CONCEPT. Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015 (versie )

Vergelijkbare documenten
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Hoorn 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015

Hoofdstuk 2 Procedureregels aanvraag maatschappelijke ondersteuning

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE VELSEN 2015

Gemeente Nissewaard - Verordening maatschappelijke ondersteuning Nissewaard. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 april 2016;

Verordening. maatschappelijke ondersteuning. gemeente Tiel 2015

het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2014;

gelezen het advies van de Participatieraad d.d. 16 december 2015,

Nummer: Portefeuillehouder: J. Kes Vaststelling Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gouda 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vlagtwedde 2015

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE EEMSMOND 2015

Wijziging van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Noord-Beveland

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Gouda

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE DELFZIJL 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Almelo 2015

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten

Verordening maatschappelijke ondersteuning Waddinxveen 2015

Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015 (eerste wijziging)

Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015

Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Waterland 2015 (hierna: verordening)

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (wijziging 2017)

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van...;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van Oldebroek;

Verordening Maatschappelijke ondersteuning Waalwijk 2015:

Gemeente Nijkerk Verordening jeugdhulp

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE HEERENVEEN 2015

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING MAASSLUIS VLAARDINGEN SCHIEDAM 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr.

Verordening jeugdhulp

vast te stellen de Verordening tot wijziging van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Roosendaal 2015

Behoort bij raadsbesluit vanlo-iü'hi nr.glsotc Verordening jeugdhulp Heemstede 2015 D e g r Heemstede

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 augustus 2014;

Verordening maatschappelijke ondersteuning

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Soest 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk 2014

VERORDENING JEUGDHULP GEMEENTE VEGHEL 2015

Verordening Wmo & Jeugdhulp Gemeente Middelburg, Vlissingen & Veere

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Almelo. gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 februari 2017;

De raad van de gemeente Ooststellingwerf; nr. 9. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 september 2014;

Registratie code : 14B *14B.02305* Verordening Wmo & Jeugdhulp Gemeente Veere

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 september 2014;

Aanpassingen Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Katwijk 2015 mei 2015

Onderwerp: Verordening Jeugdhulp gemeente Zederik gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 3 november 2015;

De raad van de gemeente Ooststellingwerf; nr. 10. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 september 2014;

Verordening jeugdhulp Utrecht 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 2014;

gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4, 2.1.5, 2.1.6, 2.1.7, en van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

Besluit van de raad van de gemeente Noordwijk van 30 oktober 2014

Concept Verordening jeugdhulp gemeente Velsen 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 7 november 2017 zaaknr

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HORST AAN DE MAAS

Verordening Jeugdhulp Leerdam

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 15 september 2014;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk van..

Nieuwe tekst. Bestaande tekst

Verordening maatschappelijke ondersteuning Haaksbergen (4.15c)

Verordening maatschappelijke ondersteuning Zeist 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 28 oktober 2014;

Verordening maatschappelijke ondersteuninggemeente Nunspeet 2015

Verordening Maatschappelijke ondersteuning. gemeente Stein. Pagina 1 van 26

Leeswijzer Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Bergen op Zoom Wordt

Gemeente Zeist - Verordening maatschappelijke ondersteuning Zeist 2015

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 juni 2017.

Aanhef. Was wordt-tabel Verordening Wmo gemeente Bunnik 2017 Verordening Wmo gemeente Bunnik 2015 Verordening Wmo gemeente Bunnik 2018 Opmerkingen

Registratienummer: Onderwerp: Verordening maatschappelijke ondersteuning Purmerend 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 25 januari 2016;

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE HAARLEM

vast te stellen de: Verordening maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Barneveld

Wijziging van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Harderwijk gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 16 mei 2017

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Oldebroek 2018

Onderwerp: Verordening maatschappelijke ondersteuning Montferland 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vught 2015

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 4 november 2014;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 13 oktober 2015;

Verordening maatschappelijke ondersteuning

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Wijchen 2015

CONCEPT Verordening maatschappelijke Ondersteuning

Gemeente Mook en Middelaar. Verordening maatschappelijke ondersteuning

Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 gemeente Rijswijk

11 mei 2016 / 62/2016

Verordening maatschappelijke ondersteuning Alkmaar gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr.

