gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2011 afdeling Samenleving;

Vergelijkbare documenten
Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm gemeente

Onderwerp: Verordening toeslagen en verlagingen van uitkeringsnormen op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb).

Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm

Verordening verhoging of verlaging van de bijstandsnorm gemeente Brummen

ALGEMENE TOELICHTING (Toeslagenverordening WWB 2012-A)

Toeslagen en verlagingverordening wet werk en bijstand gemeente Amstelveen

gelet op artikel 8 lid 1 sub c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand (Stb. 2003, 375).

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

ALGEMENE TOELICHTING (Toeslagenverordening WWB 2013)

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 december 2011;

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WWB GEMEENTE NIEUWKOOP 2012

Toeslagenverordening WWB ISD BOL 2012

Artikelsgewijze toelichting op de Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2012

CVDR. Nr. CVDR94327_1. Verordening toeslagen- en kortingenbeleid VERORDENING TOESLAGEN- EN KORTINGENBELEID. Algemene bepalingen:

Verordening. toeslagen en verlagingen. Wet werk en bijstand

Verordening Toeslagen en Kortingenbeleid WWB

1 Type Overheidsorganisatie Gemeente 3 De Organisatie die (een versie van) de Gemeente Aa en Hunze

gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid onder c en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 24 januari 2012;

Lid 2: De begrippen die niet zijn omschreven in de WWB of Awb, of die verduidelijkt moeten worden, zijn in het tweede lid omschreven.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d.10 november 2009; gezien het advies van de commissie Burger van 24 november 2009;

Toeslagenverordening WWB gemeente Kerkrade 2012

Onderwerp: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders nr. 13.

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE DOETINCHEM gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 maart 2012;

nr Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet investeren in jongeren

1. de Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2008 in te trekken 2. vast te stellen de volgende

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 februari 2012, nr. R ;;

TOESLAGENVERORDENING WWB GEMEENTE PUTTEN

De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011.

Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Tynaarlo

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009.

gelezen voorstel 2013/24 van burgemeester en wethouders d.d. 14 mei 2013;

GEMEENTEBLAD 2010 nr.28

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 30 oktober 2012

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Opsterland van 18 december 2012

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

Toeslagenverordening WWB 2012-A gemeente Diemen

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

TOELICHTING bij de Verordening algemene bijstandswet 2000

Toeslagenverordening WWB-2

Toeslagenverordening WWB II gemeente Hellevoetsluis.Nummer:

Artikel 7 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012-A.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

De Raad van de gemeente Cranendonck, Heeze-Leende, Waalre en Valkenswaard,

gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders van Onderbanken d.d. 19 februari 2013;

Verordening toeslagen en verlagingen Wet Werk en Bijstand

Gezien het voorstel inzake gewijzigde WWB-verordeningen na vervallen huishoudinkomenstoets (Gem. blad Afd. A 2012, no. 45);

Verordening verhoging en verlaging bijstandsnormen

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

Verordening Toeslagen en Verlagingen Wet werk en bijstand Haaren 2006 Hoofdstuk 1 ALGEMENE BEPALINGEN

TOELICHTING TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WWB

TOELICHTING OP DE TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND HAARLEMMERMEER 2013

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 26 maart 2002, nr. 55/02; b e s l u i t : VERORDENING ALGEMENE BIJSTANDWET 2002

verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand gemeente Woensdrecht. Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

GEMEENTE VALKE N SWAARD. De Raad van de gemeente Valkenswaard,

Vergadering van : 24 april Onderwerp : Toeslagen- en Maatregelverordening WWB 2012

GEMEENTE BOEKEL. Raadsbesluit Z/ AB/ De raad van de gemeente Boekel;

Verordening toeslagen- en kortingenbeleid ihkv Wet Werk en Bijstand

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2012

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 20 januari 2010 ;

nr Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein

Verordening toeslagen en verlagingen bijstandsnorm 2006

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand Scherpenzeel

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN BIJSTANDSNORM 2006

TOESLAGENVERORDENING WWB gemeente Lelystad 2012

VERORDENING TOESLAGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE GELDERMALSEN 2012

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand gemeente Nijkerk

Verordening toeslagen en verlagingen WWB-normen

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2004

Algemene toelichting Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Oldebroek

gelet op de artikelen 8, eerste lid, aanhef, sub c en 30 van de Wet werk en bijstand;

