VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-LW. voor de vakman

Vergelijkbare documenten
VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTRANS 100-LW VITOTRANS 200-LW. voor de vakman. Vitotrans 100-LW Vitotrans 200-LW

VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-LW. voor de vakman

VIESMANN. Montage- en Bedieningshandleiding. Schakelkastconsole. voor de vakman. Schakelkastconsole

VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-HW. voor de vakman

VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-HW. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 100-H. voor de vakman. Vitocell 100-H type CHA Warmwaterboiler, 130 tot 200 liter

VIESMANN Richtwaarden voor de waterkwaliteit

Servicehandleiding voor de vakman VITOCELL 100-H. Vitocell 100-H type CHA Warmwaterboiler 130 tot 200 liter inhoud. Bewaren a.u.b.! NL 3/2007

Handleiding VDI 2035

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 200A. voor de vakman. Vitotrol 200A. Afstandsbediening, bestelnr

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

Reinigingssysteem nageschakelde verwarmingsoppervlakken en bekleding keerkamer

VIESMANN. Montagehandleiding VITOMAX 200-HW. voor de vakman. Vitomax 200-HW type M72A Heetwaterketel op olie/gas Nominaal vermogen 2,3 tot 6,0 MW

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 100-L. voor de vakman. Vitocell 100-L type CVL

VIESMANN. Montagehandleiding. Lamellenrooster. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. Voor Vitoligno 300-C, 8 en 12 kw

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 90 tot 560 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman

VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-HW. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 300-H. voor de vakman. Vitocell 300-H type EHA. Intern verwarmde warmwaterboiler 160 tot 500 liter inhoud

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

Montagehandleiding voor de vakman VITOFLAME 100

VIESMANN. Montagehandleiding VITOCROSSAL 300. voor de vakman. Vitocrossal 300 type CM3 HR-ketel met MatriX-stralingsbrander

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 300-V VITOCELL 300-W. voor de vakman. Vitocell 300-V Vitocell 300-W type EVA

VIESMANN. Montagehandleiding VITOMAX 200-LW. voor de vakman. Vitomax 200-LW type M62A CV-ketel op olie/gas Vermogen 2,3 tot 6,0 MW

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL-F VITOSOL-T. voor de gebruiker van de installatie. Vlakke plaatcollectoren en vacuümbuiscollectoren

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

VIESMANN. Servicehandleiding VITOVOLT 100 VITOVOLT 200. voor de vakman. Vitovolt 100 Vitovolt 200. Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina

VIESMANN. Gebruikershandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 4/2007 Bewaren a.u.b.!

Vervanging aanvoerleiding, warmtewisselaar en retourleiding. voor Vitodens, Vitosolar 200-F, Vitotwin 300-W en Vitovalor 300-P

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 3/2009 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Pellettoevoer met flexibele worm. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-P

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. Voor meer informatie: voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 90 tot 560 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Montagehandleiding. Gascombiregelaar vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman

Servicehandleiding voor de vakman VITOCELL 300-V VITOCELL 300-W. Vitocell 300-V en Vitocell 300-W type EVA Warmwaterboiler 130 tot 200 liter inhoud

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 700 tot 1950 kw Olie-/gasketel

voor de gebruiker van de installatie Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montagehandleiding. Gascombiregelaar vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman

Reinigingssysteem nageschakelde verwarmingsoppervlakken en bekleding keerkamer

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2, 700 tot 1950 kw Olie-/gasketel NL 4/2007 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 700 tot 1950 kw Olie-/gasketel

Viesmann. Montagehandleiding. Verbrandingskamer en roosterbodem. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 50 tot 60 kw

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOSOL. voor de gebruiker van de installatie NL 11/2015 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Calorimeter. voor de vakman. Calorimeter

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 340-M/360-M. voor de vakman. Vitocell 340-M/360-M type SVK type SVS. Combinatieboiler 750 en 1000 liter inhoud

Vervanging aanvoerleiding, warmtewisselaar en retourleiding. voor Vitodens, Vitosolar 200-F, Vitotwin 300-W en Vitovalor 300-P

Gasdiafragma vervangen

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding AM1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

VIESMANN. Servicehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

VIESMANN. Montagehandleiding VITOFLAME 100. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. Lamellenrooster. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-C

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCROSSAL 300. voor de vakman. Vitocrossal 300 type CM3, 87 tot 142 kw HR-gasketel NL 4/2009 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montagehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-C

VIESMANN. Montagehandleiding. Pelletsensor Pelletslang Zuigturbine. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-C

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 300-B VITOCELL 300-V. voor de vakman

Gasdiafragma vervangen

VIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W, type WB1C

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 100. voor de vakman. Vitoplex 100 type PV1, 780 tot 2000 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 300. voor de vakman. Vitoplex 300 type TX3A Olie-/gasketel Nom. vermogen 620 tot 2000 kw

VIESMANN. Montagehandleiding VITOMAX 200-LW VITOMAX 300-LT. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOROND 200. voor de vakman. Vitorond 200 type VD2A, 125 tot 270 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 700 tot 1950 kw Olie-/gasketel NL 2/2010 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 300. voor de vakman. Vitoplex 300 type TX3A, 90 tot 500 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2, 700 tot 1950 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 100. voor de vakman. Vitoplex 100 type PV1B 780 tot 2000 kw 08 tot 13 Olie-/gasketel

VIESMANN. VITOMAX 200-LW Lagedruk-warmwaterketel voor. aanvoertemperaturen tot 110/120 C Nominaal vermogen 2,3 tot 6,0 MW. Technische gegevens

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing ANALOGE SCHAKELKLOK. voor de gebruiker van de installatie. voor Vitodens B/fl 03/2008 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montagehandleiding VITOCROSSAL 200. voor de vakman. Vitocrossal 200 type CM2, 87 tot 311 kw HR-gasketel met MatriX-stralingsbrander

