1 April. Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden!

Vergelijkbare documenten
2 Zo sprak Abraham tot zijn knecht, den oudste van zijn huis, regerende over alles, wat hij had:

Ik verblijd mij in degenen, die tot mij zeggen: Wij zullen in het huis des HEEREN gaan. Onze voeten zijn staande in uw poorten, o Jeruzalem!

Hoe reageerde de mensen in Israël op de overwinning op de Filistijnen?

1 April. "Saul heeft zijn duizenden verslagen en David zijn tienduizenden!"

Maar ik vertrouw op Uw goedertierenheid; mijn hart zal zich verheugen in Uw heil; ik zal den HEERE zingen, omdat Hij aan mij welgedaan heeft.

19 Januari. Gen. 42:6-12 Egypte. Gen. 42: Gen. 42: Gen. 42:21-24a. Gen. 42:24b-26. Gen. 42:27,28. Gen. 42:29-34 Berseba. Gen.

3 April. David maakt verwijten aan het adres van de boosdoener. 1 Sam. 22:6-19 Nob. 1 Sam. 22: Psa. 52

1 En het geschiedde ten einde van twee volle jaren, dat Farao droomde,

En zij gingen allen om beschreven te worden, een iegelijk naar zijn eigen stad.

6 Mei Psalmen die Diverse Gevoelens Uitdrukken

Goliath. Het tweegevecht tussen Goliath en David wordt beschreven in 1 Samuël 17:

En David legde deze woorden in zijn hart; en hij was zeer bevreesd voor het aangezicht van Achis, den koning van Gath.

De HEERE doet gerechtigheid en gerichten al dengenen, die onderdrukt worden.

9 oktober uur SM Alserda orgel / piano Johan Volk

29 April Psalmen van Vreugde en Lofzang

Een psalm, een lied van Asaf, voor den opperzangmeester, op de Neginôth.

Geloof, een zaak van het hart

binnenwerk Licht op het pad Definitief _Opmaak :55 Pagina 9 ARI JANU

Lucas 23: Gods is, de uitverkorene! 36 Ook de soldaten kwamen naderbij om Hem te bespotten en brachten Hem zure wijn,

15 Juli. EGYPTENAREN ZULLEN GOD KENNEN. Alzo zegt de HEERE: MENSEN DIE AFGODEN VEREREN ZULLEN GOD KENNEN. Jes. 45:14. Jes.

Een psalm van David, voor den opperzangmeester, om te doen gedenken.

Is Jezus de Enige Weg? Is het christendom de enig ware religie?

Thema: "Als God nu ook al verandert, waar blijven wij dan!?!"

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden.

Wat moeten wij nog doen onder de genade

Liturgie Een hele nieuwe hemel Een hele nieuwe tijd Een hele nieuwe aarde Vol gerechtigheid

Welke taak kreeg Samuel van God en naar welk gebied werd Samuel heen gezonden?

EEN BIJBEL DIE GODS NAAM EERT

Voor den opperzangmeester, Altáscheth; een psalm, een lied, voor Asaf.

zondag 25 oktober

Memoriseer elke dag een tekst. Dit heb ik u geschreven, die gelooft in de naam van de Zoon Gods, opdat gij weet, dat gij eeuwig leven hebt.

Heer ik kom tot u Heer, ik kom tot U, hoor naar mijn gebed. Vergeef mijn zonden nu, en reinig mijn hart.

Welke geruchten waren meer en meer te horen over David en Batseba?

Assen seizoen Uw koninkrijk kome

Dertig verzen in het Nieuwe Testament zeggen dat. Jezus niet God is, maar een boodschapper van God.

Dankdienst voor het leven van Cornelia van Liere-Mallekote

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4

- GK gezang 174 = LB 221 (zo vriendelijk en veilig als het licht)

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. L.P. Blom

Hoe bouwde de koning van Medo Perzië zijn wereldrijk bestuurlijk gezien uit?

Welkom in deze dienst Voorganger is ds. A. Prins (Vriezenveen)

Looft den HEERE der heirscharen, want de HEERE is goed, want Zijn goedertierenheid is in eeuwigheid!

De angst van een stervend mens die zich afvraagt of God hem hoort.

Philadelphiadienst Zondag 8 november 2015 Dorpskerk Bodegraven Aanvang: uur

Spreuken van Salomo en Gezegden van de Wijzen

Wat is uw enige troost, beide in het leven en sterven?

