JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders. Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

Vergelijkbare documenten
JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN 2018

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN 2010

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN 2009

Verslag Nestkasten 2010 Fûgel en Natoerbeskermingswacht Eastermar

Eerste indruk broedseizoen 2013 voor nestkastbroeders Door Leo Ballering en Ronald Beskers, NESTKAST

In het hieronder staande overzicht worden de resultaten weergegeven, van 2013 en Jongen uitgevlogen totaal

Nestkastencontrole op landgoed Het Jagershuis periode

Jongen uitgevlogen totaal

NESTKASTENVERSLAG 2016 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

Nestkasten op het Landgoed Dorth in 2010

NESTKASTENVERSLAG NVWG De GRUTTO 2017

Vogelwacht Akkerwoude e.o.

Nestkasten Landgoed Dorth in 2013

KERKUILEN WERKGROEP TWENTE

NIEUWSBRIEF 2018 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Vogeltrekstation. wetenschappelijke vragen maar heeft ook maatschappelijk nut, jaarcyclus, als overwinterings-gebied

(nestkastproject) Koningshof

(nestkastenproject) Golfbaan Welschap

Historische Boerenzwaluwgegevens ondergebracht in het Meetnet Nestkaarten

Nestkasten op het Landgoed Dorth in 2008

N.O.P. Papegaaienpark

De Nationale Week van de Nestkast 2007

De volgende grafiek laat zien hoe het totaal van alle aangemelde nestkasten is verdeeld over de verschillende gebieden. 36%

Nestkasten op het Landgoed Dorth in 2011

Er zijn drie tellingen waaraan u mee kunt doen. Deze tellingen staan los van elkaar dus u kunt zelf bepalen aan welke tellingen u mee wilt doen.

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Nestkasten Landgoed Dorth in 2014

Nestkasten op het Landgoed Dorth in 2012

Hieronder de resultaten over 2012 en 2011 van nestkasten rond het eigen erf van H. Kaptein: Jongen uitgevlogen totaal

Reproductie en broedbiologie

WETENSCHAPPELIJK VERSLAG 2018

KORT VERSLAG MONITORINGRESULTATEN GIERZWALUWNESTKASTEN

NESTKASTENVERSLAG 2013 NATUUR- EN VOGELWERKGROEP DE GRUTTO

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Steenuilenbescherming verslag Steenuilenwerkgroep Echt-Susteren Geco Visscher Fred van Geneijgen

Nestkasten op het Landgoed Dorth in 2009

NIEUWSBRIEF 2017 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Actuele verspreiding, trends en broedsucces van Steenuilen in Nederland

De Nationale Week van de Nestkast 2006

Broedseizoen 1999 in Achterhoek en Liemers

Broedvogels van de begraafplaats Soerenseweg in Apeldoorn 2015

Aantal gevonden legsels in 2008

Kerkuilbroedgegevens 2011 Regio 18 Noord-Brabant, subregio 14 de Kempen Vogelwerkgroep De Kempen

Kerkuilen Werkgroep Bevelanden. Bron: Stichting Kerkuilen Werkgroep Nederland. Foto: Andre Eijkenaar

Jaarverslag Werkgroep inventarisatie Vogelwacht Akkerwoude e.o. Samenstelling/vormgeving: J.A. Wagenaar - 1 -

NVWK geeft de erven vleugels. Module 3 vogels tellen

Goois Nestkast Onderzoek

De Steenuil in 2000 Broedbiologische data aan de hand van de nestkaarten uit 2000

Kerkuilen Werkgroep Bevelanden. Bron: Stichting Kerkuilen Werkgroep Nederland. Foto: Andre Eijkenaar

De vogelbevolking van de nestkasten op Koningshof van 1978 tot en met 2000.

De Bosuil bij Beleef De Lente 2015

Koninklijke Belgische Ornithologische Federatie(K.B.O.F.) N.L.V.K. DE GOUDVINK LOMMEL Naam v/h werkgebied: Blekerheide Nestkasten verzamelstaat 2015

Na het karteren is het zoeken van het

VOGELRINGSTATION KLARENBEEK JAARVERSLAG 2015

Broednieuws 25. Een vroege start van de eileg in 2011 en ander nieuws uit het Meetnet Nestkaarten. Awie de Zwart

Aantal dode jongen. Aantal Uitgevlogen. jongen

Op Europees niveau is de soort in de periode met 52% afgenomen, en ten opzichte van 1990 met 6%.

Jaarverslag Gegevens Stichting NestkastLIVE. Verslag van het bestuur

Goois Nestkast Onderzoek. Vogelwerkgroep Het Gooi en Omstreken

Broedresultaten steenuil 2007

Broedvogels van de HAPERTSE HEIDE

Nieuwsbrief Vogelwerkgroep IVN Oisterwijk

Tuinvogels. Meer over onze koolmezen. Even voorstellen. Hier wonen ze. Echte natuur. Meer over de koolmees

Broedvogelinventarisatie Noorlaarderbos 2012 M.Wijnhold

NIEUWSBRIEF 2015 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Van ei tot vogel. Rekenen met eieren. Vogels in de klas. groep 5-6. Leerkracht. Lesduur: Inhoud in het kort. Leerdoelen: Lesdoelen: Materiaal

NIEUWSBRIEF 2016 HET HEXEL. Broedresultaten en waarnemingen nestkastenproject

Haaksbergen. Bescherming Steenuil, Kerkuil, Bosuil, Torenvalk JAARVERSLAG. Uilenwerkgroep Haaksbergen. in Haaksbergen en Omgeving

De kerkuil is laat dit jaar, alle reacties op een rij.

Inventarisatie ketelhuis

Operatie «Chlorophylle» - Tweede verslag (maart 2008)

Notitie inspectie bomen Molenbeek Sittard 2011

Koolmezen in Gent, Dendermonde en Sint-Niklaas: een dramatisch broedseizoen in 2015

Nationale Tuinvogeltelling 2012 enkele cijfers en getallen op een rij*

Voorlopige verspreidingskaarten Atlasproject (broedvogels)

Jaarverslag steenuilen uitgebreide versie

Jaarverslag Werkgroep broedzorg Vogelwacht Akkerwoude e.o. Samenstelling/vormgeving: J.A. Wagenaar - 1 -

Nationale Tuinvogeltelling 2010

Vestiging en recente toename van Raven als broedvogel in Noord Brabant

Haaksbergen. Bescherming Steenuil, Kerkuil, Bosuil, Torenvalk in Haaksbergen en Omgeving JAARVERSLAG. Uilenwerkgroep Haaksbergen

VOGELRINGSTATION KLARENBEEK JAARVERSLAG 2014

NIEUWSBRIEF OVER HET JAAR 2013

Verslag Vogelwerkgroep IVN Vijlen-Vaals en Gemeente Vaals 2014

Broedvogelinventarisatierapport. Heseveld, Nijmegen. Marc de Bont Nijmegen, juli 2013

De roofvogels en uilen in het bosgebied Buikheide - Halve Mijl in 2001

NESTKASTENVERSLAG 2011:

Kerkuilen Werkgroep Zeeuws-Vlaanderen. Bron: Stichting Kerkuilen Werkgroep Nederland. Foto: Andre Eijkenaar

Broednieuws 23. Weer een nieuwe versie van de Digitale Nestkaart! Belangrijke informatie voor ringers. Awie de Zwart

Jaarverslag Gegevens Stichting NestkastLIVE. Verslag van het bestuur

KORT VERSLAG MONITORINGRESULTATEN GIERZWALUWNESTKASTEN

Verslag 2017 Uilenwerkgroep de Oelenwappers

K.N.N.V. afd. Vriezenveen

Transcriptie:

JAARVERSLAG BROEDSEIZOEN 2015 Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders

NESTKAST wordt gevormd door de volgende personen / organisaties Leo Ballering Vogelwacht Uden e.o. www.vogelwachtuden.nl Ronald Beskers VWG het Gooi en omstreken www.vwggooi.nl Henri Bouwmeester VWG NIVON Goor en NIOO www.nivongoor.nl Henk van der Jeugd Ringcentrale / Vogeltrekstation www.vogeltrekstation.nl Chris van Turnhout, Jeroen Nienhuis & Frank Majoor SOVON Vogelonderzoek Nederland www.sovon.nl Louis Vernooij & Marcel Visser Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO - KNAW) www.nioo.knaw.nl Deze publicatie is mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van VWG Het Gooi en Omstreken. Foto voorzijde: Draaihals voor nestkast (Henri Kats)

