gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Woudrichem van 5 april 2007,

Vergelijkbare documenten
Toeslagenverordening WWB 2010

Toeslagenverordening. Gemeente Montferland 2006

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 4 september 2012 B E S L U I T:

Toeslagen verordening Wet Werk en bijstand 2012

HOOFDSTUK 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Raadsbesluit Jaar 2010/05/20..

Algemene toelichting. - alleenstaande ouders: 90% van de gehuwdennorm - alleenstaanden: 70% van de gehuwdennorm

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d, gelet op de artikelen 8 lid 1 onderdeel c juncto 30 van de Wet Werk en Bijstand,

HOOFDSTUK 2 CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Echt-Susteren d.d. 27 april 2010;

Toelichting behorende bij de Toeslagenverordening WWB 2010 (vastgesteld bij raadsbesluit van 5 juli 2010, nr. 21, reg.nr.

Raadsbesluit Jaar 2012/03/07/.. Besluit

Gelet op het bepaalde in de artikelen 8 lid 1, onderdeel c, en 30 van de Wet werk en bijstand

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WET WERK EN BIJSTAND GEMEENTE MOERDIJK 2009

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

De raad van de gemeente Westerveld/Steenwijkerland; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 september 2010 ;

Gemeente Elbu rg. 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gezinsnorm voor de

Toeslagen- en verlagingenverordening Wet werk en bijstand. HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND

Toelichting Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2012

Toeslagenverordening WWB Maasbree 2007

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Peel en Maas

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 januari 2011;

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2010

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011

-1- gelet op artikel 147, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en artikel 30 van de Wet werk en bijstand;

Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Overbetuwe 2005 HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard);

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2010

Hoofdstuk 2. Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Toeslagenverordening WWB gemeente Rijssen-Holten 2013

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân. Onderwerp: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Súdwest Fryslân.

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 7 maart 2013, nr ;

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Wierden 2013

De raad van de gemeente Moerdijk, in zijn vergadering van 15 december 2011,

Aan de gemeenteraad Gemeente Steenwijkerland Vendelweg XE Steenwijk Steenwijk, Nummer voorstel: 2004/31

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2005, nummer 1304;

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2011

Het Algemeen Bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Sociale Dienst Bommelerwaard (hierna te noemen Sociale Dienst Bommelerwaard);

Zundertse regelgeving / Wetstechnische informatie. Citeertitel Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Zundert

De raad van de gemeente Schinnen;

Hoofdstuk 2 Criteria voor het verhogen van de bijstandsnorm

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeente Hellendoorn 2013

Nr. 8. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders dd. 1 september 2010;

HOOFDSTUK II CRITERIA VOOR HET VERHOGEN VAN DE BIJSTANDSNORM

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders, d.d. 10 oktober 2012

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo;

Gemeenteraad 03 maart 2009 Gemeenteblad

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand (WWB) 2010

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2013

Toeslagenverordening WWB-2

Toeslagenverordening Wwb 2010

Gezien het voorstel inzake gewijzigde WWB-verordeningen na vervallen huishoudinkomenstoets (Gem. blad Afd. A 2012, no. 45);

gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 18 december 2012;

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand gemeenten Beek en Stein

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WET WERK EN BIJSTAND 2012

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand gemeente

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand

Raadsbesluit *182616*

TOESLAGENVERORDENING WET WERK EN BIJSTAND 2012

Toeslagenverordening WWB gemeente Enkhuizen 2004

TOESLAGENVERORDENING WWB HAARLEMMERLIEDE EN SPAARNWOUDE 2012

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WET WERK EN BIJSTAND 2012 Pagina 1/7

Toelichting Verordening toeslagen en verlagingen WWB Asten 2010 (1 e wijziging)

Toeslagenverordening WWB 2012 gemeente Apeldoorn. Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2012

gehoord het advies van de opiniërende vergadering d.d. 3 februari 2009;

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2007

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 11 november 2013;

~atwijk. Aan de gemeenteraad. : Zorg, welzijn, werk en inkomen : Wijziging Toeslagenverordening WWB vanwege invoering WIJ. Katwijk, 11 mei 2010

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2013

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2009.

besluit: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2007

Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2007

vast te stellen de: Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand.

Onderwerp: Vaststelling van de Verordening Toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2011.

Overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen van uitkeringen ingevolge de WWB en WIJ bijverordening te regelen;

Toeslagenverordening WWB 2012-A gemeente Diemen

Vast te stellen de navolgende Toeslagenverordening WWB 2013 HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van d.d.10 november 2009; gezien het advies van de commissie Burger van 24 november 2009;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 18 maart 2013 aangaande de wijziging van de Toeslagenverordening WWB

Artikel 3 - Toeslagen voor alleenstaanden en alleenstaande ouders

De toeslag als bedoeld in artikel 3 bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor de alleenstaande

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN WWB GEMEENTE BUREN

Toeslagenverordening WWB 2013 gemeente Doesburg

Vergadering van : 24 april Onderwerp : Toeslagen- en Maatregelverordening WWB 2012

Verordening toeslagen en verlagingen Wet Werk en Bijstand

Toeslagenverordening Wet Werk en Bijstand 2012-A

VERORDENING TOESLAGEN EN VERLAGINGEN BIJSTAND 2006

De Raad van de gemeente Mill en Sint Hubert,

GEMEENTE BOEKEL. Raadsbesluit Z/ AB/ De raad van de gemeente Boekel;

Algemene toelichting. Om drie redenen wordt de verordening per 2013 aangepast:

TOELICHTING TOESLAGEN- EN VERLAGINGENVERORDENING WWB

Toeslagenverordening 2013

Toeslagenverordening WWB II gemeente Hellevoetsluis.Nummer:

Verordening toeslagen en verlagingen Wet werk en bijstand 2012-A, gemeente Drimmelen

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 januari 2013;

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Toeslagenverordening WWB

Transcriptie:

De Raad van de gemeente Woudrichem, gezien het advies van de Commissie Diensten van 5 juni 2007, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Woudrichem van 5 april 2007, gelet op de artikelen 8, eerste lid, onderdeel c en 30 van de Wet werk en bijstand, overwegende dat het noodzakelijk is het verstrekken van toeslagen en het verlagen.van uitkeringen van bijstandsgerechtigden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar bij verordening te regelen; besluit vast te stellen de volgende: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand 2007 Woudrichem HOOFDSTUK 1 Aigemene bepalingen Artikel 1 Begripsomschrijving 1. AI/e begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand en de Aigemene wet bestuursrecht. 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. de wet: de Wet werk en bijstand; b. gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artike/ 21, onderdeel c, van de wet; c. verzorgingsbehoevende: degene die is aangewezen op verzorging ter voorkoming van opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis. Artikel 2 Doelgroep 1. De bepalingen van deze verordening gelden al/een voor belanghebbenden van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar. In geval van gehuwden gelden de bepalingen van deze verordening al/een indien beide echtgenoten 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar zijn. 2. De bepalingen in hoofdstuk 2 en 3 laten de toepassing van artikel18, eerste lid, van de wet onverlet. HOOFDSTUK 2. Criteria voor het verstrekken van toeslagen Artikel 3 Toeslagen 1. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwdennorm voor de al/eenstaande en al/eenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft; 2. De toeslag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 20 procent van de gehuwden norm voor de al/eenstaande en al/eenstaande ouder indien de belanghebbende op grond van een commerciële overeenkomst als onderhuurder of als kostganger zijn hoofdverblijf in de woning heeft, tenzij het inwoning betreft bij ouder(s) of grootouders van de belanghebbende. 3. De toes lag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwden norm voor de al/eenstaande en al/eenstaande ouder in wiens woning één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben. 4. De toes lag als bedoeld in artikel 25, eerste lid, van de wet bedraagt 0 procent van de gehuwdennorm voor de al/eenstaande en al/eenstaande ouder indien op grond van een commercië/e overeenkomst meer dan één kostganger en/of onderhuurder het hoofdverblijf heeft in de woning van de alleenstaande of de alleenstaande ouder. 5. Voor de toepassing van dit artikel worden de volgende person als een ander die in dezelfde woning zijn hoofdverblijf heeft: en niet in aanmerking genomen 1

