Snelle start instructie PID in frequentieregelaars

Vergelijkbare documenten
Routing Table. Snelle start instructie Routing Table PNSPO

Instellen Analoge Ingangskaarten. CJ1 en CS1. Snelle start instructie PNSPO

Instellen Analoge Uitgangskaarten CJ1 en CS1. Snelle start instructie Instellen Analoge Uitgangs-kaarten CJ1 en CS1 PNSPO

PLC GEÏNTEGREERDE OPLOSSINGEN PID & PIDAT SNELLE START INSTRUCTIE

MC 885 HL CMP Hoog/Laag Brander Thermostaat

Het Keypad (met segmenten)

Easy modbus. Snelle start instructie. industrial.omron.nl

Send en Receive SOFTWARE. Send en Receive Instructies. Beknopte handleiding PNSPO

Webserver64. VF64 over TCP/IP

Installatie van de P266 toerenregelaar

Waarschuwingen. Het onderstaande symbool geeft belangrijke of nuttige informatie aan die u in gedachte dient te houden.

Frequentieregelaar V2

Emotron I/O-board 2.0 Optie

Installatie van de P266 toerenregelaar

Ruimtetemperatuur voelers MODBUS, SHT-A1-MB(-LCD) Ruimte MODBUS. Omschrijving

GEBRUIKSAANWIJZING Advanced control system Het basis besturingssysteem voor Ecologic met drie tot zes compressoren

Analoge Uitgang 4 20mA

VDH doc Versie: v1.0 Datum: Software: ALFA75-MTT File: Do WPD Bereik: 0,0/+80,0 C per 0,1 C

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

THERMO-HYGROMETER LVT-15 Gebruiksaanwijzing

HANDLEIDING QUICKHEAT-FLOOR THERMOSTAAT

Bedrade afstandbediening Introductie van het spare part. Knoppen en display van de afstandbediening.

Snelle start instructie Positioneren Met CP1L

MOTOPLAT VC-09ST. Handleiding Versie

Rodin installatiehandleiding (vanaf versie 2.1.xxx.x)

ENA Bijlage. Installatie- en bedieningsinstructies. Flamco

HANDLEIDING EASY FLEX HC THERMOSTAAT REGISTRATIE MASTER

Handleiding. Gebruiks waarschuwingen. Stap 1. Aansluiten controller

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

Programmeerhandleiding Nelson Turf EZ Pro Jr. voor de types 8304, 8306, 8309, 8312, 8374, 8376, 8379, 8382

EazyPAT XE & EazyPAT XEPLUS Snelstart handleiding

Opstarthandleiding. Unidrive M400. Hydrofoor regeling. Geïntegreerde drukregeling met sleep/wake functie

Espace bedrade regeling (230 volt)

Calortrans M55. Handleiding.

BESCHRIJVING FUNCTIE MODES speciaal ontworpen voor vloerverwarming en koeling systemen die aangestuurd worden door actuators. Instelmogelijkheden: Enk

HENKELMAN BV. Adres Veemarktkade 8 / D AE s-hertogenbosch Nederland. Postadres Postbus AE s-hertogenbosch Nederland

Bandwidth Management

EM8030 EM8031 Mini Powerline Adapter 500Mbps

Handleiding. 24Vdc -50/+50 C

SPRAAK MODULE INT-VG. 1. Eigenschappen. 2. Specificaties

Installatie handleiding TiC Narrow Casting Player. (voor intern gebruik)

Handleiding Icespy MR software

knfbreader Mobile kreader Mobile

Syncro AS. Analoge Brandmeldcentrale. Gebruikershandleiding. Man V1.0NL

MS Semen Storage Pro

Calortrans M55. Handleiding

Gebruiksaanwijzing. Altijd tot uw dienst SRP3011. Vragen? Vraag het Philips

Innovative Growing Solutions. Datalogger DL-1. software-versie: 1.xx. Uitgifte datum: HANDLEIDING

LCD MONITOR SHARP INFORMATION DISPLAY GEBRUIKSAANWIJZING

Kit code: KT XTI Configuratie: Kit inhoud: Geschikt voor:

FX-Gluemix pagina-indeling HMI

DTM - HART SERIE 2000 en 2000-SAN

PROGRAMMEERBARE TEMPERATUUR DETECTOR TD-1_NL 07/11

Universele deurcontroller

Gebruikershandleiding

Time (tijd): Instelbaar van 00:00 tot 99:00, met een toename van 1:00 minuut.