Jaarverslag broedseizoen 2015 Inhoudsopgave 1. Samenvatting 3 2. Inleiding 4 3. Materiaal en methoden 5 3.1. Begripsbepaling 5 4. Resultaten broedseizoen 2015 7 4.1. Aantal kasten en bezettingsgraad 7 4.2. Soortenrijkdom 7 4.3. Koolmees 10 4.4. Pimpelmees 11 4.5. Bonte vliegenvanger 12 4.6. Boomklever 14 4.7. Spreeuw 15 4.8. Ringmus 16 4.9. Zwarte mees 17 4.10. Bosuil 17 4.11. Gekraagde Roodstaart 18 4.12. Holenduif 19 4.13. Andere soorten 20 5. Discussie 24 5.1. Broedseizoen 2015 laatgemiddelde legbegin en recordlage legselgroottes voor Kool- en Pimpelmees! 24 6. Opmerkelijke zaken 25 6.1. Dode Koolmezen door pindas... 25 6.2. Boomklevers met grootheidswaanzin 25 6.3. Gemengde nesten 26 6.4. Nestkastjesgekte 26 6.5. Verschil tussen legsels Bonte vliegenvanger en Gekraagde roodstaart 27 6.6. Broedende brilduikers en nonnetjes in nestkasten 28 6.7. Predatie door muizen 30 6.8. Huiszwaluwen in gewone nestkasten 30 7. Korte artikelen 32 7.1. Joost Tinbergen stopt met zijn Koolmezen onderzoek 32 7.2. Het notaboekje van de 21ste eeuw voor het mezenonderzoek aan de Universiteit Antwerpen 32 7.3. Bouwplan nestkast model Wage ningen 34 7.4. De Bosuil bij Beleef de Lente 2015 35 8. Appendix 39 9. Weeroverzicht broedseizoen 2015 40 9.1. Lente 2015 (maart, april, mei) 40 9.2. Zomer 2015 (juni, juli, augustus) 40 9.3. Fenologisch overzicht Lente 2015 41 1

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders Broedende Bonte vliegenvanger op zeven eieren, Fotograaf Gerard Broekgerrits 2

Jaarverslag broedseizoen 2015 1. Samenvatting Dit is het zevende landelijke jaarverslag van NESTKAST (NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders). Dit is het netwerk waarin amateur nestkastonderzoekers (controleurs en ringers), professionele nestkastonderzoekers (NIOO-KNAW, Nederlands Instituut voor Ecologie), het Vogeltrekstation (VT) en Sovon Vogelonderzoek Nederland bij elkaar komen voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens, wetenswaardigheden en ervaringen op het gebied van nestkastenonderzoek. NESTKAST richt zich speciaal op kleine zangvogels (mezen, mussen, vliegenvangers, etc.) en enkele andere soorten waarvoor geen landelijke werkgroep voor gegevensinzameling is, zoals Bosuilen. Naast de kengetallen voor de legsels van nestkastbroeders zijn er in dit verslag ook bijdrages over opmerkelijke zaken die zich op en rond nestkasten voordeden. In 2015 ontving NESTKAST gegevens van 125 deelnemende nestkastwerkgroepen en/of Sovon controleurs, verdeeld over 317 terreinen Van het broedseizoen 2015 zijn in totaal de gegevens van 16.830 nestkasten ontvangen, dat is weer een stijging t.o.v. de vorige jaren, zie Tabel 1. Van deze kasten waren er 13.870 bezet; de gemiddelde bezettingsgraad was dus 82,4% (verzamel) dat is gemiddeld over de laatste paar jaar en indicatief voor een redelijk broedseizoen. Uit deze kasten zijn gegevens van 12.731 legsels ontvangen, die samen, over alle soorten, 92.001 eieren hadden. Daarvan kwamen er 74.312 jongen uit en zijn er in totaal 63.493 uitgevlogen jongen gemeld. De lente was vrij koel, droog en zeer zonnig, de zomer die volgde was, daarentegen, vrij warm en zonnig maar ook natter dan normaal. Het broedseizoen van 2015 was daardoor ook totaal anders dan die van 2014. Doordat het vrij koel was kwam de nestbouw en eileg van de meeste soorten laat opgang, bijna twee weken later dan in het vroegte recordjaar 2014 maar niet zo laat als in het nóg koudere voorjaar van 2013. Dat geldt met name voor Kool en Pimpelmees, die resp. dertien en elf dagen later waren dan vorig jaar. De Ringmus was nog nooit zo laat als in dit jaar maar ook de Boomklever was zeven dagen later dan vorig jaar. Laatgemiddeld was ook de Bonte vliegenvanger en vroegemiddeld was de Spreeuw. De Zwarte mees, Bosuil en Gekraagde roodstaart begonnen hun eileg gewoon op een gemiddelde datum. Het gemiddelde nestsucces (percentage van de nesten dat minimaal één vliegvlug jong oplevert, berekend met behulp van de Mayfield-methode) was gemiddeld voor de meeste soorten, met name voor de Koolmees, Bonte vliegenvanger, Boomklever, Spreeuw en Zwarte mees. Iets beter, maar niet extreem, noem het hooggemiddeld, was het voor de Bosuil en Ringmus. Alleen voor de Pimpelmees, Gekraagde roodstaart en Holenduif was het nestsucces laaggemiddeld. De legselgroottes van de Koolmees en Pimpelmees waren zeer laag! Dit waren de kleinste legsels voor het eerste legsels over de reeks vanaf 1980. Voor beide soorten was dit ongeveer één ei kleiner dan het gemiddelde: voor de Koolmees 7,3 tegen 8,5 (-14%) en voor de Pimpelmees 9,2 tegen 10,2 (-10%). Voor beide soorten is deze vermindering al sinds 2010 / 2011 aan de gang! De Zwarte mees volgde dit patroon niet, voor die soort was de gemiddelde legselgrootte van 7,9 eieren juist hooggemiddeld. Ook de Bonte vliegenvanger had een laaggemiddelde legselgrootte. De andere legselgroottes van Boomklever, Ringmus, Spreeuw,Bosuil, Gekraagde roodstaart en Holenduif waren over het algemeen gemiddeld. Het vervolglegselpercentage van Koolmees en Pimpelmees, soorten die een behoorlijk veel vervolglegsels kunnen hebben, was laaggemiddeld, resp. 9,6% en 2,4%. Leo Ballering, Februari 2016 3

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders 2. Inleiding Voor u ligt het zevende landelijke jaarverslag van NESTKAST (NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders). Dit is het netwerk waarin amateur nestkastonderzoekers (controleurs en ringers), professionele nestkastonderzoekers (NIOO-KNAW, Nederlands Instituut voor Ecologie), het Vogeltrekstation (VT) en Sovon Vogelonderzoek Nederland bij elkaar komen voor het verzamelen en uitwisselen van gegevens, wetenswaardigheden en ervaringen op het gebied van nestkastenonderzoek. NESTKAST richt zich speciaal op kleine zangvogels (mezen, mussen, vliegenvangers, etc.) en enkele andere soorten waarvoor geen landelijke werkgroep voor gegevensinzameling is, zoals Bosuilen. Op deze manier willen we het amateur nestkastenonderzoek naar een hoger plan tillen, willen we de inspanningen van talloze vrijwilligers beter gebruiken en de professionele instituten toegang geven tot meer gegevens en studiemateriaal voor het signaleren van trends in belangrijke broedparameters als broedsucces en legbegin, en voor het beantwoorden van wetenschappelijke vragen. In dit verslag wordt ingegaan op de belangrijkste broedparameters die we uit nestkastcontroles kunnen halen, te weten: de datum van de eerste eileg, broedsucces, legselgrootte en het percentage vervolglegsels. Op deze parameters willen we de verschillende nestkastbroeders met elkaar vergelijken en ook analyseren of er geografische verschillen zijn. Van tien vogelsoorten waar we relatief veel gegevens van hebben (Koolmees, Pimpelmees, Zwarte Mees, Bonte Vliegenvanger, Gekraagde Roodstaart, Boomklever, Ringmus, Spreeuw en Holenduif en Bosuil) zullen we in detail op de resultaten ingaan terwijl we van twaalf andere vogelsoorten, waar we minder gegevens van hebben, wat meer globaal de resultaten zullen bespreken. Daarnaast zijn er in dit verslag ook bijdrages van opmerkelijke zaken die zich op en rond nestkasten voordeden. Veel leesplezier! Grote bonte specht voert jong vanaf buiten, Fotograaf Lambert Verkuijlen 4