Welke in Gods ogen juiste handeling had Saul na de dood van Samuel laten uitvoeren?

"Mijn God, op U vertrouw ik" zo begint hij vers 2. Mijn God, dat klinkt intiem en persoonlijk; "mijn God op wie ik vertrouw.

10 September. Bildad. Zie, God zal den oprechte niet verwerpen; Hij vat ook de boosdoeners niet bij de hand; totdat Hij uw mond met gelach vervulle,

Welke angst bestond nog altijd bij David en naar welke plaats ging hij en zijn gevolg heen?

Ochtenddienst 29 oktober 2017

DE WIL VAN GOD. Intro. Wat zegt de Bijbel? Erwin van Bavel 10 juni 2017

24 mei 2015, uur, Amersfoort-West(+Oost) Pinkstermiddag

Welk volk vertelde Saul waar David zich bevond?

Iiturgie voor de -12 jeugddienst van zondagmorgen 28 Juni in de Westerkerk te Veenendaal

DIENST VAN DE VOORBEREIDING

Het hart kent zijn eigen bittere droefheid; en een vreemde zal zich met deszelfs blijdschap niet vermengen.

Waarom stuurde koning Hiram zijn dienaren naar koning Salomo?

Wat gebeurde er met de beek Krith?

Gods verbond met Abraham

Binnenkomst in stilte in de donkere kerk. We zingen:

22 oktober uur Mijndert Blijdorp (J van Bruggen) orgel: Piet Noort schriftlezing: Diny van Dijk

Liedteksten Kerstfeest Zondagsschool Samenzang

26 Juli. ISRAEL UITGENODIGD OM TERUG TE KEREN. Ga henen, en roep deze woorden uit tegen het noorden, en zeg: Jer 3:6-11.

APOCRIEFEN SUSANNA VAN DE KING JAMES BIJBEL Susanna

30 September. Israëls herstel na de straf. Psa. 107

Door God geroepen: JESAJA. Jesaja 6:1-13

KINDERKERSTFEEST Gods belofte wordt heerlijk vervuld!

Biddag 2019 Wat vraag jij?

9 augustus uur G Zomer Gzn Thema: de Kerk, een vergadering van Weglopers

Orde van dienst zondagavond 8 maart 2015 Vragen rond de Doop

Overzicht van de zeven brieven van Openbaring 2 en 3

welkom mededelingen LIED L 939, 1.3

DANKDAG 7 november uur JB Wilmink orgel: Piet Noort schriftlezing: Marina de Vries. (gezongen) Votum, Groet, (gezongen) Amen

4. Daarna doet God de hoge hemel open en antwoordt op uw bidden en uw hopen. Hij giet zijn eigen Geest in overvloed op vlees en bloed.

dat iemand Gods knecht is. Een dienaar die Hem toebehoort en Hem dient. Dat mogen ook wij zijn; we behoren Hem toe en willen Hem dienen.

27:3 Een steen is zwaar, en het zand gewichtig; maar de toornigheid des dwazen is zwaarder dan die beide.

De hel en het verderf zijn voor den HEERE; hoeveel te meer de harten van des mensen kinderen?

Liturgie voor de gemeenschappelijke avonddienst in de Gereformeerde Kerk, op zondag 26 augustus 2018, aanvang uur.

Wijkgemeente Noord Bevestiging ambtsdrager in de Oude Kerk, zondag 3 juni 2018 om uur

Gezang 138 vers 1, 2, 3en 4. Liturgie morgendienst 1 e kerstdag 2013

THEMAREEKS: 10 GEBODEN

kids en de Bijbel voorlezen of zelf lezen, samen bidden, kleuren, puzzelen en knutselen

Zondag 26 maart 2017 in het Kruispunt in Voorschoten

Kom tot de wateren Jesaja 55. Er kan gegeten en gedronken worden. Gegeten van het brood des levens en gedronken van het water des levens.

19 April Het Boek der Psalmen

26 April Psalmen over Rechtschapenheid en Boosaardigheid

Welke opdracht gaf God aan Elia?

Liturgie voor zondagochtend 6 december in de Westerkerk te veenendaal

Welkom op het kerstfeest van groep 3 en 4. Zingen Kom binnen, kom binnen, het feest gaat beginnen. Kom gauw, kom gauw, we wachten op jou.