UltraFill. Snelstarthandleiding voor de zorgverlener

INSTALLATIE HANDLEIDING. Module DVR/Coax besturing. Versie 1.0 April 2017

GN Hearing-app - handleiding

TC 60/8. Handleiding

Bestnr FALCON Paneelmeter DPM951

Focus LCD PRO Electronic (PPVE) ELEKTRISCHE DOORSTROMER VOOR TAPWATER

INSTALLATIE EN GEBRUIKERS HANDLEIDING. Camera 2-draads besturingsmodule. Versie 2.0 April 2017

Weersafhankelijke regelaar SAM 2200

MTCV- Multifunctioneel Thermostatisch Circulatieventiel

Oorspronkelijk document.

GEBRUIKERSHANDLEIDING Voor de versie met interne server

Wij beschermen mensen

Oorspronkelijk document.

Instructie AKD LonWorks ADAP-KOOL AK-LON

AANSLUITINGS- VOORSCHRIFT REGELEENHEID VOOR ROTERENDE WARMTEWISSELAAR

AANSLUITINGS- VOORSCHRIFT

Aanvullende handleiding Comfort-luchtgordijn met CHIPS-regeling Model CA

Helphandleiding. (DI2-Adapter voor ander E-BIKE systeem)

Opleiding ELEKTROMECHANICA optie Automatisatie LAB Labo Regeltechniek KLAS: 2AUa Academiejaar

Afstandsbediening Keygo io

Gebruikershandleiding 3 fase test adapter

Regel omschrijving: Ventilatie regeling Kampmann

Gebruikhandleiding TC-500

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud.

UNIVERSELE TRAPPENREGELAAR IR32 en IRDR

HP Power Distribution Rack

Gebruiksaanwijzing TTA /+150 C (1) VDH doc Versie: V1.1 Datum:

Hooi-, stro-, kuilvochtigheidsmeter

TechGrow HS-1 PORTABLE CO 2 METER HANDLEIDING. software versie: 1.00

Chronotherm Thermostaat Modulation

Installatiehandleiding

Gebruiksaanwijzing ALFA-45 Bedien-unit Koel / Ontdooi thermostaat met ventilator sturing.

CODEKLAVIER PROGRAMMATIE HANDLEIDING

Inhoudsopgave. Handleiding: MC v2.0a. Pagina - 1 -

User Manual DMX 0-10V Demux 8 channel

PAC-LBK-KIT. Installatie beschrijving Gebruikers beschrijving Technische beschrijving

GN Hearing-app - handleiding

Uw gebruiksaanwijzing. HP COMPAQ D230 MICROTOWER DESKTOP PC

KIT OVO. De automatisering moet worden onderworpen aan onderhoud op een regelmatige basis om een goede werking te garanderen.

CCE-200, 201, 202, 203, 204 & 206 NL Elektronisch bedieningspaneel Installatie-, Montage- en Gebruikshandleiding Voor de Installateur

Room Controller NEW BEDIENING 40KMC---N 42HMC---N 42VMC---N 40SMC---N I S O

Uw gebruiksaanwijzing. NOKIA TME-3

DOWNLOADED FROM - SECOND LIFE BANG & OLUFSEN. Set-top Box Controller BeoVision MX. Handleiding

Transcriptie:

Snelle start instructie

Mededeling apparatuur wordt gefabriceerd voor gebruik volgens de juiste procedures door een gekwalificeerde gebruiker en alleen voor de doeleinden die in deze handleiding worden beschreven. De volgende conventies worden gebruikt om voorzorgsmaatregelen te tonen en te classificeren. Schenk altijd aandacht aan de informatie die getoond wordt. Het geen aandacht schenken aan of negeren van deze waarschuwingen kan leiden tot het gewond raken van mensen of schade aan het product. Gevaar Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, zeer waarschijnlijk zal leiden tot ernstige verwonding of verlies van leven. Waarschuwing Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, mogelijk kan leiden tot ernstige verwonding of verlies van leven en zeker schade aan het product zal toebrengen. Voorzichtig Geeft informatie aan die, wanneer er geen acht op wordt geslagen, mogelijk kan leiden tot relatief ernstige verwonding of letsel, schade aan het product of verkeerde werking van het product. product verwijzingen Namen van OMRON producten beginnen met een hoofdletter in deze handleiding. Het woord unit wordt gebruikt om een OMRON product aan te duiden, onafhankelijk van het feit of het woord unit in de naam van het product voorkomt. Gebruikte afkortingen en termen zijn verklaard in de appendix. Visuele hulpmiddelen Kantlijn De volgende koppen verschijnen in de linkerkolom van de handleiding om u verschillende soorten informatie snel te laten vinden. Opmerking Geeft informatie weer die in het bijzonder praktisch is voor efficiënt en handig gebruik van het product. 1, 2, 3... 1. Geeft diverse soorten lijsten weer zoals procedures, controlelijsten etc. Noot Geeft een noot weer. Wordt vaak gebruikt in combinatie met tabellen. In de kantlijn van de tekst is vaak weergegeven waar een alinea over gaat. U kan deze teksten in de kantlijn gebruiken om snel binnen een hoofdstuk te zoeken naar een onderwerp. Vet gedrukte woorden refereren naar commando s in menu s van programma s. Het gedeelte voor de verticale streep refereert naar het menu, het gedeelte erachter naar de naam van de optie uit het menu (bijvoorbeeld File Open). Cursief afgebeelde woorden worden gebruikt voor de namen van optieszoals check boxes en knoppen in dialogen (bijvoorbeeld Save Program). Toetsenbord combinaties worden vetgedrukt aangegeven met de toetsen die tegelijkertijd ingedrukt moeten worden (bijvoorbeeld Shift+F6). 1