Afdelingshoofd Publiekszaken met de bevoegdheid tot het verlenen van ondermachtiging

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Noordenveld 2015

Gewijzigde artikelen als gevolg van drie jaar ervaring met de Wmo 2015 en juridische redenen

Gewijzigde artikelen als gevolg van drie jaar ervaring met de Wmo 2015 en juridische redenen

Verordening. Jeugdhulp

Verordening. Wet maatschappelijke ondersteuning

Verordening maatschappelijke ondersteuning Lingewaard 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente 2015

VERORDENING MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING GEMEENTE SLOCHTEREN 2015

Verordening maatschappelijke ondersteuning Gemeente Menameradiel 2015

Deze verordening geldt voor de gemeenten Bergeijk, Bladel, Eersel, Oirschot en Reusel- de Mierden

Transcriptie:

CONCEPT Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015 (versie 14-8-2014) Beschrijving De verordening maatschappelijke ondersteuning regelt de ondersteuning van cliënten als zij dusdanige beperkingen ondervinden bij hun maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid, dat zij niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen hierin geheel of gedeeltelijk kunnen voorzien. Wetgeving Wet maatschappelijke ondersteuning 2015. Officiële naam en Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde Citeertitel 2015 Opmerking Vervangt de verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2014. Grondslag Artikel 2.1.3 van de Wetmaatschappelijke ondersteuning 2015.

2 Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015 Nr. De raad van de gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van..september 2014; gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4,eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid,2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; overwegende dat inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven; dat van burgers verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan; dat inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen; dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving; besluit: vast te stellen de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015 HOOFDSTUK 1: Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen 1. Alle begrippen die in deze verordening gebruikt worden en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb); 2. In deze verordening wordt verstaan onder: a. algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening, die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten; b. beleidsregels: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde; c. besluit: Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde; d. bijdrage in de kosten: bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet; e. gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; f. huisgenoot: iedere persoon met wie de belanghebbende duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoont, anders dan in een commerciële huurders- of kostgangersrelatie.

3 g. hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; h. ingezetene: inwoner die hoofdverblijf heeft in de gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde; i. inwoner: een Nederlandse burger alsmede degene die rechtmatig verblijf houdt in de zin van artikel 8, j. onderdelen a tot en met e en l, van de Vreemdelingenwet 2000.; j. melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet; k. onverwijld: zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen; l. persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen; m. pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet; n. uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. o. verslag: een weergave van de uitkomsten van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2. van de wet, waarbij de adviezen, verwijzingen en afspraken, die in samenspraak met de inwoner zijn gemaakt, alsmede de beoogde resultaten en evaluatie daarvan in het verslag zijn opgenomen; p. voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen q. wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; HOOFDSTUK 2: Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding 1. Een hulpvraag kan door of namens een inwoner bij het college worden gemeld. 2. Het college bevestigt schriftelijk de ontvangst van de melding en maakt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 5 werkdagen een afspraak voor een gesprek. Artikel 3. Cliëntondersteuning 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de ingezetene uitgangspunt is. 2. Het college wijst de ingezetene en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning. Artikel 4. Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en zijn situatie en maakt zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen 5 werkdagen met hem een afspraak voor een gesprek. 2. Voor het gesprek verschaft de inwoner het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De inwoner verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage. 3. Als de inwoner genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de inwoner afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid. 4. Het college kan ook afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste lid indien met de inwoner is vastgesteld dat een voorafgaand onderzoek niet vereist of op dat moment niet wenselijk is gelet op het spoedeisende karakter van de ondersteuningsvraag of indien blijkt dat er sprake is van een enkelvoudige, niet gecompliceerde ondersteuningsvraag. 5. In de situaties als bedoeld in lid 3 en lid 4 van dit artikel zorgt het college voor een verslag, waarin opgenomen de ondersteuningsvraag en de voorgestelde oplossingsrichtingen. Dit verslag wordt binnen 2 dagen na opstellen van het verslag aan de inwoner gezonden.

4 6. Het college brengt de inwoner op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Artikel 5. Gesprek 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, en/of diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig: a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de inwoner; b. het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning; c. de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; d. de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; e. de behoefte aan maatregelen, waaronder maatwerkvoorzieningen, ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner; f. de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorko men dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening; g. de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning; h. de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken; i. welke bijdragen in de kosten de inwoner met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en j. de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze. 2. Als de inwoner een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid. 3. Het college informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de inwoner toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken. 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is of als gaat om een ondersteuningsvraag met een spoedeisend karakter of een enkelvoudige, niet gecompliceerde ondersteuningsvraag, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de inwoner afzien van een gesprek. Artikel 6. Verslag 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek. 2. Binnen 7 werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de inwoner een verslag van de uitkomsten van het onderzoek. 3. De inwoner tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen7 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd. 4. Als de inwoner van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag. Artikel 7. Aanvraag