Jaarverslag broedseizoen 2015 3. Materiaal en methoden Ook dit jaar heeft NESTKAST weer getracht alle in Nederland actieve nestkastwerkgroepen in beeld te krijgen. De nestkastenwerkgroepen zijn benaderd met de vraag om gegevens aan te leveren over het seizoen 2015. Dat kon via twee manieren: 1. het Meetnet Nestkaarten van Sovon/CBS, onderdeel van het Netwerk Ecologische Monitoring van de overheid, hetzij electronisch via de Digitale Nestkaart (www.sovon.nl/nestkaart), hetzij via de papieren nestkaart (maar deze moeten eerst ingevoerd worden waarna de gegevens beschikbaar komen en dat is meestal te laat voor dit jaarverslag). Op een nestkaart worden per nest gedetailleerde gegevens per bezoekdatum ingevuld. a. Nestkaart light. Dit invoerprogramma is vooral bedoeld voor waarnemers die maar één of enkele nesten hebben gevolgd, bijvoorbeeld een broedsel van een Koolmees in een nestkastje in de eigen tuin. Daarnaast is het bedoeld voor waarnemers die een eenvoudiger invoer willen gebruiken voor alleen de meest basale gegevens. Zo hopen we ook nestkastcontroleurs, die hun gegevens nu aanleveren via het zgn. verzamelformulier van werkgroep NESTKAST (zie onder), tot het gebruik van Nestkaart Light te verleiden. Gegevens per nest zijn immers veel waardevoller dan totalen of gemiddelden per groep van nesten! En tenslotte is Nestkaart Light bedoeld voor waarnemers die niet goed met de Digitale Nestkaart uit de voeten kunnen. Het invoeren gaat online, dus een programma downloaden is niet nodig. 2. via het zogenaamde verzamelformulier, hierin kunnen minder gedetailleerde gegevens over meerdere nestkasten bij elkaar ingevoerd worden (MS- EXCEL file). Om onderscheid te maken tussen beide gegevensbronnen wordt in de verdere tekst achter de gegevens die uit het verzamelformulier komen (verzamel) gezet; achter de gegevens afkomstig van Sovon Vogelonderzoek Nederland komt (Sovon). Bij beide soorten gegevens wordt, waar bekend, het aantal legsels vermeld als (n=..) waarbij n het aantal legsels is waarover dat getal cq. die parameter berekend is. Ook zijn de gegevens meegenomen van individuele Sovon waarnemers die een nestkaart hebben ingevuld waarop aangegeven stond dat er in een nestkast gebroed is. De controleurs of nestkastwerkgroepen hebben geen instructies gekregen over de controlefrequentie of minimaal aan te leveren gegevens en hoefden deze gegevens ook niet aan te leveren. Het kwaliteitsoffer dat daarmee gebracht werd is voor lief genomen om een zo groot mogelijke en zo laagdrempelig mogelijke deelname te garanderen. Achter de gegevens die via het Sovon nestkaart systemen binnen komen zit een degelijkere fouten- en kwaliteitscontrolesysteem, deze gegevens zijn dan ook gebruikt voor gedetailleerde berekeningen. In de toekomst hopen we beide gegevensbronnen te integreren. 3.1. Begripsbepaling De definities van de verschillende parameters die in de resultaatsectie naar voren komen zijn: Vervolglegsel: Officieel is de definitie van vervolglegsels: legsels van hetzelfde vrouwtje na een mislukt eerste legsel. Tweede legsels zijn legsels van hetzelfde vrouwtje na een gelukt (minimaal één jong uitgevlogen) eerste legsel. Maar omdat er in een zeer beperkt aantal gevallen ringonderzoek is gedaan is niet precies bekend of een tweede legsel in dezelfde kast ook echt een tweede legsel van hetzelfde vrouwtje is. Daarom is de volgende definitie gehanteerd: vervolglegsels zijn díe legsels waarvan de eerste eileg minimaal 30 dagen later is dan de allereerste eileg van die soort in dat jaar op hetzelfde terrein. De definitie is vooral om te voorkomen dat heel late broedsels nog eerste legsel genoemd worden en dat die dus heel sterk aan de gemiddelde legdatum trekken (die alleen voor de eerste legsels berekend wordt). Aan de andere kant kunnen we wel zeggen dat als er in een kast een broedsel uitgevlogen is en er komt dan opnieuw een legsel in die kast, is dat vrijwel zeker een tweede broedsel (dus van hetzelfde vrouwtje). Broedsucces: het broedsucces uit de verzamelformulieren is gedefinieerd als het aandeel van de gelegde eieren dat een uitgevlogen jong oplevert. Nestsucces: Sovon definieert het nestsucces als het percentage van de nesten dat minimaal één vliegvlug jong oplevert, berekend met behulp van de Mayfieldmethode (hiermee wordt gecorrigeerd voor de kans dat een mislukt nest wordt gevonden kleiner is dan de kans dat een succesvol nest wordt gevonden). Vergelijking met eerdere rapporten Let op! Dit rapport is een momentopname; het hele jaar komen er nieuwe gegevens en verbeteringen binnen, niet alleen van het voorgaande jaar maar ook van andere jaren. Vergelijkingen met getallen uit eerdere rapporten gaan dan ook niet altijd op. Koolmeeslegsel met 15 jongen, fotograaf Bert Noorman 5

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders 6

Jaarverslag broedseizoen 2015 4. Resultaten broedseizoen 2015 In 2015 ontving NESTKAST gegevens van 125 deelnemende nestkastwerkgroepen en/of Sovon controleurs, verdeeld over 317 terreinen (Tabel 1, voor een overzicht wie wat instuurde zie Tabel 4). Onder deze gebieden zijn er 25 die alleen 1 Spreeuwenlegsel invoerden in het kader van 2015, het Jaar van de Spreeuw! In totaal waren er tien controleurs die drie legsels instuurden, negen die er twee instuurden en 48 die maar één legsel instuurden. We hopen dat ze de komende jaren ook gegevens van spreeuwen, en andere soorten, in blijven sturen! De nestkastwerkgroepen blijken vooral in het zuiden, oosten en noorden van Nederland actief zijn (zie Figuur 1). waren er 13.870 bezet; de gemiddelde bezettingsgraad was dus 82,4% (verzamel) dat is gemiddeld over de laatste paar jaar en indicatief voor een redelijk broedseizoen. Uit deze kasten zijn gegevens van 12.731 legsels ontvangen, die samen, over alle soorten, 92.001 eieren hadden. Daarvan kwamen er 74.312 jongen uit en zijn er in totaal 63.493 uitgevlogen jongen gemeld. 4.2. Soortenrijkdom Uit de gegevens van de verzamelformulieren is ook de soortenrijkdom per geïnventariseerd terrein te berekenen. In de stippenkaart (Figuur 2) is te zien over hoeveel soorten van elk gebied er gegevens zijn ingeleverd via het verzamelformulier. Het hoogste aantal soorten is dertien en die werden aangetroffen in de nestkasten van het onderzoeksgebied Collendoorn, gem. Hardenberg door IVN Hardenberg en in de terreinen van VWG de Grutto in Ootmarsum. Figuur 1. Terreinverspreiding over Nederland en Vlaanderen. 4.1. Aantal kasten en bezettingsgraad Van het broedseizoen 2015 zijn in totaal de gegevens van 16.830 nestkasten ontvangen, dat is weer een stijging t.o.v. de vorige jaren, zie Tabel 1. Van deze kasten Figuur 2. Soortenrijkdom per gebied. Tabel 1. aantallen deelnemers en terreinen voor NESTKAST 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 # deelnemers 76 64 59 61 69 147 125 # terreinen 137 135 144 141 169 290 317 # nestkasten 6.591 15.231 14.808 11.945 11.769 14.112 16.830 Bezettingsgraad (%) 56 69,7 64,0 80,5 77,5 86,1 82,4 7

