uw kind televisie tijdens het tussendoortje s avonds? (1) Nooit; (2) Zelden; (3) Soms ; (4) Vaak; (5) Altijd. Voeding & familiale leefomgeving Instrumenten 152 2.1.3. De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden Het betrekken van kinderen bij de bereiding van maaltijden vormt een potentiële strategie om de kwaliteit van de voeding van kinderen te verbeteren (met name de consumptie van groenten) (10;12). Deze thematiek werd dan ook behandeld op basis van twee vragen die werden voorgesteld door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (Algemene Directie Dier, Plant en Voeding DG4). gf14 gf15 Wordt uw kind mee betrokken bij de bereiding van de maaltijd? Gaat uw kind mee naar de winkel voor voedingsinkopen? Op die twee vragen konden de ouders of voogd antwoorden met (1) Ja, altijd, (2) Ja, soms of (3) Nooit. 2.2. INDICATOREN Op basis van voorgaande vragen werden er verschillende indicatoren opgesteld om de eetopvoedingspraktijken van ouders en de familiale omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd, in kaart te brengen. De eerste indicator evalueert in welke mate de ouders de invloed van voeding op de gezondheid van hun kinderen percipiëren. PP_1 Het percentage ouders dat vindt dat wat hun kind eet belangrijk is voor de gezondheid. Deze indicator omvat de antwoordcategorieën Zeer belangrijk en Belangrijk van vraag gf13. 2.2.1. Controlerende eetopvoedingspraktijkten Er werden zes indicatoren ontwikkeld om de controlerende eetopvoedingspraktijken van ouders voor hun kinderen (van 3 tot 9 jaar) te beschrijven. PP_2 PP_3 Het percentage kinderen die zichzelf mogen bedienen van fruit. Het percentage kinderen die zichzelf mogen bedienen van tussendoortjes (andere tussendoortjes dan fruit).

PP_4 PP_5 PP_6 PP_7 Soorten tussendoortjes die kinderen eten als ze zichtzelf ervan mogen bedienen. Fruit werd niet opgenomen in deze categorie (fruit wordt immers behandeld in vraag gf16). De percentages zijn uitgedrukt ten opzichte van het totaal aantal antwoorden dat werd gegeven (meerdere antwoorden waren mogelijk). Het percentage kinderen die zelf mogen beslissen wat ze eten. Het percentage kinderen die zelf mogen beslissen hoeveel ze eten. Het percentage kinderen die hun bord moeten leeg eten. 2.2.2. De omgeving waarin de maaltijden worden genuttigd Aangezien het nuttigen van maaltijden in familieverband een cruciaal element vormt voor gezond eetgedrag, werd de volgende indicator opgesteld: PP_8 Het percentage kinderen die samen met de rest van de familie aan tafel eten. Deze indicator omvat de antwoordcategorieën Ja, altijd en Ja, soms van vraag gf22. De aanwezigheid van de televisie tijdens de maaltijden werd geëvalueerd met behulp van binaire indicatoren die het percentage kinderen aangeven die nooit televisie kijken tijdens de maaltijden of de tussendoortjes (7). PP_9 PP_10 PP_11 PP_12 PP_13 PP_14 Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het ontbijt. Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het middagmaal. Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het avondmaal. Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje in de voormiddag. Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje in de namiddag. Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje s avonds. 2.2.3. De betrokkenheid van kinderen bij de bereiding van maaltijden Om na te gaan in welke mate kinderen betrokken worden bij de bereiding van maaltijden in de Belgische gezinnen, werden de volgende twee indicatoren opgesteld: PP_15b PP_16b Verdeling van de kinderen op basis van hun betrokkenheid bij de bereiding van maaltijden bij hun thuis. Deze indicator beschrijft de verschillende antwoordcategorieën van vraag gf14. Verdeling van de kinderen op basis van hun betrokkenheid bij de boodschappen. Deze indicator beschrijft de verschillende antwoordcategorieën van vraag gf15. Voeding & familiale leefomgeving Instrumenten 153