Toeslagenverordening WWB 2013 gemeente Doesburg

TOESLAGENVERORDENING WWB en WIJ gemeente Lelystad 2011

Toeslagenverordening WIJ. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.; 1 december 2009

GEMEENTE HEERDE RAADSVERGADERING 13 SEPTEMBER 2004 Commissie SZ 17 augustus 2004

CVDR. Nr. CVDR123556_1. Toeslagenverordening

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

VERORDENING toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011

Verordening verhogingen en verlagingen van de norm voor bepaalde groepen van mensen aan wie bijstand kan worden verleend

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2013;

Toeslagenverordening WWB ISD Bollenstreek 2013

Toeslagenverordening Wet Investeren in Jongeren gemeente Aa en Hunze

GEWIJZIGD RAADSBESLUIT

Toeslagenverordening WWB gemeente Borsele 2012

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand.

Verordening toeslagen en verlagingen Wet investeren in jongeren (WIJ) gemeente Kapelle

TOELICHTING. Aldus zijn er 6 groepen te onderscheiden:

Toeslagenverordening 2012 A (geldig vanaf )

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 18 december 2007 (De zeekant van 22 december 2007)

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Coevorden.

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013(1e wijziging) (versie geldend sedert 1 januari 2013)

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 5 februari 2013, nr. 0188; gelet op de Wet werk en bijstand (WWB),

Het college van burgemeester en wethouders, in zijn vergadering van BESLUIT

Gemeente Achtkarspelen Gemeente Kollumerland c.a.

Vast te stellen de navolgende Toeslagenverordening WWB 2013 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Transcriptie:

De raad van de gemeente Vlagtwedde; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 16 november 2011 afdeling Samenleving; gelet op artikel 8, en artikel 30 van de wet werk en bijstand, b e s l u i t : vast te stellen de Toeslagenverordening Wwb, Artikel 1 1. Voor de betekenis van de in deze verordening genoemde begrippen wordt verwezen naar de begripsomschrijvingen in hoofdstuk 1, 1.1 van de Wet werk en bijstand met uitzondering van de in lid 2 van dit artikel genoemde begrippen. 2. In deze verordening wordt verstaan onder a. belanghebbende: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken; b. woonkosten: - indien een huurwoning wordt bewoond: de te betalen huur per maand; duidelijk moet zijn dat er een contract is waaruit de verplichting afgeleid kan worden dat er maandelijks huur moet worden betaald. - indien een eigen woning wordt bewoond: de tot een bedrag per maand omgerekende som van de ten behoeve van de financiering van de woning verschuldigde hypotheekrente, de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar de omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud; - onder zakelijke lasten wordt verstaan: de rioolrechten, het eigenaarsdeel van de onroerend-zaakbelasting, de brandverzekering, de opstalverzekering, het eigenaarsaandeel van de waterschapslasten; c. normbedrag het normbedrag voor een gezin waarvan alle meerderjarige gezinsleden ouder zijn dan 21 jaar maar jonger dan 65 jaar, als bedoeld in artikel 21 lid 1 van de wet. Artikel 2 1. Voor belanghebbenden aan wie bijstand kan worden verleend, geldt een categorieaanduiding. 2. De categorieën worden aangeduid als: a. alleenstaande; b. alleenstaande ouder; c. gezin. Artikel 3 1. De bijstandsnorm wordt verhoogd met een toeslag indien de alleenstaande of de alleenstaande ouder van 21 jaar of ouder, doch jonger dan 65 jaar, hogere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het niet of niet geheel kunnen delen van deze kosten met een ander. 2. De toeslag als bedoeld in het eerste lid wordt voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft en die de woonkosten niet met een ander