5 1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na de ontvangst van de melding. 2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan door of namens een inwoner schriftelijk of langs elektronische weg bij het college worden ingediend. 3. Een ondertekend verslag van het gesprek kan dienen als aanvraagformulier. HOOFDSTUK 3: Ondersteuningscriteria Artikel 8. Criteria voor de ondersteuning 1. De Algemene Voorziening en de Maatwerkvoorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 onder 1 van de wet dienen te voldoen aan de volgende uitgangspunten: a. de voorziening dient zo veel mogelijk dichtbij de inwoner te worden aangeboden. Dichtbij wil zeggen bij de inwoner thuis of in diens directe leefomgeving; b. bij het bieden van ondersteuning dient blijvende aandacht te bestaan voor de eigen kracht van de inwoner en de inzet van diens sociale netwerk; c. de voorziening is gebaseerd op samen doen. Samenwerking tussen welzijnsorganisaties, professionele aanbieders, wijkverpleging enzovoorts is van essentieel belang. HOOFDSTUK 4: Maatwerkvoorziening Artikel 9. Criteria voor een maatwerkvoorziening 1. Het college neemt het verslag, indien aanwezig, als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening. 2. Een ingezetene komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening: a. ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de ingezetene ondervindt, voor zover de ingezetene deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de ingezetene in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en b. ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de inwoner met psychische of psychosociale problemen en de inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aa n het voorzien in de behoefte van de inwoner aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving. 3. Ten aanzien van een maatwerkvoorziening met betrekking tot zelfredzaamheid en participatie geldt dat een ingezetene alleen voor een maatwerkvoorziening in aanmerking komt indien: a. de noodzaak tot ondersteuning voor de ingezetene redelijkerwijs niet vermijdbaar was, en b. de voorziening voorzienbaar was, maar van de ingezetene redelijkerwijs niet verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de hulpvraag overbodig had gemaakt. 4. Maatwerkvoorzieningen kunnen ook worden getroffen voor de mantelzorger. De overige in dit artikel genoemde criteria zijn van overeenkomstige toepassing.

6 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorzie ning technisch is afgeschreven, a. tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen; b. tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of c. indien de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de inwoner aan maatschappelijke ondersteuning. 6. Indien een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening. Artikel 10. Hulp bij Huishouden 1. De te bereiken resultaten van hulp bij huishouden worden slechts geboden indien deze gericht zijn op het kunnen wonen in een huis dat leefbaar is en betrekking heeft op de ruimten die in gebruik zijn gericht op het normale gebruik van de woning. 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het Besluit en de beleidsregels bepalingen opnemen over de wijze waarop de inzet van hulp bij huishouden plaatsvindt om tot een leefbare woning te komen. Artikel 11. Voorwaarden en weigeringsgronden 1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt: a. voor zover met betrekking tot de problematiek die in het gegeven geval aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling bestaat; b. voor zover de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen; c. voor zover de inwoner met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan wegnemen; d. indien de voorziening voor een persoon als de inwoner algemeen gebruikelijk is; e. indien het een voorziening betreft die de inwoner na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld; f. voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan inwoner al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen, of tenzij inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten; g. voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht; h. indien de inwoner tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft betoond, tenzij in de persoon gelegen omstandigheden het tekortschietend besef van verantwoordelijkheid niet verwijtbaar maken. 2. Geen maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie wordt verstrekt: a. als deze niet langdurig noodzakelijk is voor zover het gaat om hulpmiddelen; b. indien de inwoner geen ingezetene is van de gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde. 3. Geen woonvoorziening wordt verstrek: a. voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen; b. ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, niet gelegaliseerde vakantie en recreatiewoningen, ADL clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting; c. voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