Zo niet uw overblijfsel ten goede zal zijn! zo Ik niet, in de tijd des kwaads en in tijd der benauwdheid, bij den vijand voor u tussenkome!

XIII Israël Meerdere volken in een land (II, Moab) XIII Israël Meerdere volken in een land (II, Moab)

De zegen uit Numeri 6. Deze zegen-formule is kunstig opgebouwd: zij bestaat uit 15 Hebreeuwse woorden.

Orde van dienst voor Eerste Kerstdag

Ik heb van den beginne niet in het verborgene gesproken, maar van dien tijd af, dat het geschied is, ben ik daar ;

Welkom & Mededelingen

Protestantse gemeente het Trefpunt

Liturgie voor de ochtenddienst van zondag 26 november

De Bijbel zegt JHWH, de Vader, is de enige God!

Aan de rechterhand van de Vader totdat

Transcriptie:

1 April 18:1-4 JONATHAN BEVRIEND MET DAVID. Het geschiedde nu, als hij geëindigd had tot Saul te spreken, dat de ziel van Jónathan verbonden werd aan de ziel van David; en Jónathan beminde hem als zijn ziel. En Saul nam hem te dien dage, en liet hem niet wederkeren tot zijns vaders huis. Jónathan nu en David maakten een verbond, dewijl hij hem liefhad als zijn ziel. En Jónathan deed zijn mantel af, dien hij aan had, en gaf hem aan David, ook zijn klederen, ja, tot zijn zwaard toe, en tot zijn boog toe, en tot zijn gordel toe. 18:5 DAVIDS TOENEMENDE INVLOED. En David toog uit, overal, waar Saul hem zond; hij gedroeg zich voorzichtiglijk, en Saul zette hem over de krijgslieden; en hij was aangenaam in de ogen des gansen volks, en ook in de ogen der knechten van Saul. 18:6-11 SAUL WORDT JALOERS. Het geschiedde nu, toen zij kwamen, en David wederkeerde van het slaan der Filistijnen, dat de vrouwen uitgingen uit al de steden van Israël, met gezang en reien, den koning Saul tegemoet, met trommelen, met vreugde en met muziekinstrumenten. En de vrouwen, spelende, antwoordden elkander en zeiden: Saul heeft zijn duizenden verslagen, maar David zijn tienduizenden! 18:12-16 18:17-27 Toen ontstak Saul zeer, en dat woord was kwaad in zijn ogen, en hij zeide: Zij hebben David tien duizend gegeven, doch mij hebben zij maar duizend gegeven; en voorzeker zal het koninkrijk nog voor hem zijn. En Saul had het oog op David, van dien dag af en voortaan. En het geschiedde des anderen daags, dat de boze geest Gods over Saul vaardig werd, en hij profeteerde midden in het huis, en David speelde op snarenspel met zijn hand, als van dag tot dag; Saul nu had een spies in zijn hand. En Saul schoot de spies, en zeide: Ik zal David aan den wand spitten ; maar David wendde zich tweemaal van zijn aangezicht af. DAVID EEN GOED AANVOERDER. En Saul vreesde voor David, want de HEERE was met hem, en Hij was van Saul geweken. Daarom deed hem Saul van zich weg, en hij zette hem zich tot een overste van duizend; en hij ging uit en hij ging in voor het aangezicht des volks. En David gedroeg zich voorzichtiglijk op al zijn wegen; en de HEERE was met hem. Toen nu Saul zag, dat hij zich zeer voorzichtiglijk gedroeg, vreesde hij voor zijn aangezicht. Doch gans Israël en Juda had David lief; want hij ging uit en hij ging in voor hun aangezicht. HUWELIJK MET SAULS DOCHTER. Derhalve zeide Saul tot David: Zie, mijn grootste dochter Merab zal ik u tot een vrouw geven; alleenlijk, wees mij een dapper zoon, en voer den krijg des HEEREN. Want Saul zeide: Dat mijn hand niet tegen hem zij, maar dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. Doch David zeide tot Saul: Wie ben ik, en wat is mijn leven, en mijns vaders huisgezin in Israël, dat ik des konings schoonzoon zou worden? Het geschiedde nu ten tijde als men Merab, de dochter van Saul, aan David geven zou, zo is zij aan Adriël, den Meholathiet, ter vrouw gegeven. Doch Michal, de dochter van Saul, had David lief. Toen dat Saul te kennen werd gegeven, zo was die zaak recht in zijn ogen. En Saul zeide: Ik zal haar hem geven, dat zij hem tot een valstrik zij, en dat de hand der Filistijnen tegen hem zij. Daarom zeide Saul tot David: Met de andere zult gij heden mijn schoonzoon worden. En Saul gebood zijn knechten: Spreekt met David in het heimelijke, zeggende: 'Zie, de koning heeft lust aan u, en al zijn knechten hebben u lief; word dan nu des konings schoonzoon.' En de knechten van Saul spraken deze woorden voor de oren van David. Toen zeide David: Is dat licht in ulieder ogen, des konings schoonzoon te worden, daar ik een arm en verachtzaam man ben? En de knechten van Saul boodschapten het hem, zeggende: Zulke woorden heeft David gesproken. Toen zeide Saul: Aldus zult gijlieden tot David zeggen: 'De koning heeft geen lust aan den bruidschat, maar aan honderd voorhuiden der Filistijnen, opdat men zich wreke aan des konings vijanden.' Want Saul dacht David te vellen door de hand der Filistijnen. Zijn knechten nu boodschapten David deze woorden. En die zaak was recht in de ogen van David, dat hij des konings schoonzoon zou worden; maar de dagen waren nog niet vervuld. Toen