kan delen, bepaald op het in artikel 25, tweede lid, van de wet genoemde maximumbedrag (20% van het normbedrag). 3. De toeslag als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het normbedrag voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder op wie het tweede lid niet van toepassing is voor zover de medebewoners geen deel uitmaken van het gezin (dus artikel 4 lid 1, sub c onder 2 en 3 van de wet zijn niet van toepassing). 4. De toeslag bedraagt 20% van het normbedrag voor de kostganger of onderhuurder die een commerciële kostprijs betaalt, dat wil zeggen tenminste 36% van het normbedrag aan kostgeld of 20% van het normbedrag aan onderhuur. Artikel 4 1. De bijstandsnorm wordt lager vastgesteld indien het gezin lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de bijstandsnorm voorziet, als gevolg van het geheel of gedeeltelijk kunnen delen van deze kosten met een ander. 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 10% van het normbedrag. Artikel 5 1. Het bepaalde in artikel 3, lid 3 en artikel 4 is niet van toepassing indien het hier enkel betreft : a. één of meer thuiswonende meerderjarige kinderen van 18 jaar en ouder als bedoeld in artikel 4, lid 2 van de wet. Artikel 6 1. De bijstandsnorm of de toeslag wordt lager vastgesteld indien de alleenstaande, de alleenstaande ouder of het gezin, lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm of de toeslag voorziet, als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden (huren of in eigendom hebben) van een woning waarvoor woonkosten moeten worden betaald. 2. De verlaging als bedoeld in het eerste lid bedraagt 20% van het normbedrag. 3. De in het tweede lid bedoelde verlaging vindt bij voorrang plaats op de toeslag. Artikel 7 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25 van de wet wordt voor een alleenstaande van 21 of 22 jaar in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft, in afwijking van artikel 3, lid 2 vastgesteld op 10% van het normbedrag. 2. De alleenstaande van 21 of 22 jaar op wie het eerste lid niet van toepassing is (en geen deel uitmaakt van een gezin), ontvangt een toeslag van 5% van het normbedrag. Artikel 8 1. Indien voor de belanghebbende een combinatie van een toeslag op grond van artikel 3 en een of meer verlagingen op grond van de artikelen 4, 6 en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het normbedrag. 2. Indien voor de belanghebbende meer dan één verlaging op grond van de artikelen 4, 6, en 7 geldt, bedraagt de verlaging niet meer dan 25% van het normbedrag.

Artikel 9 Burgemeester en wethouders zijn belast met de uitvoering van het bepaalde in de artikelen 3 tot en met 9. Verhoging of verlaging van de norm of afwijkende vaststelling van de toeslag vindt plaats onverminderd artikel 18, eerste lid van de wet. Artikel 10 Deze verordening kan worden aangehaald als "Toeslagenverordening Wwb". Artikel 11 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2012. 2. Gelijktijdig met de inwerkingtreding van de deze verordening, vervalt de "Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand gemeente Vlagtwedde". Aldus besloten in de openbare vergadering van december 2011, De raad voornoemd, L.A.M. Kompier, voorzitter K. Willems, plv. griffier

Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Lid 1 De begrippen die in de verordening worden gebruikt hebben een gelijkluidende betekenis als in de WWB. Voor de begripsomschrijving wordt dan ook zoveel mogelijk verwezen naar de begripsomschrijving in hoofdstuk 1 1 van de wet. Het gaat met name om de volgende begrippen: de wet, alleenstaande, alleenstaande ouder, gezin, kind. Ook voor situaties waarin belanghebbenden als echtgenoot, gehuwd, ongehuwd of als gezamenlijke huishouding worden aangemerkt of situaties waarin in ieder geval een gezamenlijke huishouding wordt aangenomen, geldt de omschrijving in de wet. Voor zover de omschrijving van relevante begrippen niet in hoofdstuk 1 1 van de wet is terug te vinden, worden deze begrippen specifiek omschreven in lid 2. De ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert, wordt als gehuwd aangemerkt. Dit betekent dat zij bij de vaststelling van het recht op uitkering en de hoogte van de uitkering worden behandeld als waren zij gehuwd. Bloedverwanten in de eerste graad (ouder - kind) vallen sinds 1 januari 2012 onder het begrip gezin; bloedverwanten in de tweede graad (bijvoorbeeld grootouder - kleinkind) vallen niet in de definitie van een gezin, maar kunnen wel een gezamenlijke huishouding vormen. Lid 2 a. Belanghebbende Onder belanghebbende wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. In het geval van gezin zijn alle leden van dit gezin belanghebbende; allen hebben een rechtstreeks belang bij een besluit van burgemeester en wethouders inzake de verlening van bijstand. b. Woonkosten Duidelijk moet zijn dat er een maandelijkse verplichting bestaat tot het betalen van huur. Voor de woonkosten van een eigen woning wordt rekening gehouden met de te betalen hypotheekrente en de zakelijke lasten die aan het hebben van een eigen woning verbonden zijn. Voor wat betreft de hypotheekrente gaat het hierbij om de rente voor (dat deel van) de hypotheek die is afgesloten voor de financiering van de woning. Rente verbonden aan (een deel van) de hypotheek, die betrekking heeft op bijvoorbeeld de financiering van duurzame gebruiksgoederen, wordt niet meegenomen. c. normbedrag Het gaat hierbij om de bijstandsnorm voor een gezin (ouder dan 21 jaar, maar nog geen 65 jaar) zoals vastgelegd in artikel 21, lid 1 Wwb. Deze norm bedraagt thans 100% van het netto minimumloon en is inclusief vakantietoeslag. Artikel 2 Artikel 30, eerste lid Wwb schrijft voor dat de verordening vaststelt voor welke categorieën de bijstandsnorm wordt verlaagd of verhoogd. De categorie-indeling is gebaseerd op de Wwb. Artikel 3 Lid 1 Bij de vaststelling van de basisnorm voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder is de wetgever uitgegaan van de veronderstelling dat betrokkene de bestaanskosten geheel met een ander kan delen. Indien dit niet het geval is, wordt de basisnorm verhoogd met een toeslag.