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Pellettoevoer met flexibele worm. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. voor Vitoligno 300-P

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Verwarmingswater-doorstroomtoestel. Veiligheidsinstructies. voor de installateur

VIESMANN. Bedieningsaanwijzing VITOSOL-F VITOSOL-T. voor de gebruiker van de installatie. Vlakke en vacuüm-buiscollectoren

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 300. voor de vakman. Vitoplex 300 type TX3A, 90 tot 500 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 333/353. voor de vakman. Vitocell 333/353 type SVK type SVS. Gecombineerde boiler, 750 liter inhoud

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsmodule verwarmingscircuits. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 200-S

VIESMANN. Montagehandleiding. Regeling vervangen. Veiligheidsvoorschriften. Vitodens openen. voor de vakman. voor Vitodens 100-W

VIESMANN. Montagehandleiding. Onderbouwkit met thermostatische mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Montagevereisten.

VIESMANN. VITOMAX 200-LW Warmwaterketel voor. aanvoertemperaturen tot 120 C Nominaal vermogen 2,3 tot 6,0 MW. Technische gegevens

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. afstandsbediening. Geldigheidsverwijzing zie laatste pagina

VIESMANN. Servicehandleiding VITOTRANS 300. voor de vakman. Vitotrans 300

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOCELL 300-B VITOCELL 300-V. voor de vakman. Vitocell 300-B type EVB Warmwaterboiler, 300 en 500 liter

VIESMANN. Servicehandleiding VITOROND 200. voor de vakman. Vitorond 200 type VD2, 320 tot 1080 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Bedienings- en servicehandleiding VITOMAX 200-HS. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 90 tot 560 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Montage en afstelling. Retourtemperatuurverhoging. Veiligheidsvoorschriften. Productinformatie. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 200. voor de vakman. Vitoplex 200 type SX2A, 90 tot 560 kw Olie-/gasketel NL 2/2010 Bewaren a.u.b.!

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw

VIESMANN. Montagehandleiding VITOPLEX 100. voor de vakman. Vitoplex 100 type PV1B 780 tot 2000 kw 08 tot 13 Olie-/gasketel

VIESMANN. Montagehandleiding. Vitotronic als vervangingsregeling. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Servicehandleiding VITOPLEX 300. voor de vakman. Vitoplex 300 type TX3A, 620 tot 2000 kw Olie-/gasketel

VIESMANN. Bedieningshandleiding VITOVOLT 300. voor de gebruiker van de installatie NL 9/2014 Bewaren a.u.b.!

Transcriptie:

Bedienings- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitomax 200-LW type M64A Warmwaterketel op olie/gas Nominaal vermogen 8,0 tot 20,0 MW VITOMAX 200-LW 5/2010 Bewaren a.u.b.!

Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële schade. Toelichting bij veiligheidsvoorschriften Gevaar Dit teken waarschuwt voor persoonlijk letsel.! Opgelet Dit teken waarschuwt voor materiële schade en schade aan het milieu. Opmerking Gegevens met het woord "Opmerking" bevatten aanvullende informatie. Doelgroep Deze handleiding is uitsluitend bedoeld voor erkende installateurs. Werkzaamheden aan gasinstallaties mogen alleen door erkende installateurs worden uitgevoerd. Elektrische werkzaamheden mogen alleen door elektromonteurs worden uitgevoerd. De eerste inbedrijfstelling moet door de Viessmann-Industrieservice, de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman plaatsvinden. Voorschriften Respecteer bij de werkzaamheden de ARBO voorschriften en veiligheidsvoorschriften, de wettelijke milieuvoorschriften, EN, NEN, VEWIN voorschriften, het bouwbesluit en eventuele lokale voorschriften. Wat te doen bij olielekkage en een gaslucht Gevaar Ontsnappende brandstof kan explosies veroorzaken met zeer ernstige verwondingen als gevolg. Niet roken! Vermijd open vuur en vonkvorming. Druk nooit op schakelaars van verlichting en elektrische toestellen. Sluit de snelsluitende brandstofklep en de brandstofafsluitkraan. Ramen en deuren openzetten. Personen verwijderen uit de gevarenzone. Gas en elektriciteitsbedrijf van buiten het gebouw informeren. Stroomvoorziening naar het gebouw vanaf een veilige plaats (buiten het gebouw) laten onderbreken. Wat te doen bij een rookgasgeur Gevaar Rookgas kan levensbedreigende vergiftiging veroorzaken. Installatie buiten bedrijf stellen. Plaats van installatie ventileren. 2

Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Werkzaamheden aan de installatie Brandstofafsluitkraan sluiten en tegen onbedoeld openen beveiligen. Installatie spanningsvrij schakelen (bijvoorbeeld met de afzonderlijke zekering of een hoofdschakelaar) en op aanwezige spanning controleren. Installatie tegen opnieuw inschakelen beveiligen. Opgelet! Door elektrostatische ontlading kunnen elektronische modules beschadigd worden. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet u geaarde objecten (bijvoorbeeld waterleidingen) aanraken om de statische lading te laten afvloeien. Gevaar Verbrandingsgevaar bij een heet oppervlak Stoomleiding, Warmwaterleiding, Reinigingsdeksel en afsluitingen aan ketelinstallaties, Keteldeuren, maar ook de daarachter liggende onderdelen, kunnen verhoogde temperaturen hebben. Denk om uw veiligheid, gebruik eventueel persoonlijke beschermende uitrusting! Reparatiewerkzaamheden Opgelet! De reparatie van onderdelen met een veiligheidstechnische functie brengt de veilige werking van de installatie in gevaar. Defecte onderdelen moeten door originele onderdelen van Viessmann worden vervangen. Extra componenten, reserveonderdelen en slijtende onderdelen Opgelet! Reserveonderdelen en slijtende onderdelen die niet met de installatie zijn getest, kunnen de werking nadelig beïnvloeden. De montage van componenten die niet zijn toegestaan evenals de wijziging en ombouw zonder toestemming kan de veilige werking nadelig beïnvloeden en de garantie beperken. Bij vervanging uitsluitend originele onderdelen van Viessmann of door Viessmann goedgekeurde onderdelen gebruiken. 3

Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsinstructies (vervolg) Afvoer van warm water Opgelet! Het slib- en zouthoudend afval van ketelinstallaties kan temperaturen van 100 C en meer bereiken. Stel de installatie zodanig op, dat dit water wordt gekoeld tot een temperatuur van < 35 C voordat het in het riool komt. Voer eventueel overleg met het lokale waterschap of de desbetreffende gemeentelijke autoriteiten. Afvoer van optredend condensaat aan de rookgaszijde Opgelet! Bij het starten van de ketelinstallatie respectievelijk onder bepaalde bedrijfsomstandigheden kan er condenswatervorming in de rookgasafzuigkanalen, in de rookgasverzamelkast en de erachter geplaatste rookgasleidingen, inclusief schoorsteen, optreden. Degene die de installatie plaatst, moet passende inrichtingen aanbrengen, die dit condenswater gevaarloos afvoeren. Veiligheidstechnische aanwijzingen Bij dreigende schade moet u de ketel onmiddellijk uitzetten. Wanneer er grote schade optreedt aan ketel of de reservoirs, moet u onmiddellijk het installatie-/servicebedrijf waarschuwen. Leef de veiligheidstechnische aanwijzingen na. Bij schade mag u voorafgaand aan het onderzoek de ontstane toestand niet veranderen, behalve om personen te redden of verdere schade te vermijden. Zorg ervoor dat onbevoegden het ketelhuis niet kunnen binnengaan. Houd het ketelhuis altijd schoon, goed geventileerd en vrij van alle voorwerpen die daar niet horen te zijn en het bedrijf hinderen. Geen van de installatiedelen mag u gebruiken als droogplaats. Tijdens het gebruik moet u de voorgeschreven uitgangen niet-afgesloten en vrij houden. Het bedieningspersoneel moet een boekhouding voeren over alle gebeurtenissen zoals storingen, nieuwe instellingen, verbruik van onderdelen en reparaties. Houd een verslag bij over regelmatig te verrichten aflezingen van de bedrijfsinstrumenten. 4

Veiligheidsvoorschriften Veiligheidstechnische aanwijzingen (vervolg) Opvallende verschijnselen en lasnaden, ondichte beschadigde plekken, sterke roestvorming, abnormaal gedrag van bedrijfsinstrumenten en installatiedelen en ongewone geluiden in de ketel moet u onmiddellijk melden. Fouten en gebreken aan de installatie, die niet vakkundig kunnen worden verholpen, moet u altijd aan de fabrikant melden. Bescherm alle keteldelen en regelinrichtingen tegen regen, lekwater en vrijkomende stoom. Opgetreden schade door lekkage moet u onmiddellijk verhelpen. Geldigheid hebben (buiten de geldende wettelijke voorschriften) de door ons technische personeel aan het bedieningspersoneel verstrekte praktische aanwijzingen. Het is onmogelijk, alle in aanmerking komende gevallen van verschijnselen en mogelijke storingen preventief te onderzoeken en te beschrijven. Daarom moet u de aangegeven richtlijnen na een redelijke bedrijfsduur aan de hand van de tot dan toe opgedane ervaring aanvullen. 5

Inhoudsopgave Inhoudsopgave Bedieningshandleiding Bedieningsinstructies Instructies voor gebruik... 7 Buiten bedrijf stellen... 7 Onderhoudsaanwijzingen... 9 Servicehandleiding Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud... 10 Aanvullende info over de stappen... 12 Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit... 23 Gebruik van antivriesmiddelen in ketels... 26 Onderdelenlijsten... 28 Protocollen... 30 Index... 31 6

Bedieningsinstructies Instructies voor gebruik De ketel en de verwarmingsinstallaties mogen alleen met water worden gevuld en gebruikt dat voldoet aan de eisen van de waterkwaliteit (zie het hoofdstuk Eisen aan de waterkwaliteit ). De eerste inbedrijfstelling moet door de installateur van de installatie of een door hem aangewezen vakman evenals de verantwoordelijke deskundige plaatsvinden. De instelwaarden moeten in een meetprotocol worden genoteerd en worden bevestigd door de installateur van de installatie, de deskundige en de gebruiker van de installatie. Wij adviseren de ketel zonder onderbreking met een ketelwatertemperatuur van 70 C en de benodigde werkdruk te gebruiken. Ook als gedurende langere tijd geen warmteafname plaatsvindt, is de verdere werking een voordeel. Bij een installatie die uit meerdere ketels bestaat en waarvan er één permanent als reserveketel is bedoeld, moet een bedrijfsomschakeling slechts over een langere periode, bijvoorbeeld naar aanleiding van de jaarlijks vereiste revisie van de gehele installatie, plaatsvinden. Bedrijfsvoorschrift Water- en stookgaszijdige conservering Bediening Buiten bedrijf stellen Om stilstandcorrosie in drukloze toestand te vermijden, moet het oppervlak aan rookgas- en waterzijde afhankelijk van de duur van de bedrijfsonderbreking worden geconserveerd. Men maakt onderscheid tussen natte conservering (waarbij zuurstof moet worden vermeden) en droge conservering (waarbij vocht moet worden vermeden). Kortstondige bedrijfsonderbreking (1 tot 2 dagen) Waterzijde Advies: Ketel op druk en temperatuur houden. Wanneer dit niet mogelijk is en moet de ketel meerdere dagen drukloos zijn, dan adviseren wij het volgende: om zuurstofcorrosie te vermijden, moet circa een uur vóór het afzetten van de ketel aan het voedingswater een hoeveelheid zuurstofbindmiddel worden toegevoegd die het 2- tot 3-voudige van de normale doseerhoeveelheid is. 7