18:28-30 maakte zich David op, en hij en zijn mannen gingen heen, en zij sloegen onder de Filistijnen tweehonderd mannen, en David bracht hun voorhuiden, en men leverde ze den koning volkomenlijk, opdat hij schoonzoon des konings worden zou. Toen gaf Saul hem zijn dochter Michal ter vrouw. SAULS HOUDING VERHARDT. En Saul zag en merkte, dat de HEERE met David was; en Michal, de dochter van Saul, had hem lief. Toen vreesde zich Saul nog meer voor David; en Saul was David een vijand al zijn dagen. Als de vorsten der Filistijnen uittogen, zo geschiedde het, als zij uittogen, dat David kloeker was, dan al de knechten van Saul; zodat zijn naam zeer geacht was. 19:1-7 JONATHAN BEMIDDELT. Derhalve sprak Saul tot zijn zoon Jónathan en tot al zijn knechten, om David te doden. Doch Jónathan, Sauls zoon, had groot welgevallen aan David. En Jónathan verkondigde het David, zeggende: Mijn vader Saul zoekt u te doden; nu dan, wacht u toch des morgens, en blijf in het verborgene, en versteek u. Doch ik zal uitgaan, en aan de hand mijns vaders staan op het veld, waar gij zult zijn; en ik zal van u tot mijn vader spreken, en zal zien wat het zij; dat zal ik u verkondigen. Zo sprak dan Jónathan goed van David tot zijn vader Saul; en hij zeide tot hem: De koning zondige niet tegen zijn knecht David, omdat hij tegen u niet gezondigd heeft, en omdat zijn daden voor u zeer goed zijn. Want hij heeft zijn ziel in zijn hand gezet, en hij heeft den Filistijn geslagen, en de HEERE heeft een groot heil aan het ganse Israël gedaan; gij hebt het gezien, en gij zijt verblijd geweest; waarom zoudt gij dan tegen onschuldig bloed zondigen, David zonder oorzaak dodende? Saul nu hoorde naar de stem van Jónathan; en Saul zwoer: Zo waarachtig als de HEERE leeft, hij zal niet gedood worden! En Jónathan riep David, en Jónathan gaf hem al deze woorden te kennen; en Jónathan bracht David tot Saul, en hij was voor zijn aangezicht als gisteren en eergisteren. 19:8-10 SAUL OPNIEUW JALOERS. En er werd wederom krijg; en David toog uit, en streed tegen de Filistijnen, en hij sloeg hen met een groten slag, en zij vloden voor zijn aangezicht. Doch de boze geest des HEEREN was over Saul, en hij zat in zijn huis, en zijn spies was in zijn hand; en David speelde op snarenspel met de hand; Saul nu zocht met de spies David aan den wand te spitten, doch hij ontweek van het aangezicht van Saul, die met de spies in den wand sloeg. Toen vlood David, en ontkwam in dienzelfden nacht. 19:11-18 Najoth ECHTGENOTE HELPT BIJ ONTSNAPPING. Maar Saul zond boden heen tot Davids huis, dat zij hem bewaarden, en dat zij hem des morgens doodden. Dit gaf Michal, zijn huisvrouw, David te kennen, zeggende: Indien gij uw ziel dezen nacht niet behoedt, zo zult gij morgen gedood worden. En Michal liet David door een venster neder, en hij ging heen, en vluchtte, en ontkwam. En Michal nam een beeld, en zij legde het in het bed, en zij legde een geitenvel aan zijn hoofdpeluw, en dekte het met een kleed toe. Saul nu zond boden, om David te halen. Zij dan zeide: Hij is ziek. Toen zond Saul boden, om David te bezien, zeggende: Brengt hem in het bed tot mij op, dat men hem dode. Als de boden kwamen, zo ziet, er was een beeld in het bed, en er was een geitenvel aan zijn hoofdpeluw. Toen zeide Saul tot Michal: Waarom hebt gij mij alzo bedrogen en hebt mijn vijand laten gaan, dat hij ontkomen is? Michal nu zeide tot Saul: Hij zeide tot mij: 'Laat mij gaan, waarom zou ik u doden?' Alzo vluchtte David en ontkwam, en hij kwam tot Samuël te Rama, en hij gaf hem te kennen al wat Saul hem gedaan had; en hij en Samuël gingen heen, en zij bleven te Najoth. Psa. 59 David bidt om Gods kracht. Een gouden kleinood van David, voor den opperzangmeester, Altáscheth; toen Saul gezonden had, die zijn huis bewaren zouden, om hem te doden. Red mij van mijn vijanden, o mijn God! Stel mij in een hoog vertrek voor degenen, die tegen mij opstaan. Red mij van de werkers der ongerechtigheid, en verlos mij van de mannen des bloeds.