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders Tabel 4: Overzicht van aangeleverde gegevens (legsels) per nestkastenwerkgroep of individuele waarnemer Naam werkgroep Totaal K P BVL BKL S RM ZM GR HOL R BU Gla H BKR GVL WK GBS Ka Mat WKW DH Kf NIOO 1659 1068 326 206 52 6 1 VWG Het Gooi en Omstreken 1492 579 609 82 107 15 25 11 2 13 14 16 7 2 3 3 1 1 2 NBV IJhorst/Staphorst 1312 573 288 335 28 1 64 7 1 1 11 1 1 1 Dierecologie, Rijksuniversiteit Groningen 890 433 90 342 20 3 2 VN Barneveld / VWG Garderen 870 549 204 69 34 9 3 1 1 Vogelwacht Uden 664 376 124 88 37 5 6 10 4 2 2 10 Piet Pieterson 657 351 182 55 52 16 1 VWG de Grutto, Ootmarsum 499 230 140 65 15 20 6 3 1 1 10 1 6 1 Tösse bös en Maas 404 160 143 15 20 5 1 9 1 31 8 4 7 Universiteit Antwerpen 403 222 171 9 1 IVN Hardenberg 272 122 90 36 8 4 2 1 1 1 2 2 1 2 Vogelwacht Uffelte e.o. 231 131 37 56 4 2 1 VWG Berkelland 228 93 62 54 12 5 1 1 VWG Zevenaar 209 107 62 25 2 8 1 1 1 1 1 FNW Eastermar 206 43 33 27 92 5 1 2 3 Park De Efteling 203 60 84 23 5 26 5 Hendrik Jan van der Es 193 128 51 11 3 H.O.V. RAALTE 176 49 39 7 2 6 70 2 1 Ben Nijeboer 171 58 20 71 2 3 1 1 5 2 6 1 1 De Vilheide (Jan Roijendijk) 166 95 38 15 8 1 3 2 4 De Maasheggen (Leo Daanen) 166 70 40 31 7 13 1 1 3 SBDV Radio Kootwijk 163 87 21 40 14 1 VWG Losser 161 93 23 25 5 9 1 1 2 2 VWG Harderwijk Haspelbos 148 93 28 20 5 2 VWG t Hökske 107 49 41 11 6 VWG Ken en Geniet 104 60 35 2 3 1 3 Hans Vlottes 99 14 6 41 38 VWG Golfclub de Batouwe 91 62 28 1 Rusthof Amersfoort 91 39 22 22 2 1 3 2 1 Maarten Hageman Wehlse Bos 83 54 17 11 1 Fred Hopman 83 48 31 3 1 Vogelwacht Akkerwoude e.o. 83 47 30 3 3 VWG IVN Eys 74 62 11 1 Natuurvereniging Wierhaven 68 42 26 Jacques Blaauw 63 44 13 1 5 Edese Bos (Piet Postma) 62 46 12 4 VWG Stad en Ambt Doesborgh 61 28 30 3 Nanninga s Bosch Henk Oosterhuis. 59 33 11 7 4 1 1 1 1 Jan Schoppers 57 54 2 1 de Bosbeertjes, Erp NBr 52 29 9 10 2 2 VWG Oriolus (IVN Zeewolde) 49 38 9 2 Jac Sweegers 49 28 11 2 3 4 1 Boerenerven Lettelbert René Oosterhuis 47 21 4 1 1 1 5 2 2 6 3 1 VWG De Kempen 44 18 13 1 9 1 1 1 Bennie Musters 43 24 7 1 1 2 8 Vogelwerkgroep Den Helder 42 32 10 Janneke Ackermans 41 21 20 Marco Tijs 41 4 3 8 20 5 1 Vogelwacht de Alblasserwaard 40 14 6 11 4 1 2 1 1 Tijs van den Berg 38 11 3 15 7 2 Vogelgroep Hemelum 37 17 15 1 4 Albert Stevens 37 37 Joop Vogelzang 31 13 7 2 2 1 1 4 1 Ton Elzerman 28 14 5 9 Joost Wijnands 26 5 3 2 16 Hennie Brem 25 11 10 3 1 André de Pijper Baarle Nassau 23 11 4 4 4 Laur lennards 21 11 8 2 Stef Strik 21 5 8 6 2 VWG t Vuggelke 19 19 Bert Versteegh 15 4 3 1 2 1 4 Frank Peters 15 1 5 8 1 IVN Maasduinen 14 10 2 2 IVN Dronten 14 8 5 1 Mary Mombarg - Post 13 13 Anneke Louwe Kooijmans-Bouhuijs 12 5 1 1 4 1 Minne Feenstra 12 4 6 1 1 William van der Velden 11 8 3 Jan Bus 10 1 7 2 VWG Aadorp 9 2 1 2 1 2 1 Chris Klok 9 9 Joop Snijders 8 5 2 1 Robert Nijhuis 8 8 Jan van de Tillaart 7 1 2 2 1 1 8

Jaarverslag broedseizoen 2015 Naam werkgroep Totaal K P BVL BKL S RM ZM GR HOL R BU Gla H BKR GVL WK GBS Ka Mat WKW DH Kf UilenWerkGroepSchijndel 7 7 Arie Kwakernaak 6 1 1 3 1 Kees van Kleef 6 3 3 Eelco Brandenburg 5 1 2 2 Bareld Storm 5 2 3 Wim Kulsdom 5 5 Wilfred Alblas 4 2 1 1 Henri Zomer 4 1 1 1 1 Henk Post 3 2 1 Maarten Verrips 3 2 1 Henk Lammers 3 1 1 1 Auke Eringa 3 3 Bart van Beerendonk 3 3 Eric Hendriks 3 3 Jan Wouters 3 1 2 Martijn Terpstra 3 1 1 1 Roel Winters 3 3 Theo Meijer 3 3 Sije Schotanus 2 2 Gretha Vos 2 1 1 Hidde Bult 2 1 1 Barry Teunissen 2 2 Gert de Vries 2 2 Irene Tijl 2 2 J.A.M. de Bie 2 2 Michel Wijnhold 2 2 Pim Leemreise 2 1 1 André Sikkema 1 1 Bart la Bastide 1 1 Birgit Brenninkmeijer 1 1 Chris Eijkholt 1 1 Claudia Rieswijk 1 1 Gerard Bas 1 1 Hans Molenaar 1 1 Hans van Leeuwen 1 1 Johan Bos 1 1 Kees van Wegen 1 1 Koos van Ee 1 1 Monica Woldinga 1 1 Olaf Klaassen 1 1 Albert de Jong 1 1 Ankie Voorbergen-Zwiggelaar 1 1 Anneke Bokma 1 1 Bauke Brouwer 1 1 Bennie van den Brink 1 1 Bert Amersfoort 1 1 Date Lutterop 1 1 Dick van de Goorbergh 1 1 Fred van Vliet 1 1 Hannie Nilsen 1 1 Hans Dikkeschei 1 1 Henk Erkelens 1 1 Henk Lankamp 1 1 Herman Bust 1 1 Irene van Voorthuysen 1 1 Jacques Raats 1 1 Jan van der Winden 1 1 Jouke Altenburg 1 1 Karen Pelder 1 1 Kees Veenstra 1 1 Klaas van den Berg 1 1 Linda de Ronde- van Zwet 1 1 Linda van der Holst 1 1 Martin van de Reep 1 1 Mary Huijsman 1 1 Monique Lion 1 1 NVWC1 Culemborg 1 1 Peter Oosterkamp 1 1 Pieter Winkel 1 1 S. de Winter 1 1 Tineke Stam 1 1 Truus Coenen 1 1 Wim te Veldhuis 1 1 Anneke Epping 1 1 Jan Konings 1 1 13777 6801 3407 1745 510 419 303 109 54 69 44 113 29 62 29 26 15 15 18 6 2 1 1 9

