VOORSTEL OPSCHRIFT AANHEF MOTIVERING. Vergadering van 10 november Onderwerp: Belastingverordeningen Besluitvormend

Vergelijkbare documenten
gelet op het voorstel van het college van november 2015, nr. 15/

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders met nummer ; b e s l u i t :

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders;

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Houten. gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014;

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude VERORDENING BELASTINGEN OP ROERENDE WOON EN BEDRIJFSRUIMTEN 2015

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2015

Verordening onroerendezaakbelastingen

Sector : II Nr. : 66b. De raad van de gemeente Ferwerderadiel; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 29 november 2010, nummer

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2013;

GEMEENTEBLAD. Officiële publicatie van Gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude. De raad van de gemeente Haarlemmerliede en Spaarnwoude;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d.21 november 2017 ; b e s l u i t :

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders besluit :

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014.

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2018 b e s l u i t :

Nijverdal, 12 december gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 november 2017;

Verordening op de heffing en de invordering van belastingen op roerende woon- en

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van ; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

VERORDENING ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN GOOISE MEREN 2016

Wetstechnische informatie

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2017;

gelezen het voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders van 4 en 24 september en van 13 november 2012;

Onderwerp: Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen 2018

Raadsbesluit. Onderwerp: Verordening onroerende-zaakbelasting Vergadering: 24 november 2015 Agendapunt: 12E Registratienummer:

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2014

Normal 0 false false false MicrosoftInternetExplorer4 /* Style Definitions */ table.msonormaltable

vast te stellen de Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2013.

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende zaakbelastingen 2016

Gezien het voorstel inzake onroerende-zaakbelastingen Stein 2006 (Gem. blad Afd. A 2005, no. 152 );

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende. zaakbelastingen 2014 Citeertitel Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014

VERORDENING op de heffing en de invordering

*ZEA74E5ECFB* Raadsvergadering d.d. 20 december 2016

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 23 november 2010 tot het aanpassen tarieven belastingen en heffingen 2011, nr.

Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen

VERORDENING op de heffing en de invordering van belastingen op

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende. zaakbelastingen 2012 Citeertitel Verordening onroerende-zaakbelastingen 2012

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 7 november 2016 (Gemeenteblad 2016, nr. XXX);

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving) 1. <> datum ondertekening; bron bekendmaking

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 17 november 2015, nr ; VAN ONROERENDE-ZAAKBELASTINGEN

Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaakbelastingen

Onroerende zaakbelastingen

Raadsmededeling - Openbaar

Verordening op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen 2018 (Verordening onroerendezaakbelastingen Delft 2018).

VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN RIOOLHEFFING STEIN 2016

De raad van de gemeente Breda; gezien het voorstel van burgemeester en wethouders; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;

Gemeente Almere. Besluit. De raad van de gemeente Almere, gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

BESLUIT. VERORDENING op de heffing en invordering van onroerende- zaakbelastingen 2017

Gemeente Langedijk. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 6 oktober 2015 nummer 55;

Verordening BI-zone Groote Lindt Zwijndrecht 2016

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Almere (Flevoland)

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

I. in te trekken de verordening d.d. 13 december 2007, nr. 60a; II. vast te stellen de: Artikel 1

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2016 (Verordening onroerende-zaakbelastingen 2016)

Verordening op de heffing en de invordering van Onroerendezaakbelastingen. Citeertitel Verordening Onroerende zaakbelastingen 2015

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 20 december 2005;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2016.

Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen. emeente Druten. emeenteraad lastinnen: onroerende-zaakbelastinçien

De RAAD van de gemeente Dordrecht; gezien het voorstel van het college van Burgemeester en Wethouders van 6 januari 2009, Nr.

VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen

VERORDENING op de heffing en de invordering van onroerendezaakbelastingen

Raadsvergadering : 3 december 2013 Agendapunt : Commissie : - Onderwerp : Verordening onroerende-zaakbelastingen

RAADSVOORSTEL. Vaststellen Herziene verordening onroerende zaakbelasting Opsterland 2015 Portefeuillehouder : Rob Jonkman

Verordening onroerende-zaakbelastingen 2018 (versie geldig vanaf ) Wetstechnische informatie. Gegevens van de regeling

Onderwerp : Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

NIEUWE Verordening onroerende-zaakbelastingen 2014

Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten 2018

DE RAAD VAN DE GEMEENTE DEURNE BESLUIT. Verordening onroerende-zaakbelastingen Deurne 2018

gelet op de tekst van de tussen de gemeente Zoeterwoude en BIZ-vereniging Grote Polder te sluiten Uitvoeringsovereenkomst;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 29 oktober 2013 (kenmerk );

Verordening BI-zone winkelcentrum Willem de Zwijger

Raadsmededeling - Openbaar

Samenvatting: Voorgesteld wordt de Verordening Onroerende Zaakbelasting 2019 vast te stellen.

Verordening bedrijveninvesteringszone Centrum Bergambacht 2016

Wetstechnische informatie

GEMEENTEBLAD Officiële publicatie van Gemeente Ede (Gelderland)

Verordening op de heffing en de invordering van de rioolheffing 2018 (Verordening rioolheffing 2018)

De gemeenteraad van Heusden in zijn openbare vergadering van 18 december 2012;

Verordening rioolheffing Opmeer 2019.