a. kinderen van 18 jaar of ouder met een eigen inkomen uit salaris of uitkering; b. meerderjarige kinderen met studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000; c. meerderjarige kinderen met een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten; d. verzorgingsbehoevenden die door belanghebbende worden verzorgd. HOOFDSTUK 3 Criteria voor het verlagen van de bijstandsnorm of toes lag Artikel 4 Verlaging gehuwden 1. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 10 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden die een woning delen met één of meer anderen. 2. De verlaging als bedoeld in artikel 26 van de wet bedraagt 20% van de gehuwdennorm voor gehuwden indien op grond van een commerciële overeenkomst meer dan één kostganger en/ of onderhuurder het hoofdverblijf heeft in de woning van de gehuwden. 3. Het vijfde lid van artikel 3 is van overeenkomstige toepassing. Artikel5 Verlaging woonsituatie De verlaging als bedoeld in artikel 27 van de wet bedraagt: a. 18 procent van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waaraan voor belanghebbende geen kosten van huur of hypotheeklasten verbonden zijn; b. 10 procent van de gehuwdennorm indien geen woning bewoond wordt. Artikel 6 Verlaging schoolverlaters 1. De verlaging als bedoeld in artikel 28 van de wet bedraagt 15% van de gehuwdennorm. 2. Bij toepassing van artikel 7 wordt dit artikel niet toegepast. Artikel 7 Verlaging toes lag alleenstaanden van 21 en 22 jaar 1. De verlaging op de toeslag als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt: a. 20 procent van de gehuwdennorm indien het een thuiswonende belanghebbende van 21 jaar betreft; b. 15 procent van de gehuwdennorm indien het een thuiswonende belanghebbende van 22 jaar betreft. 2. De verlaging als bedoeld in artikel 29 van de wet bedraagt: a. 10 procent van de gehuwdennorm indien het een zelfstandig wonende belanghebbende van 21 jaar betreft; b. 5% van de gehuwdennorm indien het een zelfstandig wonende belanghebbende. van 22 jaar betreft. 3. Indien toepassing van artikel 3 leidt tot het niet verstrekken van een toeslag wordt het eerste en tweede lid niet toegepast. Indien toepassing van artikel 3 leidt tot het verstrekken van een toes lag van 10 procent, wordt de verlaging van het eerste en tweede lid beperkt tot 10 procent. Artikel 8 Anti-cumulatiebepaling De toepassing van de artikelen 3 tot en met 7 geschiedt zodanig, dat de toepasselijke bijstandsnorm voor belanghebbende tenminste bedraagt: a. 35 procent van de gehuwdennorm voor een al/eenstaande; b. 55 procent van de gehuwdennorm voor een al/eenstaande ouder; c. 65 procent van de gehuwdennorm voor gehuwden. 2

HOOFDSTUK 4 Siotbepalingen Artikel 9 Uitvoering De uitvoering van deze verordening berust bij het col/ege van burgemeester en wethouders. Artikel10 Citeertitel Deze verordening kan worden aangehaald als: Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Woudrichem 2007. Artikel11 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2007. 2. De Toeslagenverordening Wet werk en bijstand Woudrichem 2004 wordt ingetrokken per juli 2007. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van Woudrichem van 26 juni 2007. De griffier, De voorzitter, G. de Vente Dr. FA Petter 3