7 d. indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is; e. indien de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college. 4. Een inwoner kan voor een voorziening in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronische psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectief systeem onmogelijk maken, dan wel een collectief systeem niet aanwezig is. Artikel 12. Advisering Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening. Artikel 13. Inhoud beschikking 1. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is; b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; c. hoe de voorziening wordt verstrekt, waaronder mede verstaan wordt of een maatwerkvoorziening in natura of als pgb wordt verstrekt, en indien van toepassing, en d. welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn. 2. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd: a. voor welk resultaat het pgb wordt aangewend; b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb; c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen; d. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld, e. de voorwaarden voor uitbetaling van het persoonsgebonden budget en de wijze van uitbetaling van het persoonsgebonden budget en f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb. 3. Als sprake is van een te betalen bijdrage in de kosten wordt de inwoner daarover in de beschikking geïnformeerd. Artikel 14. Regels voor pgb 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet. 2. Een inwoner ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt toegekend, dient er voor te zorgen dat bij de selectie van een natuurlijke persoon of rechtspersoon die ondersteuning gaat bieden voldoet aan de volgende kwaliteitseisen: a. de natuurlijke persoon of rechtspersoon stemt de voorzieningen af op de persoonlijke situatie van de inwoner en op andere vormen van zorg; b. de natuurlijke persoon of rechtspersoon levert ondersteuning passend bij de behoefte en persoonskenmerken van de inwoner; c. de natuurlijke persoon of rechtspersoon draagt zorg voor zodanige scholing dat hij en/of de medewerkers over kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken; d. de natuurlijke persoon of medewerkers van een rechtspersoon zijn, indien van toepassing, geregistreerd volgens de geldende beroepsregistratie; e. de natuurlijke persoon of medewerkers van een rechtspersoon die beroepsmatig dan wel vanuit professioneel georganiseerde situatie in contact kunnen komen met de in deze verordening bedoelde

8 inwoners, bezitten een verklaring omtrent het gedrag (VOG) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. f. De natuurlijke persoon of de medewerker van de rechtspersoon spreekt en schrijft de Nederlandse taal. 3. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of de ingekochte voorziening noodzakelijk was. 4. Het college kent geen pgb toe als het bieden van een keuze voor een pgb negatieve gevolgen zou hebben voor het voortbestaan van het systeem van de desbetreffende maatwerkvoorzieningen in natura. 5. De hoogte van een pgb wordt bepaald aan de hand van de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura en is toereikend voor de aanschaf daarvan, en omvat, zo nodig, een vergoeding voor onderhoud, reparatie en verzekering. De kosten verbonden aan een persoonsgebonden budget worden tot het maximum van de kostprijs van de goedkoopst adequate voorziening in natura vergoed. Dit tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld. 6. Onverminderd het in de vorige leden bepaalde wordt, voor zover een inwoner een persoonlijk plan heeft ingediend, het tarief voor een pgb gebaseerd op het door de inwoner opgestelde plan over hoe hij het pgb gaat besteden met in achtneming van lid 5. 7. Een inwoner ten behoeve van wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, kan diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen onder de volgende voorwaarden betreffende het tarief betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk: a. deze persoon krijgt een lager tarief betaald voor zijn diensten dan door het college in het Besluit vastgestelde tarief. Dit lagere tarief wordt door het college in het Besluit vastgesteld; b. tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het persoonsgebonden budget worden betaald. Artikel 15. Controle 1. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt of besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn. 2. Het college kan in het Besluit nadere regels stellen met betrekking tot de controle op de besteding. Artikel 16 Terugbetaling bij verkoop 1. De eigenaar-bewoner, die een woonvoorziening heeft ontvangen die leidt tot een waardestijging van de woning, dient bij verkoop van de woning binnen een periode van zeven jaar na gereedmelding van de voorziening deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden, teneinde het college te laten bezien in hoeverre een terugbetaling van de verstrekte woonvoorziening redelijk geacht kan worden. 2. De omvang van de waardestijging dient te worden bepaald door een onafhankelijke, erkende taxateur. HOOFDSTUK 5: Bijdrage in de kosten Artikel 17. Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen 1. Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd: a. voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde cliëntondersteuning, en, b. voor een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn echtgenoot. 2. Het college legt in het op deze verordening berustende Besluit nadere regels vast:

9 a. voor welke algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, de inwoner een bijdrage is verschuldigd; b. wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is; en c. dat de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner. 4. Het college bepaalt bij nadere regeling: a. op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald, en b. door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de wet, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd. HOOFDSTUK 6: Kwaliteit en veiligheid Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning 1.Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, door: a. het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner; b. het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg; c. erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard; 2. de minimumeisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten zijn in ieder geval: g. Het leveren van ondersteuning met gekwalificeerd personeel, passend bij de behoeften en persoonskenmerken van de inwoner. h. De aanbieder draagt zorg voor scholing zodanig dat de medewerkers over kwalitatief verantwoorde kennis en kunde kunnen (blijven) beschikken. i. Medewerkers zijn, indien van toepassing, geregistreerd volgens de geldende beroepsregistratie. j. Personen die beroepsmatig dan wel vanuit professioneel georganiseerde situatie in contact kunnen komen met inwoners, voor zover zij hen ondersteuning bieden, bezitten een verklaring omtrent het gedrag (VOG) die niet eerder is afgegeven dan drie maanden voor het tijdstip waarop betrokkene voor de aanbieder ging werken. k. Aanbieder draagt zorg voor het naleven van beroeps- en meldcodes door de medewerkers. l. Elke medewerker spreekt en schrijft de Nederlandse taal. 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen. Artikel 19. Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met: a. de aard en omvang van de te verrichten taken; b. de voor de sector toepasselijke CAO schalen in relatie tot de zwaarte van de functie; c. een redelijke toeslag voor overheadkosten; d. een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; e. kosten voor bijscholing van het personeel. 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

