Hygiënische voorzorgsmaatregelen Strikte aseptische richtlijnen in overeenstemming met het gangbare protocol binnen uw instelling dienen opgevolgd te worden, voor elke manipulatie van een poortkatheter. Wanneer men deze richtlijnen niet respecteert verhoogt dit het risico op infectie, een slechte werking van de poortkatheter en andere complicaties. Om elke vorm van contaminatie van de aanprikplaats te vermijden, is het belangrijk dat het hoofd van de patiënt weggedraaid is van de aanprikplaats tijdens het aanleggen van het afdekmateriaal. Het is belangrijk dat u als verpleegkundige:
Voorbereiding van de injectieplaats ALTIJD!
Aanprikken van de poortkatheter
Het afdekmateriaal Zelfklevende strips (type Askina strips) kunnen over de vleugels of het plateau aangebracht worden om de naald op de huid te fixeren. De naald en de poortkatheter kunnen gestabiliseerd worden met een doorzichtige pleister (type Askina Derm ). Transparant afdekmateriaal wordt aanbevolen omdat dit de dagelijkse inspectie van de aanprikplaats vereenvoudigt. Het afdekmateriaal dient vervangen te worden telkens wanneer de naald vervangen wordt, dus maximaal na 7 dagen, of eerder wanneer u dit noodzakelijk acht (bijvoorbeeld wanneer u merkt dat het afdekmateriaal vuil is of niet meer op de huid plakt). Wanneer de poortkatheter niet in gebruik is, is het zinloos om afdekmateriaal over de aanprikplaats aan te brengen.
Aanbevolen werkwijze I. Voor elke infusie dient u de naald te spoelen met een fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) en sluit u de klem als u gebruik maakt van een perfusieset. II. Om de doorlaatbaarheid van de katheter en de juiste positie van de naald te controleren, dient u voor elke infusie te controleren of u makkelijk wat bloed kunt optrekken en 5 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) kunt toedienen aan de patiënt. III. Wanneer het optrekken van wat bloed onmogelijk is probeer dan 2 ml fysiologische zoutoplossing bij de patiënt toe te dienen. Indien u veel weerstand voelt, de patiënt klaagt over pijn of er een zwelling ontstaat in de omgeving van de poortkatheter bij aanvang of tijdens de behandeling zijn dit signalen dat uw poortkatheter niet correct functioneert. Indien nodig kan er een steriel gaasje onder de vleugels van de naald worden gelegd voor stabilisatie tijdens de infusie. IV. Bevestig de vleugels van de naald met strips en fixeer de naald en de poortkatheter met een doorzichtige pleister. De pleister moet regelmatig vervangen worden volgens het gangbare protocol in uw instelling. Bevestig het infuus aan de verlengslang en start de infusie. Een nauwlettende observatie is noodzakelijk tijdens de infusie van medicatie voor chemotherapie, zodat het slecht functioneren van de poort of het risico op extra vasatie wordt beperkt. De infusie moet pijnloos verlopen. Bij de geringste pijn moet de infusie onmiddellijk stopgezet worden. De poortkatheter moet voor elke wissel van het infuus worden gespoeld met fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) om neerslag ten gevolge van niet-verenigbare medicatie te voorkomen. V. De poortkatheter moet altijd worden gespoeld met 10 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) of gehepariniseerde zoutoplossing (NaCl 0.9%) aan het einde van een behandeling.
Bloedafname Poortkatheters kunnen ook gebruikt worden voor bloedafnames. Bereid de injectieplaats voor en prik het septum aan op dezelfde manier als beschreven in het aanbevolen stappenplan [link leggen nr. het aanbevolen stappenplan]. Zuig 3-5 ml bloed op (dat kan worden gebruikt voor een hemocultuur) met de spuit en klem de verlengslang af. Neem met een nieuwe spuit (of vacuüm container voor bloedafname) de benodigde hoeveelheid bloed voor de laboratoriumonderzoeken af. Spoel met 10 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) of gehepariniseerde zoutoplossing (NaCl 0.9%).
Toediening van bloedproducten Poortkatheters kunnen ook gebruikt worden voor de toediening van bloed of bloedproducten. Om de snelheid van toediening tijdens de infusie van bloed of bloedproducten te verhogen en hemolyse van de bloedcellen te voorkomen, moet er een dikkere naald gebruikt worden, bijvoorbeeld 19G of 20G. Spoel met 10 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%) of gehepariniseerde zoutoplossing (NaCl 0.9%).
Totale Parenterale Voeding (TPV) Voor de toediening van TPV of andere glucose- of lipiden-oplossingen moet er een dikkere naald gebruikt worden, bijvoorbeeld 19G of 20G, om optimale toedieningsnelheid te kunnen garanderen. Na de toediening dient te poortkatheter gespoeld te worden met 10 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%). Indien gewenst kunt u de poortkatheter spoelen met een 70% alcoholoplossing (1 minuut contact), onmiddellijk gevolgd door 10 ml fysiologische zoutoplossing (NaCl 0.9%). LET OP: dit geldt uitsluitend voor poortkatheters met een siliconen katheter, raadpleeg daarom steeds de arts die het systeem implanteerde. Indien de poortkatheter geblokkeerd is, raadpleeg dan onze sectie Troubleshooting.
Belangrijke wetenswaardigheden