Aigemene toelichting 1. Norm, toes lag en verlaging Hoofdstuk 3 van de WWB kent voor de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan een systeem van basisnormen en toeslagen en verlagingen.. Dit systeem is grotendeels overgenomen uit de Abw. In de WWB maakt het voor de financiering door het Rijk echter geen verschil of bijstand is toegekend als norm of als toeslag. De bijstandsnormen zijn geregeld in paragraaf 2, in de artikelen 20 tot en met 24 WWB. Daarnaast voorziet paragraaf 3 in toeslagen en verlagingen in de artikelen 25 tot en met 29 WWB. Het college is verplicht om in voorkomende gevallen de norm te verhogen met een toeslag. Van de mogelijkheid om een verlaging toe te passen hoeft geen gebruik gemaakt te worden. Norm Voor personen van 21 jaar tot en met 65 jaar bestaat er een drietal basisnormen (artikel 21 WWB), te weten: 1. gehuwden: 100% van het wettelijk minimumloon (= de gehuwdennorm); 2. alleenstaande ouders: 70% van de gehuwdennorm; 3. alleenstaanden: 50% van de gehuwdennorm. Toeslagen Een toeslag kan worden verstrekt aan een alleenstaande of alleenstaande ouder indien de algemeen noodzakelijke bestaanskosten niet of niet geheel gedeeld kunnen worden. De mogelijkheid tot het delen van kosten wordt aanwezig geacht als naast betreffende belanghebbende nog één of meer anderen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning. Dan kunnen zaken als huur, gas, water en licht, maar ook krant etc. gedeeld worden. De toeslag bedraagt ten hoogste 20% van de gehuwdennorm, zodat de uitkering maximaal bedraagt voor: - alleenstaande ouders: 90% van de gehuwdennorm; - alleenstaanden: 70% van de gehuwdennorm. De toeslag kan worden vastgesteld op elk bedrag binnen dit maximum van 20% van de gehuwdennorm, mits dit aansluit bij het niveau van de noodzakelijke bestaanskosten. Dit is uitgewerkt in artikel 3 van de Toeslagenverordening. Budgettaire overwegingen mogen bij het vaststellen van de toeslag geen rol spelen. Het college is overigens niet verplicht om bij de verlening van een toeslag rekening te houden met lagere bestaanskosten. Het college heeft de mogelijkheid om aile alleenstaanden en alleenstaande ouders, zonder nader onderscheid, de maximale toeslag te verstrekken (zie TK 28870, nr. 3, p. 52 en 53). Verlagingen De WWB noemt de volgende verlagingen: verlaging in verband met het geheel of gedeeltelijk kunnen delen met een ander van algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan bij gehuwden (artikel 26 WWB); verlaging in verband met de woonsituatie (artikel 27 WWB); verlaging in verband met het recentelijk beeindigen van een studie (artikel 28 WWB); verlaging in verband met de leeftijd van 21 of 22 jaar bij alleenstaanden (artikel 29 WWB). De verlagingen zijn uitgewerkt in de artikelen 4 tot en met 7 van de verordening. 2. De Toeslagenverordening In artikel 8 lid 1 onder c jo. artikel 30 WWB is geregeld dat de gemeenteraad bij verordening dient vast te stellen voor welke categorieen de bijstandsnorm verhoogd of verlaagd wordt en op grond van welke criteria de hoogte van die verhoging of verlaging wordt bepaald. Het door het college voorgestane beleid ten aanzien van de toeslagen moet dus worden vastgelegd in de Toeslagenverordening door de gemeenteraad, opdat het college het beleid kan uitvoeren. categorieën Artikel 30 WWB bepaalt dat de Toeslagenverordening een categoriaal karakter moet hebben. Bij het afbakenen van categorieen is steeds getracht te komen tot in de praktijk eenvoudig te hanteren criteria. Daarom is er gekozen voor een forfaitaire benadering. 4

In dit model Toeslagenverordening wordt, naast de toeslagen, invulling gegeven aan een aantal verlagingen die de WWB mogelijk maakt. Uitdrukkelijk wordt er voor gekozen om de hoogte van de toeslag van (alleenstaande) ouders niet afhankelijk te laten zijn van het inkomen van inwonende kinderen met een eigen inkomen. Het is niet nodig om in de Toeslagenverordening aile mogelijke situaties uitputtend te regelen. In niet geregelde of uitzonderlijke gevallen heeft het college immers de bevoegdheid C.q. de plicht om de bijstand op grond van artikel18 lid 1 WWB bij wijze van individualisering afwijkend vast te stellen. Eenvoudigheidshalve is ook de werking van de verordening beperkt tot belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar, hoewel de WWB de mogelijkheid biedt om de verlagingen oak toe te passen op belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar. In een uitzonderlijke situatie waarin een belanghebbende van 21 jaar of ouder doch jonger dan 65 jaar slechter af zou zijn dan een belanghebbende van 18, 19 of 20 jaar in overigens vergelijkbare omstandigheden, Iigt het voor de hand dat het college eveneens op grond van artikel 18 lid 1 WWB de bijstand aanpast (zie ook de artikelsgewijze toelichting bij artikel 2 van de Toeslagenverordening.) 3. Berekening toepasselijke bijstandsnorm In de WWB is -in tegenstelling tot in de Abw- niet voorgeschreven dat in gevallen waarin zowel de toeslag als de norm verlaagd kunnen worden, de verlaging met voorrang op de toeslag dient plaats te vinden. De reden van het vervallen van het voorschrift is gelegen in de financieringsstructuur van de WWB, waarbij het niet uitmaakt of de norm of de toeslag verlaagd wordt. Voor de toepassing van de leeftijdsverlaging maakt dit echter wel uit. Omdat noch uit de wettekst noch uit de Memorie van toelichting kan worden opgemaakt dat de wetgever heeft beoogd de leeftijdsverlaging een zwaarder gewicht te geven, blijft het bij voorrang toepassen van de veri aging op de toeslag de aangewezen volgorde. In de praktijk leidt dit overigens alleen bij de combinatie verlaging wegens woonsituatie en leeftijdsverlaging (een andere verlaging is niet mogelijk in combinatie met de leeftijdsverlaging) tot verschillende uitkomsten. Bovenstaande in acht nemend kan hoogte van de uitkering algemene bijstand voor personen van 21 tot 65 jaar als voigt worden berekend: 1. basisnorm; 2a. optellen toeslag (alleen bij alleenstaanden en alleenstaande ouders); of 2b. korten met verlaging wegens het de/en van een woning met anderen (alleen bij gehuwden); 3. korten met verlaging wegens woonsituatie; 4. korten met verlaging schoolverlater. De uitkomst van deze berekening laat een eventueel aan de orde zijnde afstemming van de bijstand bij wijze van individualisering onverlet. Artikelsgewijze toelichting Artikel 1 Er is voor gekozen om begrippen die reeds zijn omschreven in de WWB of Awb niet afzonderlijk te definieren in de Verordening. Dit voarkomt dat in geval van wijziging van betreffende definities in de WWB ook deze verordening moet worden gewijzigd. Voor het gebruik van het begrip gehuwdennorm is gekozen, omdat de hoogte van deze norm in de WWB zelf wordt gegeven in artikel 21 onder c WWB. Dit bedrag is feitelijk gelijk aan het netto minimum loon. am een persoon als verzorgingsbehoevende in de zin van de Toeslagenverordening aan te kunnen merken, moet belanghebbende aannemelijk maken, dat deze door hem verzorgde persoon bij ontsteltenis van de verzorging zou zijn aangewezen op een verpleeg- of verzorgingstehuis. Er moet een duidelijke indicatie zijn op grond waarvan de verzorgingsbehoevendheid kan worden aangenomen, bij voorkeur een verklaring van deze strekking die is afgegeven door een arts. 5