Verordening Bedrijveninvesteringszone Nieuweweg. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 19 september 2017;

gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 21 november 2017 b e s l u i t : Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Wetstechnische informatie

*ZEA18E71503* Raadsvergadering d.d. 17 december 2015

Verordening BI-zone De Vergulde Hand Vlaardingen Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 10 november 2015, R.nr. 46.

Verordening BedrijvenInvesteringsZone gebruikers Binnenstad Hengelo

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 27 oktober 2015, met kenmerk AP020, raadsstuk 15bb8495;

Verordening op de heffing en de invordering van. en op de subsidie voor de BI-zone Centrum Oosterhout 2012

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 6 december 2016;

In de commissie RF van 4 juni 2015 zijn met betrekking tot de OZB de volgende uitgangspunten vastgesteld :

Argumentatie In de programmabegroting 2016 hebben wij u al meegedeeld dat de tarieven met 2% verhoogd moeten worden.

Wetstechnische informatie

RAADSVOORSTEL MET VERORDENING

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 oktober 2013; VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2014.

Verordening bedrijveninvesteringszone Bedrijventerrein Vianen

Verordening bedrijveninvesteringszone De Krogten 2017 gemeente Breda

gelet op de tussen de gemeente Breda en Ondernemersvereniging BiZ Steenakker gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 18 oktober 2016; B E S L U I T:

Transcriptie:

VOORSTEL OPSCHRIFT Vergadering van 10 november 2015 Besluit nummer: 2015_BW_00841 Onderwerp: Belastingverordeningen 2016 - Besluitvormend Beknopte samenvatting: De belastingverordeningen worden jaarlijks vastgesteld, volgend op de vaststelling van de programmabegroting 2016. De wijzigingen zijn conform de uitgangspunten in de kadernota en de begroting. De voornaamste wijzigingen hebben betrekking op het waar mogelijk indexeren van de tarieven met 1% (behalve die van de havengelden) en het verhogen van de tarieven precario voor kabels en leidingen om een gelijkblijvende opbrengst te bereiken. Om de gevolgen voor de burger te beperken, wordt een heffingskorting verleend. Bevoegd portefeuillehouder: Kees van Velzen HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS AANHEF Bijgevoegde bijlage(n): Belastingverordeningen 2016 Besluit heffingskorting 2016 Legestabel Teylingen 2016 MOTIVERING Aanleiding en context: Jaarlijks worden de belastingverordeningen en de daarbij behorende tarieven conform de uitgangspunten in de kadernota en de begroting vastgesteld. Dit voorstel gaat in op de voorgestelde tariefwijzigingen ten opzichte van 2015. In de verordeningen Onroerende-zaakbelastingen (OZB), Belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (RZB), Afvalstoffenheffing, Rioolheffing, Forensenbelasting, Precariobelasting, Parkeerbelasting, Marktgeld en in de Legesverordening worden nieuwe tarieven voorgesteld. Voorgesteld wordt op de reguliere tarieven afvalstoffenheffing een tariefsverlaging van 15,-- toe te passen en het tarief rioolheffing met 3,-- te verhogen. Verder wordt voorgesteld in de verordening Rioolheffing een tarief van 10,-- voor afvoer van alleen hemel- of grondwater en een efficiencyvrijstelling op te nemen. p 1 van 93

In de verordening Precariobelasting wordt een hoger tarief voor kabels en leidingen voorgesteld. In de tarieventabel behorend bij de Legesverordening zijn enkele tarieven toegevoegd en aangepast en de tarieven voor een BIBOB-onderzoek zijn uit de tabel verwijderd. Uitgangspunt in de begroting is toepassing van een inflatiecorrectie van 1%. Ongewijzigde tarieven Het tarief Havengeld blijft ongewijzigd. Na toepassing van de inflatiecorrectie van 1%, blijft het tarief na afronding gelijk aan het tarief dat gold voor 2015, te weten 1,-- per strekkende meter per dag. De wegsleeptarieven wijzigen niet. De tarieventabel bij de Wegsleepverordening 2010 wordt daarom niet aangepast. Beoogd resultaat: Tijdige vaststelling van de belastingverordeningen 2016. Argumentatie: Nieuwe en vervallen tarieven 1.1 Onroerende-zaakbelastingen (OZB) Uitgangspunt voor het bepalen van de tarieven is de geraamde opbrengst OZB. De stijging of daling van de WOZ-waarde wordt gecompenseerd door een aanpassing van de OZB-tarieven. Als gevolg van de jaarlijkse herwaardering voor 2016 daalt de totale WOZ-waarde van woningen met ca. 0,5%. Ook de WOZ-waarde van de niet-woningen daalt met ca. 0,5%. Voorgesteld wordt om voor het jaar 2016 de volgende tarieven te hanteren: tarief 2016 OZB woningen eigenaren 0,0793% (was 0,0781%) OZB niet-woningen eigenaren 0,1700% (was 0,1404%) OZB niet-woningen gebruikers 0,1367% (was 0,1125%) 1.2 Belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten (RZB) De tarieven voor eigenaren en gebruikers van roerende zaken zoals woonschepen en woonwagens worden -evenals voorgaande jaren- gelijk gesteld aan de tarieven voor eigenaren en gebruikers van onroerende zaken. Voor de belastingheffing maakt het hierdoor niet uit of iemand eigenaar of gebruiker is van een roerende zaak of van een onroerende zaak. 1.3 Afvalstoffenheffing Het geheel van de kosten vormt met de egalisatiereserve afval een maximaal 100% kostendekkend systeem. Voorgesteld wordt een tariefsverlaging van 15,-- toe te passen op de standaardtarieven voor het gebruik van containers en het gebruik van de ondergrondse containers. De tarieven voor meerpersoonshuishoudens en eenpersoonshuishoudens worden resp. 324,- en 255,-. 1.4 Rioolheffing Bij de vaststelling van het vernieuwd Gemeentelijk Rioleringsplan (vgrp) 2013 2016 in mei p 2 van 93