De mate waarin de bestaanskosten kunnen worden gedeeld, bepaalt de hoogte van de toeslag. De toeslag bedraagt maximaal 20% van het normbedrag (artikel 30 tweede lid van de wet). Degene die voor een toeslag in aanmerking wenst te komen, moet aannemelijk maken dat er geen sprake is van kosten die kunnen worden gedeeld en dat er derhalve terecht aanspraak op een toeslag wordt gemaakt. De toeslag maakt integraal deel uit van de bijstandsuitkering. De algemene inlichtingenverplichting die op aanvrager rust, geldt ook voor het toeslagendeel. Aanvrager zal dan ook door middel van het overleggen van gegevens het recht moeten aantonen en soms mee moeten werken aan een huisbezoek. Lid 2 Artikel 30, tweede lid WWB schrijft voor dat de toeslag, onverminderd het bepaalde in artikel 27, 28 en 29 van de wet, voor de alleenstaande en de alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft of die de woonkosten niet met een ander kan delen, wordt bepaald op het maximumbedrag, genoemd in artikel 25, tweede lid, van de Wwb. De maximale toeslag wordt niet verstrekt als de kosten (kunnen) worden gedeeld met een ander. De maximale toeslag bedraagt op grond van de wet 20% van het normbedrag. In deze verordening wordt volstaan met een verwijzing naar het bedrag zoals dat in de wet is genoemd. Dit bedrag wordt regelmatig (veelal (half)jaarlijks) bijgesteld. De artikelen 27, 28 en 29 WWB geven de gemeente de bevoegdheid om voor bepaalde categorieën de bijstandsnorm of de toeslag lager vast te stellen. Dit betekent dat indien aanvrager voldoet aan de voorwaarde genoemd in artikel 30, tweede lid, van de wet, het toch kan zijn dat er geen recht op een toeslag bestaat van 20% van het netto minimumloon, indien de gemeente daarnaast tevens gebruik maakt van de mogelijkheid om de bijstandsnorm of de toeslag te verlagen. Lid 3 Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen zijn berekend op 10% van het normbedrag in de huidige verordening en dit percentage wordt nu opnieuw genomen. Indien er op enigerlei wijze sprake is van het kunnen delen van kosten, wordt de verlaging als gevolg van de optredende schaalvoordelen vastgesteld op 10% van het normbedrag. Ook kunnen schaalvoordelen optreden voor de uitkeringsgerechtigde indien een derde een groot gedeelte van de woonkosten betaalt voor de uitkeringsgerechtigde. Zo is er bijvoorbeeld sprake van het kunnen delen van de woonkosten met een ander indien de ouders van de uitkeringsgerechtigde de huur of de rente en aflossingsverplichtingen betalen. Als er helemaal geen woonkosten zijn dan wordt artikel 6 toegepast. Lid 4 In enkele gevallen is sprake van medebewoning zonder dat er een schaalvoordeel optreedt voor de medebewoner. Hierbij wordt gedacht aan de kamer-, onderhuurder en kostganger die een reële prijs betaalt voor zijn woongenot. Voor deze mensen geldt dat de kosten van het bestaan alleen opgebracht moeten worden. Door het betalen van een reële prijs treden er geen schaalvoordelen op. Een reële prijs voor: - een kamer- c.q. onderhuurder is minimaal gelijk aan 20% van het normbedrag; - een kostganger is minimaal gelijk aan 36% van het normbedrag. Voldoet men niet aan deze percentages dan levert het gezamenlijk bewonen van een woning voordelen op. Afhankelijk van het bedrag dat men betaalt zal de toeslag voor de alleenstaande worden bepaald op 10% of 20%. Deelt men in mindere mate deze kosten, hetgeen blijkt uit de