Het feit dat een belanghebbende als verzorger van een verzorgingsbehoevende is aan te merken is overigens geen reden om hem te ontheffen van de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te zoeken en te aanvaarden. Artikel 2 Hoewel de tekst van de artikelen 26, 27 en 28 WWB ook categoriale verlagingen mogelijk maakt voor belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar, moet dit niet opportuun geacht worden. De normen van artikel 20 WWB zijn laag vastgesteld, vanwege de onderhoudsplicht van de ouders van belanghebbenden. Betreffende ouders kunnen bijvoorbeeld voldoen aan hun onderhoudsplicht door hun kind bij hen in te laten wonen of de huur voor hen te betalen. In dergelijke gevallen zou als het ware 'dubbel gekort' worden als hierdoor ook nog krachtens de Toeslagenverordening de uitkering verlaagd zou worden. Bovendien zou de toepassing van de categoriale verlagingen op belanghebbenden van 18, 19 of 20 jaar de uitvoering van de Toeslagenverordening nodeloos ingewikkeld maken. Mocht evenwel het niet toepassen van de verordening op de jongerennorm van artikel 20 WWB onredelijke uitkomsten geven, dan blijft het college bevoegd om op grond van artikel18 lid 1 WWB de bijstand lager vast te stellen. In de praktijk zal dit zich gezien de geringe hoogte van de jongerennorm niet veelvuldig voordoen, maar te denken valt aan de situatie waarin gehuwden met een kind in een kraakpand wonen. De gehuwdennorm van artikel 21 onder c WWB minus de verlaging van artikel 5 onder a van de Toeslagenverordening leidt tot een lager bed rag aan bijstand dan de norm van artikel 20 lid 2 onder c WWB. In dergelijke uitzonderlijke situaties moet het college gebruik maken van zijn bevoegdheid tot individualiseren. De in het tweede lid opgenomen verplichting voor het college om -zo nodig in afwijking van de uit de Toeslagenverordening voortvloeiende hoogte van de bijstand- de bijstand anders vast stellen, als dat gelet op de omstandigheden, mogelijk en middelen van belanghebbende opportuun is, voigt uit artikel 30 lid 4 WWB. De individualiseringsplicht geldt evenzeer in situaties waarin de Toeslagenverordening niet voorziet. Om hierover bij de uitvoering van de Toeslagenverordening geen misverstand te laten bestaan is er voor gekozen om deze plicht expliciet in de Toeslagenverordening op te nemen. Artikel 3 Lid 1 De hoogte van 20 procent van de gehuwdennorm als hoogte van de toeslag voor de alleenstaande of alleenstaande ouder in wiens woning geen ander zijn hoofdverblijf heeft is verplicht op grond van artikel 30 lid 2 onder a WWB. Lid 2 De toeslag bedraagt ook 20 procent van de gehuwdennorm als de belanghebbende op grond van een commerciele overeenkomst als onderhuurder of als kostganger zijn hoofdverblijf in de woning heeft, tenzij het inwoning betreft bij zijn ouder(s) of grootouders. In dat geval is het derde lid van toepassing met een verlaging van de toeslag met 10 procent. Lid 3 Ingeval in de woning een ander zijn hoofdverblijf heeft, wordt verondersteld dat er noodzakelijke kosten van het bestaan gedeeld kunnen worden (bijvoorbeeld huur en stookkosten). Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Oat is een verantwoordelijkheid van belanghebbende zelf. Zolang er geen sprake is van een gezamenlijke huishouding moet er echter van worden uitgegaan dat niet aile kosten gedeeld kunnen worden. Een toeslag blijft op zijn plaats. In de toeslagenverordening is daarom gekozen voor een toeslag van 10 procent van de gehuwdennorm in het geval één of meer anderen in dezelfde woning zijn hoofdverblijf hebben. Woont op basis van een commercieel contract meer dan één huurder of kostganger in, dan is de toes lag 0% op grond van lid 4. Lid 5 Hier wordt geregeld dat meerderjarige kinderen met een eigen inkomen niet meetellen als personen die in de woning hun hoofdverblijf hebben. Daarbij is nadrukkelijk overwogen dat het niet gewenst is de hoogte van de uitkering van de alleenstaande ouder afhankelijk te laten zijn van het inkomen van het kind. 6