3. RESULTATEN In 2014 waren in België bijna alle ondervraagde ouders (98,7%) van mening dat wat hun kind eet belangrijk is voor zijn/haar gezondheid. Dat percentage is iets hoger bij de ouders wiens dochter werd geselecteerd voor het onderzoek (99,5%) dan bij de ouders wiens zoon werd geselecteerd (98,0%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd (OR 4,08; BI 95% 1,05-15,88) (Figuur 1). Er werd echter geen significant verschil waargenomen op basis van de leeftijd van het kind. Figuur 1 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) wiens ouders voeding als belangrijk beschouwen voor hun gezondheid, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 154 Na correctie voor leeftijd en geslacht varieert het percentage niet significant naargelang het opleidingsniveau van de ouders en de verblijfplaats (Wallonië versus Vlaanderen) 1. 3.1. CONTROLERENDE EETOPVOEDINGSPRAKTIJKEN VAN OUDERS 3.1.1. Toegankelijkheid van fruit In 2014 mochten in België 84,9% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar zichzelf bedienen van fruit. Dit percentage varieert niet naargelang het geslacht van het kind. Het percentage kinderen dat vrije toegang heeft tot fruit lijkt toe te nemen met de leeftijd: na correctie voor geslacht ligt dit percentage significant hoger bij de oudere kinderen tussen 6 en 9 jaar (92,4%) dan bij de jongere kinderen tussen 3 en 5 jaar (74,4%) (OR 4,22; BI 95% 2,68-6,65) (Figuur 2). Het percentage kinderen die zichzelf mogen bedienen van fruit is overigens groter in de gezinnen waar de ouders (of de voogd) laaggeschoold zijn (diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (88,7%) dan in de gezinnen waar de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type hebben (81,4%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd en geslacht (OR 1,88; BI 95% 1,08-3,25). Het percentage kinderen dat vrije toegang heeft tot fruit verschilt niet significant naargelang de verblijfplaats (Wallonië versus Vlaanderen) 1 Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking van de resultaten volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd.

Figuur 2 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zichzelf mogen bedienen van fruit, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 3.1.2. Toegankelijkheid tot tussendoortjes In 2014 mochten in België 34,9% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar zichzelf bedienen van andere tussendoortjes dan fruit, bijvoorbeeld koekjes. Dit percentage verschilt niet significant naargelang het geslacht van het kind. Dit percentage is net als het percentage kinderen dat zich vrij kan bedienen van fruit significant hoger bij de oudste kinderen (OR 1,90; BI 95% 1,38-2,60): 40,8% van de kinderen tussen 6 en 9 jaar hebben vrije toegang tot tussendoortjes, terwijl dat bij de kinderen tussen 3 en 5 jaar slechts 26,7% is (Figuur 3). Figuur 3 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zichzelf mogen bedienen van tussendoortjes, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 155 Het percentage kinderen die vrije toegang hebben tot tussendoortjes is hoger in de gezinnen waar de ouders (of de voogd) laaggeschoold zijn (diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (44,2%) dan in de gezinnen waar de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type (32,6%) (OR 1,67; BI

95% 1,15-2,42) of het lange type hebben (25,6%) (OR 2,31; BI 95% 1,56-3,43). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage kinderen dat vrije toegang heeft tot tussendoortjes verschilt niet significant naargelang de verblijfplaats (Wallonië versus Vlaanderen). De verschillende categorieën van tussendoortjes waarvan de kinderen zich mogen bedienen, werden gerangschikt volgens hun frequentie van voorkomen (Tabel 1). Zoete koekjes wordt het meest opgegeven (46,6% van de antwoorden; meerdere antwoorden per respondent mogelijk), gevolgd door zuivelproducten (15,8%) en snoepgoed (11,2%). Bij de kinderen die vrije toegang hebben tot tussendoortjes werden zoete koekjes in bijna 90% van de gevallen vermeld. Tabel 1 De soorten snacks geconsumeerd door de kinderen (3-9 jaar) die zich vrij kunnen bedienen van tussendoortjes (aantal antwoorden gedeeld door het totaal aantal gegeven antwoorden, meerdere antwoorden per respondent mogelijk), België, 2014 Verschillende soorten snacks (PP_4) % ruw N Zoete koekjes, wafels, gebak, pannenkoeken 46,6 324 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten Zuivelproducten : yoghurt, pudding, crèmes, rijstpap, melk 15,7 109 Snoepgoed 11,2 78 Chocolade 4,9 34 Brood, beschuiten, rijstwafels 3,6 25 Compote, fruitsap, smoothie, fruit in siroop 3,2 22 Chips, gezouten koekjes, popcorn 3,2 22 Ontbijtgranen 2,7 19 Kaas 2,4 17 IJs 2,0 14 Groenten, soep 1,3 9 Alle soorten snacks 1,2 8 Vlees, charcuterie 0,9 6 Dranken (andere dan fruitsappen) 0,7 5 Brioche, croissant 0,3 2 Gedroogde vruchten (noten, rozijnen) 0,1 1 TOTAAL 100 695 156 3.1.3. Controle op de soort voeding In 2014 mocht in België de helft van de kinderen tussen 3 en 9 jaar zelf beslissen wat ze eten. Die kinderen worden op dat vlak dus niet onder druk gezet door hun ouders en krijgen geen beperkingen opgelegd. Er werd met betrekking tot de controle op de soort voeding geen significant verschil waargenomen op basis van het geslacht of de leeftijd van het kind (Figuur 4) of het opleidingsniveau van de ouders.