10 a. de marktprijs van de voorziening, en b. de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals: 1 o. aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening; 2 o. instructie over het gebruik van de voorziening; 3 o. onderhoud van de voorziening, en 4. verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden. Artikel 20. Meldingsregeling calamiteiten en geweld 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan. 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar. 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld. 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening. Artikel 21. Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een inwoner aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet. 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat: a. de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid; b. de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen; c. de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten; d. de inwoner niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of e. de inwoner de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt. 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb. 5. Ingeval het recht op een in eigendom, op een in bruikleen of in pgb verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd. HOOFDSTUK 7: Waardering mantelzorgers en tegemoetkoming meerkosten Artikel 22. Jaarlijkse waardering mantelzorgers Het college kan bij nadere regeling bepalen waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat.

11 Artikel 23. Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen Het college kan bij nadere regeling bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie. HOOFDSTUK 8: Klachten, medezeggenschap en inspraak Artikel 24. Klachtregeling 1. Aanbieders stellen een klachtenregeling vast voor de behandeling van klachten van inwoners ten aanzien van de gedragingen van de aanbieder jegens de inwoner. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders. Artikel 25. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning 1. Aanbieders stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle door de aanbieder aangeboden voorzieningen. 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek. Artikel 26. Betrekken van ingezetenen bij het beleid 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend. 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen. 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning. 4. Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het tweede en derde lid. HOOFDSTUK 9: Overgangsrecht en slotbepalingen Artikel 27. Nadere regels en hardheidsclausule 1. In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college. 2. Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening. 3. Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt. Artikel 28. Intrekking oude verordening en overgangsrecht 1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde wordt ingetrokken.

12 2. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken, doch ten hoogste tot en met 31 december 2015. 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening. 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde, wordt beslist met inachtneming van die verordening. Artikel 29. Inwerkingtreding en citeertitel 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2015. 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015.

13 Toelichting Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Ermelo/Harderwijk/Zeewolde 2015 Algemeen Deze verordening geeft uitvoering aan de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (hierna: Wmo 2015). De Wmo 2015 maakt onderdeel uit van de bestuurlijke en met toepassing van een budgetkorting financiële decentralisatie naar gemeenten van een aantal taken uit de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna: AWBZ). Deze taken worden toegevoegd aan het takenpakket dat al bij gemeenten lag onder de oude Wet maatschappelijke ondersteuning. Hierbij wordt deels voortgeborduurd op de weg die met die wet al was ingezet. Er wordt bekeken wat redelijkerwijs verwacht mag worden van de cliënt en zijn sociaal netwerk, vervolgens zal waar nodig de gemeente in aanvulling hierop hem in staat stellen gebruik te maken van een algemene voorziening of als dat niet volstaat een maatwerkvoorziening waarmee een bijdrage wordt geleverd aan zijn mogelijkheden om deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer en zelfstandig te functioneren in de maatschappij. Er dient telkens een zorgvuldige toegangsprocedure doorlopen te worden om de hulpvraag van de cliënt, zijn behoeften en de gewenste resultaten helder te krijgen, om te achterhalen wat de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, mantelzorg of met hulp van zijn sociaal netwerk dan wel door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten kan doen om zijn zelfredzaamheid en participatie te handhaven of verbeteren, om te bepalen of zo nodig met gebruikmaking van een algemene voorziening kan worden volstaan, of dat een maatwerkvoorziening nodig is, en of sprake is van een voorliggende of andere voorziening die niet onder de reikwijdte van de Wmo 2015 valt. De Wmo 2015 en deze verordening leggen deze toegangsprocedure daarom in hoofdlijnen vast. Want waar het recht op compensatie dat bestond onder de oude Wet maatschappelijke ondersteuning is komen te vervallen, wordt een recht op een zorgvuldige, tweezijdige procedure daartegenover gesteld. Een dergelijke procedure die bovendien goed wordt uitgevoerd, zal telkens tot een juist eindoordeel moeten leiden; ondersteuning waar ondersteuning nodig is. Indien de cliënt van mening is dat het college hem ten onrechte geen maatwerkvoorziening verstrekt of dat de maatwerkvoorziening onvoldoende bijdraagt aan de zelfredzaamheid of participatie, of dat hem opvang of beschermd wonen ten onrechte wordt onthouden, kan betrokkene daartegen vanzelfsprekend bezwaar maken en daarna eventueel in beroep gaan tegen de beslissing op zijn bezwaar. De rechter zal toetsen of de gemeente zich heeft gehouden aan de voorgeschreven procedures, het onderzoek naar de omstandigheden van betrokkene op adequate wijze heeft verricht en of de ondersteuning een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven. De Wmo 2015 en deze verordening leggen veel bevoegdheden bij het college. De uitvoering hiervan zal echter in de regel namens het college gedaan worden (in mandaat) door deskundige consulenten, ambtenaren of bijvoorbeeld aanbieders. Waar in deze verordening en in de wet het college staat, kan het college deze bevoegdheid namelijk mandateren aan ondergeschikten dan wel niet-ondergeschikten op grond van de algemene regels van de Awb. Op grond van artikel 2.6.3 van de wet kan het college de vaststelling van rechten en plichten van de cliënt echter alleen mandateren aan een aanbieder. Zie voor de definitie van aanbieder de toelichting onder artikel 1. Deze beperking geldt alleen voor mandatering aan niet-ondergeschikten. Het college kan de vaststelling van rechten en plichten ook aan ondergeschikten mandateren. De Wmo 2015 schrijft in artikel 2.1.3, eerste lid, voor dat de gemeente per verord ening de regels dient vast te stellen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het verplichte gemeentelijk beleidsplan met