2006, OMRON ELECTRONICS B.V. Alle rechten voorbehouden. OMRON configureren snelle start instructie Publicatie augustus 2006 Document referentie frequentieregelaars configureren snelle start instructie Revisie. 1 De informatie in dit document is uitvoerig gecontroleerd. OMRON kan echter geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden voor enige incorrectheid of onvolledigheid van deze handleiding. Verder heeft OMRON het recht onaangekondigd veranderingen aan het product en de handleiding aan te brengen ter verbetering van de betrouwbaarheid, de functionaliteit en het ontwerp van de handleiding en/of het product. OMRON is niet aansprakelijk voor enige schade die kan voortvloeien uit het gebruik van deze handleiding, noch kan het enig onder patent rustende licentie of rechten van anderen, overdragen. OMRON is een geregistreerd handelsmerk van OMRON Corporation. pagina 2

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Introductie 5 1.1 Wat is een PID regeling...5 2 Voorbeeld 6 2.1 Drukregeling met een waterpomp...6 2.1.1 Voorbeeldapplicatie...6 3 Instellingen van de frequentieregelaar 7 3.1 Stappenplan voor het instellen van de frequentieregelaar...7 3.2 Instellingen bij een V7AZ (MV) frequentieregelaar...8 3.2.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar:...8 3.2.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen: 8 3.2.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven...9 3.2.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters...9 3.2.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PID waarden...10 3.2.6 Stap 6 Overige parameters...10 3.3 Instellingen bij een E7Z frequentieregelaar...11 3.3.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar:...11 3.3.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen:11 3.3.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven...12 3.3.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters...12 3.3.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PI waarden...13 3.3.6 Stap 6 Overige parameters...13 3.4 Instellingen bij een F7Z frequentieregelaar...14 3.4.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar:...14 3.4.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen:14 3.4.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven...15 3.4.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters...15 3.4.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PID waarden...16 3.4.6 Stap 6 Overige parameters...16 3

Introductie Voor wat betreft deze handleiding Frequentieregelaars kunnen gebruikt worden om een druk, vacuüm of flow automatisch op een bepaald niveau te houden. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van de PID regeling die in moderne V7, E7 en F7 frequentieregelaars van Omron ingebouwd zit. Deze handleiding heeft als doel u op weg te helpen bij het instellen van de parameters die betrekking hebben op de PID regeling. Deze handleiding vervangt niet de manuals die bij de frequentieregelaars horen. Voor het aansluiten van de frequentieregelaar en het instellen van de overige parameters van de frequentieregelaar verwijzen wij naar de desbetreffende manual van de frequentieregelaar. De manual van de door u gebruikte frequentieregelaar kan worden besteld, of kan worden gedownload van onze website: www.omron.nl In deze handleiding wordt gerefereerd naar de volgende manuals: Varispeed V7 Users Manual, catalogusnummer: YEG-TOE-PC7106-0605 Varispeed E7 Users Manual, catalogusnummer: YEG-TOE-S616-56-1-OY Varispeed F7 Users Manual, catalogusnummer: YEG-TOE-S616-55.1-OY Verder is het gemakkelijk om bij het fijnafstellen van de P, I en D parameters de frequentieregelaarsoftware CX-Drive voorhanden te hebben. Voorzichtig Lees deze handleiding nauwkeurig en wees er zeker van dat u de hierin weergegeven informatie goed begrijpt voor u begint met het installeren en gebruik van deze regeling. Aan deze handleiding en dit product is de grootst mogelijke zorg besteed. Mochten er ondanks deze zorg nog onjuistheden of onduidelijkheden vermeld zijn of fouten in het product zitten, dan stellen wij ons uitdrukkelijk niet aansprakelijk voor eventuele gevolgen hiervan. Voor suggesties ter verbetering houden wij ons aanbevolen. pagina 4