Bedieningsinstructies Buiten bedrijf stellen (vervolg) Rookgaszijde Het oppervlak moet droog worden gehouden. Sterke verontreiniging verwijderen omdat hierdoor vocht wordt gebonden. Langere bedrijfsonderbreking Waterzijde Natte conservering als geen vorstgevaar *1 bestaat 1. De ketel wordt tot het hoogste punt met behandeld voedingswater gevuld. Om zuurstofcorrosie te vermijden, moet volgens gegevens van de fabrikant een zuurstofbindmiddel (bijvoorbeeld natriumsulfiet) worden toegevoegd. De concentratie van het zuurstofbindmiddel minstens een keer per maand controleren en eventueel bijvullen. Daarbij op goede vermenging met het ketelwater letten (thermisch of mechanisch mengen). 2. Als bij een installatie met meerdere ketels slechts enkele ketels moeten worden geconserveerd, kunnen deze met ontzout ketelwater van de ketels die in bedrijf zijn op circulatie en temperatuur worden gehouden. 3. Een volledig gevulde ketel kan ook onder een druk van 0,1 tot 0,2 bar met stikstof (bij voorkeur stikstof 5.0) tegen corrosie worden beschermd. Droge conservering bij vorstgevaar *1 of langere stilstand Ketel bij 90 C aftappen en daarna de afsluitingen aan waterzijde openen. De ketel volledig drogen en met droogmiddel (bijvoorbeeld silicagel) volgens gegevens van de fabrikant vullen. Erop letten dat het droogmiddel niet met het ketelmateriaal in aanraking komt. Daarna de ketel weer sluiten. Regelmatig controleren of het droogmiddel nog vocht kan opnemen. Rookgaszijde Het oppervlak aan rookgaszijde grondig reinigen en drogen. Het waswater alkalisch (ph 8-9, bij ammoniak tot ph 10) houden. Na volledige droging het oppervlak met een dunne grafiet- of laklaag conserveren. Het oppervlak tijdens stilstand droog houden (door toepassing van een droogmiddel (bijvoorbeeld silicagel) of aangesloten droger met luchtcirculatie). *1 Zie het hoofdstuk Gebruik van antivriesmiddelen in ketels 8

Bedieningsinstructies Onderhoudsaanwijzingen Wij adviseren u de ketelinstallatie regelmatig te laten onderhouden om een storingsvrije, efficiënte en milieuvriendelijke werking te garanderen. De ketel moet regelmatig worden gereinigd, om een met toenemende vervuiling stijgende rookgastemperatuur en daarmee ook hoger energieverbruik te vermijden. Wij adviseren het gebruik van een rookgasthermometer. Een rookgastemperatuurbewaking geeft informatie over een veranderde branderinstelling en de vervuilingsgraad van de ketel. Een te hoge rookgastemperatuur door vervuiling of een veranderde branderinstelling verslechteren het rendement. Eventueel moet de ketel worden gereinigd of de brander opnieuw worden ingesteld. Bediening 9

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie en onderhoud Zie de aangegeven pagina voor meer informatie over de te volgen stappen Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 10 1. Installatie in bedrijf stellen... 12 2. Installatie buiten bedrijf stellen... 13 3. Brander demonteren (indien nodig)... 14 4. Keteldeuren openen... 14 5. Reinigingsdeur en reinigingsdeksel openen... 15 6. Rookgasverzamelkast en verwarmingsoppervlak reinigen... 15 7. Alle pakkingen en pakkingkoorden aan rookgaszijde controleren 8. Kijkglas reinigen... 15 9. Isolatie en pakkingen controleren... 16 10. Keteldeuren sluiten... 17 11. Reinigingsdeur en reinigingsdeksel vastschroeven... 17 12. Brander monteren... 18 13. Alle wateraansluitingen op dichtheid controleren 14. Inspectieopeningen op dichtheid controleren... 18 15. Waterruimte op afzettingen controleren... 20 16. Waterniveau en druk van de installatie controleren 17. Veiligheids- en regelinrichtingen controleren 18. Veiligheidsklep controleren... 20 19. Alle wateraansluitingen na het vullen van de ketel op dichtheid controleren... 20 20. Waterkwaliteit controleren... 21 21. Isolatie controleren 22. Ventilatie van de installatieruimte controleren 23. Rookgasbuis op dichtheid controleren

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Stappen - eerste inbedrijfstelling, inspectie (vervolg) Stappen voor de eerste inbedrijfstelling Stappen voor de inspectie Stappen voor het onderhoud Pagina 24. Brander inregelen... 22 Service 11

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen Installatie in bedrijf stellen Gegevens van de branderfabrikant en de accessoires 01. Keteldeuren openen en controleren of de wirbulatoren (indien aanwezig) tot aan de aanslag in de rookgaspijpen zijn geschoven. 02. Controleren of de ventilatie van de installatieruimte open staat. 03. Verwarmingsinstallatie met water vullen en ontluchten. Opgelet! Ongeschikte waterkwaliteit kan leiden tot schade aan het ketellichaam. De verwarmingsinstallatie met water volgens de Eisen aan de waterkwaliteit vanaf pagina 23 vullen en gebruiken. Opmerking Vulhoeveelheid en totale hardheid op pagina 21 invullen. 04. Druk van de installatie controleren. 05. Alle gemonteerde onderdelen zoals leidingen, kleppen, regelaars, pompen enzovoort op dichtheid en werking controleren. 06. Brandstoftoevoer op dichtheid en druk controleren. 07. Rookgasschuif respectievelijk -klep (indien aanwezig) openen. 08. Controleren of de reinigingsopening op de rookgasafvoer gesloten is. 09. Controleren of de waterafvoerleiding (indien aanwezig) is verbonden met de condensaataansluiting. De condensaataansluiting moet zijn afgesloten, als deze niet wordt gebruikt, 10. Afsluitkleppen van de olieleidingen (aan tank en filter) respectievelijk gasafsluitkraan openen. 11. Hoofdschakelaar, schakelaars voor de benodigde aggregaten van de ketel en bedrijfsschakelaar voor de brander in deze volgorde inschakelen. Bedrijfsvoorschriften van de branderfabrikant 12. Ketel op een lage belasting (maximaal 30%) in bedrijf nemen en opstoken tot een temperatuur van circa 30 C onder de werktemperatuur. De condensaatafvoeren moeten geopend zijn en het optredende condensaat moet op juiste wijze worden opgevangen respectievelijk worden afgevoerd. 13. Na het bereiken van de gewenste aanvoertemperatuur de ketelretourarmatuur, evt. voedingswaterarmatuur en langzaam de ketelaanvoerarmatuur openen. 12

Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 14. Pas dan volledige belasting van de brander vrijgeven. 15. Tijdens het opstoken alle regel- en veiligheidsinrichtingen op werking controleren. 16. Druk- en temperatuurmeters observeren. 17. Afsluitingen op dichtheid controleren en eventueel natrekken. Afmeting 100 mm x150 mm, M16 Afsluiting Handgat Aanhaalmoment 100 Nm 18. Na circa 50 bedrijfsuren keteldeuren en reinigingsdeksel op dichtheid controleren en bouten natrekken (aanhaalmoment circa 20 Nm). Installatie buiten bedrijf stellen Gevaar Onder druk naar buiten tredend verwarmingswater leidt tot verwonding van personen. Alleen als de ketel drukloos en afgekoeld is, mogen verwarmingswater- en rookgasaansluitingen en inspectieopeningen worden geopend.! Opgelet Het met de aanzuigpomp leegpompen van de ketel leidt tot onderdruk in de ketel. Ketel alleen bij geopende ontluchting met een pomp leeg zuigen.! Opgelet Heet water kan tot schade leiden. Geen heet water in het riool afvoeren. Zorg voor voldoende afkoeling. 1. Brander uitschakelen. 2. Afsluitkleppen van de olieleidingen (aan tank en filter) respectievelijk gasafsluitkraan sluiten. 3. Installatie spanningsvrij schakelen. 4. Alle kleppen sluiten. Service 13

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander demonteren (indien nodig) 1. Brandstoftoevoerleiding demonteren. Bij gasbrander: Gasaansluitbuis demonteren. A B Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Dichtheidscontrole van alle gasaansluitingen uitvoeren. 2. Bouten A losdraaien en brander met branderplaat B verwijderen. Keteldeuren openen AB Schroeven A aan de keteldeuren B losdraaien en keteldeuren openzwenken. 14

Aanvullende info over de stappen (vervolg) Reinigingsdeur en reinigingsdeksel openen Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Moeren losmaken en reinigingsdeksel B demonteren. Reinigingsdeur A openen. A B Rookgasverzamelkast en verwarmingsoppervlak reinigen A 1. Pijpen A, vuurhaard B en achterste omkeerkamer met geschikt reinigingsgereedschap reinigen en verbrandingsresten verwijderen. 2. Verbrandingsresten uit de rookgasverzamelkast (achter) verwijderen. B Kijkglas reinigen Kijkglas met pakkingen A op dichtheid controleren en reinigen. Service 15

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Isolatie en pakkingen controleren Isolatie A en pakkingen B controleren. Defecte onderdelen vervangen. A 16

Aanvullende info over de stappen (vervolg) Keteldeuren sluiten Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 1. Keteldeuren A sluiten. 2. Schroeven van de keteldeuren gelijkmatig aantrekken (aanhaalmoment circa 20 Nm). Reinigingsdeur en reinigingsdeksel vastschroeven 1. Beide reinigingsdeksels B afdichtend vastschroeven. 2. Reinigingsdeur A sluiten en afdichtend vastschroeven. A B Service 17

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander monteren 1. Branderplaat B met schroeven A op de branderflens C monteren. 2. Ringspleet (indien aanwezig) tussen vlambeker en isolatieringen met het isolatiemateriaal (meegeleverd) afdichten. 3. Bij de gasbrander: Gasaansluitbuis monteren. A B C Gevaar Ontsnappend gas leidt tot explosiegevaar. Dichtheidscontrole van alle gasaansluitingen uitvoeren. Inspectieopeningen op dichtheid controleren Gevaar Ongeïsoleerde ketelonderdelen kunnen een hoge temperatuur hebben en brandwonden veroorzaken. Voorzichtig bij een heet oppervlak. Opmerking Telkens na het openen van de afsluitingen en inspectieopeningen moeten de pakkingen worden vernieuwd. Montagehandleiding van de pakkingfabrikant. 18

Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Opgelet: heet oppervlak! A Reinigingsopeningen B Inspectieopening C Handgat Service 19

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Waterruimte op afzettingen controleren 1. Ketel volledig leegmaken. Gevaar Onder druk naar buiten tredend verwarmingswater leidt tot verwonding van personen. Alleen als de ketel drukloos en afgekoeld is, mogen verwarmingswater- en rookgasaansluitingen en inspectieopeningen worden geopend.! Opgelet Het leegpompen van de ketel leidt tot onderdruk in de ketel. Ketel alleen bij geopende ontluchting met een pomp leeg zuigen. 2. Waterruimte reinigen (spuiten) en afzettingen via de aftap verwijderen. Bij vaste afzettingen die niet door spuiten kunnen worden verwijderd, een chemische reiniging met toegelaten oplosmiddelen uitvoeren. 3. Afdichtingvlakken van het handgatdeksel en de schroefdraad van de inspectieopening reinigen en de pakkingen vervangen. Dicht de schroefdraad af met hennep. Nieuwe pakkingen na inbedrijfstelling natrekken en na 24 werkuren nog een keer controleren.! Opgelet Heet water kan tot schade leiden. Geen heet water in het riool afvoeren. Zorg voor voldoende afkoeling. Veiligheidsklep controleren Gegevens van de fabrikant Alle wateraansluitingen na het vullen van de ketel op dichtheid controleren Na elk openen van de aansluitingen de pakkingen vervangen. 20 1. Afdichtingvlak schoonmaken. 2. Pakking vervangen.