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders Er zijn broedgevallen van maar liefst 22 soorten gemeld (zie Appendix Tabel 3) waaronder weer een broedgeval van een Draaihals en een Kuifmees! Op een paar soorten wordt in de rest van het verslag wat dieper ingegaan: Koolmees, Pimpelmees, Bonte Vliegenvanger, Boomklever, Spreeuw, Ringmus, Zwarte Mees, Gekraagde Roodstaart, Holenduif en Bosuil omdat hiervan de meeste gegevens zijn binnengekomen of waarvan in heel Nederland de kans groot is om die in de nestkast te krijgen. De soorten worden behandeld in de volgorde van het aantal legsels dat binnengekomen is. Op een aantal andere soorten, waarvan minder gegevens zijn binnengekomen, zal korter worden ingegaan. 4.3. Koolmees Van de Koolmees zijn de meeste gegevens binnengekomen: uit 212 gebieden. In het totaal is over 5.681 legsels informatie ontvangen daarvan werden er 5.928 aangeduid als eerste legsel en 417 als vervolglegsel. Van 19 gebieden (119 legsels) zijn geen nadere details dan alleen de broedende soort ontvangen. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 403 / 4183 =) 9,6%. Het gemiddelde broedsucces van de Koolmees was 64,7% (verzamel) voor de eerste legsels en 52,7% (verzamel) voor de vervolglegsels. Het gemiddelde nestsucces (zie voor de verschillen in definitie hoofdstuk 3.1) was 75,5% (Sovon n=1.427 legsels), dat is een gemiddeld nestsucces over de tijdreeks vanaf 1980 (zie Figuur 3). In het totaal zijn er 46.718 eieren gemeld; 44.215 voor de eerste legsels en 2.503 voor de vervolglegsels (verzamel), zijn er 36.499 jongen uitgekomen; 34.866 (78,9%) van de eerste legsels en 1.633 (65,2%) van de vervolglegsels en zijn er 29.921 jongen uitgevlogen; 28.601 (82,0%) van de eerste legsels en 1.320 (80,8%) van de vervolglegsels (verzamel). De gemiddelde legselgrootte van de eerste Koolmeeslegels was 7,5 eieren (verzamel, n=5.928 legsels) of 7,34 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=1.414 legsels) en 6,00 eieren (verzamel, n=417 legsels) voor de vervolglegsels. Dit Sovon getal blijkt het kleinste gemiddelde legselgrootte voor het eerste legsel te zijn over de reeks vanaf 1980 met een langjarig gemiddelde van 8,5 eieren (zie Figuur 3)! De gemiddelde eerste eilegdatum van het eerste legsel van de Koolmees was laatgemiddeld; op 25 april (n=1.404) dat is bijna twee weken later dan in het Figuur 4. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Koolmees over de gebieden Nederland en Vlaanderen. recordjaar 2014 (12 april) maar toch nog negen dagen eerder dan in 2013 (4 mei), het was dan ook een koud voorjaar. Kijken we vanaf 1980 dan zien we nog steeds wel een vervroeging (zie Figuur 3). De allereerste eileg van 2015 voor de Koolmees was op 26 maart 2015 en werd gemeld door VWG t Hökske in hun onderzoeksgebied Gelderheide, Horst a/d Maas (Figuur 4). In slechts vijf van de 193 gebieden waar gedetaileerde gegevens ontvangen werden vond de eerste eileg in de maand maart plaats. Op 11 april begonnen in de meeste gebieden de eerste Koolmezen met leggen (zie Figuur 5). De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 4. Hiervoor zijn de, door de nestkastwerkgroepen of individuele controleur, aangeleverde datums van de eerste eileg per gebied verdeelt over vroege (vroegste 25%), middel vroege (26-50%), middel late (51-75%) en late (laatste 25%) terreinen met vier verschillend gekleurde stippen aangegeven. Hoewel start eileg Koolmees legbegin 19-mei 14-mei 09-mei 04-mei 29-apr 24-apr 19-apr 14-apr 09-apr nestsucces (%) Koolmees nestsucces 100 90 80 70 60 50 40 legselgrootte Koolmees legselgrootte 10,5 10 9,5 9 8,5 8 7,5 7 Figuur 3. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Koolmees van 1980-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 10

Jaarverslag broedseizoen 2015 Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Koolmeeslegsels 25 20 15 10 Figuur 5. Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Koolmeeslegsels. 5 0 26-mrt-15 02-apr-15 09-apr-15 16-apr-15 23-apr-15 30-apr-15 07-mei-15 14-mei-15 1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum Drie jonge Koolmezen en acht eieren, fotograaf Gerard Broekgerrits. minder duidelijk dan in andere jaren is er nog wel te zien dat in het zuiden van Nederland het overgrote deel van de vroegste en middelvroege legsels zijn gevonden. De verdeling van de eerste en het gemiddelde eilegdatum van de eerste legsels van de Koolmezen over alle gebieden is te zien in Figuur 5 (let op! dit is de allereerste eilegdatum per gebied en dus niet de gemiddelde eerste eilegdatum over alle gebieden of per nestkast). 4.4. Pimpelmees Van de Pimpelmees zijn, na de Koolmees, de meeste gegevens binnengekomen: uit 195 gebieden. In het totaal is over 3.137 legsels informatie ontvangen daarvan werden er 3.070 aangeduid als eerste legsel en 67 als vervolglegsel (verzamel). Van 10 gebieden (109 legsels) zijn geen nadere details dan alleen de broedende soort ontvangen. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd 09-mei Pimpelmees legbegin 95 Pimpelmees nestsucces 11,5 Pimpelmees legselgrootte 04-mei 29-apr 90 11 start eileg 24-apr 19-apr 14-apr 09-apr nestsucces (%) 85 80 75 legselgrootte 10,5 10 9,5 04-apr 70 9 Figuur 6. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Pimpelmees van 1980-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 11

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders jongen uitgevlogen (verzamel); 20.175 (87,9%) van de eerste legsels en 181 (76,7%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Pimpelmees legels is 8,9 eieren (verzamel, n=3.070 legsels) of 9,2 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=994 legsels) en 6,27 eieren (verzamel, n=67 legsels) voor de vervolglegsels. Dit Sovongetal is, net als 2013, de kleinste gemiddelde legselgrootte vanaf 1982 (zie Figuur 6, het langjarig gemiddelde was 10,2 eieren). De gemiddelde eerste eilegdatum van de eerste legsels van de Pimpelmees was, net als bij de Koolmees, redelijk laat; op 20 april (n=995, Figuur 6). Dat is elf dagen later dan vorig jaar (9 april). Op 10 april begonnen in de meeste gebieden de eerste Pimpelmezen met leggen (zie Figuur 8). De allereerste eileg van 2015 voor de Pimpelmees was op 29 maart 2015 en werd gemeld door de Universiteit Antwerpen in hun onderzoeksgebied Boechout/ Boshoek (Figuur 7). Voor de Pimpelmees is er, net als bij de Koolmees, geen echt duidelijk zuid/noord patroon waarbij normaal de zuidelijke helft van Nederland de meeste vroege en middelvroege legsels hebben (Figuur 7). Figuur 7. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Pimpelmees over de gebieden in Nederland en Vlaanderen. zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 65 / 2703 =) 2,4%. Het gemiddelde broedsucces van de Pimpelmees was 74,2% (verzamel) voor de eerste legsels en 43,1% (verzamel) voor de vervolglegsels, het gemiddelde nestsucces was 82,3% (Sovon, n=1.001 legsels) en dat is laaggemiddeld over de tijdreeks vanaf 1982 (zie Figuur 6). In het totaal zijn er 27.595 eieren gemeld (verzamel); 27.175 voor de eerste legsels en 420 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 23.172 uitgekomen, 22.936 (84,4%) van de eerste legsels en 236 (56,2%) van de vervolglegsels en zijn er 20.356 4.5. Bonte vliegenvanger Van de Bonte vliegenvanger zijn ook relatief veel gegevens binnengekomen; in het totaal is over 1.644 legsels informatie ontvangen uit 112 gebieden daarvan werden er 1.615 aangeduid als eerste legsel en 29 als vervolglegsel. Het is fijn te zien dat er dit jaar gegevens van maar liefst bijna 500 legsels (+30%) meer zijn binnengekomen dan vorig jaar (1.155), dit is voor een groot deel (350 legsels) te danken aan de bijdrage van RU Groningen die speciaal onderzoek naar deze soort doet. Uit acht gebieden (41 legsels) werden geen nadere details ontvangen dan alleen de broedende soort. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 29 / 1574 =) 1,8%. Het gemiddelde broedsucces van de Bonte vliegenvanger was 77,6% (verzamel) voor de eerste legsels en 67,2% voor de vervolglegsels, het gemiddelde nest- 30 Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Pimpelmeeslegsels 25 20 15 10 5 0 29-mrt-15 05-apr-15 12-apr-15 19-apr-15 26-apr-15 03-mei-15 10-mei-15 Figuur 8. Verdeling allereerste eilegdatum van de eerste Pimpelmeeslegsels. 1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum 12