Introductie Introductie In dit hoofdstuk zal worden uitgelegd wat een PID regeling precies is en hoe een frequentieregelaar hiermee omgaat. Als u dit hoofdstuk heeft doorgelezen helpt u dat bij het instellen van de diverse parameters later in de handleiding. 1.1 Wat is een PID regeling Een PID regeling is in feite een evenwichtsregeling waarbij een terugkoppelwaarde van bijvoorbeeld een sensor geregeld wordt naar een instelwaarde (setpoint). Neemt bijvoorbeeld de druk die gemeten wordt door een druksensor af, dan zal de frequentieregelaar sneller/langzamer gaan draaien om een pomp meer druk te laten leveren. De letters P, I en D staan voor Proportioneel, Integreren en Differentiëren, dit zijn ook parameters die in de frequentieregelaar ingesteld kunnen worden en bepalen hoe de regeling zijn werk doet. De P regeling versterkt in een Omron frequentieregelaar het verschil tussen setpoint en gemeten waarde zodat kleine afwijkingen snel gedetecteerd kunnen worden. De I regeling zorgt ervoor dat de frequentieregelaar in de tijd die hier wordt ingesteld op setpoint is. De D regeling die niet in alle frequentieregelaars aanwezig is, bepaalt de tijd dat de frequentieregelaar 100% uitstuurt na een grote verstoring van de gemeten waarde. Verder zitten er in de E7 frequentieregelaar uitgebreide functies die de motor kunnen uitschakelen als aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan, zoals bijvoorbeeld voldoende druk in het systeem. 5

Instellingen van frequentieregelaar 2 Voorbeeld 2.1 Drukregeling met een waterpomp 2.1.1 Voorbeeldapplicatie In deze voorbeeldapplicatie wordt het Setpoint(druk) bepaald door een potentiometer aangesloten op de analoge ingang-1 (A1) van de frequentieregelaar. De frequentieregelaar krijgt zijn terugkoppelwaarde van de druksensor die een 4-20mA signaal geeft aan analoge- ingang-2 (A2). pagina 6

Instellingen van frequentieregelaar 3 Instellingen van de frequentieregelaar 3.1 Stappenplan voor het instellen van de frequentieregelaar Het instellen en parametreren van de frequentieregelaar kan worden opgedeelt in zes stappen. Als volgens deze stappen wordt gewerkt maakt dat het instellen en het eventuele foutzoeken stukken gemakkelijker. Stap 1: Sluit alle bedrading correct aan. Raadpleeg hiervoor de handleiding van de desbetreffende frequentieregelaar. Stap 2: Stel de frequentieregelaar zo in dat de sensor van de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen. Pas eventueel de uitlezing van de frequentieregelaar aan naar bekende waardes zoals bar in plaats van hertz. Stap 3: Stel de frequentieregelaar zo in zodat het juiste setpoint opgegeven kan worden en dat PID wordt geactiveerd. Stap 4: Stel de acceleratie- en deceleratietijden, minimale frequentie, beveiligingsparameters en runvoorwaarden in. Stap 5: Begin met testdraaien en stel de P,I en D waarden zo in dat de installatie goed reageert op veranderingen. Stap 6: Stel overige parameters in. 7

Instellingen van frequentieregelaar 3.2 Instellingen bij een V7AZ (MV) frequentieregelaar 3.2.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar: Raadpleeg hiervoor de V7AZ (3G3MV) usersmanual, te downloaden op www.omron.nl 3.2.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen: Bij een V7AZ kan de terugkoppelsensor op verschillende punten worden aangesloten. Er zijn twee analoge ingangen beschikbaar op deze frequentieregelaar, de FR en de CN2 ingang. Hoe de sensor moet worden aangesloten op de frequentieregelaar hangt af van het type sensor dat wordt toegepast. De meest gangbare sensoren zijn 4-20mA en zijn twee of driedraadssensoren. Als er een stroomsensor wordt aangesloten op ingang FR dan moet dipswitch2 van SW2 op stand I worden gezet. Voor het aansluiten van de sensor op de CN2 aansluiting is er een extra kabeltje nodig dat niet standaard wordt meegeleverd. Dit kabeltje heeft artikelnummer: 3G3MV-PCN- CN2 In het bovenstaande voorbeeld staat hoe een twee- of driedraads stroomsensor aangesloten dient te worden op de FR- of de CN ingang van de frequentieregelaar. De frequentieregelaar zal zo moeten worden ingesteld dat het juiste signaal van de juiste ingang wordt ingelezen in de frequentieregelaar. Spanningssensor 0-10volt op ingang FR: n164=0 en n004=0 Stroomsensor 4-20mA op ingang FR: n164=1 en n004=0 Stroomsensor 0-20mA op ingang FR: n164=2 en n004=0 Spanningssensor 0-10volt op ingang CN2(1): n164=3 Stroomsensor 4-20mA op ingang CN2(2): n164=4 pagina 8