Aanvullende info over de stappen (vervolg) Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud 3. Afsluitingen na inbedrijfstelling natrekken. Waterkwaliteit controleren De hoeveelheid van het toegevoegde water en de totale hardheid van het ketelwater in de tabel invullen. Eisen aan de waterkwaliteit zie pagina 23. Vulwater Toegevoegd water Meter stand m 3 m 3 m 3 m 3 Totale watervolume Totale hardheid phwaard e Waterbehandeling Voedingswater Ketelwater Ketelwater Product Doseer hoeveelheid Datu m Service De totale hardheid mag 0,02 mol/m 3 (0,11 dh) niet overschrijden. De ph-waarde moet tussen 9,0 en 10,5 liggen. 21

Eerste inbedrijfstelling, inspectie, onderhoud Aanvullende info over de stappen (vervolg) Brander inregelen Informatie van de branderfabrikant Het grootste gas- resp. oliedebiet (HEL)- van de brander op het nominale vermogen van de ketel instellen. Weerstand rookgaszijde Toegestane aanvoertemperatuur 110 C Ketelgrootte Nominaal vermogen *2 HEL Gas HEL *3 Gas MW MW Pa mbar Pa mbar 1 7,75 8,00 1020 10,2 1130 11,3 2 8,55 10,00 900 9,0 1180 11,8 3 10,12 12,00 990 9,9 1570 15,7 4 11,78 14,20 850 8,5 1420 14,2 5 13,43 16,50 880 8,8 1540 15,4 6 15,09 20,00 920 9,2 1880 18,8 Weerstand rookgaszijde Toegestane aanvoertemperaturen 120 C Ketelgrootte Nominaal vermogen *2 HEL Gas HEL *3 Gas MW MW Pa mbar Pa mbar 1 7,75 8,00 1020 10,2 1130 11,3 2 8,55 10,00 900 9,0 1180 11,8 3 10,12 12,00 990 9,9 1570 15,7 4 11,78 14,20 850 8,5 1420 14,2 5 12,88 16,50 800 8,0 1540 15,4 6 12,88 16,74 650 6,5 1300 13,0 Als bescherming tegen dauwpuntcorrosie moet het vol vermogen op het nominale vermogen van de ketel zijn ingesteld en mag ook tijdens de zomermaanden niet worden uitgeschakeld (vol vermogen permanent bedrijfsgereed). De minimale ketelwatertemperatuur bedraagt 70 C. De retourtemperatuurverhoging moet op een minimumwaarde van 50 C (oliestook) resp. 55 C (gasstook) worden afgesteld. *2 Het laatste cijfer van het bestelnummer duidt de ketelgrootte aan. *3 bij maximaal toegestaan vermogen 22

Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit Verwarmingsinstallaties met werktemperaturen tot 100 ºC volgens voorschrift (VDI 2035) Het voor verwarminginstallaties gebruikt water moet voldoen aan de chemische waarden van de tapwaterverordening. Wanneer u bronwater en dergelijke gebruikt, moet u voorafgaand aan het vullen van de installatie controleren op geschiktheid. Er moet worden voorkomen dat zich te veel ketelsteen (calciumcarbonaat) op het verwarmingsoppervlak afzet. Voor verwarmingsinstallaties met bedrijfstemperaturen tot 100 C geldt de VDI-richtlijn 2035 blad 1 Voorkomen van schade in warmwaterverwarmingsinstallaties - ketelsteenvorming in tapwater- en warmwaterverwarmingsinstallaties met de volgende richtwaarden. Meer technische gegevens vindt u in de toelichting van de VDI-richtlijn 2035. Totaal verwarmingsvermogen > 600 in kw Som van aardalkaliën mol/m 3 < 0,02 Totale hardheid in dh < 0,11 Bij de richtwaarden wordt van de volgende voorwaarden uitgegaan: De som van de totale hoeveelheid vulwater en toegevoegd water tijdens de levensduur van de installatie overschrijdt niet het drievoudige van de waterinhoud van de verwarmingsinstallatie. Het specifieke installatievolume is minder dan 20 liter/kw vermogen. Bij installaties met meerdere ketels moet daarbij het vermogen van de kleinste ketel worden ingezet. Alle maatregelen ter voorkoming van corrosie aan de waterzijde volgens VDI 2035 blad 2 zijn genomen. Bij verwarmingsinstallaties met de volgende gegevens moeten het vulwater en toegevoegde water worden onthard: De som van de aardalkaliën van het vulwater en toegevoegde water ligt boven de richtwaarde. Grotere hoeveelheden vulwater en toegevoegd water zijn te verwachten. Service 23

Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Bij het ontwerp moet het volgende in acht worden genomen: Per gedeelte moeten afsluitkleppen worden gemonteerd. Daarmee wordt vermeden dat bij elke reparatie of elke uitbreiding van de installatie al het verwarmingswater moet worden afgetapt. Voor het vastleggen van de hoeveelheid vulwater en toegevoegd water moet een watermeter worden ingebouwd. De toegevoegde waterhoeveelheden en de waterhardheid moeten in de servicehandleidingen van de verwarmingsketel worden genoteerd. Bedrijfsinstructies: De inbedrijfstelling van een installatie moet trapsgewijs, beginnend met het laagste vermogen van de ketel, bij een hoog verwarmingswaterdebiet plaatsvinden. Daarmee wordt plaatselijke concentratie van kalkafzetting op het verwarmingsoppervlak van de ketel voorkomen. Bij uitbreidings- en reparatiewerkzaamheden moeten alleen de absoluut noodzakelijke netdelen afgetapt worden. Als aan de waterzijde maatregelen nodig zijn, moet al bij de eerste vulling van de verwarmingsinstallatie de inbedrijfstelling met behandeld water plaatsvinden. Dat geldt ook voor elke nieuwe vulling bijvoorbeeld na reparaties of uitbreiding van de installatie en voor al het toegevoegde water. Filters, vuilvangers of andere vuil- of slibinrichtingen in het verwarmingswatercircuit moeten na de eerste of een herhaalde installatie vaker, later naar behoefte afhankelijk van de waterbehandeling (bijvoorbeeld hardheid), worden gecontroleerd, gereinigd en gebruikt. Bij het respecteren van deze aanwijzingen wordt de vorming van kalkafzettingen op het verwarmingsoppervlak geminimaliseerd. Als door het niet-respecteren van de VDI-richtlijn 2035 schadelijke kalkafzettingen zijn ontstaan, is een beperking van de levensduur van de ingebouwde verwarmingsapparaten in de meeste gevallen al begonnen. Het verwijderen van de kalkafzettingen kan een optie zijn voor het herstel van een deugdelijke werking. Deze maatregel moet door de Viessmann Industrieservice of een deskundig bedrijf uitgevoerd worden. De verwarmingsinstallatie moet voorafgaand aan het opnieuw in bedrijf stellen op schade worden onderzocht. Om het opnieuw vormen van overmatig kalksteen te voorkomen moeten de foutieve bedrijfsparameters absoluut worden gecorrigeerd. 24

Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Vermijding van schade door waterzijdige corrosie De corrosiebestendigheid van de gebruikte ijzerlegeringen aan verwarmingswaterzijde van de verwarmingsinstallaties en ketels berust op de afwezigheid van zuurstof in het verwarmingswater. De zuurstof in het vulwater en toegevoegde water van de verwarmingsinstallatie reageert zonder schade te veroorzaken met de materialen van de installatie. De karakteristieke zwarte kleur van het water na enige bedrijfstijd toont aan dat geen vrije zuurstof meer aanwezig is. De technische regels, in het bijzonder VDI-Richtlijn 2035-2 adviseren daarom verwarmingsinstallaties zo te dimensioneren en te gebruiken dat de constante toevoer van zuurstof in het verwarmingswater niet mogelijk is. Mogelijke toetreding van zuurstof tijdens bedrijf: Via doorstroomde open expansievaten Door onderdruk in de installatie Via gasdoorlatende onderdelen Gesloten installaties (bijvoorbeeld met membraanexpansievat) bieden bij juiste grootte en systeemdruk een goede bescherming tegen het binnendringen van zuurstof uit de lucht in de installatie. De druk moet overal in de verwarmingsinstallatie, ook aan de zuigzijde van de pomp, en bij elke bedrijfssituatie boven de druk van de plaatselijke atmosfeer liggen. De voordruk van het membraanexpansievat moet minstens bij het jaarlijkse onderhoud worden gecontroleerd. Het gebruik van gasdoorlatende onderdelen, bijvoorbeeld niet diffusiedichte kunststofleidingen in vloerverwarmingen moet worden vermeden. Als ze toch worden gebruikt, moet in een systeemscheiding worden voorzien. Deze moet het door de kunststofbuizen stromende water door een warmtewisselaar van corrosiebestendig materiaal van de andere verwarmingscircuits (bijvoorbeeld van de CV-ketel) scheiden. Bij een corrosietechnisch gesloten warmwater-verwarmingsinstallatie, waarbij met de hiervoor genoemde punten rekening is gehouden, zijn geen extra beschermende maatregelen tegen corrosie nodig. Als het gevaar toch bestaat dat zuurstof binnendringt, kunnen extra beschermende maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld door toevoegen van een zuurstofbindmiddel als natriumsulfiet (5-10 mg/liter). De ph-waarde van het verwarmingswater moet 9,0-10,5 bedragen. Als onderdelen van aluminium aanwezig zijn, gelden hiervan afwijkende voorwaarden. Als voor de bescherming tegen corrosie chemicaliën worden gebruikt, adviseren wij om bij de fabrikant van de chemische stoffen in kwestie een attest aan te vragen waarin de fabrikant bevestigt dat de chemicaliën geen gevaar vormen voor de materialen waarvan de ketel en de andere componenten van de verwarmingsinstallatie zijn gemaakt. 25 Service