Want zie, zij leggen mijner ziel lagen; sterken rotten zich tegen mij; zonder mijn overtreding, en zonder mijn zonde, o HEERE! Zij lopen en bereiden zich zonder mijn misdaad; waak op mij tegemoet, en zie. Ja, Gij HEERE, God der heirscharen, God Israëls! Ontwaak, om al deze heidenen te bezoeken; wees niemand van hen genadig, die trouwelooslijk ongerechtigheid bedrijven. Sela. Tegen den avond keren zij weder, zij tieren als een hond, en zij gaan rondom de stad. Zie, zij storten overvloediglijk uit met hun mond; zwaarden zijn op hun lippen; want wie hoort het? Maar Gij, HEERE! zult hen belachen; Gij zult alle heidenen bespotten. Tegen zijn sterkte zal ik op U wachten; want God is mijn Hoog Vertrek. De God mijner goedertierenheid zal mij voorkomen; God zal mij op mijn verspieders doen zien. Dood hen niet, opdat mijn volk het niet vergete; doe hen omzwerven door Uw macht, en werp hen neder, o Heere, ons Schild! Om de zonde huns monds, om het woord hunner lippen; en laat hen gevangen worden in hun hoogmoed; en om den vloek, en om de leugen, die zij vertellen. Verteer hen in grimmigheid; verteer hen, dat zij er niet zijn, en laat hen weten, dat God Heerser is in Jakob, ja, tot aan de einden der aarde. Sela. Laat hen dan tegen den avond wederkeren, laat hen tieren als een hond, en rondom de stad gaan; Laat hen zelven omzwerven om spijs; en laat hen vernachten, al zijn zij niet verzadigd. Maar ik zal Uw sterkte zingen, en des morgens Uw goedertierenheid vrolijk roemen, omdat Gij mij een Hoog Vertrek zijt geweest, en een Toevlucht ten dage, als mij bange was. Van U, o mijn Sterkte! zal ik psalmzingen; want God is mijn Hoog Vertrek, de God mijner goedertierenheid. 19:19-24 PROFETEREN VOORKOMT KWAAD. En men boodschapte Saul, zeggende: Zie, David is te Najoth, bij Rama. Toen zond Saul boden heen, om David te halen; die zagen een vergadering van profeten, profeterende, en Samuël, staande, over hen gesteld; en de Geest Gods was over Sauls boden, en die profeteerden ook. Toen men het Saul boodschapte, zo zond hij andere boden, en die profeteerden ook; toen voer Saul voort, en zond de derde boden, en die profeteerden ook. Daarna ging hij ook zelf naar Rama, en hij kwam tot den groten waterput, die te Sechu was, en hij vraagde en zeide: Waar is Samuël, en David? Toen werd hem gezegd: Zie, zij zijn te Najoth bij Rama.