Instellingen van frequentieregelaar Opmerking: Een frequentieregelaar geeft normaal zijn waarden op het display weer in hertz. Vaak spreekt de waarde waarin geregeld wordt zoals bar meer aan dan hertz. De frequentieregelaar heeft de mogelijkheid de maximale waarde van de sensor als eigen maximum te zien. Stel er wordt gebruik gemaakt van een druksensor die maximaal 38 bar aan kan, dan moet parameter n035 worden ingesteld op 1380. De maximale uitlezing op het display wordt dan 38,0 bar. Is de sensor maximaal 4 bar, dan moet 1040 worden ingevuld. De maximale uitlezing wordt dan 4,0 bar. Kijk voor meer informatie in de users manual onder Display Scaling. Het aanpassen van de uitlezing heeft tot gevolg dat alle instellingen van de frequentiereferenties en analoge ingangen weergegeven worden in de eenheid zoals ingesteld in n035. 3.2.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven Als bovenstaande stappen zijn doorlopen dan kan in de frequentieregelaar PID worden geactiveerd. Hiertoe moet parameter n128 worden ingesteld op 1, hoe hoger de waarde van de sensor, hoe lager de uitgestuurde frequentie wordt. Bij een koelproces kan het zijn dat er gebruik gemaakt moet worden van een geinverteerde regeling, hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de uitgestuurde frequentie. Hiertoe moet parameter n128 op 3 worden ingesteld. Het setpoint voor de druk kan komen van een interne parameter of van een analoge ingang, mits deze niet is gebruikt om een sensor op aan te sluiten. Als het setpoint moet komen van een interne parameter dan moeten de volgende parameters worden ingesteld: n004=1 n024= het gewenste setpoint Als er gebruik gemaakt wordt van een analoge ingang op de regelaar dan moet parameter n004 op 2 worden ingesteld. 3.2.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters Opmerking: Het runsignaal mag komen van de runtoets op het display of van een startcontact op de klemmenstrook van de frequentieregelaar. Runsignaal van het display: n003=0 Runsignaal van de klemmenstrook: n003=1 Verder dienen nog een paar overige parameters te worden ingesteld, waaronder de motorstroombeveiliging. n019 Acceleratietijd n020 Deceleratietijd De waarde van de acceleratie- en deceleratietijd mag niet groter zijn dan de ingestelde I-waarde. n036 Motorstroom voor overstroombeveiliging. Eventueel V/F karakteristiek en minimale frequentie. Bij sommige pompen en compressoren is het van belang dat deze niet onder een bepaalde frequentie worden aangestuurd. Hiervoor kan in parameter n016 een minimale frequentie worden ingegeven. 9

Instellingen van frequentieregelaar 3.2.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PID waarden Nu alles correct is ingesteld kan begonnen worden met het testdraaien van de installatie. Stel hiervoor een setpoint in van 30% van de maximale waarde en bied het runsignaal aan op de frequentieregelaar. Kijk nu in monitoring parameter U16, als de terugkoppeling goed is aangesloten moet de waarde hierin oplopen (of dalen bij een geinverteerde PID- regeling). Mocht U16 helemaal niet reageren dan krijgt de frequentieregelaar geen terugkoppelsignaal, ga in dit geval terug naar stap 2 en controleer de aansluitingen en instellingen. Als de frequentieregelaar goed uitstuurt en het terugkoppelsignaal is in orde dan kan begonnen worden met het afstellen van de P, I en D waarden. Maak de I en de D waarden beiden 0. n131=0 en n132=0. Verhoog nu de P waarde n130 totdat de regeling begint te oscilleren. Registreer het oscilleren met een oscilloscoop of op het gehoor in combinatie met de uitgestuurde frequentie-uitlezing op het display van de frequentieregelaar. Een goede meting kan ook worden gemaakt met de monitoringfunctie van cx-drive. Als de regeling is gaan oscilleren schrijf dan de ingestelde P waarde (n130) op, we noemen deze waarde Posc. Meet vervolgens de periodetijd van het oscilleren en schrijf ook deze op, we noemen deze waarde Tosc. Bereken nu de P, I en D waarden volgens onderstaande formules: P waarde (n130)= Posc * 0,6 I waarde (n131)= Tosc * 0,85 D waarde (n132)= Tosc * 0,12 Wordt er geen D actie gebruikt bereken dan de P en de I waarden volgens onderstaande formules: P waarde (n130)= Posc * 0,5 I waarde (n131)= Tosc * 0,45 D waarde (n132)= 0 Zorg ervoor dat de I waarde niet kleiner is dan de acceleratie/deceleratietijd. 3.2.6 Stap 6 Overige parameters Als de installatie mooi regelt kunnen de overige parameters worden ingesteld. pagina 10