hoogte van de huurprijs, dan wordt de toeslag als gevolg van de optredende schaalvoordelen gesteld op 10% van het normbedrag. Artikel 4 Lid 1 De hoogte van de uitkering van alleenstaanden en alleenstaande ouders is afhankelijk van de mate waarin zij de kosten van het bestaan kunnen delen. Hoe meer kosten kunnen worden gedeeld, hoe lager de toeslag is. Ook een gezin kan schaalvoordelen genieten wanneer zij de kosten van het bestaan kunnen delen omdat zij de door hen bewoonde woning niet alleen bewonen. Deze schaalvoordelen leiden ertoe dat de gezinsuitkering wordt verlaagd met 10% van het normbedrag. Lid 2 Het gezamenlijk bewonen van een woning levert schaalvoordelen op. Deze schaalvoordelen treden op omdat de woonlasten kunnen worden gedeeld. De kosten van huur, heffingen, belastingen, verzekeringen, vastrecht nutsbedrijven en dergelijke zijn voor personen die een woning delen lager, omdat deze kosten per woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht. Deze schaalvoordelen worden berekend op 10%. Indien er op enigerlei wijze sprake is van het kunnen delen van kosten, wordt de verlaging als gevolg van de optredende schaalvoordelen vastgesteld op 10% van het normbedrag. Artikel 5 Er wordt geen korting doorgevoerd indien thuiswonende studerende kinderen Studiefinanciering ontvangen of slechts geringe inkomsten hebben. Dit is zo opgenomen in de bijstandswet en dus dringend voorgeschreven (artikel 25 en 26 Wwb). Artikel 6 Lid 1 De bijstandsuitkering dient voldoende te zijn om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te kunnen voorzien. De kosten van het wonen maken daar deel van uit. Indien aan de door betrokkene bewoonde woning geen woonkosten zijn verbonden, wordt de uitkering verlaagd. Voorgaande is onder andere van toepassing bij krakers, maar ook mensen die gratis mogen wonen in een huis van hun ouders en zo zijn er andere voorbeelden te noemen. Lid 2 Wanneer er geen woonlasten zijn is de redenering dat er dan ook geen hoger algemeen noodzakelijke kosten voor levensonderhoud zijn die het nodig maken dat er een toeslag dient te worden verstrekt. Het verschil tussen iemand die een huurwoning heeft en iemand die geen woonkosten heeft zit in de hoogte van de toeslag. Vandaar dat er voor is gekozen de volledige toeslag van 20% geheel te korten. Lid 3 De verlaging voor alleenstaanden en alleenstaande ouders wordt in mindering gebracht op de (in eerste instantie) berekende toeslag. Indien de toeslag lager is dan de in het tweede lid opgenomen verlaging, wordt het restant op de basisnorm gekort. Daar gehuwden geen toeslag ontvangen, vindt bij hen de verlaging op de basisnorm plaats. Artikel 7 De Algemene Bijstandswet (oud) kende afzonderlijke normen voor 21- en 22-jarige alleenstaanden. De normsystematiek in de WWB kent deze niet. Het gevolg is dat de bijstandsuitkering voor 21 en 22-jarige alleenstaanden hoger is dan bijvoorbeeld het loon dat men op grond van een nog te ontwikkelen gesubsidieerde arbeid kan verdienen. Het minimumloon in een voltijds dienstbetrekking is nauwelijks hoger. Op die manier is er geen, dan wel een geringe stimulans om arbeid te aanvaarden. Teneinde dit te voorkomen wordt de toeslag voor 21 en 22-jarige alleenstaanden op maximaal 10% van het normbedrag gesteld.