Toen ging hij derwaarts naar Najoth bij Rama; en dezelfde Geest Gods was ook op hem, en hij, al voortgaande, profeteerde, totdat hij te Najoth in Rama kwam. En hij toog zelf ook zijn klederen uit, en hij profeteerde zelf ook, voor het aangezicht van Samuël; en hij viel bloot neder dienzelfden gansen dag, en den gansen nacht. Daarom zegt men: Is Saul ook onder de profeten? 20:1-17 VERBOND VAN DAVID EN JONATHAN. Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jónathan: Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt? Hij daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? Dat is niet. Toen zwoer David verder, en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft hij gezegd: 'Dat Jónathan dit niet wete, opdat hij zich niet bekommere'; en zekerlijk, zo waarachtig als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een schrede tussen mij en tussen den dood! Jónathan nu zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen. En David zeide tot Jónathan: Zie, morgen is de nieuwe maan, dat ik zekerlijk met den koning zou aanzitten om te eten; zo laat mij gaan, dat ik mij op het veld verberge tot aan den derden avond. Indien uw vader mij gewisselijk mist, zo zult gij zeggen: 'David heeft van mij zeer begeerd, dat hij tot zijn stad Bethlehem mocht lopen; want aldaar is een jaarlijks offer voor het ganse geslacht.' Indien hij aldus zegt: 'Het is goed', zo heeft uw knecht vrede; maar indien hij gans ontstoken is, zo weet, dat het kwaad bij hem ten volle besloten is. Doe dan barmhartigheid aan uw knecht, want gij hebt uw knecht in een verbond des HEEREN met u gebracht; maar is er een misdaad in mij, zo dood gij mij; waarom zoudt gij mij toch tot uw vader brengen? Toen zeide Jónathan: Dat zij verre van u! Maar indien ik zekerlijk merkte, dat dit kwaad bij mijn vader ten volle besloten ware, dat het u zou overkomen, zou ik dat u dan niet te kennen geven? David nu zeide tot Jónathan: Wie zal het mij te kennen geven, indien uw vader u wat hards antwoordt? Toen zeide Jónathan tot David: Kom, laat ons toch uitgaan in het veld ; en die beiden gingen uit in het veld. En Jónathan zeide tot David: De HEERE, de God Israëls, indien ik mijn vader onderzocht zal hebben omtrent dezen tijd, morgen of overmorgen, en zie, het is goed voor David, en ik dan tot u niet zende, en voor uw oor openbare; alzo doe de HEERE aan Jónathan, en alzo doe Hij daartoe! Als mijn vader het kwaad over u behaagt, zo zal ik het voor uw oor ontdekken, en ik zal u trekken laten, dat gij in vrede heengaat; en de HEERE zij met u, gelijk als Hij met mijn vader geweest is. En zult gij niet, indien ik dan nog leve, ja, zult gij niet de weldadigheid des HEEREN aan mij doen, dat ik niet sterve? Ook zult gij uw weldadigheid niet afsnijden van mijn huis tot in eeuwigheid; ook niet wanneer de HEERE een iegelijk der vijanden van David van den aardbodem zal afgesneden hebben. Alzo maakte Jónathan een verbond met het huis van David, zeggende: Dat het de HEERE eise van de hand der vijanden Davids! En Jónathan voer voort, met David te doen zweren, omdat hij hem liefhad; want hij had hem lief met de liefde zijner ziel. 20:18-23 20:24-34 EEN PLAN VOOR EEN WAARSCHUWING. Daarna zeide Jónathan tot hem: Morgen is de nieuwe maan; dan zal men u missen, want uw zitplaats zal ledig gevonden worden. En als gij de drie dagen zult uitgebleven zijn, kom haastig af, en ga tot die plaats, waar gij u verborgen hadt ten dage dezer handeling; en blijf bij den steen Ezel. Zo zal ik drie pijlen ter zijde schieten, als of ik naar een teken schoot. En zie, ik zal den jongen zenden, zeggende: 'Ga heen, zoek de pijlen', indien ik uitdrukkelijk tot den jongen zeg: 'Zie, de pijlen zijn van u af en herwaarts, neem hem'; en kom gij, want er is vrede voor u, en er is geen ding, zo waarlijk de HEERE leeft! Maar indien ik tot den jongen alzo zeg: 'Zie, de pijlen zijn van u af en verder'; ga heen, want de HEERE heeft u laten gaan. En aangaande de zaak, waarvan ik en gij gesproken hebben, zie, de HEERE zij tussen mij en tussen u, tot in eeuwigheid! SAUL ONTHULT BEDOELINGEN. David nu verborg zich in het veld; en als het nieuwe maan was, zat de koning bij de spijze, om te eten. Toen zich de koning gezet had op zijn zitplaats, op dit maal gelijk de andere maal, aan de stede bij den wand, zo stond Jónathan op, en Abner zat aan Sauls zijde, en Davids plaats werd ledig gevonden. En Saul sprak te dien dage niets, want hij zeide: Hem is wat voorgevallen, dat hij niet rein is; voorzeker, hij is niet rein. Het geschiedde nu