Jaarverslag broedseizoen 2015 19-mei Bonte Vliegenvanger legbegin 100 Bonte Vliegenvanger nestsucces 7,5 Bonte Vliegenvanger legselgrootte 14-mei 95 90 7 start eileg 09-mei 04-mei nestsucces (%) 85 80 75 70 legselgrootte 6,5 6 5,5 29-apr 65 5 Figuur 9. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Bonte vliegenvanger van 1982-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 14 12 10 8 6 Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Bonte vliegenvangerlegsels Figuur 10. Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Bonte vliegenvangerlegsels. 4 2 0 14-apr-15 21-apr-15 28-apr-15 5-mei-15 12-mei-15 19-mei-15 succes was 82,4% (Sovon, n=310 legsels) en dat is gemiddeld over de tijdreeks sinds 1982 (zie Figuur 9). In het totaal zijn er 9.503 eieren gemeld (verzamel); 9.369 voor de eerste legsels en 134 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 8.156 uitgekomen, 8.042 (85,8%) van de eerste legsels en 114 (85,1%) van de vervolglegsels en zijn er 7.362 jongen uitgevlogen (verzamel); 7.266 (91,5%) van de eerste legsels en 96 (84,2%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Bonte vliegenvangerlegsels was 5,80 eieren (verzamel, n=1.605) of 6.01 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=307 legsels, zie Figuur 9) en 4,6 eieren (verzamel, n=29) voor de vervolglegsels. Dit blijkt een laaggemiddelde legselgrootte voor de eerste legsels te zijn. De gemiddelde eerste eilegdatum van de eerste legsel was 06 mei (n=298) dat is laatgemiddeld over de laatste 15 jaar en niet in lijn met de vervroeging die tot 2011 aan de gang leek. De verdeling van de allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste legsels per gebied is te zien in Figuur 10. De allereerste eileg per gebied komt vanaf 22 april op gang maar is na 1 mei ook wel abrupt over. 1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum De allereerste eileg voor de Bonte vliegenvanger was op 14 april 2015 en werd gemeld vanaf het onderzoeksgebied Warnsborn-Westerheide bij Arnhem van het Nederlandse Instituut voor Ecologie (NIOO, Figuur 11). De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 11. Er lijkt in dit jaar geen opvallend patroon te zijn van regio(s) vanwaar de vroegste legsels gemeld werden. Figuur 11. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Bonte vliegenvanger over de gebieden in Nederland. 13

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders Nest Bonte vliegenvanger, fotograaf Lambert Verkuijlen Tijdens het meerjarig vogelringproject RAS (Retrapping Adults for Survival Terugvangen van adulten om de overleving vast te stellen) stelde vogelwerkgroep NIVON Goor vast dat het percentage teruggekeerde geringde adulten beduidend lager lag dan in voorgaande jaren. De gemiddeld latere terugkeer uit de overwinteringsgebieden zou mogelijk verklaard kunnen worden door oponthoud wegens slecht weer waardoor sterfte onderweg ook altijd verhoogd raakt. Het aantal broedparen werd echter dit seizoen toch tot een normaal aantal aangevuld door nieuwe rekruten (ongeringde vogels) van andere herkomst zodat de lokale populatie toch op vergelijkbaar niveau bleef. 4.6. Boomklever Van de Boomklever zijn ook redelijk wat gegevens binnengekomen uit 116 gebieden. In het totaal is informatie over 474 legsels ontvangen daarvan werden er 469 aangeduid als eerste legsel en vijf (1,07%) als vervolglegsel. Uit zes gebieden (12 legsels) zijn geen nadere details ontvangen dan alleen de broedende soort. Het gemiddelde broedsucces van de Boomklever was 74,5% (verzamel) voor de eerste legsels en 35.5% voor de vervolglegsels, het gemiddelde nestsucces was 85,2% (Sovon, n=187) en dat is gemiddeld over de laatste twintig jaar (zie Figuur 12). In het totaal zijn er 3.075 eieren gemeld (verzamel); 3.044 voor de eerste legsels en 31 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 2.641 uitge- Figuur 13. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Boomklever over de gebieden in Nederland en Vlaanderen. komen, 2.628 (86,3%) van de eerste legsels en 13 (41,9%) van de vervolglegsels en zijn er 2.278 jongen uitgevlogen (verzamel); 2.267 (86,7%) van de eerste legsels en 11 (84,6%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Boomkleverlegels was 6,49 eieren (verzamel, n=357) of 6,84 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=172) en 6,20 eieren (verzamel) voor de vervolglegsels. De legselgrootte van de eerste legsels blijkt heel gemiddeld over de laatste tien jaar (zie Figuur 12). De gemiddelde eerste eileg van de eerste legsels van de Boomklever was laatgemiddeld op 14 april (n= 176, Sovon); is zeven dagen later dan het recordjaar 2014. De allereerste eileg van de Boomklever was op 29 maart 2015 en werd gemeld vanaf het onderzoeksgebied Warnsborn-Westerheide bij Arnhem van het Nederlandse Instituut voor Ecologie (NIOO Figuur 13). De geografische verdeling van de eerste eileg is te zien in Figuur 13. Voor de Boomklever lijken die voorname- 04-mei Boomklever legbegin 100 Boomklever nestsucces 9 Boomklever legselgrootte 29-apr 90 8 start eileg 24-apr 19-apr 14-apr 09-apr nestsucces (%) 80 70 60 50 40 legselgrootte 7 6 5 4 04-apr 30 3 Figuur 12. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Boomklever van 1984-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 14

Jaarverslag broedseizoen 2015 Figuur 14. Verdeling allereerste eilegdatum van de eerste Boomkleverlegsels. lijk uit de zuidelijke helft van het land te komen. De verdeling van de allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste legsels over alle gebieden is te zien in Figuur 14. De allereerste eileg komt vanaf 5 april goed op gang en piekt op 10 april. 4.7. Spreeuw Van de Spreeuw zijn er gegevens van 369 legsels in nestkasten binnengekomen uit 76 gebieden; 342 eerste legsels en 27 vervolglegsel (verzamel). Van achttien gebieden (35 legsels) werden geen nadere gegevens ontvangen dan alleen de broedende soort. Het broedsucces uit deze kasten was 75,0% (verzamel) voor de eerste legsels en 47,6% (verzamel) voor de vervolglegsels, het nestsucces was 81,0% (Sovon, n=256), gemiddeld over de tijdreeks vanaf 1985. Het percentage vervolglegsels is 7,9%. In het totaal zijn er 1.408 eieren gemeld (verzamel) 1.326 voor de eerste legsels en 82 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 1.056 uitgekomen, 1.013 (76,4%) van de eerste legsels en 43 (52,4%) van de vervolglegsels en zijn er 1.034 jongen uitgevlogen, 995 van de eerste legsels (98,2%) en 39 (90,7%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels was 3,88 eieren voor de eerste legsels en 3.04 voor de vervolglegsels. Die legselgrootte is kleiner dan de (hoog)gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels uit de gegevens van Sovon van ongeveer 5.0 eieren per legsel (Sovon, n=257, Figuur 15). De allereerste eileg van 2015 voor de Spreeuw was op 09 april 2015 en werd gemeld vanuit de gemeente Berkelland, NO Gelderland door VWG Berkelland. De gemiddelde datum waarop het eerste Spreeuwenei gelegd werd is 19 april (n= 305, Sovon); vroeggemiddeld in de langjarige reeks sinds 1984 (zie Figuur 15). De verdeling van de gemiddelde eilegdatum van de eerste legsels per gebied is te zien in Figuur 16. Vorig jaar was er een uitzonderlijk hoog vervolglegselpercentage (244 eerste legsels en 145 vervolglegsels: 59,4%), terwijl normaliter (zie Tabel 2) het percentage vervolgelegsels niet boven de 5% uitkomt. Dit jaar werd er een meer normaal vervolglegselpercentage gevonden. Tabel 2: Vervolglegselpercentage bij Spreeuwen 2009-2015 (verzamelformulier gegevens) 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 # eerste legsels 31 329 59 63 71 244 342 # vervolglegsels 1 11 1 1 0 145 27 Vervolglegsel% 3,2 3,3 1,7 1,6 0 59,4 7,9 09-mei Spreeuw legbegin 100 Spreeuw nestsucces 10 Spreeuw legselgrootte 04-mei 29-apr 90 9 8 start eileg 24-apr 19-apr 14-apr 09-apr nestsucces (%) 80 70 60 legselgrootte 7 6 5 4 04-apr 50 3 Figuur 15. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Spreeuw van 1983-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 15