Aangezien betreffende kinderen niet in de bijstand begrepen zijn, is het aan de alleenstaande ouder om zodanige inlichtingen te verstrekken dat kan worden vastgesteld of de onderdelen a, b of c van toepassing zijn. In onderdeel d van het derde lid wordt geregeld dat zorgbehoevenden eveneens niet worden meegeteld als personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Uitgangspunt daarbij is dat het niet wenselijk is om belanghebbende vanwege deze verzorgingstaken te confronteren met een lagere toeslag. Artikel 4 In de gehuwdennorm is reeds rekening gehouden met het feit dat beide echtgenoten de kosten van hun huishouden volledig kunnen delen met elkaar. Indien in de woning nog een ander zijn hoofdverblijf heeft, kunnen de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan nog verder gedeeld worden. Daarbij is de mate waarin de kosten ook daadwerkelijk gedeeld worden niet van belang. Oat is een verantwoordelijkheid van belanghebbenden zeit. Gekozen is voor een verlaging van 10 procent van de gehuwdennorm, ongeacht het aantal anderen dat in de woning zijn hoofdverblijf heeft, behalve als op commerciële basis meer dan één persoon inwonend is. Dan bedraagt de verlaging 20 procent. In het derde lid wordt geregeld dat kinderen met een eigen inkomen niet meetellen als inwonenden. Zorgbehoevenden worden eveneens niet meegeteld als personen die in dezelfde woning hun hoofdverblijf hebben. Uitgangspunt daarbij is dat het niet wenselijk is om belanghebbenden vanwege deze verzorgingstaken te confronteren met een verlaging van de norm. Artikel 5 Artikel 27 WWB geeft het college de mogelijkheid de norm of de toeslag te verlagen in zoverre de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft ten gevolge van zijn woonsituatie. Artikel 27 WWB is aanvullend bedoeld op de artikelen 25 en 26 WWB. Ten opzichte van artikel 35 lid 1 Abw is artikel 27 WWB ruimer. Artikel 35 lid 1 Abw voorzag enkel in een verlaging in het geval aan de door belanghebbende bewoonde woning geen woonkosten verbonden waren. Blijkens de toelichting op 27 WWB is de verruiming bedoeld om ook ingeval er helemaal geen woning wordt bewoond, een verlaging te kunnen toepassen. In dit artikel is onder a een verlaging opgenomen voor de situatie dat aan de woning voor belanghebbende geen woonkosten zijn verbonden. Het wordt nodeloos ingewikkeld geacht om hier ook nog onderscheid te maken naar de mate waarin woonkosten ontbreken. Indien een belanghebbende uitzonderlijk lage woonkosten heeft, kan dat uiteraard wel aanleiding zijn om met toepassing van artike/18 lid 1 WWB de bijstand lager vast te stellen. In de verordening wordt overigens niet het begrip 'woonkosten' gehanteerd, maar 'kosten van huur of hypotheeklasten'. Daarmee wordt duidelijk, dat het hebben van kosten voor water, gas, Iicht en dergelijke, voor belanghebbende niet afdoende is om een verlaging op grond van dit artikel te voorkomen. Dit verdraagt zich ook met de invulling die de Centrale Raad van Beroep heeft gegeven aan de invulling van het begrip woonkosten in de zin van artikel 35 lid 1 Abw (zie CRvB 06-11-2001, nrs. 99/7 en 99/29 NABW en CRvB 06-05-2003, nr. 00/4951 NABW). In onderdeel b wordt de verlaging ingeval er door een belanghebbende in het geheel geen woning bewoond vastgesteld op 10 procent van de gehuwdennorm. Dit is in overeenstemming met de toelichting op artikel 27 WWB. Een belanghebbende die geen woning bewoond wordt geacht lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan te hebben vanwege het ontbreken van woonkosten. Niettemin zijn de kosten van het bestaan niet zoveellager als voor een belanghebbende die kostenloos woont in een woning. De hoogte van een verlaging krachtens dit artikel heeft geen invloed op de wijze waarop de bijstand verleend moet worden. Indien bijstand verleend wordt aan daklozen, kan het college gebruik maken van zijn bevoegdheid om een budgetteringsplicht op te leggen of de bijstand in natura (in de vorm van opvang) te verlenen. Overigens geschiedt de verlening van bijstand aan belanghebbenden zonder ad res als bedoeld in artikel1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op grond van artikel 40 lid 1 en 7