Figuur 4 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zelf mogen beslissen wat ze eten, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Er is wel een groot verschil tussen de landsdelen: het percentage kinderen die zelf mogen beslissen wat ze eten, ligt bijna drie keer hoger in Vlaanderen (66,3%) dan in Wallonië (23,5%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 7,06; BI 95% 4,94-10,10). 3.1.4. Controle op de hoeveelheid voeding In 2014 mochten in België 67,5% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar zelf beslissen hoeveel ze eten. Dat percentage is ongeveer hetzelfde voor jongens en meisjes. Er mogen meer kinderen tussen 6 en 9 jaar kiezen hoeveel ze eten (70,6%) dan kinderen tussen 3 en 5 jaar (63,2%). Dit verschil is significant na correctie voor geslacht (OR 1,40; BI 95% 1,02-1,91) (Figuur 5). Figuur 5 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zelf mogen beslissen hoeveel ze eten, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 157

Met betrekking tot controle op de hoeveelheid voeding, zijn er geen significante verschillen op basis van het opleidingsniveau van de ouders. Het percentage kinderen die zelf mogen kiezen hoeveel ze eten, hangt echter wel samen met de verblijfplaats: het percentage ligt hoger in Vlaanderen (73,8%) dan in Wallonië (56,4%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 2,19; BI 95% 1,56-3,07). 3.1.5. De verplichting om het bord leeg te eten In 2014 krijgen in België 41,9% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar de verplichting hun bord leeg te eten. Dat percentage varieert niet significant naargelang het geslacht en de leeftijd van het kind (Figuur 6), of naargelang het opleidingsniveau van de ouders of de verblijfplaats (Wallonië versus Vlaanderen). Figuur 6 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die hun bord moeten leegeten, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 3.2. DE OMGEVING WAARIN DE MAALTIJDEN WORDEN GENUTTIGD 3.2.1. Maaltijden in familieverband In 2014 eten in België bijna alle kinderen van 3 tot 9 jaar (98,8%) aan tafel met de rest van de familie. Dat percentage is iets hoger bij de meisjes (99,8%) dan bij de jongens (97,8%). Dat verschil is significant na correctie voor leeftijd (OR 10,01; BI 95% 1,95-51,27) (Figuur 7). De percentages variëren niet noemenswaardig naargelang de leeftijd van de kinderen, het opleidingsniveau van de ouders of de verblijfplaats. 158

Figure 7 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die samen met de rest van de familie aan tafel eten, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014. 3.2.2. Televisie kijken tijdens de maaltijden Tijdens het ontbijt In 2014 kijken in België 53,3% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar nooit televisie tijdens het ontbijt. Er kon in dit onderzoek geen verband worden waargenomen tussen dit percentage en het geslacht of de leeftijd van het kind (Figuur 8). Figuur 8 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het ontbijt, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 159 Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het ontbijt is lager bij kinderen van wie de ouders een laag opleidingsniveau (een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) hebben (43,8%) dan bij kinderen van wie de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type (55,9%) (OR 0,61; BI

95% 0,43-0,88) of lange type hebben (60,6%) (OR 0,51; BI 95% 0,35-0,75). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Het percentage varieert ook naargelang de verblijfplaats: de afwezigheid van televisie tijdens het ontbijt is frequenter in Vlaanderen (58,2%) dan in Wallonië (47,2%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 1,49; BI 95% 1,08-2,07). Tijdens het middagmaal In 2014 kijken in België 74,2% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar nooit televisie tijdens het middagmaal. Dit resultaat hangt samen met het feit dat er s middags minder vaak thuis wordt gegeten dan s morgens en s avonds (zie hoofdstuk Plaats van de maaltijdconsumptie ). Er kijken meer meisjes (77,6%) dan jongens (70,9%) nooit televisie tijdens het middagmaal. Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd (OR 1,43; BI 95% 1,02-2,00). Er zijn significant meer jongere kinderen (tussen 3 en 5 jaar) (78,1%) die nooit televisie kijken tijdens het middagmaal dan oudere kinderen (tussen 6 en 9 jaar) (71,4%) (OR 1,43; BI 95% 1,02-2,01) (Figuur 9). Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 160 Figuur 9 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het middagmaal, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het middagmaal vertoont een lineaire samenhang met het opleidingsniveau. Het stijgt van 58,5% bij de kinderen van wie de ouders een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma hebben naar 87,8% bij de kinderen van wie de ouders het hoogste opleidingsniveau hebben (hoger onderwijs van het lange type). Deze samenhang is significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Het percentage kinderen die geen televisie kijken tijdens het middagmaal is groter in Vlaanderen (79,7%) dan in Wallonië (64,3%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 2,02; BI 95% 1,40-2,92). Tijdens het avondmaal In 2014 kijken in België 58,6% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar nooit televisie tijdens het avondmaal. Dat percentage varieert niet significant naargelang het geslacht, maar wel naargelang de leeftijd van het kind. Er zijn significant meer jongere kinderen (tussen 3 en 5 jaar) (64,6%) die nooit televisie kijken tijdens het avondmaal dan oudere kinderen (tussen 6 en 9 jaar) (54,3%) (OR 1,53; BI 95% 1,14-2,07) (Figuur 10).