2013 heeft uw raad besloten om met ingang van 1 januari 2014 het vaste tarief jaarlijks met 3,-- te verhogen. Dit om de forse vervangingsinvesteringen te kunnen bekostigen. Het tarief wordt in 2016 140,--. Voorgesteld wordt in de verordening een tarief van 10,-- op te nemen voor percelen van waaruit alleen hemel- of grondwater op de gemeentelijke riolering wordt aangeboden. Het gaat dan vooral om vrij van de woningen staande garageboxen. Deze objecten moeten in de heffing worden betrokken, maar door middel van een in de verordening voorgestelde vrijstelling voor objecten met een WOZ-waarde lager dan 50.000,--, blijven ze feitelijk buiten de heffing. De vrijstelling is opgenomen uit efficiency-overwegingen. Gebruikers van deze objecten zijn namelijk niet geregistreerd, sinds de afschaffing van de OZB gebruikersbelasting op woningen. 1.5 Precariobelasting De tarieven precariobelasting, met uitzondering van het tarief voor kabels en leidingen, zijn verhoogd met de inflatiecorrectie van 1%. Liander wordt in de precariobelasting betrokken voor kabels en leidingen in gemeentegrond. Het is gebruikelijk de aanslag te baseren op het door Liander aangegeven aantal strekkende meters gemeentegrond waarin de kabels en leidingen zich bevinden. Liander heeft een nieuwe, meer nauwkeurige meetmethode in gebruik genomen. Uit een nieuwe berekening, gemaakt op basis van digitaal kaartmateriaal, blijkt dat het aantal strekkende meters kabels en leidingen van Liander onder gemeentegrond 27% lager ligt dan waarmee voorheen rekening is gehouden. Dit leidt tot een structureel tekort in de begroting van circa 564.000,--. Dit speelt ook bij regiogemeenten. Het minder aantal strekkende meters bedraagt bij regiogemeenten tussen 19% en 27%. Naar verwachting zal een aantal regiogemeenten besluiten het tarief voor 2016 te verhogen naar 4,56. Voorgesteld wordt hierbij aan te sluiten, zodat het structurele tekort grotendeels wordt afgedekt. 1.6 Legesverordening Leges kinderopvang Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag kinderdagverblijf / buitenschoolse opvang gastouder / gastouderbureau / peuterspeelzaal als bedoeld in de artikelen 45 en 46 van de Wet Kinderopvang bedraagt in 2015 505,00. Dit tarief is gemiddeld genomen niet kostendekkend. In de commissie BFT van 3 december 2014 heeft de raad een ingekomen brief besproken over de legeskosten voor het opnemen van een gastouder in de registratie kinderopvang. In Teylingen wordt in tegenstelling tot andere gemeenten bij de tariefstelling geen onderscheid gemaakt tussen gastouderschap en de opvang in een kinderopvangcentrum. Op verzoek van de raad is de mogelijkheid tot tariefdifferentiatie onderzocht en is gekeken naar de kostendekkendheid. Uit het onderzoek is gebleken dat tariefdifferentiatie mogelijk is en dat het tarief dat de gemeente Teylingen heft niet kostendekkend is. Een tussentijdse aanpassing van het tarief was echter niet wenselijk, omdat daarmee ongelijkheid zou ontstaan tussen aanvragen in hetzelfde kalenderjaar. Dit is mondeling in de raad van april 2015 meegedeeld. In vervolg op de mondelinge raadsmededeling wordt voorgesteld het tarief leges voor kinderopvang te differentiëren en de hieronder vermelde tarieven te heffen. - Voor een aanvraag voor het in exploitatie nemen van een kindercentrum, gastouderbureau of peuterspeelzaal 886,00 - Voor een aanvraag tot het bieden van gastouderopvang voor het eerste adres 487,00 - Voor een aanvraag tot het bieden van gastouderopvang voor het tweede of volgende adres 313,00 De kosten voor de registratie bestaan uit administratieve kosten die door de gemeente zelf p 3 van 93