2 WWB door bij am vb (Bijstandsbesluit adreslozen) aan te wijzen centrumgemeenten (Breda). Maar niet elke belanghebbende zonder woning is een adresloze in de zin van aangehaalde wet.belanghebbende kan immers ook de beschikking hebben over een postadres bij familie of een instantie. Artikel 6 Aan schoolverlaters kan maximaal een halfjaar een verlaging opgelegd worden van 15% van de gehuwdennorm op de norm of de toeslag. Artikel 28 WWB biedt deze mogelijkheid. In aile gevallen van schoolverlating wordt dit artikel met voorrang toegepast. Voor het met voorrang toepassen van de schoolverlatersverlaging is gekozen, opdat een 21- of 22- jarige schoolverlater niet beter af is op grond van artikel 7 dan een 23-jarige schoolverlater op grond van artikel 6 van deze verordening. In het tweede lid is bepaald dat bij toepassing van artikel 7 dit artikel niet wordt toegepast. Dit vloeit voort uit de verplichting van artikel 30, tweede lid onder b WWB om in de verordening vast te stellen dat de schoolverlatersregeling niet gelijktijdig kan worden toegepast met de verlaging voor 21- en 22 jarigen (Ieeftijdsverlaging). Artikel 7 Artikel 29 WWB geeft het college de bevoegdheid om een verlaging toe te passen (uitsluitend) op de toeslag indien het van oordeel is dat, gezien de hoogte van het minimum jeugdloon, er een drempel zou kunnen zijn om werk te aanvaarden. Aangezien het minimum jeugdloon voor een 21-jarige lager is dan dat voor een 22-jarige Iigt het voor de hand om voor een 21-jarige een grotere verlaging toe te passen dan voor een 22-jarige. De kosten van het bestaan zijn hoger voor de belanghebbende die zelfstandig woont in vergelijking met degene die nog thuis bij de ouders woont (thuiswonend). Om die reden vindt een onderscheid plaats tussen deze twee categorieen. Ais er geen toeslag wordt verstrekt op grond van artikel 3 van deze verordening, kan er ook niet verlaagd worden. Ais op grond van artikel 3 slechts een toeslag van 10 procent wordt verstrekt, wordt de verlaging van dit artikel beperkt tot 10 procent. Dit wordt voor de duidelijkheid vastgelegd in het derde lid. Artikel 8 De verschillende verlagingen in de Toeslagenverordening zien op verschillende omstandigheden bij belanghebbende en kunnen elk afzonderlijk als redelijk in betreffende omstandigheden worden aangemerkt. Zonder dit artikel zou dat echter kunnen betekenen, dat -vooral in situaties waarin de schoolverlatersverlaging of de leeftijdsverlaging in combinatie met een van de andere verlagingsgronden aan de orde is- het college de bijstand vanwege deze samenloop dermate laag zou moeten vaststellen, dat er feitelijk geen sprake meer zou zijn van adequate bijstandsverlening. In voorkomende gevallen zou het college op grond van artikel18 lid 1 WWB de bijstand hoger moeten vaststellen. Daarom is er voor gekozen om reeds in de Toeslagenverordening een minimum bedrag vast te leggen, waarop het college de bijstand (inclusief eventuele toeslag en verlagingen) tenminste moet vaststellen. Artikel 9 Evenals de uitvoering van de WWB Iigt de uitvoering van de Toeslagenverordening bij het college. Artikel 10 Voor de te gebruiken citeertitel is aansluiting gezocht bij de terminologie van de wetgever, als gebruikt in de toelichting bij artikel 3 Invoeringswet WWB (zie TK 2002-2003, 28 960, nr. 3, p. 8). 8

