THEMAREEKS: 10 GEBODEN PLEEG GEEN OVERSPEL 30 oktober 2016 8:30 uur / 10:30 ds. W. Gugler VOORGANGER - ds. W. Gugler Michiel Nieboer OUDERLING Wim van Vliet Ans Kuus - ORGANIST Wieger Jan Schaap Jacquelien Simon - LECTOR - Gert Broekhuis Niels Kuyt - KOSTER N. Kuyt / H. Hoorn
Intocht: Psalm 139 1 Heer, die mij ziet zoals ik ben, dieper dan ik mijzelf ooit ken, kent Gij mij, Gij weet waar ik ga, Gij volgt mij waar ik zit of sta. Wat mij ten diepste houdt bewogen, t ligt alles open voor uw ogen. 7 Gij hebt mij immers zelf gemaakt, mij met uw vingers aangeraakt, met toegewijde tederheid mijn nieren en mijn hart bereid, mij in de moederschoot geweven, mij met uw wonderen omgeven. Votum & groet Gebed Opw. 44 / OTH 91 1 Geprezen zij de Heer die eeuwig leeft. Die vol ontferming ieder troost en alle schuld vergeeft. Die heel het aards gebeuren vast in handen heeft. 2 Verdreven is de schaduw van de nacht. En wie Hem wil aanvaarden wordt eens veilig thuisgebracht. Voor hem geldt ook dit wonder: alles is volbracht. Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam. Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam. 2
3 Hij doet ons dankbaar schouwen in het licht, dat uitstraalt van het kruis, dat eens voor ons werd opgericht. En voor ons oog verrijst een heerlijk vergezicht. Leefregel Hem zij de glorie, want Hij die overwon, zal nooit verlaten wat zijn hand begon. Halleluja. Geprezen zij het Lam, dat de schuld der wereld op Zich nam. Opw. 42 / OTH 444 KinderNevenDienst (alleen in de dienst van 10:30 uur) Schriftlezing: Genesis 2: 15-24 15 God, de HEER, bracht de mens dus in de tuin van Eden, om die te bewerken en erover te waken. 16 Hij hield hem het volgende voor: Van alle bomen in de tuin mag je eten, 17 maar niet van de boom van de kennis van goed en kwaad; wanneer je daarvan eet, zul je onherroepelijk sterven. 18 God, de HEER, dacht: Het is niet goed dat de mens alleen is, ik zal een helper voor hem maken die bij hem past. 19 Toen vormde hij uit aarde alle in het wild levende dieren en alle vogels, en hij bracht die bij de mens om te zien welke namen de mens ze zou geven: zoals hij elk levend wezen zou noemen, zo zou het heten. 20 De mens gaf namen aan al het vee, aan alle vogels en alle wilde dieren, maar hij vond geen helper die bij hem paste. 21 Toen liet God, de HEER, 3
de mens in een diepe slaap vallen, en terwijl de mens sliep nam hij een van zijn ribben weg; hij vulde die plaats weer met vlees. 22 Uit de rib die hij bij de mens had weggenomen, bouwde God, de HEER, een vrouw en hij bracht haar bij de mens. 23 Toen riep de mens uit: Eindelijk een gelijk aan mij, mijn eigen gebeente, mijn eigen vlees, een die zal heten: vrouw, een uit een man gebouwd. 24 Zo komt het dat een man zich losmaakt van zijn vader en moeder en zich hecht aan zijn vrouw, met wie hij één van lichaam wordt. Gezang 326 4 Maar wie op t woord vertrouwen dat uitging uit Gods mond, die kunnen veilig bouwen, hun huis heeft vaste grond. Des Heren woord maakt vrij van dienst aan vreemde machten; in t woord herkennen wij zijn plannen en gedachten. Het rijk is ons nabij! 3 De geesten onderscheiden, gaf God ons als gebod; wie t woord der waarheid mijden, weerstaan het rijk van God. Hoe bouwen zij op zand! Straks zal hun huis bezwijken, t houdt in de storm geen stand. Dan zal aan ieder blijken der dwazen onverstand. 5 O Gij die wilt ontmoeten wie vragen naar uw wil, zie hoe wij aan uw voeten zitten en luistren stil. Geef dat tot U, o Heer, t woord van uw welbehagen niet ledig wederkeer, maar dat het vrucht mag dragen, uw grote naam ter eer. 4
Schriftlezing : Spreuken 5: 1-18 1 Mijn zoon, luister naar mijn wijsheid, schenk mijn inzicht een aandachtig oor, 2-3 opdat bezonnenheid je blijft behoeden, kennis over je waakt bij wat je zegt tegen een lichtzinnige vrouw. Van haar lippen komen gladde praatjes, haar mond spreekt honingzoete woorden, 4 maar uiteindelijk zijn ze als gif zo bitter, zo scherp als een tweesnijdend zwaard. 5 Haar pad voert naar het graf, haar voeten dalen af in het dodenrijk. 6 Ze wil dat je de weg die naar het leven leidt niet inslaat, haar valse sporen volg je zonder dat je het beseft. 7 Daarom, mijn zonen, luister naar mij, wijk nooit af van wat ik zeg. 8 Blijf bij zo n vrouw vandaan, houd afstand van haar woning. 9 Want je zult bij anderen je eer verkwanselen, je verspeelt je leven aan die wrede vrouw. 10 Van wat jij zo moeizaam hebt verworven, genieten vreemde mannen in de woning van die afgedwaalde. 11 En uiteindelijk, wanneer er niets meer van je over is, schreeuw je het uit: 12 Waarom heb ik wat mij is geleerd verworpen? Elke waarschuwing heb ik veracht. 13 Waarom heb ik niet geluisterd naar mijn leraren? Ik sloot mijn oren voor hun raad. 14 Nu ben ik bijna te gronde gegaan, voor ieders blik, voor het oog van alle mensen. 15 Drink water uit je eigen bekken, ga naar de stromen van je eigen bron. 16 Je wilt toch niet dat ze de vrije loop krijgen en de pleinen overstromen? 17 Ze zijn van jou, van jou alleen, 5
laat niemand anders ervan drinken. 18 Moge je bron gezegend zijn, moge de geliefde van je jeugd je vreugde geven. Preek Gezang 437 1 Vernieuw Gij mij, o eeuwig Licht! God, laat mij voor uw aangezicht, geheel van U vervuld en rein, naar lijf en ziel herboren zijn. 2 Schep, God, een nieuwe geest in mij, een geest van licht, zo klaar als Gij; dan doe ik vrolijk wat Gij vraagt en ga de weg die U behaagt. 3 Wees Gij de zon van mijn bestaan, dan kan ik veilig verder gaan, tot ik U zie, o eeuwig Licht, van aangezicht tot aangezicht. Gebeden Collectes Slotlied OTH 151 / Opw. 124 1 Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Niet eenzaam ga ik op de vijand aan. Sterk in uw kracht, gerust in uw bescherming. Ik bouw op U en ga in uwen Naam. 6
Zegen 2 Gelovend ga ik, eigen zwakheid voelend. En telkens meer moet ik uw kracht verstaan. Toch rijst in mij een lied van overwinning. Ik bouw op U en ga in uwen Naam. 3 Ik bouw op U, mijn Schild en mijn Verlosser. Gij voert de strijd, de huld is U gewijd. In t laatste uur zal k zegevierend ingaan in rust met U die mij heeft voortgeleid. 7