worden gemaakt en de kosten voor het laten uitvoeren van de verplichte keuring door de GGD. Om het gastouderschap vanuit de gemeente te stimuleren, is bij de tariefstelling tegemoet gekomen aan zowel de beginnende gastouder als de gastouder die verhuist of op een ander adres gastouderopvang heeft. In die gevallen zijn de kosten voor de verplichte keuring van de GGD wel doorberekend, maar de kosten die de gemeente maakt slechts voor 50%. Hierbij is dus afgeweken van het uitgangspunt dat alle legestarieven in principe 100% kostendekkend moeten zijn. Leges BIBOB (bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur) In september 2014 heeft het college de BIBOB-beleidslijn vastgesteld. Uw raad heeft op 18 december 2014 positief besloten op het voorstel om de gemaakte kosten voor een BIBOB-onderzoek via de leges door te berekenen aan de aanvrager van de vergunning. In de leges tarieventabel zijn voor 2015 tarieven voor een BIBOB-onderzoek opgenomen van 1.260,-- en 1.736,--, afhankelijk van de mate van gevaar dat in het advies van het bureau wordt aangeduid. Het Gerechtshof Den Bosch heeft op 28 mei 2015 geoordeeld dat legesheffing voor een BIBOB-onderzoek niet is toegestaan, omdat het laten verrichten van een BIBOB-onderzoek hoort tot de publieke taakuitoefening van de gemeente, en een dergelijk onderzoek het algemene belang dient en niet het individuele belang. Er is daarom geen sprake van een dienst waarvoor leges geheven kunnen worden. Gelet op de hofuitspraak lijkt de kans aanwezig dat de belastingrechter oordeelt dat het ook niet mogelijk is de kosten voor het BIBOB-onderzoek via het vergunningentarief te verhalen, vanwege het ontbreken van een individualiseerbaar belang. Daarom wordt voorgesteld geen aparte leges meer te heffen voor een BIBOB-onderzoek en de kosten ook niet te verhalen via het algemene vergunningentarief. De kosten zullen worden gedekt vanuit de algemene middelen. Overigens heeft de vakafdeling aangegeven dat een BIBOB-onderzoek tot nu toe maar één keer per jaar plaatsvindt. Leges huwelijken Per 1 september is er een en ander gewijzigd in de wetgeving met betrekking tot huwelijksvoltrekkingen. Per die datum is de huwelijks-/partnerschapsaangifte (ondertrouw) bij de gemeente waar één van de partners of beide partners woonden, komen te vervallen. Nu kunnen personen die willen trouwen dit voornemen melden bij de gemeente waar men wil trouwen. In Teylingen worden met name de budgethuwelijken (op bepaalde tijden op maandag) geboekt door personen die geen inwoners van Teylingen zijn. De werkzaamheden voor het voltrekken van een budgethuwelijk nemen dan ook toe. Voor de voltrekking van een budgethuwelijk bedraagt het tarief voor 2015 95,--. Voorgesteld wordt dit tarief, op basis van tijdsbesteding, voor 2016 te verhogen naar 125,--. Overige wijzigingen inzake leges In 1.15.4 is een tarief opgenomen voor een aanvraag om ontheffing van vervoer van gevaarlijke stoffen van 95,--, gebaseerd op tijdsbesteding. In 1.16.3.3 is het tarief voor het wijzigen van een tenaamstelling van een vergunning voor een woonschip ook van toepassing verklaard op een recreatievaartuig. In 1.16.1.2 is een tarief opgenomen voor het wijzigen van een jaarontheffing voor snelvaren. Op basis van tijdsbesteding is dit tarief gelijk aan het tarief voor een aanvraag aan de publieksbalie voor een dagontheffing, namelijk 22,75. Het tarief in 1.4.4 voor de schriftelijke verstrekking van gegevens uit de Basisregistratie personen is verhoogd naar het wettelijk maximum van 7,50 (was in 2015 2,27) op basis van tijdsbesteding. p 4 van 93

De tarieven voor het in behandeling nemen van aanvragen tot het vaststellen van een bestemmingsplan of het wijzigen van een bestemmingsplan zijn verhoogd naar 8.000,-- (was in 2015 5.000,--) respectievelijk 3.000,-- (was in 2015 1.000,--) op basis van tijdsbesteding. In 1.9.1 is het tarief voor het afgeven van een verklaring omtrent het gedrag (VOG) verhoogd naar 41,35 i.v.m. een verhoging van de rijksleges. Het gemeentelijke aandeel ( 7,50) blijft gelijk. 2.1 Vaststelling moet plaatsvinden voor 1 januari 2016 om de belastingen met de nieuwe tarieven in 2016 te kunnen heffen. 3.1 Heffingskorting Voorgesteld wordt ter compensatie van de verhoging van het precariotarief op kabels en leidingen een heffingskorting van 13,40 toe te passen voor degenen die op 1 januari van het jaar 2016 belastingplichtig zijn voor de rioolheffing. Dit bedrag wordt dan als minpost op de aanslag gemeentelijke belastingen vermeld. Kanttekening: De geraamde structurele inkomsten door het innen van precariobelasting bedragen 2,7 mln. De impact voor de begroting bij een eventuele afschaffing van de precariobelasting is groot. Bij de kadernota 2016 zijn afspraken gemaakt hoe ons daarop voor te bereiden en hoe in dat geval te handelen. Aanpak / uitvoering: De wettelijk verplichte publicatie van de verordeningen vindt electronisch (digitaal) plaats. De heffing en invordering van de belastingen worden uitgevoerd door de eenheid Belastingen Bollenstreek van de gemeente Noordwijk. Participatie: Geen rol Duurzaamheid: n.v.t. Beslist het volgende: VOORSTEL Besluitpunt 1: De belastingtarieven 2016 vast te stellen. Besluitpunt 2: De belastingverordeningen 2016 vast te stellen. Besluitpunt 3: Voor het jaar 2016 een eenmalige heffingskorting van 13,40 toe te passen voor een ieder p 5 van 93

die belastingplichtig is voor de rioolheffing. BIJKOMENDE INFO BIJ HET BESLUIT Bedrijfsvoering Financiën Financiële consequenties: De financiële consequenties zijn in de begroting 2016 verwerkt. BIJLAGEN DIE INTEGRAAL DEEL UITMAKEN VAN HET BESLUIT Belastingverordeningen 2016 Besluit heffingskorting 2016 Legestabel Teylingen 2016 p 6 van 93