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders 8 7 6 5 4 3 Verdeling allereerste en gemiddelde eilegdatum van de eerste Spreeuwlegsels 2 1 0 5-apr-15 12-apr-15 19-apr-15 26-apr-15 Figuur 16. Verdeling allereerste eilegdatum van de eerste Spreeuwenlegsels. 1e eidatum 1e legsel gem 1e eidatum Van de Ringmus zijn er gegevens van 292 legsels in nestkasten binnengekomen uit 24 gebieden; 168 eerste legsels en 124 vervolglegsels (tweede en derde legsels zijn hierin samengevoegd, verzamel). Van één gebied (1 legsel) werd geen nadere gegevens binnengekomen dan alleen de broedende soort. Van die nestkasten die daarop gecontroleerd zijn is het vervolglegselpercentage (# vervolglegsels / # eerste legsels = 124 / 167 =) 54,0%. Die 292 legsels vormen een goede basis om uitspraken te doen over broedsucces en legselgrootte. Het broedsucces uit deze kasten was 68,0% voor de eerste legsels en 68,3% voor de vervolglegsels (verzamel), het nestsucces was met 80,2% (Sovon, n=185) hooggemiddeld. Spreeuw met jongen van 1 dag oud. Weldam (ov). 4.8. Ringmus In het totaal zijn er 1.503 eieren gemeld (verzamel); 879 voor de eerste legsels en 624 voor de vervolglegsels. Van deze eieren zijn er in totaal 1.081 uitgekomen, 643 (73,2%) van de eerste legsels en 438 (70,2%) van de vervolglegsels en zijn er 1.024 jongen uitgevlogen (verzamel); 598 (93,0%) van de eerste legsels en 426 (97,3%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels is 5,23 eieren per legsel voor de eerste legsels en 5,03 eieren voor de vervolglegsels (verzamel). De gemiddelde legselgrootte van de eerste legsels van de Ringmus was 5,22 eieren (Sovon, n=192, zie Figuur 17). Dat is een gemiddelde legselgrootte voor de Ringmus als we over de langjarige reeks vanaf 1981 kijken. De gemiddelde eerste eilegdatum van het eerste Ringmuslegsel is 09 mei (n= 185, Sovon, Figuur 17). Dat legbegin is zeer laat in de reeks vanaf 1983. Na 1993 is het nooit meer zo laat geweest. Let op! Deze soort is erg gevoelig voor verstoring in de eilegfase als er s morgens en s middags de nestkast gecontroleerd wordt, daarom wordt met klem aangeraden alleen s avonds de kasten te controleren. 08-jun Ringmus legbegin 100 Ringmus nestsucces 7,5 Ringmus legselgrootte 29-mei 90 7 6,5 start eileg 19-mei 09-mei 29-apr nestsucces (%) 80 70 60 legselgrootte 6 5,5 5 4,5 19-apr 50 4 Figuur 17. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Ringmus van 1983-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 16

Jaarverslag broedseizoen 2015 was 23 april (n=36, Sovon) dat is, in tegenstelling tot de Kool- en Pimpelmees een gemiddelde eerste eilegdatum over de laatste twintig jaar (zie Figuur 18). De allereerste eileg van 2015 voor de Zwarte Mees was op 01 april 2015 en werd gemeld vanuit Route 126 waar de NBV IJhorst/Staphorst controleert. 4.10. Bosuil 7 Eieren van een ringmus, fotograaf Gerard Broekgerrits. Van de Bosuil zijn, via de verzamelformulieren, gegevens uit 86 legsels binnengekomen uit 17 gebieden, allemaal eerste legsels; van één gebied (twee legsels) zijn geen verdere gegevens ontvangen dan alleen de broedende soort. Het broedsucces van de Bosuil was slechts 47,3%. Dat is bijna 25% lager dan vorig jaar. Bij Sovon zijn ook broedbiologische gegevens over de Bosuil binnengekomen: 61 legsels. Het nestsucces is met 83,8% (Sovon, n=53) is hooggemiddeld over de laatste twintig jaar (zie Figuur 19). De allereerste eileg van 2015 voor de Ringmus 12 april 2015 werd gemeld vanuit De Losserhof door VWG Losser. 4.9. Zwarte mees Van de Zwarte mees zijn in totaal gegevens over 107 legsels ontvangen uit 41 gebieden; daarvan werden er 89 aangeduid als eerste legsel en 18 (20,2%) als vervolglegsel. Het gemiddelde broedsucces van de Zwarte mees was 67,8% (verzamel) voor de eerste legsels en 74,1% voor de vervolglegsels; het gemiddelde nestsucces was 84,2% (n=38, Sovon); gemiddeld in de langjarige reeks vanaf 1982 (zie Figuur 18). In het totaal zijn er 844 eieren gelegd (verzamel); 736 voor de eerste legsels en 108 voor de vervolglegsels (verzamel), zijn er 683 jongen uitgekomen: 595 (80,8%) van de eerste legsels en 88 (81,5%) van de vervolglegsels en zijn er 579 jongen uitgevlogen; 499 (83,9%) van de eerste legsels en 80 (90,9%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Zwarte meeslegels was 8,27 eieren (verzamel, n=89) of 7,93 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=27) en 6,00 eieren (verzamel, n= 18) voor de vervolglegsels. Dat sovon getal voor de eerste legsels is hooggemiddeld over de langjarige tijdreeks (zie Figuur 18). De gemiddelde eerste eilegdatum van de eerste legsel Jonge Bosuilen, fotograaf Ronald Beskers. Van de 84 eerste legsels zijn 188 eieren gemeld (verzamel, gemiddeld 2,23 per legsel). Hiervan kwamen er 109 uit (58,0%) en uiteindelijk zijn er 89 jongen uitgevlogen (81,7%) dat is gemiddeld 1,06 uitgevlogen jongen per legsel. De gegevens uit de Sovon nestkaartdatabase laten een vergelijkbaar beeld zien; ook de legselgroottes uit de Sovon database waren gemiddeld: 2,93 eieren per legsel (n=55, zie Figuur 19). De gemiddelde legselgrootte 29-mei Zwarte Mees legbegin 100 Zwarte Mees nestsucces 11 Zwarte Mees legselgrootte 19-mei 90 10 start eileg 09-mei 29-apr 19-apr 09-apr nestsucces (%) 80 70 60 legselgrootte 9 8 7 30-mrt 50 6 Figuur 18. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Zwarte mees van 1981-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 17

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders 30-mrt Bosuil legbegin 100 Bosuil nestsucces 4,5 Bosuil legselgrootte start eileg 20-mrt 10-mrt 28-feb 18-feb 08-feb nestsucces (%) 90 80 70 60 50 40 legselgrootte 4 3,5 3 2,5 29-jan 30 2 Figuur 19. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Bosuil van 1995-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). langjarige reeks vanaf 1995 (zie Figuur 19). De allervroegste eerste eilegdatum van de Bosuil was op 25 januari 2015 en werd gemeld uit Blaricum door VWG Het Gooi en omstreken. Een aantal mensen achter NESTKAST hebben voor de Bosuil, die voor Beleef de Lente van Vogelbescherming Nederland op camera gevolgd werd, de weblog geschreven. Achterin in dit rapport (Hoofdstuk 7.5) een kort overzicht van wat daar gezien werd. 4.11. Gekraagde Roodstaart Van de Gekraagde Roodstaart zijn gegevens binnengekomen uit 23 gebieden: in het totaal is over 48 legsels informatie ontvangen, 46 eerste legsels en twee vervolglegsels (4,3%). Van twee gebieden (twee legsels) werden geen nadere details ontvangen dan alleen de broedende soort. Het gemiddelde broedsucces van de Gekraagde Roodstaart was 73,4% (verzamel), voor de eerste legsels en 77,8% voor de vervolglegsels; het gemiddelde nestsucces was 92,5% (Sovon, n=16) en dat is, hoewel met een grote onzekerheid, het hoogste nestsucces over de laatste dertig jaar (zie Figuur 20). Controle Bosuilenkast, Fotograaf Ronald Beskers. (Sovon) varieert de laatste 15 jaar tussen 2,4 en 3,8 eieren. De gemiddelde datum dat het eerste ei gelegd werd was 02 maart (n=61) en daarmee gemiddeld over de In het totaal zijn er 265 eieren gelegd (verzamel); 256 voor de eerste legsels en 9 voor de vervolglegsels (verzamel), zijn er 202 jongen uitgekomen: 195 (74,2%) van de eerste legsels en 7 (77,8%) van de vervolglegsels en zijn er 195 jongen uitgevlogen; 188 (96,4%) van de eerste legsels en 7 (100%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Gekraagde Roodstaartlegels was 5,57 eieren (verzamel, n=46) 29-mei Gekraagde Roodstaart legbegin 100 Gekraagde Roodstaart nestsucces 7,5 Gekraagde Roodstaart legselgrootte start eileg 24-mei 19-mei 14-mei 09-mei 04-mei 29-apr nestsucces (%) 80 60 40 legselgrootte 7 6,5 6 5,5 5 24-apr 20 4,5 Figuur 20. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Gekraagde Roodstaart van 1981-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 18