Figuur 10 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het avondmaal, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Het percentage kinderen die geen televisie kijken tijdens het avondmaal is lager bij de kinderen van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben (een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (47,1%) dan bij de kinderen van wie de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type (61,1%) (OR 0,56; BI 95% 0,39-0,81) of lange type hebben (67,7%) (OR 0,43; BI 95% 0,30-0,62). Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Net als bij de andere hoofdmaaltijden is het percentage kinderen die geen televisie kijken tijdens het avondmaal hoger in Vlaanderen (64,8%) dan in Wallonië (47,9%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 1,88; BI 95% 1,36-2,62). Tijdens het tussendoortje in de voormiddag Van de kinderen die in de voormiddag een tussendoortje eten (namelijk meer dan 95% van de kinderen, zie hoofdstuk Maaltijdpatroon ) kijken 67,3% nooit televisie tijdens het eten van dat tussendoortje. De percentages die worden waargenomen variëren nagenoeg niet naargelang het geslacht of de leeftijd van het kind. Bij de kinderen tussen 6 en 9 jaar zijn er echter significant meer meisjes dan jongens die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje in de voormiddag (OR 1,62; BI 95% 1,06-2,48) (Figuur 11). Figuur 11 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje in de voormiddag, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 161

Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje in de voormiddag is lager bij de kinderen van wie de ouders een relatief laag opleidingsniveau hebben (een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (55,4%) dan bij de kinderen van wie de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type (72,6%) (OR 0,46; BI 95% 0,32-0,68) of lange type hebben (75,3%) (OR 0,40; BI 95% 0,27-0,62). Deze verschillen zijn significant na correctie voor leeftijd en geslacht. Anders dan bij de andere maaltijden is het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het tienuurtje iets hoger in Wallonië (69,7%) dan in Vlaanderen (64,1%). Dit verschil is significant na correctie voor geslacht, leeftijd en opleidingsniveau (OR 1,48; BI 95% 1,05-2,10). Tijdens het tussendoortje in de namiddag Van de kinderen die in de namiddag een tussendoortje eten (namelijk meer dan 95% van de kinderen, zie hoofdstuk Maaltijdpatroon ), kijken bijna de helft (49,6%) nooit televisie tijdens het eten van dat tussendoortje. Dat percentage varieert niet significant naargelang het geslacht of de leeftijd van het kind. Bij de kinderen tussen 6 en 9 jaar zijn er echter significant meer meisjes dan jongens die nooit televisie kijken tijdens het vieruurtje (OR 1,51; BI 95% 1,02-2,24) (Figuur 12). Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 162 Figuur 12 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit tv televisie kijken tijdens het tussendoortje in de namiddag, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens het vieruurtje is significant hoger (60,8%) bij de kinderen van wie de ouders een hoog opleidingsniveau hebben (hoger onderwijs van het lange type) dan de kinderen van wie de ouders een lager opleidingsniveau hebben (48,5% voor de ouders met een diploma hoger onderwijs van het korte type (OR 1,62; BI 95% 1,11-2,38) en 41,1% voor de ouders met een diploma lager of middelbaar onderwijs, of zonder diploma (OR 2,21; BI 95% 1,53-3,19)). Er werd voor deze indicator in Wallonië (47,6%) en in Vlaanderen (50,0%) ongeveer dezelfde percentages waargenomen.