Belastingverordeningen 2016 RAADSBESLUIT Voorstelnummer, registratienummer De raad van de gemeente Teylingen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet; B E S L U I T : vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN ONROERENDE- ZAAKBELASTINGEN 2016 Artikel 1 Belastingplicht 1. Onder de naam 'onroerende-zaakbelastingen' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2. Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven (verder: de gebruiker), aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven (verder: de gebruikgever); de gebruikgever is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op de gebruiker; b. het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld. 3. Voor de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is. Artikel 2 Belastingobject 1. Als onroerende zaak wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken. 2. Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 3 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 1. 2. Als voor een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken. Artikel 4 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van: p 7 van 93

a. voor de land- of bosbouw bedrijfsmatig geëxploiteerde cultuurgrond, daaronder mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. glasopstanden, die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voorzover de ondergrond daarvan bestaat uit de in onderdeel a bedoelde grond; c. onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; d. één of meer onroerende zaken die deel uitmaken van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan voorwaarden genoemd in artikel 8, van het rangschikkingsbesluit natuurschoonwet 1928 met uitzondering van de daarop voorkomende gebouwde eigendommen; e. natuurterreinen, waaronder mede worden verstaan duinen, heidevelden, zandverstuivingen, moerassen en plassen, die door rechtspersonen met volledige rechtsbevoegdheid welke zich uitsluitend of nagenoeg uitsluitend het behoud van natuurschoon ten doel stellen, beheerd worden; f. openbare land- en waterwegen en banen voor openbaar vervoer per rail, een en ander met inbegrip van kunstwerken; g. waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; h. werken die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van de delen van zodanige werken die dienen als woning; i. werktuigen die van een onroerende zaak kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als gebouwde eigendommen zijn aan te merken; j. onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; k. straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst voor het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen; l. plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning; m. begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in onderdeel j van het eerste lid bedoelde onroerende zaken voor de eigenarenbelasting geldt niet voor zover de gemeente van die zaken niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 5 Belastingtarieven Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: a. de gebruikersbelasting 0,1367% b. de eigenarenbelasting 1. voor onroerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0793% 2. voor onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1700% p 8 van 93

Artikel 6 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 7 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan 1.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 8 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de onroerende-zaakbelastingen. Artikel 9 Overgangsrecht De Verordening Onroerende-zaakbelastingen Teylingen 2015' van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 10, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 10 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 11 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening onroerende-zaakbelastingen Teylingen 2016'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015. De raad voornoemd, De griffier, de voorzitter, R. van Dijk C.G.J. Breuer p 9 van 93

RAADSBESLUIT Voorstelnummer, registratienummer De raad van de gemeente Teylingen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; gelet op artikel 221 van de Gemeentewet; B E S L U I T : vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN BELASTINGEN OP ROERENDE WOON- EN BEDRIJFSRUIMTEN 2016 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder: a. ruimte: een roerende woon- of bedrijfsruimte, welke duurzaam aan een plaats gebonden is en dient tot permanente bewoning of permanent gebruik; b. woonruimte: een ruimte waarvan de vastgestelde waarde in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van de ruimte die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden; c. bedrijfsruimte: een ruimte die niet kan worden aangemerkt als woonruimte. Artikel 2 Belastingplicht 1 Onder de naam 'belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten' worden ter zake van binnen de gemeente gelegen ruimten twee directe belastingen geheven: a. een gebruikersbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar een bedrijfsruimte al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting; b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een ruimte het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting. 2 Bij de gebruikersbelasting wordt: a. gebruik door degene aan wie een deel van een ruimte in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; b. het ter beschikking stellen van een ruimte voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die de ruimte ter beschikking heeft gesteld. 3 Degene die een in het vorige lid, onder a bedoelde deel of een onder b bedoelde ruimte ter beschikking heeft gesteld, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die ruimte of deel daarvan ter beschikking is gesteld. Artikel 3 Belastingobject Als één ruimte wordt aangemerkt: a. een binnen de gemeente gelegen ruimte; b. een gedeelte van een in onderdeel a bedoelde ruimte dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt; c. een samenstel van twee of meer onder a bedoelde ruimten of in onderdeel b bedoelde gedeelten daarvan die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar behoren; d. het binnen de gemeente gelegen deel van een in onderdeel a bedoelde ruimte, van een in onderdeel b bedoeld gedeelte daarvan of van een in onderdeel c bedoeld samenstel. p 10 van 93

Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De heffingsmaatstaf is de waarde die aan de ruimte dient te worden toegekend indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de ruimte in de staat waarin deze zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen. 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een bedrijfsruimte, met uitzondering van ruimten die zijn ingeschreven in een van de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers van beschermde monumenten, bepaald op de vervangingswaarde indien dit leidt tot een hogere waarde dan die ingevolge het eerste lid. Bij de berekening van de vervangingswaarde wordt rekening gehouden met: a. de aard en de bestemming van de ruimte; b. de sedert de stichting van de ruimte opgetreden technische en functionele veroudering waarbij de invloed van latere wijzigingen in aanmerking wordt genomen. 3. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een ruimte in aanbouw bepaald op de vervangingswaarde, bedoeld in het tweede lid. Onder een ruimte in aanbouw wordt verstaan een roerende zaak of gedeelte daarvan waarvoor een bouwvergunning in de zin van de Woningwet is afgegeven en dat door bouw nog niet geschikt is voor gebruik overeenkomstig de beoogde bestemming. 4. In afwijking in zoverre van het eerste lid wordt de waarde van een woonruimte, die deel uitmaakt van een op de voet van de Natuurschoonwet 1928 aangewezen landgoed dat voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel 8 van het Rangschikkingsbesluit Natuurschoonwet 1928, bepaald met inachtneming van een vooronderstelde verplichting om het landgoed gedurende een tijdvak van 25 jaren als zodanig in stand te houden en geen opgaand hout te vellen anders dan volgens de regels van normaal bosbeheer noodzakelijk of gebruikelijk is. Ruimten die dienstbaar zijn aan de woonruimte worden geacht deel uit te maken van die woonruimte. 5. Met betrekking tot een ruimte als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdeel d, wordt de waarde gesteld op een evenredig deel van de waarde die dient te worden toegekend aan de gehele ruimte. Artikel 5 Vrijstellingen 1. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, de waarde van: a. glasopstanden die bedrijfsmatig worden aangewend voor de kweek of teelt van gewassen, voor zover de ondergrond daarvan bestaat uit cultuurgrond die bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd ten behoeve van de land- of bosbouw. Onder cultuurgrond wordt mede begrepen de open grond, alsmede de ondergrond van glasopstanden, die bedrijfsmatig aangewend wordt voor de kweek of teelt van gewassen, zonder daarbij de ondergrond als voedingsbodem te gebruiken; b. ruimten die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; c. ruimten ten behoeve van waterverdedigings- en waterbeheersingswerken die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; d. ruimten die zijn bestemd voor de zuivering van riool- en ander afvalwater en die worden beheerd door organen, instellingen of diensten van publiekrechtelijke rechtspersonen, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning; e. werktuigen die van een ruimte kunnen worden afgescheiden zonder dat beschadiging van betekenis aan die werktuigen wordt toegebracht en die niet op zichzelf als ruimten zijn aan te merken. f. bedrijfsruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige bedrijfsruimten die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs; g. ruimten voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt ten behoeve van begraafplaatsen, urnentuinen en crematoria, een en ander met uitzondering van delen van zodanige ruimten die dienen als woning. 2. De vrijstelling met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel f, bedoelde ruimte geldt niet voor de eigenarenbelasting voor zover de gemeente van die ruimten niet het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht. 3. In afwijking in zoverre van artikel 4 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf voor de gebruikersbelasting buiten aanmerking gelaten de waarde van de gedeelten van de p 11 van 93

bedrijfsruimte die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden. Artikel 6 Waardepeildatum 1. De heffingsmaatstaf wordt bepaald naar de waarde die de ruimte op de waardepeildatum heeft naar de staat waarin de ruimte op deze datum verkeert. 2. De waardepeildatum ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt bepaald. 3. Indien een ruimte tussen de waardepeildatum en het begin van het kalenderjaar: a. opgaat in een andere ruimte dan wel in meer ruimten, of; b. wijzigt als gevolg van hetzij bouw, verbouwing, verbetering, afbraak of vernietiging, hetzij verandering van bestemming, of; c. een verandering in waarde ondergaat als gevolg van een andere, specifiek voor de ruimte geldende, bijzondere omstandigheid, wordt, in afwijking van het eerste lid, de waarde bepaald naar de staat van die ruimte bij het begin van het kalenderjaar. Artikel 7 Belastingtarieven Het tarief van de belasting bedraagt een percentage van de heffingsmaatstaf. Het percentage bedraagt voor: 1. de gebruikersbelasting 0,1367% 2. de eigenarenbelasting a. voor roerende zaken die in hoofdzaak tot woning dienen 0,0793% b. voor roerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen 0,1700% Artikel 8 Wijze van heffing De belastingen worden bij wege van aanslag geheven. Artikel 9 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van nietnatuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan 1.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten. Artikel 11 Overgangsrecht De Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Teylingen 2015, van 18 december 2014, wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. p 12 van 93

Artikel 13 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten Teylingen 2016'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, R. van Dijk C.G.J. Breuer p 13 van 93