Jaarverslag broedseizoen 2015 4.12. Holenduif Peter Alblas geeft verder in het NESTKAST jaarverslag over 2011 een mooi overzicht van zijn onderzoek aan Holenduiven in Maastricht, omdat hij het niet eens was met hoe deze soort in de jaren daarvoor gerapporteerd werd. Voor een soort als de Holenduif zijn de eerste eilegdatum en de verhouding eerste en vervolglegsels eigenlijk vreemde parameters want ze kunnen wel vijf legsels per jaar leggen! Ook worden legsels vaak niet lang genoeg gevolgd waardoor cijfers over nestsucces en broedsucces moeilijk op waarheid te schatten zijn. In de analyse van de cijfers hieronder worden dus ook alle nesten op een hoop geveegd. Van de Holenduif zijn gegevens binnengekomen van 51 legsels in nestkasten uit 17 gebieden. Deze werden aangeduid als 42 eerste legsels en 9 vervolglegsels (verzamel) maar worden hier dus op een hoop gegooid. Van twee gebieden (21 legsels) zijn, evenwel, geen nadere gegevens ontvangen dan alleen de broedende soort; de helft van de gegevens is dus, jammer genoeg, niet bruikbaar. Figuur 21. Geografische verdeling van de allereerste eilegdatum van de Gekraagde Roodstaart over de gebieden in Nederland en Vlaanderen. en 4,50 voor de vervolglegsels of 6,13 eieren voor de eerste legsels (Sovon, n=15). Dit is een gemiddelde legselgrootte van het eerste legsel over de laatste 20 jaar die verder opvallend constant leek maar de laatste jaren iets lijkt toe te nemen (Sovon, Figuur 20). De gemiddelde eerste eileg van de eerste legsel was 06 mei (n=17, Sovon) is, vroeggemiddeld over de laatste vijftien jaar (Figuur 20). De allereerste eileg van 2015 voor de Gekraagde Roodstaart was op 22 april 2015 en werd gemeld uit terrein Alblas bos, Papendrecht door Vogelwacht de Alblasserwaard. (Figuur 21). Het zou mooi zijn als we voor deze soort in de toekomst meer informatie zouden ontvangen zodat er betere uitspraken over trends gedaan kunnen worden. Deze soort geeft de voorkeur aan grotere invlieggaten waardoor er meer licht in de nestkast valt of dat ze eerder onraad zien aankomen en kunnen ze eerder vluchten. Verder is het opvallend dat ze in hele rotte nestkasten broeden, dus laat vooral hangen die oude kasten! Het broedsucces uit deze kasten was 67,3% (verzamel, n=29). Het gemiddelde nestsucces was 35,8% (Sovon, n=14). Dat nestsucces is het allerlaagste over de laatste 25 jaar (zie Figuur 22). In het totaal zijn er 49 eieren gemeld (verzamel) waarvan er in totaal 35 zijn uitgekomen (71,4%) waarvan er 33 uitgevlogen zijn (94,3%). De gemiddelde legselgrootte was 1,69 eieren per legsel. Die legselgrootte is lager dan de gemiddelde legselgrootte uit de gegevens van Sovon van 2,14 eieren per legsel (n= 21), dat is hooggemiddeld over de hele tijdreeks vanaf 1991 (zie Figuur 22). De gemiddelde eerste eilegdatum voor de Holenduif was 3 mei (n=31, Sovon), dat is gemiddeld over de laatste 15 jaar (Figuur 22). Het aantal legsels waar deze getallen op gebaseerd zijn is natuurlijk laag en daarom is een vergelijking over meerdere jaren erg moeilijk. De allereerste eileg van 2015 voor de Holenduif was al op 12 maart 2015 en werd gemeld in het gebied Sypesteyn Loosdrecht door VWG Het Gooi en omstreken. Meer en vooral betere gegevens (het hele jaar door controleren en langer de nesten volgen) zijn zeer gewenst in de komende jaren! 18-jul Holenduif legbegin 100 Holenduif nestsucces 2,6 Holenduif legselgrootte 28-jun 80 2,4 start eileg 08-jun 19-mei 29-apr 09-apr nestsucces (%) 60 40 20 legselgrootte 2,2 2 1,8 20-mrt 0 1,6 Figuur 22. Grafieken van legbegin, nestsucces en legselgrootte voor de Holenduif van 1983-2015 (gegevens Meetnet Nestkaarten, Sovon/CBS). 19

Landelijk NEtwerk voor STudies aan nestkastbroeders 4.13. Andere soorten Van een aantal soorten zijn ook nog gegevens binnengekomen via de verzamelformulieren waardoor we ook nog wat over de broedbiologie van deze soorten kunnen zeggen. Maar omdat het meestal (zeer) weinig legsels met details omvat kunnen we geen heel stellige uitspraken doen over deze soorten. Over deze soorten willen we eigenlijk veel meer gegevens ontvangen! De bruikbare gegevens die we hebben worden hier toch gepresenteerd. Oude kasten zoveel mogelijk laten hangen! Als tip zouden we willen meegeven om oude kasten zoveel mogelijk te laten hangen voor het verhogen van kastbezetting door soorten die van oude kasten houden zoals Gekraagde roodstaart, Matkop en Kuifmees. Als deze kasten nog maar enigszins een beetje van binnen droog blijven dan kun je ze gewoon in het bos opnieuw ophangen in de nabijheid van de oude plek waar je een nieuwe ophangt. Dat kan en zal zeker meer broedsels van deze soorten opleveren. Misschien dat deze kasten in bossen met veel wandelend publiek wel een beetje aan het oog ontrokken moeten worden want, proper als we zijn, menen sommige wandelaars de vogelwerkgroep op de netheid van de kasten te moeten aanspreken. Roodborst Van de Roodborst zijn er gegevens van 37 legsels in nestkasten binnengekomen, 31 eerste legsels en zes vervolglegsels uit 23 gebieden (verzamel). Van vier gebieden legsel (zeven legsels) zijn geen nadere gegevens Oude, verrotte nestkast waar wel elk jaar een Gekraagde roodstaart in broedt! Fotograaf Leo Ballering Roodborstlegsel ontvangen. Het broedsucces uit deze kasten was 59,3% voor de eerste legsels en 87,5% voor de vervolglegsels (verzamel). Het nestsucces was 48.2% (Sovon, n=26). In het totaal zijn, bij de 24 eerste legsels en zes vervolglegsels, 137 eieren gelegd (verzamel); 113 voor de eerste legsels en 24 voor de vervolglegsels (verzamel), zijn er 95 jongen uitgekomen: 74 (84,1%) van de eerste legsels en 21 (87,5%) van de vervolglegsels en zijn er 88 jongen uitgevlogen; 67 (90,5%) van de eerste legsels en 21 (100%) van de vervolglegsels. De gemiddelde legselgrootte van de eerste Roodborstlegels was 5,7 eieren voor de eerste legsels of 5,0 eieren (Sovon, n=25) en 4,0 eieren voor het vervolglegsels (verzamel). De gemiddelde eerste eidatum was op 5 mei (Sovon, n=28). Het eerste ei van het vroegste legsel werd gemeld op 12 april 2015 en werd gemeld vanaf de Hengstheuvel door Vogelwacht Uden e.o. Meer gegevens zijn zeer gewenst in de komende jaren! Huismus Van de Huismus zijn er gegevens van 30 legsels in nestkasten binnengekomen, 26 eerste legsels en vier vervolglegsels uit tien gebieden (verzamel). Van twee gebieden (vijf eerste legsels) zijn geen nadere details ontvangen dan alleen de broedende soort. In het totaal zijn er 103 eieren gelegd (verzamel); 89 voor de eerste legsels en 14 voor de vervolglegsels (verzamel), zijn er 83 jongen uitgekomen: 70 (87,7%) van de eerste legsels en 13 (92,9%) van de vervolglegsels en zijn er 82 jongen uitgevlogen; 70 (100%) van de eerste legsels en twaalf (92,3%) van de vervolglegsels. Het gemiddelde broedsucces komt daarmee op 76,7% voor de eerste legsels en op 85,7% voor de 20