Instellingen van frequentieregelaar 3.3 Instellingen bij een E7Z frequentieregelaar 3.3.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar: Raadpleeg hiervoor de E7Z usersmanual, te downloaden op www.omron.nl 3.3.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen: Bij een E7Z kan de terugkoppelsensor worden aangesloten op ingang A2. Hoe de sensor moet worden aangesloten op de frequentieregelaar hangt af van het type sensor dat wordt toegepast. De meest gangbare sensoren zijn 4-20mA en zijn twee of driedraadssensoren. In het bovenstaande voorbeeld staat hoe een twee- of driedraads stroomsensor aangesloten dient te worden op de A2 ingang van de regelaar. De frequentieregelaar zal zo moeten worden ingesteld dat het juiste signaal van de juiste ingang wordt ingelezen in de frequentieregelaar. Spanningssensor 0-10volt op ingang A2: H3-08=0 en H3-09=B Stroomsensor 4-20mA op ingang A2: H3-08=2 en H3-09=B Stroomsensor 0-20mA op ingang A2: H3-08=3 en H3-09=B 11

Instellingen van frequentieregelaar Een frequentieregelaar geeft normaal zijn waarden op het display weer in hertz. Vaak spreekt de waarde waarin geregeld wordt zoals bar meer aan dan hertz. De frequentieregelaar heeft de mogelijkheid de maximale waarde van de sensor als eigen maximum te zien. Stel er wordt gebruik gemaakt van een druksensor die maximaal 38 bar aan kan, dan moet parameter o1-03 worden ingesteld op 1380. De maximale uitlezing op het display wordt dan 38,0 bar. Is de sensor maximaal 4 bar, dan moet 1040 worden ingevuld. De maximale uitlezing wordt dan 4,0 bar. Kijk voor meer informatie in de users manual onder changing frequency and display units. Opmerking: Het aanpassen van de uitlezing heeft tot gevolg dat alle instellingen van de frequentiereferenties en analoge ingangen weergegeven worden in de eenheid zoals ingesteld in o1-03. 3.3.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven Als bovenstaande stappen zijn doorlopen dan kan in de frequentieregelaar PID worden geactiveerd. Hiertoe moet parameter B5-01 worden ingesteld op 1, hoe hoger de waarde van de sensor, hoe lager de uitgestuurde frequentie wordt. Bij een koelproces kan het zijn dat er gebruik gemaakt moet worden van een geinverteerde regeling, hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de uitgestuurde frequentie. Hiertoe moet ook parameter B5-09 worden ingesteld op 1. Het setpoint voor de druk kan komen van een interne parameter of van een analoge ingang, mits deze niet is gebruikt om een sensor op aan te sluiten. Als het setpoint moet komen van een interne parameter dan moeten de volgende parameters worden ingesteld: B1-01=0 D1-01= het gewenste setpoint Als er gebruik gemaakt wordt van analoge ingang A1 op de regelaar dan moet parameter B1-01 op 1 worden ingesteld. 3.3.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters Opmerking: Het runsignaal mag komen van de runtoets op het display of van een startcontact op de klemmenstrook van de frequentieregelaar. Runsignaal van het display: B1-02=0 Runsignaal van de klemmenstrook: B1-02=1 Verder dienen nog een paar overige parameters te worden ingesteld, waaronder de motorstroombeveiliging. C1-01 Acceleratietijd C1-02 Deceleratietijd De waarde van de acceleratie- en deceleratietijd mag niet groter zijn dan de ingestelde I-waarde. E2-01 Motorstroom voor overstroombeveiliging. Eventueel V/F karakteristiek en minimale frequentie. Bij sommige pompen en compressoren is het van belang dat deze niet onder een bepaalde frequentie worden aangestuurd. Hiervoor kan in parameter E1-09 een minimale frequentie worden ingegeven. pagina 12

