Effect van een nieuw aan te leggen kleidepot op het risico van introductie van ziektekiemen op een nabijgelegen pluimveebedrijf: een expert opinie. Dr. ir. A.R.W. Elbers en dr. R.J. Bouwstra Dit onderzoek is uitgevoerd door Central Veterinary Institute (CVI), onderdeel van Wageningen UR, in opdracht van en gefinancierd door Rijkswaterstaat Oost-Nederland Central Veterinary Institute Houtribweg 39, 8221 RA, Lelystad www.wageningenur.nl/cvi armin.elbers@wur.nl en ruth.bouwstra@wur.nl
Achtergrond Er is een plan om een nieuw kleidepot aan te leggen aan de Deestersteeg te Deest. Tegenover de beoogde locatie van het nieuwe kleidepot is een vermeerderingsbedrijf met grootouderdieren gevestigd (vleesvermeerdering). Naast de beoogde locatie voor het kleidepot is al meer dan 10 jaar een locatie voor zandwinning gevestigd. Voor een schets van de plaatselijke situatie, zie plattegrond (Google Maps) in Bijlage 1. Het pluimveebedrijf aan de Deestersteeg tegenover het te ontwikkelen terrein heeft geprotesteerd tegen de komst van het kleidepot. Vraag Vergroot een nieuw aan te leggen kleidepot het risico van introductie van ziektekiemen op een nabijgelegen pluimveebedrijf? Argument van de veehouder bij het indienen van het bezwaar: het kleidepot zou meer wilde vogels aan kunnen trekken waardoor de kans op insleep van ziektekiemen zou kunnen toenemen. Bevindingen n.a.v. bezoek aan het te ontwikkelen terrein dd 5 Sept. 2014 Het nieuwe kleidepot komt op een plaats waar afgelopen jaren voedermais is geteeld; dit geeft bij voorbereiding van zaaien (ploegen) en oogsten (achterblijven van maisresten) aanzienlijk meer aantrekking van wilde vogels dan het nieuw te ontwikkelen kleidepot; De klei die wordt gebruikt in het nieuw te ontwikkelen kleidepot (bestemd voor dakpannen, bouwstenen) bevat nauwelijks tot geen organisch materiaal (voorwaarde voor gebruik als grondstof voor de dakpannen en bouwstenen) en is daardoor niet aantrekkelijk voor vogels. Klei die net is aangevoerd om te drogen is dusdanig arm dat er weinig planten op kunnen groeien. In de loop van het drogingsproces zou er wel wat begroeiing kunnen ontstaan. Om dit tegen te gaan wordt er zo vaak als nodig gesproeid met onkruidbestrijdingsmiddelen. Bij bezichtiging van enkele operationele kleidepots in de omgeving geeft een kleidepot een desolate indruk, alleen maar droge klei en geen begroeiing. Een kleidepot lijkt daarom voor wilde vogels een onaantrekkelijke locatie om te verblijven. Op dezelfde locatie (in zuidelijke richting, grenzend aan de te ontwikkelen locatie) is in de afgelopen jaren ook een kleidepot geweest (gebruikt voor rivierdijkophoging). Voor zover bekend, heeft dit niet geleid tot introductie van ziektekiemen op het betreffende bedrijf. Risico dierziektekiemen via wilde vogels voor pluimveebedrijf Als men spreekt van een verhoogd risico op introductie van ziektekiemen door aantrekking van wilde vogels, dan wordt daarbij zeer waarschijnlijk gedoeld op de ziektekiem Aviaire Influenza. Aviaire influenza (AI) is een infectie van pluimvee of wilde vogels die veroorzaakt wordt door een virus van het influenza A genus. De virulentie van influenzavirussen loopt sterk uiteen en varieert van virussen die geen of heel milde ziekteverschijnselen veroorzaken (laag pathogene AI), tot virussen die 100% sterfte veroorzaken (hoog pathogene AI). Wilde watervogels vormen het natuurlijke reservoir van AI virussen. Vanuit de wilde vogel populatie kunnen AI virussen geïntroduceerd worden in commercieel pluimvee (Webster et al., 1992). In de literatuur is er een verhoogd risico aangegeven van de introductie van laag-pathogene aviaire influenza (LPAI) op legpluimveebedrijven met een buitenuitloop t.o.v. legbedrijven zonder buitenloop (Koch & Elbers, 2005; Gonzales et al., 2013).