RAADSBESLUIT Voorstelnummer, registratienummer De raad van de gemeente Teylingen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; gelet op het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer; B E S L U I T : vast te stellen de volgende: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN AFVALSTOFFENHEFFING 2016 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder gebruik maken : gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer. Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer. 2. De afvalstoffenheffing bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 3 Belastingplicht De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet Milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt. Artikel 4 Maatstaf van heffing en belastingtarief 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar, voor het op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht: a. gebruiken van een container van 140 liter bestemd voor restafval en een container van 140 liter bestemd voor gft-afval 255,00; b. gebruiken van een container van 240 liter bestemd voor restafval en een container van 140 liter bestemd voor gft-afval 324,00; c. gebruiken van een centraal verzorgde huisvuilafvoer door een huishouden dat bestaat uit één persoon 255,00; d. gebruiken van een centraal verzorgde huisvuilafvoer door een huishouden dat bestaat uit meer dan één persoon 324,00. 2. De belasting als bedoeld in het eerste lid onder a en b wordt vermeerderd voor het in bruikleen hebben van een éxtra ( = boven hetgeen volgens de gemeentelijke afvalstoffenverordening is verstrekt): a. container van 240 liter, bestemd voor restafval 290,88; b. container van 140 liter, bestemd voor gft-afval 68,64. 3. Voor het (eenmaal per kalenderjaar) op aanvraag omwisselen van een container van 140 liter bestemd voor restafval voor een container van 240 liter bestemd voor restafval of voor het omwisselen van een container van 240 liter bestemd voor restafval voor een container van 140 liter bestemd voor restafval is verschuldigd 0,00. 4. Onverminderd het bepaalde in de voorgaande leden bedraagt de belasting voor het op aanvraag inzamelen van grove huishoudelijk afvalstoffen of snoeiafval (met een maximale omvang van 5 m³) per keer: 60,50. 5. De in de voorgaande leden genoemde bedragen zijn inclusief omzetbelasting indien deze verschuldigd is. p 14 van 93

Artikel 5 Belastingjaar Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 6 Wijze van heffing 1. De belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid, wordt bij wege van aanslag geheven. 2. De belasting bedoeld in artikel 4, vierde lid, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting, bedoeld in artikel 4, eerste en tweede lid als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt. 5. De belasting bedoeld in artikel 4, vierde lid is verschuldigd op het moment waarop de aanvraag wordt gedaan. Artikel 8 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid worden betaald uiterlijk 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen, als bedoeld in artikel 6, eerste lid zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen als bedoeld in artikel 6, eerste lid, zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan 1.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990, moet de afvalstoffenheffing die wordt geheven door middel van een gedagtekende kennisgeving als bedoeld in artikel 6, tweede lid, worden betaald op het moment waarop de aanvraag wordt gedaan. 5. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. Artikel 9 Kwijtschelding Bij de invordering van de afvalstoffenheffing bedoeld in artikel 4, tweede lid en vierde lid, wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing. Artikel 11 Overgangsrecht De Verordening Afvalstoffenheffing 2015, van 18 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 12, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. p 15 van 93

Artikel 12 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 13 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Afvalstoffenheffing Teylingen 2016'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015. De raad voornoemd, De griffier, de voorzitter, R. van Dijk C.G.J. Breuer p 16 van 93

RAADSBESLUIT Voorstelnummer, registratienummer De raad van de gemeente Teylingen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; gelet op artikel 228a van de Gemeentewet; B E S L U I T : vast te stellen de volgende: VERORDENING OP DE HEFFING EN INVORDERING VAN RIOOLHEFFING 2016 Artikel 1 Begripsomschrijvingen Deze verordening verstaat onder: a. perceel: een roerende of onroerende zaak of een zelfstandig gedeelte daarvan; b. gemeentelijke riolering: een voorziening of combinatie van voorzieningen voor inzameling, verwerking, zuivering of transport van afvalwater, hemelwater of grondwater, in eigendom, in beheer of in onderhoud bij de gemeente; c. verbruiksperiode: de periode waarop de afrekening van het waterbedrijf betrekking heeft; d. water: huishoudelijk afvalwater, bedrijfsafvalwater, hemelwater of grondwater. Artikel 2 Aard van de belasting Onder de naam rioolheffing wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die voor de gemeente verbonden zijn aan: a. de inzameling en het transport van huishoudelijk afvalwater en bedrijfsafvalwater, alsmede de zuivering van huishoudelijk afvalwater; en b. de inzameling van afvloeiend hemelwater en de verwerking van het ingezamelde hemelwater, alsmede het treffen van maatregelen teneinde structureel nadelige gevolgen van de grondwaterstand voor de aan de grond gegeven bestemming zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Artikel 3 Belastbaar feit en belastingplicht 1. De belasting wordt geheven van de gebruiker van een perceel van waaruit water direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. 2. Als gebruiker wordt aangemerkt: a. degene die naar de omstandigheden beoordeeld het perceel al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt; b. ingeval een gedeelte van een perceel niet een gedeelte als bedoeld in artikel 4 voor gebruik is afgestaan: degene die dat gedeelte voor gebruik heeft afgestaan. Artikel 4 Zelfstandige gedeelten Indien gedeelten van een in artikel 3 bedoeld perceel blijkens hun indeling bestemd zijn om als afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt de belasting geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten tezamen als één geheel worden gebruikt, deze als één perceel worden aangemerkt. Artikel 5 Maatstaf van heffing 1. De belasting wordt geheven naar het aantal kubieke meters water dat vanuit het perceel wordt afgevoerd. 2. Het aantal kubieke meters water wordt gesteld op het aantal kubieke meters leidingwater en grondwater dat in de laatste aan het begin van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het perceel is toegevoerd of opgepompt. Ingeval de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend. p 17 van 93