14 betrekking tot maatschappelijke ondersteuning. In de verordening dient overeenkomstig de artikelen 2.1.3, tweede tot en met vierde lid, 2.1.4, derde en zevende lid, en 2.1.6 van de Wmo 2015 in ieder geval bepaald te worden: - op welke wijze en op basis van welke criteria wordt vastgesteld of een cliënt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang in aanmerking komt; - op welke wijze de hoogte van een persoonsgebonden budget wordt vastgesteld; - welke eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, inclusief eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten; - ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor de afhandeling van klachten van cliënten vereist is; - ten aanzien van welke voorzieningen een regeling voor medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn vereist is; - op welke wijze ingezeten, waaronder cliënten of hun vertegenwoordigers, worden betrokken bij uitvoering van de wet, voorstellen voor beleid kunnen doen, gevraagd en ongevraagd advies kunnen uitbrengen over verordeningen en beleidsvoorstellen, worden voorzien van ondersteuning en deel kunnen nemen aan periodiek overleg; - op welke wijze de kostprijs van een maatwerkvoorziening wordt berekend; en - op welke wijze het college zorg draagt voor een jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente. Ook dient de gemeente overeenkomstig de artikelen 2.1.3, derde lid, en 2.6.6, eerste lid, van de Wmo 2015 per verordening regels te stellen: - voor de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, en van misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet; - ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering en de eisen die worden gesteld aan de kwaliteit van de voorziening, waar het college ten aanzien daarvan de uitvoering van de Wmo 2015 door derden laat verrichten. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke arbeidsvoorwaarden. Daarnaast kan de gemeente op grond van de artikelen 2.1.4, eerste en tweede lid, 2.1.5, eerste lid, 2.1.7 en 2.3.6, derde lid, van de Wmo 2015: - bepalen dat cliënten voor algemene voorzieningen, niet zijnde cliëntondersteuning, en maatwerkvoorzieningen een bijdrage verschuldigd zullen zijn; - de hoogte van de bijdrage voor de verschillende soorten van voorzieningen, ook wanneer de cliënt de ondersteuning zelf inkoopt met een persoonsgebonden budget, in de verordening verschillend vaststellen. Hierbij kan tevens worden bepaald dat op de bijdrage een korting wordt gegeven voor personen die behoren tot daarbij aan te wijzen groepen en dat de bijdrage afhankelijk is van het inkomen en het vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot; - bepalen dat de bijdragen voor opvangvoorzieningen door een andere instantie dan het CAK wordt vastgesteld en geïnd; - bepalen dat in geval van een minderjarige cliënt die niet zelf de eigenaar is van de woning, een bijdrage wordt opgelegd aan diens onderhoudsplichtige ouders en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag over de cliënt uitoefent; - bepalen dat aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben, een tegemoetkoming wordt verstrekt ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie, en vaststellen welke de toepasselijke grenzen zijn met betrekking tot de financiële draagkracht;