Gelet op de hoogte van de bedragen kan de conclusie worden getrokken, dat er géén (financiële) prikkel uitgaat van een eventueel verleende volledige toeslag. Het ligt dan ook in de reden om de maximale toeslag te beperken tot 10%. Artikel 8 Indien gebruik wordt gemaakt van de verlagingsmogelijkheden zoals die zijn genoemd in de artikelen 4, 6 tot en met 8, dient rekening te worden gehouden met de effecten van cumulatie van factoren. Een dergelijke cumulatie kan er namelijk toe leiden dat de uitkering die overblijft onvoldoende is om in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. De verlagingen van de uitkering bedragen tezamen ten hoogste 25% van het normbedrag. Dit percentage is overgenomen van de huidige verordening. Artikel 9 Artikel 30 van de wet schrijft voor dat de uitvoering van de wet berust bij burgemeester en wethouders. Burgemeester en wethouders kunnen deze bevoegdheid overeenkomstig hetgeen hierover in de wet is geregeld mandateren aan ambtenaren. Dit heeft de gemeente Vlagtwedde gedaan in haar mandaatbesluit. Artikel 10 Geeft de citeertitel van de verordening. Artikel 11 Geeft de datum dat deze verordening in werking treedt en laat de vorige vervallen. Algemene toelichting Op grond van de Wet werk en bijstand (Wwb) dienen gemeenten op een aantal punten eigen beleid formuleren met betrekking tot de hoogte van de bijstandsuitkeringen voor bepaalde categorieën uitkeringsgerechtigden. Gemeenten moeten dit in een verordening vastleggen. De Wwb kent drie normen voor personen van 21 jaar en ouder, namelijk 50% van het minimumloon voor alleenstaanden, 70% van het minimumloon voor alleenstaande ouders en 100% van het minimumloon voor een gezin. Op grond van artikel 20 en verder van de Wwb heeft de gemeente de verantwoordelijkheid de landelijke norm aan te vullen voor de alleenstaande en alleenstaande ouder indien er sprake is van hogere algemeen noodzakelijke kosten dan waarin de basisnorm voorziet. De toeslag kan maximaal 20% bedragen. De gemeente is gehouden om de aanvrager van een uitkering ingevolge de Wwb de maximale toeslag van 20% te verlenen wanneer deze kan aantonen, dat hij op generlei wijze zijn bestaanskosten met een ander kan delen en dus in principe alleen woont. De basisnorm en de toeslag kunnen worden verlaagd in een viertal in de Wwb opgesomde situaties. Ook dit is in de Verordening verhoging en verlaging algemene bijstand vastgelegd. Criteria voor het verlenen van verhogingen en verlagingen Het criterium voor het al dan niet verlenen van een verhoging of verlaging is gelegen in de omstandigheid in hoeverre men de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan geheel of gedeeltelijk met een ander kan delen. Om hiertoe beleid te ontwikkelen, moet men uit kunnen gaan van werkbare criteria, die zowel controleerbaar als ook beheersbaar zijn in de uitvoering.