Instellingen van frequentieregelaar 3.3.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PI waarden Nu alles correct is ingesteld kan begonnen worden met het testdraaien van de installatie. Stel hiervoor een setpoint in van 30% van de maximale waarde en bied het runsignaal aan op de frequentieregelaar. Kijk nu in monitoring parameter U1-24, als de terugkoppeling goed is aangesloten moet de waarde hierin oplopen (of dalen bij een geinverteerde PID- regeling). Mocht U1-24 helemaal niet reageren dan krijgt de frequentieregelaar geen terugkoppelsignaal, ga in dit geval terug naar stap 2 en controleer de aansluitingen en instellingen. Als de frequentieregelaar goed uitstuurt en het terugkoppelsignaal is in orde dan kan begonnen worden met het afstellen van de P en I waarde. Maak de I waarde 0 B5-03. Verhoog nu de P waarde B5-02 totdat de regeling begint te oscilleren. Registreer het oscilleren met een oscilloscoop of op het gehoor in combinatie met de uitgestuurde frequentie-uitlezing op het display van de frequentieregelaar. Een goede meting kan ook worden gemaakt met de monitoringfunctie van cx-drive. Als de regeling is gaan oscilleren schrijf dan de ingestelde P waarde (B5-02) op, we noemen deze waarde Posc. Meet vervolgens de periodetijd van het oscilleren en schrijf ook deze op, we noemen deze waarde Tosc. Bereken nu de P en I waarden volgens onderstaande formules: P waarde (B5-02)= Posc * 0,5 I waarde (B5-03)= Tosc * 0,45 Zorg ervoor dat de I waarde niet kleiner is dan de acceleratie/deceleratietijd, pas desnoods de acceleratie/decelaratietijd aan. 3.3.6 Stap 6 Overige parameters Als de installatie mooi regelt kunnen de overige parameters worden ingesteld. De E7Z frequentieregelaar heeft nog een extra aanvullende functie die andere modellen niet bezitten. De snoozeregeling die ervoor zorgt dat de motor wordt uitgeschakeld als het juiste setpoint is bereikt. Op deze manier kan op energie en mechanische slijtage bespaard worden. Voor het goed werken van de snoozeregeling is wel vereist dat er druk of vacuüm kan worden opgebouwd die niet meteen weer wegvloeit als de pomp of compressor stopt met draaien. Voordat de regelaar stopt met draaien bestaat er de mogelijkheid het systeem op druk of vacuüm te brengen door even volledig uit te sturen, dit wordt boost genoemd. Om de snooze functie te activeren moet parameter B5-21 op 2 worden ingesteld. Verder moeten de volgende parameters worden ingesteld: B5-22 = Percentage van de maximale frequentie waarbij de snoozefunctie activeert. B5-23 = Tijd die gewacht wordt voordat de snoozefunctie activeert. B5-24 = Percentage van de terugkoppelwaarde waarbij de regelaar weer inschakelt. B5-25 = Percentage van het setpoint voor het boosten ofwel het op druk zetten van het systeem voordat de regelaar in snooze gaat. B5-26 = Tijd dat er geboost wordt voordat de regelaar in snooze gaat. B5-27 = Percentage van de terugkoppelwaarde die minimaal bereikt moet zijn voordat de snoozefunctie activeert. 13

Instellingen van frequentieregelaar 3.4 Instellingen bij een F7Z frequentieregelaar 3.4.1 Stap 1 Aansluiten van de frequentieregelaar: Raadpleeg hiervoor de F7Z usersmanual, te downloaden op www.omron.nl 3.4.2 Stap 2 Regelaar instellen zodat de terugkoppelwaarde goed wordt ingelezen: Bij een F7Z kan de terugkoppelsensor worden aangesloten op ingang A2. Hoe de sensor moet worden aangesloten op de frequentieregelaar hangt af van het type sensor dat wordt toegepast. De meest gangbare sensoren zijn 4-20mA en zijn twee of driedraadssensoren. In het bovenstaande voorbeeld staat hoe een twee- of driedraads stroomsensor aangesloten dient te worden op de A2 ingang van de regelaar. De frequentieregelaar zal zo moeten worden ingesteld dat het juiste signaal van de juiste ingang wordt ingelezen in de frequentieregelaar. Spanningssensor 0-10volt op ingang A2: H3-08=0 en H3-09=B Stroomsensor 4-20mA op ingang A2: H3-08=2 en H3-09=B Stroomsensor 0-20mA op ingang A2: H3-08=3 en H3-09=B pagina 14