Tijdens het tussendoortje s avonds Van de kinderen die s avonds een tussendoortje eten (namelijk ongeveer 50% van de kinderen, zie hoofdstuk Maaltijdpatroon ) kijken slechts een kwart (26,3%) nooit televisie tijdens het eten van dit tussendoortje. Net als bij de vorige twee indicatoren varieert dit percentage niet significant naargelang het geslacht of de leeftijd van het kind (Figuur 13). Figuur 13 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit televisie kijken tijdens het tussendoortje s avonds, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Na correctie voor leeftijd en geslacht zijn er significant minder kinderen van wie de ouders een relatief laag opleidingsniveau hebben (een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (21,2%) die nooit tv televisie kijken tijdens de laatavondsnack dan kinderen van wie de ouders een diploma hoger onderwijs van het lange type hebben (35,3%) (OR 0,49; BI 95% 0,30-0,79). Er is geen significant regionaal verschil (Wallonië versus Vlaanderen) met betrekking tot deze indicator. 3.3. BETROKKENHEID VAN KINDEREN BIJ DE BEREIDING VAN MAALTIJDEN Slechts 5,8% van de kinderen worden thuis systematisch betrokken bij de bereiding van maaltijden. Meer dan twee derde van de kinderen (68,6%) helpen soms bij de bereiding van maaltijden, terwijl 25,5% van de kinderen nooit betrokken worden bij deze taak. Het percentage kinderen die systematisch betrokken worden bij de bereiding van maaltijden varieert niet significant naargelang de leeftijd of het geslacht van de kinderen (Figuur 14). Dit percentage verschilt ook niet significant naargelang het opleidingsniveau van de ouders of de verblijfplaats (Wallonië versus Vlaanderen). Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 163

Figuur 14 Verdeling van de kinderen (3-9 jaar) volgens hun betrokkenheid bij de bereiding van maaltijden, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 164 3.4. BETROKKENHEID VAN KINDEREN BIJ DE BOODSCHAPPEN VOOR HET GEZIN Ongeveer één vijfde (22,4%) van de ouders van kinderen tussen 3 en 9 jaar nemen hun kinderen mee als ze boodschappen gaan doen. De meeste kinderen (72,5%) gaan soms mee met hun ouders als die boodschappen gaan doen voor het gezin, terwijl slechts 5,1% nooit meegaan. Er zijn meer jongens (6,9%) dan meisjes (3,3%) die nooit meegaan met hun ouders als die boodschappen gaan doen. Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd (OR 2,18; BI 95% 1,14-4,15) (Figuur 15). Het percentage kinderen die nooit meegaan met hun ouders als ze boodschappen gaan doen, blijft echter altijd ongeveer gelijk, ongeacht de leeftijd van het kind, het opleidingsniveau van de ouders of de verblijfplaats.

Figuur 15 Verdeling van de kinderen (3-9 jaar) volgens hun deelname aan de voedingsaankopen, volgens leeftijd en geslacht, België, 2014 Het percentage kinderen die systematisch meegaan met hun ouders als ze boodschappen gaan doen, varieert niet significant naargelang het geslacht of de leeftijd van het kind. Dit percentage ligt echter wel hoger bij kinderen van wie de ouders een laag opleidingsniveau hebben (een diploma lager of middelbaar onderwijs, of geen diploma) (28,9%) dan bij kinderen van wie de ouders een diploma hoger onderwijs van het korte type (20,5%) (OR 1,58; BI 95% 1,04-2,40) of lange type hebben (17,8%) (OR 1,89; BI 95% 1,22-2,91). Deze verschillen zijn significant na correctie voor geslacht en leeftijd. Het percentage kinderen die altijd worden betrokken bij de boodschappen is lager in Vlaanderen (18,4%) dan in Wallonië (29,4%). Dit verschil is significant na correctie voor leeftijd, geslacht en opleidingsniveau (OR 0,58; BI 95% 0,40-0,83). Voeding & familiale leefomgeving Resultaten 165