15 - bepalen onder welke voorwaarden betreffende het tarief de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de ondersteuning kan inkopen van een persoon die behoort tot het sociale netwerk. Artikel 2.1.3, tweede lid, van de Wmo 2015 biedt verder ruimte om met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wmo 2015 andere regels te stellen. Deze verordening maakt hier spaarzaam gebruik van om een meer compleet beeld te geven van de rechten en plichten van burgers en de gemeente. Deze verordening kan niet los worden gezien van het beleidsplan, dat de raad op grond van artikel 2.1.2 van de Wmo 2015 eveneens dient vast te stellen. In dit beleidsplan wordt het door het gemeentebestuur te voeren beleid met betrekking tot maatschappelijke ondersteuning vastgelegd. Artikelsgewijs HOOFDSTUK 1: Begrippen Artikel 1. Begripsbepalingen Het aantal definities van artikel 1 is beperkt aangezien de wet (in artikel 1.1.1) al een flink aantal definities kent die ook bindend zijn voor deze verordening. Voor de duidelijkheid is aangegeven dat deze bepalingen, alsmede de bepaling vanuit de Algemene wet bestuursrecht en niet worden genoemd in deze verordening onverkort van toepassing zijn bij de uitvoering van deze verordening. Artikel 1. Begripsbepalingen Ad. a algemeen gebruikelijke voorziening Het is niet de bedoeling dat de gemeentelijke overheid voorzieningen verstrekt, waarvan gelet op de omstandigheden van de cliënt, aannemelijk is te achten dat deze daarover, ook als hij of zij geen beperkingen had, zou (hebben kunnen) beschikken (zie o.a. CRvB 03 07 2001, nr. 00/764 WVG, CRvB 16 04 2008, nr. 06/4668 WVG, CRvB 14 07 2010, nr. 09/562 WVG en Rechtbank Arnhem 16 08 2012, nr. AWB 11/5564). Het college moet steeds onderzoeken of een voorziening ook algemeen gebruikelijk is voor de cliënt (zie CRvB 17 11 2009, nr. 08/3352 WMO). De beoordeling of sprake is van een algemeen gebruikelijke voorziening voor de cliënt ziet op het beantwoorden van de vraag of de cliënt over de voorziening zou (hebben kunnen) beschikken als hij geen beperkingen zou hebben gehad. Bij die beoordeling kunnen, zo blijkt uit de jurisprudentie, de volgende criteria een rol spelen: Is de voorziening gewoon te koop? Is de prijs van de voorziening vergelijkbaar met soortgelijke producten die algemeen gebruikelijk worden geacht? Is de voorziening specifiek voor personen met een beperking ontworpen? Een algemeen gebruikelijke voorziening is bijvoorbeeld een elektrische fiets. Gebruikelijke hulp is niet in de verordening, maar in de wet gedefinieerd en is bijvoorbeeld de hulp van een partner van de cliënt. Ad. b beleidsregels Deze definitie spreekt voor zich. Ad. c besluit Deze definitie spreekt voor zich.

16 Ad. d bijdrage in de kosten Uit artikel 2.1.4 van de wet vloeit de bevoegdheid voort tot het vragen van een bijdrage in de kosten. Cliënten zullen voor hun ondersteuning, als de gemeente daarvoor kiest, een bijdrage moeten betalen. Deze bijdrage kan, als het een maatwerkvoorziening betreft, afhankelijk worde n gesteld van het inkomen en het vermogen. Op grond van artikel 2.1.4 lid 4 van de wet zijn bij Algemene Maatregel van Bestuur nadere regels (Uitvoeringsbesluit Wmo 2015) gesteld. Daarin is bepaald wat de ruimte is die de gemeenteraad (het college bij delegatie door de gemeenteraad) heeft voor het bepalen van de omvang van de eigen bijdrage. Ook voor een algemene voorziening kan eventueel een bijdrage van de cliënt in de kosten worden gevraagd (m.u.v. cliëntondersteuning), maar deze bijdrage kan, anders dan die voor een maatwerkvoorziening, niet inkomensafhankelijk zijn. Ad. e het gesprek Het gesprek is het mondeling contact na een melding waarin het college met degene die maatschappelijke ondersteuning vraagt zijn gehele situatie inventariseert ten aanzien van zijn mogelijkheden om op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van voorliggende voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, algemene voorzieningen of maatwerkvoorzieningen zijn zelfredzaamheid of participatie te verbeteren of te voorkomen dat hij gebruik moet maken van beschermd wonen of opvang. Ad. f Huisgenoot De Wmo noemt de huisgenoot, maar definieert deze niet. Wij hebben de opgenomen definitie ontleend aan de jurisprudentie. Het begrip huisgenoot speelt vooral een rol bij gebruikelijke hulp. Bij gebruikelijke hulp gaat het er om dat een huisgenoot geacht bij te dragen om te komen tot een leefbaar huis. Gebruikelijke hulp maakt onderdeel uit van de beleidsregels. Ad. g hulpvraag De hulpvraag is de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.1.4 lid 1 van de wet. Als iemand die behoefte heeft aan maatschappelijke ondersteuning zich tot het college wendt, is het van belang dat allereerst wordt onderzocht wat de hulpvraag van betrokkene is. Wanneer de betrokkene zich voor het eerst meldt, is in veel gevallen niet op voorhand duidelijk of en in welke vorm het college in actie moet komen. Een zorgvuldig onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 4 van de wet is noodzakelijk. Ad.h ingezetene De cliënt kan als hij ingezetene is van een gemeente in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening gericht op zelfredzaamheid en participatie (artikel 1.2.1 Wmo). Om voor een maatwerkvoorziening gericht op beschermd wonen en opvang in aanmerking te komen moet de cliënt in ieder geval ingezetene van Nederland zijn, maar niet persé van de gemeente. Uit de Memorie van Toelichting volgt dat een ingezetene zich, voor een maatwerkvoorziening, moet wenden tot het college van de gemeente waar hij woont. De term 'wonen' is niet verder uitgelegd. Uit de jurisprudentie bij de Wmo 2007 (CRvB 22 09 2010, nr. 09/1743 WMO ) volgt dat het gaat om de feitelijke verblijfplaats, waarbij een inschrijving in het Brp belangrijk is maar niet doorslaggevend. Ad. i Inwoner De definitie spreekt voor zich.