Instellingen van frequentieregelaar Opmerking: Een frequentieregelaar geeft normaal zijn waarden op het display weer in hertzen. Vaak spreekt de waarde waarin geregeld wordt zoals bar meer aan dan hertz. De frequentieregelaar heeft de mogelijkheid de maximale waarde van de sensor als eigen maximum te zien. Stel er wordt gebruik gemaakt van een druksensor die maximaal 38 bar aan kan, dan moet parameter o1-03 worden ingesteld op 1380. De maximale uitlezing op het display wordt dan 38,0 bar. Is de sensor maximaal 4 bar, dan moet 1040 worden ingevuld. De maximale uitlezing wordt dan 4,0 bar. Het aanpassen van de uitlezing heeft tot gevolg dat alle instellingen van de frequentiereferenties en analoge ingangen weergegeven worden in de eenheid zoals ingesteld in o1-03. 3.4.3 Stap 3 PID activeren en setpoint ingegeven Als bovenstaande stappen zijn doorlopen dan kan in de frequentieregelaar PID worden geactiveerd. Hiertoe moet parameter B5-01 worden ingesteld op 1, hoe hoger de waarde van de sensor, hoe lager de uitgestuurde frequentie wordt. Bij een koelproces kan het zijn dat er gebruik gemaakt moet worden van een geinverteerde regeling, hoe hoger de temperatuur, hoe hoger de uitgestuurde frequentie. Hiertoe moet ook parameter B5-09 worden ingesteld op 1. Het setpoint voor de druk kan komen van een interne parameter of van een analoge ingang, mits deze niet is gebruikt om een sensor op aan te sluiten. Als het setpoint moet komen van een interne parameter dan moeten de volgende parameters worden ingesteld: B1-01=0 D1-01= het gewenste setpoint Als er gebruik gemaakt wordt van analoge ingang A1 op de regelaar dan moet parameter B1-01 op 1 worden ingesteld. 3.4.4 Stap 4 Run-, Beveiligings- en overige parameters Opmerking: Het runsignaal mag komen van de runtoets op het display of van een startcontact op de klemmenstrook van de frequentieregelaar. Runsignaal van het display: B1-02=0 Runsignaal van de klemmenstrook: B1-02=1 Verder dienen nog een paar overige parameters te worden ingesteld, waaronder de motorstroombeveiliging. C1-01 Acceleratietijd C1-02 Deceleratietijd De waarde van de acceleratie- en deceleratietijd mag niet groter zijn dan de ingestelde I-waarde. E2-01 Motorstroom voor overstroombeveiliging. Eventueel V/F karakteristiek en minimale frequentie. Bij sommige pompen en compressoren is het van belang dat deze niet onder een bepaalde frequentie worden aangestuurd. Hiervoor kan in parameter E1-09 een minimale frequentie worden ingegeven. 15

Instellingen van frequentieregelaar 3.4.5 Stap 5 Testdraaien en fijnafstellen PID waarden Nu alles correct is ingesteld kan begonnen worden met het testdraaien van de installatie. Stel hiervoor een setpoint in van 30% van de maximale waarde en bied het runsignaal aan op de frequentieregelaar. Kijk nu in monitoring parameter U1-24, als de terugkoppeling goed is aangesloten moet de waarde hierin oplopen (of dalen bij een geinverteerde PID- regeling). Mocht U1-24 helemaal niet reageren dan krijgt de frequentieregelaar geen terugkoppelsignaal, ga in dit geval terug naar stap 2 en controleer de aansluitingen en instellingen. Als de frequentieregelaar goed uitstuurt en het terugkoppelsignaal is in orde dan kan begonnen worden met het afstellen van de P, I en D waarden. Maak de I waarde 0 B5-03. Verhoog nu de P waarde B5-02 totdat de regeling begint te oscilleren. Registreer het oscilleren met een oscilloscoop of op het gehoor in combinatie met de uitgestuurde frequentie-uitlezing op het display van de frequentieregelaar. Een goede meting kan ook worden gemaakt met de monitoringfunctie van cx-drive. Als de regeling is gaan oscilleren schrijf dan de ingestelde P waarde (B5-02) op, we noemen deze waarde Posc. Meet vervolgens de periodetijd van het oscilleren en schrijf ook deze op, we noemen deze waarde Tosc. Bereken nu de P, I en D waarden volgens onderstaande formules: P waarde (B5-02)= Posc * 0,6 I waarde (B5-03)= Tosc * 0,85 D waarde (B5-04)= Tosc * 0,12 Wordt er geen D actie gebruikt bereken dan de P en de I waarden volgens onderstaande formules: P waarde (B5-02)= Posc * 0,5 I waarde (B5-03)= Tosc * 0,45 D waarde (B5-04)= 0 Zorg ervoor dat de I waarde niet kleiner is dan de acceleratie/deceleratietijd. 3.4.6 Stap 6 Overige parameters Als de installatie mooi regelt kunnen de overige parameters worden ingesteld. pagina 16

Omron Electronics B.V. Wegalaan 61 2132 JD HOOFDDORP Postbus 582 2130 AN HOOFDDORP Tel.: (023) 568 11 00 Fax.: (023) 568 11 88 Uw leverancier; 17