3. Ingeval gebruik wordt gemaakt van een pompinstallatie moet die pompinstallatie zijn voorzien van een: a. watermeter, waarvan de hoeveelheid opgepompt water kan worden afgelezen, of b. bedrijfsurenteller, waarvan het aantal uren dat een pompinstallatie met vaste capaciteit in bedrijf is geweest kan worden afgelezen. De eerste volzin is niet van toepassing indien vaststelling van de hoeveelheid opgepompt water geschiedt op grond van enige andere wettelijke bepaling. 4. De op de voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet is afgevoerd. 5. Indien de hoeveelheid afgevoerd water als bedoeld in het tweede lid niet of onvoldoende met toepassing van het bepaalde in het tweede of het derde lid kan worden vastgesteld, stelt de in artikel 231, tweede lid, sub b Gemeentewet bedoelde ambtenaar de hoeveelheid afgevoerd water door inschatting vast. Artikel 6 Belastingtarieven 1. Het tarief bedraagt: a. voor percelen van waaruit niet meer dan 300 m³ huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd per perceel: 140,00 b. voor elke volle kubieke meter afgevoerd huishoudelijk afvalwater of bedrijfsafvalwater boven de 300 m³ 1,10 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, bedraagt het tarief voor percelen van waaruit uitsluitend hemel- en grondwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd per perceel 10,00 Artikel 7 Vrijstelling De belasting wordt niet geheven over percelen als bedoeld in artikel 6, tweede lid, die een lagere WOZ-waarde vertegenwoordigen dan 50.000,00. Artikel 8 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 9 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 10 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht. 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven. 4. Het tweede en derde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en een ander perceel in gebruik neemt. Artikel 11 Termijnen van betaling 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald uiterlijk 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet. 2. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van natuurlijke personen en de verschuldigde bedragen door middel van een automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 3. In afwijking van het eerste lid geldt, zolang de aanslagen zijn geheven van niet-natuurlijke personen en het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, minder is dan 1.500,--, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in 7 gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt 2 maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later. 4. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen. p 18 van 93

Artikel 12 Kwijtschelding Bij de invordering van de rioolheffing bedoeld in artikel 6, eerste lid sub b, wordt geen kwijtschelding verleend. Artikel 13 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de rioolheffing. Artikel 14 Overgangsrecht De 'Verordening Rioolheffing Teylingen 2015 van 18 december 2014 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 15, tweede lid, genoemde datum met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan. Artikel 15 Inwerkingtreding 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van de bekendmaking. 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2016. Artikel 16 Citeertitel Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening Rioolheffing Teylingen 2016'. Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 2015. De raad voornoemd, de griffier, de voorzitter, R. van Dijk C.G.J. Breuer p 19 van 93

RAADSBESLUIT Voorstelnummer, registratienummer De raad van de gemeente Teylingen; gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 november 2015; gelet op artikel 223 van de Gemeentewet; B E S L U I T : vast te stellen de volgende verordening: VERORDENING OP DE HEFFING EN DE INVORDERING VAN FORENSENBELASTING 2016 Artikel 1 Begripsomschrijving Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder a. woning: een gemeubileerde woning als bedoeld in artikel 223 van de Gemeentewet. b. recreatieterrein: een terrein als bedoeld in artikel 16, onderdeel e van de Wet WOZ. Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht 1. Onder de naam 'forensenbelasting' wordt een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. 2. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. Artikel 3 Vrijstellingen 1. Niet belastingplichtig is degene die ter tijdelijke waarneming van een openbare betrekking of ter bijwoning van de vergaderingen van een algemeen vertegenwoordigend orgaan, waarvan hij het lidmaatschap bekleedt, dan wel ingevolge last of bevel van de overheid, buiten de gemeente van zijn hoofdverblijf vertoeft. 2. Er wordt geen belasting geheven van woningen die zijn gelegen op een recreatieterrein. Artikel 4 Maatstaf van heffing 1. De belasting wordt geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen of roerende zaakbelastingen zoals die voor het belastingobject waarvan de woning deel uitmaakt voor het belastingjaar is vastgesteld. 2. In geval geen heffingsmaatstaf voor de onroerende-zaakbelastingen of roerende zaakbelastingen is vastgesteld, wordt de belasting geheven naar de waarde in het economisch verkeer. 3. De vaststelling van de waarde bedoeld in tweede lid geschiedt overeenkomstig de artikelen 220 tot en met 220d van de Gemeentewet als het belastingobject onroerend is en overeenkomstig artikel 221 als het belastingobject roerend is. Artikel 5 Belastingtarief De belasting bedraagt bij een heffingsmaatstaf van: a. minder dan 10.000,-- 248,45; b. 10.000,-- tot 25.000,-- 338,95; c. 25.000,-- tot 100.000,-- 397,80; d. 100.000,-- of meer 700,85. Artikel 6 Belastingjaar Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar. Artikel 7 Wijze van heffing De belasting wordt bij wege van aanslag geheven. Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld De belasting is verschuldigd op het moment dat de gemeubileerde woning meer dan 90 dagen in het belastingjaar beschikbaar is gehouden als bedoeld in artikel 2. p 20 van 93