Eisen aan de waterkwaliteit Eisen aan de waterkwaliteit (vervolg) Voor vragen over de waterbehandeling adviseren wij u contact op te nemen met Viessmann of een gespecialiseerde firma. Meer gedetailleerde informatie staat in de VDI-richtlijn 2035-2 en EN 14868. Gebruik van antivriesmiddelen in ketels Viessmann ketels zijn ontworpen en gebouwd voor gebruik met water als warmtedrager. Om de ketelinstallaties te beschermen tegen vorst, kan het nodig zijn het ketel of circuitwater te voorzien van een antivriesmiddel. Hierbij moet u op het volgende letten: U moet de gegevens van de producent van het antivriesmiddel naleven. De eigenschappen van antivriesmiddelen en water verschillen sterk. De temperatuurstabiliteit van het antivriesmiddel moet voldoende zijn voor de toepassing. Controleer de verdraagzaamheid van de pakkingmaterialen. Wanneer u andere pakkingmaterialen gebruikt, moet u hier rekening mee houden bij het ontwerpen van de installatie. Speciaal voor CV-installaties ontwikkelde antivriesmiddelen bevatten naast glycol nog inhibitoren en depressoren als corrosiebestrijders. In ieder geval moet u bij gebruik van antivriesmiddelen de gegevens van de producent ten aanzien van de minimale en maximale concentraties in acht nemen. De voorgeschreven minimale concentratie (afhankelijk van de vereiste vorstbeschermingstemperatuur) is zeer belangrijk. De ph-waarde en de vorstbescherming (dichtheidsmeting) moet u regelmatig, minstens jaarlijks, controleren en corrigeren. De invloed van antivriesmiddelen op installatiedelen die niet tot de verwarmingsketel behoren (zoals pompen, elektrisch en pneumatisch aangedreven armaturen, kleppen, pakkingen enzovoort) moet worden besproken met de leverancier van deze onderdelen. De met antivriesmiddelen gevulde installatie moet overeenkomstig worden gekenmerkt. Wanneer een verwarmingsketelsysteem wordt omgebouwd naar gebruik zonder antivriesmiddel, moet u de installatie doorspoelen, zodat het antivriesmiddel volledig wordt verwijderd. De kwaliteit van het ketel- en voedingswater moet voldoen aan de VDIrichtlijn 2035. De installaties moeten worden uitgevoerd als gesloten systemen, omdat de inhibitoren uit het antivriesmiddel door toevoer van zuurstof uit de lucht snel afnemen. Membraan-expansievaten moeten voldoen aan DIN 4807. 26

Gebruik van antivriesmiddelen in ketels (vervolg) Eisen aan de waterkwaliteit Realiseer soldeerverbindingen bij voorkeur met Ag- of Cu-hardsoldeer. Wanneer u bij het zachtsolderen chloridehoudende vloeimiddelen gebruikt, moet u de resten daarvan in het circuit verwijderen door het circuit grondig te spoelen. Een hoger chloridegehalte in de warmtedrager kan corrosieschade veroorzaken. Als flexibele verbindingselementen mag u uitsluitend zuurstofdiffusiearme slangen of metalen slangen gebruiken. U mag de installaties niet voorzien van primairzijdig verzinkte warmtewisselaars, reservoirs of buizen, omdat zink kan oplossen in glycol-/watermengsels. Er moet worden gegarandeerd dat er tussen installatiedelen die in contact staan met antivriesmiddel, geen elektrische potentiaalverschillen optreden, om corrosiegevaar te vermijden. Leg alle leidingen zodanig dat er geen circulatiestoringen kunnen optreden door gasbellen of afzettingen. Het watercircuit moet voortdurend tot aan de hoogste plek met warmtedrager-vloeistof zijn gevuld. Na het vullen moet u erop letten dat er zich geen luchtbellen meer in de installatie bevinden. Gasbellen zorgen bij temperatuurdaling voor onderdruk, waardoor lucht in het systeem kan worden gezogen. Na de eerste keer vullen en de inbedrijfstelling (doch uiterlijk na 14 dagen) moet u de ingebouwde vuilvanger reinigen, om de vrije doorgang voor de warmtedrager niet te beïnvloeden. Na verliezen door lekkage of aftappen moet u de antivriesoplossing bijvullen volgens de reeds gevulde concentratie. Ter controle moet u het antivriesgehalte bepalen. Service 27

Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten Aanwijzingen voor het bestellen van reserveonderdelen! Serienummer en type vermelden, maar ook het benodigde aantal. Courante onderdelen zijn in de plaatselijke vakhandel verkrijgbaar. Er wordt een overeenkomstige hoeveelheid montagelijm meegeleverd. 28

Onderdelenlijsten Onderdelenlijsten (vervolg) Ketelgrootte *2 1 2 3 4 5 6 Pos. Onderdeel Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal Aantal 1 Pakking per keteldeur 2 Pakking per keteldeur 3 Isolatiering 4 Pakking branderaansluiting 5 Pakking reinigingsdeksel 6 Pakking ketelbodem achter 7 Pakking per reinigingsopening 8 Handgatpakking 100 x 150 mm 9 Pakkingring-set Service *2 Het laatste cijfer van het bestelnummer duidt de ketelgrootte aan. 29

Protocollen Protocollen d.d.: door: Eerste inbedrijfstelling Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: Onderhoud/service Onderhoud/service Onderhoud/service d.d.: door: 30

Index Index A Aardalkaliën, som van de...12 B Beschermende maatregelen tegen corrosie...25 Brander demonteren...14 Brander inregelen...22 Brander monteren...18 Buiten bedrijf stellen...7 C Chemicaliën voor de bescherming tegen corrosie...25 Corrosie (vermijding), waterzijdige...25 E Eerste inbedrijfstelling...7 Expansievat...25 I Inspectieopeningen controleren...18 Installatie buiten bedrijf stellen...13 Installatie in bedrijf stellen...12 Isolatie controleren...16 K Keteldeuren openen...14 Kijkglas reinigen...15 O Onderhoudsaanwijzingen...9 P Pakkingen controleren...16 R Reinigingsdeur openen...15 Reinigingsdeur vastschroeven...17 Rookgasverzamelkast reinigen...15 T Totale hardheid van het ketelwater12, 21 V Veiligheidsklep controleren...20 Verwarmingsinstallatie met water vullen...12 Verwarmingsinstallatie ontluchten...12 Verwarmingsoppervlak reinigen...15 Vulwater en toegevoegd water...21 W Wateraansluitingen controleren...20 Waterbehandeling...26 Waterkwaliteit...21, 23 Waterruimte controleren...20 Waterzijdige corrosie (vermijding)...25 M Membraan-expansievat...25 31

Gedrukt op milieuvriendelijk, chloorvrij gebleekt papier 32 Viessmann Nederland B.V. Postbus 322 2900 AH Capelle a/d IJssel Tel. : 010-458 44 44 Fax : 010-458 70 72 e-mail : info-nl@viessmann.com www.viessmann.com Technische wijzigingen voorbehouden.