Bijage: Overzicht wiizigingen toeslagenverordening WWB 2007: 1. Artikel1 en 2: toegevoegd zijn kopjes boven aan de artikelen ("Begripsomschrijving" en "Doelgroep"), want deze artikelen hadden in tegenstelling tot de andere geen kopjes. 2. Opschrift hoofdstuk 2: deze heet: "Criteria vaor het verhagen van de bijstandsnorm". De bijstandsnorm echter is de basisnorm én de toes/ago Dus daar valt niets meer te verhogen (hooguit verlagen). Daarom wordt voorgesteld het opschrift te hernoemen in: "Criteria voor het verhogen van de basisnorm of uitkering" of "Criteria voor het verstrekken van een toeslag ". Vooral dit laatste dekt de lading nog het meest. 3. Artikel 3 lid 2: veranderd is het laatste deel van de zin: "de haofdbewoner af kostganger" is hernoemd tot" de belanghebbende". Dit maakt duidelijker dat het gaat om de belanghebbende (de klant), hier in de hoedanigheid van onderhuurder/kostganger. Onduidelijkheid scheppen de woorden hoofdbewoner en kostganger. De leesbaarheid van dit artikel wordt hiermee vergroot. 4. Artikel 6: toegevoegd is een tweede lid dat bepaalt dat bij toepassing van artikel 7, dit artikel niet wordt toegepast. Dit vloeit voort uit de verplichting van artikel 30, tweede lid onder b WWB om in de verordening vast te stellen dat de schoolverlatersregeling niet gelijktijdig kan worden toegepast met de verlaging voor 21- en 22 jarigen (Ieeftijdsverlaging). 5. Artikel 7: de verlaging van de toeslag voor 21- en 22-jarigen is dusdanig aangepast dat een thuiswonende 21-jarige geen toeslag krijgt (tot nu 5%) en een thuiswonende 22-jarige 5% krijgt (tot nu toe 10%). Ook is aangepast de woordcombinate "zonder zelfstandige woanruimte" in "thuiswonend' en "met zelfstandige woanruimte" in "zelfstandig wonende" (uitwonende). Juist dit onderscheid in thuis- en uitwoning is de bedoeling. Het begrip "zelfstandige woonruimte" heeft immers een andere juridische betekenis (boek 7 BW, huurrecht): zelfstandig woonruimte is woonruimte met een eigen voordeur en eigen san voorzieningen en niet-zelfstandige woonruimte is woonruimte zonder eigen voordeur en voorzieningen. ita ire 6. Artikel 7: toegevoegd is een derde lid dat bepaalt dat als er geen toeslag wordt verstrekt op grond van artikel 3 van deze verordening, er ook niet verlaagd kan worden. Ais op grond van artikel 3 slechts een toeslag van 10 procent wordt verstrekt, wordt de verlaging van dit artikel beperkt tot 10 procent. Dit is alleen voor de duidelijkheid vastgelegd in het derde lid, hoewel dit uit het systeem zelf voigt. 7. Toelichting artikel 3: toelichting per lid inzichtelijk gemaakt en verduidelijking van lid 2. 8. Toelichting artikel 6 en 7: vanwege de uitbreiding van de artikelen zelf. 9. Toelichting artikel 8: overname van de toelichting uit de modelverordening aangezien de huidige toelichting te mager en indirect is. Daarnaast zijn spelfouten e.d. eruit gehaald en is her en der de taal (niet inhoudelijk) aangepast. Ook is de lay-out aangepast aan de andere verordeningen (Iettergrote, afstanden etc.)