Dit verhoogde risico wordt toegeschreven aan de mogelijke directe contacten van (wilde water)vogels met het bedrijfspluimvee in de uitloop (directe transmissie). Toch komt het jaarlijks in Nederland ook in enkele gevallen voor dat pluimveebedrijven zonder uitloop een introductie van LPAI meemaken. Dit komt zeer waarschijnlijk doordat er gecontamineerd materiaal van buiten het pluimveebedrijf binnen het bedrijfsgebouw wordt gebracht en in contact komt met het pluimvee (indirecte transmissie). In principe moet het gevaar van indirecte transmissie van vogeldierziektekiemen van wilde vogels naar het bedrijfsmatig gehoudenpluimvee door insleep van gecontamineerd materiaal in de bedrijfsgebouwen en eventueel contact met het pluimvee worden voorkomen door de biosecurity (verdedigingschild) die het pluimveebedrijf instelt. Immers, er zijn vele andere gevaren van contaminatie uit de omgeving die tegengehouden dienen te worden door de verdedigingslinie van het pluimveebedrijf. Voorbeelden van biosecurity maatregelen zijn: ongediertebestrijding, schone- en vuile weg principe, gebruik van leidingwater in plaats van oppervlaktewater als drinkwater voor het pluimvee etc. (ISA: Biosecurity requirements for poultry farms, 2010; Australian Government, Dept. Of Agriculture, Fisheries and Forestry: National Farm biosecurity manual Poultry Production, 2009; DEFRA: biosecurity and preventing disease peace of mind, a healthier flock and more viable business, 2005). Inschatting risico Aanleg van het nieuwe kleidepot vergroot niet het risico van eventuele directe transmissie van vogeldierziektekiemen van wilde vogels naar het bedrijfsmatig gehouden pluimvee op het betreffende vermeerderingsbedrijf. Zoals beschreven in de hygiënewetgeving is elk pluimveebedrijf, m.u.v. bedrijven met uitloop, verplicht om het bedrijfsgebouw zodanig in te richten dat wilde vogels het bedrijfsgebouw niet kunnen binnenkomen (regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE s (overheidsregeling) en de verordening hygiënemaatregelen en bestrijding zoönosen in pluimveebedrijven en kuikenbroederijen van het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) uit 2011). Dit betekent dat elk direct contact tussen wilde vogels en bedrijfsmatig gehouden pluimvee wordt voorkomen door verplichte inrichting van het bedrijfsgebouw. Aanleg van het nieuwe kleidepot zou het risico van indirecte transmissie van vogeldierziektekiemen van wilde vogels naar het bedrijfsmatig gehouden pluimvee kunnen vergroten als het kleidepot meer wilde vogels zou aantrekken naar deze omgeving dan zonder de aanleg van het kleidepot het geval zou zijn. Daar lijkt hier geen sprake van te zijn. De aantrekkingskracht van de klei op het nieuw aan te leggen kleidepot (met hoegenaamd geen aanwezigheid van organisch materiaal) voor wilde vogels wordt verwaarloosbaar geacht. Het risico op aantrekking van wilde vogels door de huidige benutting - en die in de afgelopen jaren - van de locatie (verbouwen van voedermais) wordt duidelijk groter geacht dan die door de eventuele aantrekking van wilde vogels door het nieuw aan te leggen kleidepot op deze locatie. Overigens, voor zover bekend, heeft de huidige benutting van de locatie (verbouwen van voedermais) in de afgelopen jaren niet geleid tot introductie van ziektekiemen op het betreffende bedrijf.
Conclusie Op basis van de bevindingen ter plaatse en op basis van in de literatuur beschreven risico s komen wij tot de conclusie dat, in vergelijking met de huidige situatie, de aanleg van het nieuwe kleidepot aan de Deestersteeg te Deest niet zal leiden tot een vergroting van het risico van introductie van ziektekiemen op een nabijgelegen pluimveebedrijf via wilde vogels. Literatuur Australian Government, Dept. Of Agriculture, Fisheries and Forestry: National Farm biosecurity manual Poultry Production, 2009. DEFRA: biosecurity and preventing disease peace of mind, a healthier flock and more viable business, 2005. (www.defra.gov.uk) ISA: Biosecurity requirements for poultry farms, 2010 (www.isapoultry.com) Koch, G., Elbers, A.R.W. Outdoor ranging of poultry: a major risk factor for the introduction and development of high pathogenicity avian Influenza. Neth. J. Agric. Sci. 2006; 54 (2): 179-194. Gonzales, J.L., Stegeman, J.A., de Wit, J.J., Koch, G., Elbers, A.R.W. Differences in risk of introduction of a LPAIv infection between poultry production sectors and outdoor/indoor farming systems in the Netherlands. Influenza and other respiratory diseases 2013; 7: 6-10. Webster, R.G., W.J. Bean, O.T. Gorman, T.M. Chambers & Y. Kawaoka, 1992. Evolution and ecology of influenza A viruses. Microbiological Reviews 56: 152-179.
Bijlage 1 Nieuw kleidepot Paardenmanege activiteit Bestaande zandwinningactiviteit Pluimveebedrijf (grootoudermoederdieren) Oud kleidepot (niet meer in gebruik) dat jarenlang is gebruikt (ook ten tijde van aanwezigheid pluimveebedrijf) Bron: Google Maps