4. DISCUSSIE Voeding & familiale leefomgeving Discussie 166 De kinderjaren vormen een kritieke periode voor het ontwikkelen van eetgewoonten en gedragingen die een risico vormen voor obesitas (13). Talrijke studies hebben informatie verschaft over de invloed van opvoedingspraktijken op de voeding van kinderen: de ontwikkeling van hun smaakvoorkeuren, hun eetgewoonten, de kwaliteit van hun voedingsinname en hun gewichtsstatus (12). Om een beeld te krijgen van de eetopvoedingspraktijken in België werden de ouders van de kinderen (tussen de 3 en 9 jaar) die deelnamen aan de voedselconsumptiepeiling bevraagd over de manier waarop ze de voeding van hun kinderen controleren (bijvoorbeeld geen vrije toegang tot tussendoortjes of de verplichting om hun bord leeg te eten), over de omgeving waarin de kinderen hun maaltijden nuttigen (maaltijden in familieverband en plaats van de televisie) en over de betrokkenheid van hun kinderen bij de bereiding van de maaltijden. Wat de toegankelijkheid van voedingsmiddelen voor kinderen betreft, tonen de resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 aan dat de ouders een groot onderscheid maken tussen fruit en andere soorten tussendoortjes: 85% van de kinderen tussen 3 en 9 jaar mogen zichzelf bedienen van fruit, maar slechts 35% mogen zichzelf bedienen van andere tussendoortjes. De Belgische ouders hebben dus de neiging om een uitgesproken beperking op te leggen ten aanzien van de voedingsmiddelen die vaak als ongezond worden beschouwd. Als kinderen slechts beperkte toegang hebben tot smakelijke voeding, heeft dit echter tot gevolg dat hun verlangen ernaar nog toeneemt (14;15). Bepaalde studies hebben aangetoond dat kinderen van wie de ouders dergelijke beperkingen oplegden meer vatbaar waren om in de loop van hun leven overgewicht te krijgen (13). Een strikte beperking kan immers het vermogen tot zelfregulatie (aandacht voor de lichamelijke signalen van honger en verzadiging) van kinderen afremmen (15). Matige beperkingen zouden echter wel heilzaam zijn: er werd vastgesteld dat kinderen van wie de ouders matige beperkingen oplegden met betrekking tot voeding minder calorieën consumeerden dan kinderen van wie de ouders zeer kleine of zeer grote beperkingen oplegden (13;15). Het tegenovergestelde van het opleggen van beperkingen aan het kind, is het kind verplichten om bepaalde hoeveelheden van bepaalde voedingsmiddelen (bijvoorbeeld fruit en groenten) te eten. Ook dat heeft een negatieve invloed op het zelfregulatiemechanisme. Bovendien kan het een negatieve eetomgeving creëren, wat bij het kind een afkeer voor bepaalde voedingsmiddelen kan opwekken (13;15). De Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 heeft aangetoond dat één derde tot de helft van de ondervraagde kinderen door hun ouders onderworpen worden aan dergelijke verplichtingen. Wat het soort en de hoeveelheid van de geconsumeerde voedingsmiddelen betreft, werden er verschillen opgetekend tussen Wallonië en Vlaanderen. Het opleidingsniveau blijkt echter geen significante rol te spelen op dat vlak. Volgens de resultaten van dit onderzoek vormt het nuttigen van de maaltijden in familieverband een verankerde gewoonte in de Belgische gezinnen. Nu is het zo dat deze gewoonte van groot belang is om mensen aan te zetten tot gezonde voeding. Verschillende onderzoeken hebben aangetoond dat er een verband bestaat tussen de duur en de frequentie van de familiemaaltijden enerzijds en een daling van de prevalentie van eetstoornissen en een grotere consumptie van fruit, groenten en voedingsmiddelen rijk aan mineralen en calcium anderzijds (16). De gegevens die in deze studie werden verzameld, laten echter niet toe om een uitvoerige beschrijving te geven van de frequentie waarmee kinderen hun maaltijden in familieverband nuttigen. Er waren immers maar drie categorieën van antwoorden mogelijk: altijd, soms en nooit. De verkregen resultaten moeten dus met de nodige omzichtigheid worden benaderd en zouden moeten worden vervolledigd om meer nauwkeurige conclusies te kunnen trekken over de gewoonten van kinderen met betrekking tot het gebruiken van maaltijden in familieverband. Televisie kijken tijdens de maaltijden (vooral tijdens het ontbijt en het avondmaal; s middags wordt er immers vaker buitenshuis gegeten) is wijdverspreid bij de kinderen die in België wonen. Het niet nemen van de maaltijden voor de televisie blijkt echter een beschermende factor te zijn tegen obesitas bij kinderen, vooral bij de jongsten (tussen de 4 en 5 jaar) (16). Bovendien hebben bepaalde onderzoeken aangetoond dat kinderen die hun maaltijden of tussendoortjes voor de televisie opeten een voedingsinname van slechtere kwaliteit hebben, namelijk een voedingsinname dat meer suikers en vet, en minder proteïnen bevat (17;18). Deze kinderen hebben ook de neiging om meer zoete dranken en minder fruit en groenten te consumeren (17;18). Net als andere studies (18;19) heeft de Voedselconsumptiepeiling 2014-2015 aangetoond dat kinderen van wie de ouders een lager opleidingsniveau hebben, vaker televisie kijken