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten geeft als handreiking de volgende opsomming van kostenposten waaraan men zou kunnen denken: - woonkosten (huur of, bij woningen in eigendom, betaling van rente en bijkomende kosten); - kosten van verzekeringen en belastingen, verbonden aan de woning (bijvoorbeeld opstalverzekering, onroerende-zaakbelasting, rioolrechten en waterschapslasten); - kosten van vaste lasten (vastrecht water/energie, kabelaansluiting); - contributies en abonnementen (telefoon); - duurzame gebruiksgoederen (wasmachine, fornuis etc.); Deze opsomming is niet limitatief. Bepaling van de aanwezigheid van voornoemde kosten Mensen die een woning delen met een ander hebben recht op een lagere bijstandsuitkering. Zij genieten immers schaalvoordelen als gevolg van het kunnen delen van de woonkosten. Deze schaalvoordelen hebben betrekking op aan het wonen verbonden lasten als huur, energie en lokale belastingen, maar ook woning gerelateerde verzekeringen. Het gaat hierbij om woningdeling zonder dat hieraan een commerciële relatie ten grondslag ligt. Uitgaande van het vorengenoemde wordt voor het onderdeel woonkosten gesteld dat: - woonkosten worden gedeeld indien twee of meer personen gezamenlijk een woning bewonen of indien een derde een groot gedeelte van de woonkosten van de uitkeringsgerechtigde betaald; - voor wat betreft de financiële effecten voor het bepalen van de (hoogte van de) toeslag, onderscheid wordt gemaakt tussen enerzijds onderhuurders en kostgangers die op commerciële basis een woning bewonen en anderzijds onderverhuurders en kostgevers die voor een commerciële prijs een deel van hun woning beschikbaar stellen; Uitvoeringspraktijk Het bovenstaande betekent het volgende: a. onderverhuurders/kostgevers en onderhuurder/kostgangers (niet zijnde gezinsleden als bedoeld in artikel 4, lid 1 onder c, 2 en 3 van de wet) delen de woonkosten; b. het voordeel dat onderhuurders en kostgangers bij het betalen van een commerciële prijs genieten is dermate laag, dat er bij het vaststellen van de hoogte van de toeslag vanuit wordt gegaan dat zij géén voordeel genieten; c. het voordeel, dat onderverhuurder en kostgevers genieten bij het ontvangen van een commerciële prijs is dusdanig, dat hiermede rekening wordt gehouden bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag; d. twee of meer personen, die de woonkosten gezamenlijk opbrengen genieten beiden een dusdanig voordeel, dat hiermee bij de vaststelling van de hoogte van de toeslag rekening wordt gehouden; e. indien een derde (bijv. ouders) een groot gedeelte van de woonkosten (bijvoorbeeld de huur of rente en aflossingsverplichting) betaalt voor de uitkeringsgerechtigde, wordt er altijd van uitgegaan dat dit voordeel oplevert en hiermee wordt rekening gehouden bij het vaststellen van de toeslag; Eenmalige kosten De kosten van verzekeringen en belastingen, verbonden aan de woning (bijv. opstalverzekeringen, onroerend zaak belasting, rioolrechten en waterschapslasten), worden veelal gedeeld indien meerdere personen gezamenlijk een woning bewonen. Ook de kosten van vaste lasten (vastrecht water/energie, kabelaansluiting) zullen meestal voor een woning slechts eenmaal in rekening worden gebracht.

De mate waarin de kosten van contributies en abonnementen (telefoon) worden gedeeld, zal afhangen van de woonvorm. In woningen waarin uitsluitend kamers worden verhuurd en geen gemeenschappelijke voorzieningen zijn, zal dit minder voorkomen dan in woningen waar men bijvoorbeeld wel gebruik maakt van één gezamenlijke woonkamer/keuken. Hetzelfde geldt voor duurzame gebruiksgoederen (wasmachine, fornuis etc.). Indien de woning uitsluitend gemeenschappelijke voorzieningen kent, zal er meer worden gedeeld. Artikel 28 Wwb Degene die recentelijk het onderwijs of de beroepsopleiding heeft beëindigd, op grond waarvan er recht bestond op een toelage in het kader van de Wet op de studiefinanciering dan wel kinderbijslag, kan een lagere uitkering krijgen De reden hiervoor is dat de omstandigheden en mogelijkheden van degenen die recentelijk het onderwijs of de beroepsopleiding hebben beëindigd gedurende een zekere periode zodanig vergelijkbaar zijn met die van studerenden, dat voor hen de noodzakelijke bestaanskosten in beginsel op hetzelfde niveau worden gesteld als dat voor hen tijdens de studieperiode op grond van de Wet op de studiefinanciering was gegarandeerd. Een verlaging van de norm lijkt alleszins gerechtvaardigd, daar de omstandigheden en mogelijkheden van degene, die recentelijk zijn opleiding heeft afgerond gedurende een zekere periode, in casu een half jaar, te vergelijken zijn met die van een studerende. Echter uit jurisprudentie is te halen dat de verlaging om deze reden dan ook nooit lager mag zijn dan de genoten studiefinanciering. En deze redenering volgende is het dan ook mogelijk een hogere toeslag te verlenen. Daarnaast moet er in de anticumulatie artikel worden opgenomen dat er niet gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheden van artikel 28 en 29 van de wet. Om uitvoeringstechnische redenen is er daarom voor gekozen artikel 28 Wwb niet toe te passen. (Dit wordt ook geadviseerd door Stimulansz)