20:35-43 des anderen daags, den tweeden der nieuwe maan, als Davids plaats ledig gevonden werd, zo zeide Saul tot zijn zoon Jónathan: Waarom is de zoon van Isaï noch gisteren noch heden tot de spijze gekomen? En Jónathan antwoordde Saul: David begeerde van mij ernstelijk naar Bethlehem te mogen gaan. En hij zeide: 'Laat mij toch gaan; want ons geslacht heeft een offer in de stad, en mijn broeder heeft het mij zelf geboden; heb ik nu genade in uw ogen gevonden, laat mij toch ontslagen zijn, dat ik mijn broeders zie'; hierom is hij aan des konings tafel niet gekomen. Toen ontstak de toorn van Saul tegen Jónathan, en hij zeide tot hem: Gij, zoon der verkeerde in wederspannigheid, weet ik het niet, dat gij den zoon van Isaï verkoren hebt tot uw schande, en tot schande van de naaktheid uwer moeder? Want al de dagen, die de zoon van Isaï op den aardbodem leven zal, zo zult gij noch uw koninkrijk bevestigd worden; nu dan, schik heen, en haal hem tot mij, want hij is een kind des doods. Toen antwoordde Jónathan Saul, zijn vader, en zeide tot hem: Waarom zal hij gedood worden? Wat heeft hij gedaan? Toen schoot Saul de spies op hem, om hem te slaan. Alzo merkte Jónathan, dat dit ten volle bij zijn vader besloten was, David te doden. Daarom stond Jónathan van de tafel op in hittigheid des toorns; en hij at op den tweeden dag der nieuwe maan geen brood, want hij was bekommerd om David, omdat zijn vader hem gesmaad had. DAVID EN JONATHAN GAAN UIT ELKAAR. En het geschiedde des morgens, dat Jónathan in het veld ging, op den tijd, die David bestemd was; en er was een kleine jongen bij hem. En hij zeide tot zijn jongen: Loop, zoek nu de pijlen, die ik schieten zal. De jongen liep heen, en hij schoot een pijl, dien hij deed over hem vliegen. Toen de jongen tot aan de plaats des pijls, dien Jónathan geschoten had, gekomen was, zo riep Jónathan den jongen na, en zeide: Is niet de pijl van u af en verder? Wederom riep Jónathan den jongen na: Haast u, spoed u, sta niet stil! De jongen van Jónathan nu raapte den pijl op, en hij kwam tot zijn heer. Doch de jongen wist er niets van; Jónathan en David alleen wisten van de zaak. Toen gaf Jónathan zijn gereedschap aan den jongen, dien hij had; en hij zeide tot hem: Ga heen, breng het in de stad. Als de jongen heenging, zo stond David op van de zuidzijde, en hij viel op zijn aangezicht ter aarde, en hij boog zich driemaal; en zij kusten elkander, en weenden met elkander, totdat het David gans veel maakte. Toen zeide Jónathan tot David: Ga in vrede; hetgeen wij beiden in den Naam des HEEREN gezworen hebben, zeggende: 'De HEERE zij tussen mij en tussen u, en tussen mijn zaad en tussen uw zaad, zij tot in eeuwigheid!' Daarna stond hij op, en ging heen; en Jónathan kwam in de stad. CHRONOLOGIE EN COMMENTAAR The Daily Bible, Copyright 1984 Harvest House Publishers, Eugene, Oregon 97402 www.harvesthousepublishers.com Met toestemming gebruikt. Nadruk en reproductie is in geen enkele vorm toegestaan. BIJBELTEKSTEN STATENVERTALING, Jongbloed-editie (1637-1888). Public domain.