tijdens de maaltijden. Uit de verkregen resultaten blijkt ook dat het percentage kinderen die nooit televisie kijken tijdens de maaltijden hoger is in Vlaanderen dan in Wallonië. Een ander thema dat werd onderzocht in dit onderzoek betreft de betrokkenheid van de kinderen bij de bereiding van de maaltijden en het doen van de boodschappen. Deze betrokkenheid is bevorderlijk voor het eetgedrag door het stimuleren van de consumptie van groenten en fruit (9;10). Slechts een klein percentage (6%) van de kinderen wordt systematisch betrokken bij de bereiding van de maaltijden, terwijl 69% van de kinderen er af en toe bij betrokken worden. Eén kind op de vijf, ten slotte, gaat altijd mee met zijn ouders boodschappen doen. Dit percentage is hoger in huishoudens gekenmerkt door een lager opleidingsniveau. Twee elementen konden niet worden onderzocht op basis van de resultaten van dit onderzoek. Enerzijds was er een te grote onevenwichtige vertegenwoordiging van de verschillende klassen van de body mass index (namelijk de BMI classificaties ondergewicht, normaal, overgewicht en obesitas) binnen de groep kinderen om de vier BMI classificaties met elkaar te kunnen vergelijken met betrekking tot de eetopvoedingspraktijken van de ouders 2. Dit hoofdstuk heeft zich dus enkel gefocust op de beschrijving van de eetopvoedingspraktijken van de ouders, zonder het verband te analyseren tussen deze praktijken en de gewichtsstatus van de kinderen. Anderzijds kon het verband tussen de eetopvoedingspraktijken van de ouders en de kwaliteit van de voedingsconsumptie van de kinderen (bijvoorbeeld de consumptie van groenten en fruit) niet worden onderzocht: de gegevens over de voedselconsumptie van de kinderen waren immers nog niet beschikbaar tijdens het schrijven van dit hoofdstuk. Zodra dergelijke gegevens beschikbaar zijn, zou het dan ook interessant zijn om na te gaan of het regelmatig consumeren van bepaalde voedingsmiddelen (fruit, groenten, zoete dranken, snacks) varieert volgens de opgestelde indicatoren in dit hoofdstuk (bijvoorbeeld televisie kijken tijden het eten). Kortom, deze resultaten benadrukken de verschillende pistes die kunnen worden ontwikkeld binnen het domein van de volksgezondheid om gezonde voeding bij kinderen te bevorderen en zo het risico op kinderobesitas te voorkomen: Het is met name van zeer groot belang om de ouders te informeren over de cruciale rol die ze te spelen hebben met betrekking tot de voeding van hun kind. Door een te strikte controle en verplichtingen te vermijden, zouden de ouders hun kinderen de mogelijkheid geven om aan zelfregulatie te doen (ze zelf laten uitmaken wanneer ze honger hebben en wanneer ze verzadigd zijn) (15). Met betrekking tot smakelijke voedingsmiddelen die niet noodzakelijk gezond zijn, is er een matige beperking vanwege de ouders vereist. Alle voedingsmiddelen kunnen in verband worden gebracht met een gezonde voeding op voorwaarde dat ze in gepaste hoeveelheden aanwezig zijn (15). Het blijkt van essentieel belang te zijn om de ouders ertoe aan te zetten de tijd dat hun kind voor de televisie doorbrengt, te beperken, zeker tijdens de maaltijden, om de consumptie van gezonde voeding en gezond eetgedrag te bevorderen (18). Ouders met een lage sociaal-economische status zouden een belangrijke doelgroep moeten vormen, aangezien binnen deze groep de televisie een belangrijke plaats inneemt tijdens de maaltijden. Eten in familieverband blijkt betrekkelijk goed verankerd te zijn in de Belgische gewoonten. Het blijft echter belangrijk de ontwikkeling van deze gewoonte op lange termijn op te volgen en te analyseren. Uit de resultaten blijkt dat het ook aan te raden is om de ouders ertoe aan te zetten hun kinderen meer te betrekken bij de boodschappen en de bereiding van de maaltijden, aangezien deze betrokkenheid hun consumptie van groenten (en fruit) stimuleert. Voeding & familiale leefomgeving Discussie 167 2 75,8% van de kinderen hebben een normale BMI, terwijl slechts 8,7% van hen een te lage BMI hebben, 11,9% overgewicht hebben en 3,6% obees zijn.

Naast deze aspecten zijn er nog andere acties die de ouders kunnen ondernemen om de voedingsconsumptie van hun kinderen positief te beïnvloeden: ze kunnen namelijk zelf het voorbeeld geven door een verscheidenheid aan groenten en fruit te eten, ze kunnen hun kinderen al op zeer jonge leeftijd verschillende soorten fruit en groenten laten proeven, ze kunnen voedingsmiddelen die hun kinderen hebben afgewezen verschillende keren aanbieden (vijf tot tien keer) en ze kunnen groenten en fruit zo klaarmaken dat ze er aantrekkelijk uitzien (15). Voeding & familiale leefomgeving Discussie 168