17 Ad. j melding Eenieder kan zich melden bij zijn gemeente met een hulpvraag. Door het melden maakt de cliënt de hulpvraag aan het college kenbaar. In vervolg op deze melding zal het college in samenspraak met de cliënt zo spoedig mogelijk een onderzoek (laten) instellen. Indien een ingezetene alleen informeert naar bijvoorbeeld de beschikbaarheid van een algemene voorziening of kenbaar maakt gebruik te willen maken van een algemene voorziening, is er geen aanleiding om een onderzoek in te stellen. Ad. k onverwijld De wet en deze verordening spreken op verschillende momenten van onverwijld. Het ligt altijd aan de concrete omstandigheden van een zaak wat daaronder moet worden verstaan. Het is echter ook van belang voor de cliënt dat hij een indruk heeft waar hij vanuit kan gaan. Dit tweede perspectief is zodanig van belang, dat deze passage in de verordening is opgenomen. Het komt de rechtszekerheid ten goede en laat binnen de drie werkdagen voldoende ruimte voor maatwerk. Ad.l persoonlijk plan In het persoonlijk plan kan de cliënt al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e van de wet, en de maatschappelijke ondersteuning die door hem wordt gewenst, beschrijven. De omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 lid 2 onderdelen a tot en met e Wmo, worden onderzocht door het college. Doordat de cliënt hieromtrent voorafgaand aan het onderzoek door het college een persoonlijk plan kan overleggen, is het college direct bekend met de wijze waarop de cliënt zelf vorm wil geven aan zijn persoonlijk arrangement dat nodig is om zelfredzaam te kunnen zijn en te participeren. Door de cliënt een persoonlijk plan te laten opstellen, wordt de eigen regie en de betrokkenheid van het sociale netwerk van cliënten in de Wmo versterkt. Ad. m pgb Deze definitie spreekt voor zich. Ad. n uitvoeringsbesluit Deze definitie spreekt voor zich. Ad. o verslag Het verslag is een in beginsel schriftelijke weergave van al hetgeen samen met de betrokken inwoner tijdens het Gesprek aan de orde is geweest. Door aan te geven dat het gaat om samenspraak gemaakte afspraken komt de gelijkwaardigheid van de betrokken partijen. Ook de te behalen afspraken maken deel uit van het verslag. Ad. wet Deze definitie spreekt voor zich. HOOFDSTUK 2: Melding, onderzoek en aanvraag Artikel 2. Melding hulpvraag Deze bepaling is opgenomen om een zorgvuldige procedure te waarborgen en kan worden gezien als een uitwerking van de verplichte delegatiebepaling van artikel 2.1.3, eerste lid en tweede lid, onder a, van de wet. Daarbij is onder meer bepaald dat de gemeente bij verordening in ieder geval bepaalt op welke wijze een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening voor zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen of opvang. In artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet wordt al bepaald dat indien bij het college melding wordt gedaan van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning, het college deze melding onderzoekt. Deze