5. TABELLEN Tabel 1 Tabel 2 De soorten snacks geconsumeerd door de kinderen (3-9 jaar) die zich vrij kunnen bedienen van tussendoortjes (aantal antwoorden gedeeld door het totaal aantal gegeven antwoorden, meerdere antwoorden per respondent mogelijk), België, 2014... 156 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) waarvan de ouders voeding belangrijk vinden voor hun gezondheid, België, 2014... 170 Tabel 3 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zelf vrij fruit kunnen nemen, België, 2014... 171 Tabel 4 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die vrije toegang hebben tot tussendoortjes (met uitzondering van fruit), België, 2014... 172 Tabel 5 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die mee kunnen beslissen wat hij/zij eet, België, 2014 173 Tabel 6 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die mee kunnen beslissen over de porties die hij/zijt eet, België, 2014... 174 Tabel 7 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die verplicht hun bord moeten leegeten, België, 2014 175 Tabel 8 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die mee aan tafel eten met de rest van de familie, België, 2014... 176 Tabel 9 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het ontbijt, België, 2014... 177 Tabel 10 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het middagmaal, België, 2014... 178 Tabel 11 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het avondmaal, België, 2014... 179 Tabel 12 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het tussendoortje in de voormiddag, België, 2014... 180 Tabel 13 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het tussendoortje in de namiddag, België, 2014... 181 Tabel 14 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die nooit TV kijken tijdens het tussendoortje s avonds, België, 2014... 182 Tabel 15 Verdeling van de kinderen (3-9 jaar) volgens hun betrokkenheid bij de bereiding van maaltijden, België, 2014... 183 Voeding & familiale leefomgeving Tabellen Tabel 16 Verdeling van de kinderen (3-9 jaar) volgens hun deelname aan de voedingsaankopen, België, 2014... 184 169

Tabel 2 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) waarvan de ouders voeding belangrijk vinden voor hun gezondheid, België, 2014 PP_1 % (ruw*) 95% BI ruw % (corr**) 95% BI stand N GESLACHT Mannen 98,0 (96,6-99,4) 98,0 (96,6-99,4) 548 Vrouwen 99,5 (98,9-100,0) 99,5 (98,9-100,1) 515 LEEFTIJDSGROEP 3 5 98,8 (97,6-100,0) 98,8 (97,6-100,0) 488 6 9 98,7 (97,6-99,7) 98,7 (97,7-99,7) 575 OPLEIDINGSNIVEAU*** Geen diploma, lager of secundair 97,8 (96,0-99,6) 97,8 (96,1-99,6) 374 Hoger van het korte type 99,7 (99,0-100,0) 99,7 (99,0-100,3) 331 Hoger van het lange type 98,7 (97,4-100,0) 98,7 (97,4-100,0) 340 Voeding & familiale leefomgeving Tabellen VERBLIJFPLAATS**** Vlaanderen 98,6 (97,5-99,7) 98,6 (97,5-99,7) 603 Wallonië 98,8 (97,5-100,0) 98,8 (97,5-100,2) 378 TOTAAL 98,7 (98,0-99,5) 1063 Bron: Nationale voedselconsumptiepeiling 2014-2015, België. * Gewogen prevalentie. ** Gewogen prevalentie na correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2014 als referentie). *** Hoogste opleidingsniveau van het huishouden (ouders of voogd). **** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking van de resultaten volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd. 170

Tabel 3 Percentage van de kinderen (3-9 jaar) die zelf vrij fruit kunnen nemen, België, 2014 PP_2 % (ruw*) 95% BI ruw % (corr**) 95% BI stand N GESLACHT Mannen 84,5 (80,5-88,6) 84,0 (80,1-87,8) 548 Vrouwen 85,4 (81,8-89,0) 85,1 (81,5-88,7) 515 LEEFTIJDSGROEP 3-5 74,4 (69,2-79,5) 74,3 (69,3-79,4) 488 6-9 92,4 (89,9-95,0) 92,4 (89,9-95,0) 575 OPLEIDINGSNIVEAU*** Geen diploma, lager of secundair 88,7 (84,8-92,7) 88,4 (84,5-92,4) 374 Hoger van het korte type 81,4 (75,9-86,9) 80,1 (75,2-85,1) 331 Hoger van het lange type 83,5 (78,7-88,4) 83,5 (78,9-88,1) 340 VERBLIJFPLAATS**** Vlaanderen 82,9 (79,0-86,9) 82,5 (78,9-86,1) 603 Wallonië 87,8 (84,0-91,7) 87,4 (83,6-91,2) 378 TOTAAL 84,9 (82,2-87,7) 1063 Bron: Nationale voedselconsumptiepeiling 2014-2015, België. * Gewogen prevalentie. ** Gewogen prevalentie na correctie voor leeftijd en/of geslacht op basis van lineair regressiemodel (Belgische bevolking van 2014 als referentie). *** Hoogste opleidingsniveau van het huishouden (ouders of voogd). **** Brussel werd niet gebruikt voor de vergelijking van de resultaten volgens verblijfplaats. In alle andere analyses werden de drie regio s (Vlaanderen, Wallonië en Brussel) wel geïncludeerd. Voeding & familiale leefomgeving Tabellen 171