het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder.

Vergelijkbare documenten
proces-verbaal zitting

Gemeente Breda 1 1 FEB. Publiekszaken. Dirk Hartogstraat ong. te Breda. Geachte heer/mevrouw,

LJN: BO2154,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/2913 en 10/3065

ECLI:NL:RVS:2013:BZ1273


HABITAT ADVOCATENKANTOOR OMGEVINGSRECHT WONEN I ONDERNEMEN I NATUUR

ECLI:NL:RBBRE:2011:BP8246

ECLI:NL:RBALM:2010:BO4728

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

Afdeling bestunrsreclitspraak. Behandelend ambtenii;ir J. Jhauw

LJN: BP5782,Voorzieningenrechter Rechtbank 's-hertogenbosch, AWB 10/3720 en 11/207

2. Beoordeling. 2.4 Artikel 2.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo)

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:2307, Bekrachtiging/bevestiging

Rb. Noord-Holland, , HAA 13/1804, ECLI:NL:RBNHO:2013:12968, BR Mr. J.M. Janse van Mantgem. Tijdelijke omgevingsvergunning

Feitelijke informatie De Afdeling bestuursrechtspraak heeft samengevat - het beroep gegrond verklaard op de volgende overwegingen.


Eerste aanleg: ECLI:NL:RBASS:2012:BX5879, Meerdere afhandelingswijzen

Zienswijze. Aan het College van Burgemeester en Wethouders Stadskantoor Claudius Prinsenlaan DJ Breda

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

10 HAART Informatie mw mr. R. Mulder

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar A.H.M. Boevink

AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2017:1997

de Rechtspraak Rechtbank Noord-Holland het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Waterland Postbus BA Monnickendam

ECLI:NL:RBARN:2009:BJ1550

' Raad. IBİM» Hill VanState Stuknummer: GEMEENTE SCHAGEI. Raad van de gemeente Harenkarspel Postbus AA SCHAGEN

Afdeling bestuursrechtspraak. Behandelend ambtenaar J.P. van het Hul

Uitspraak /2/R3

1)estuursreclaqirA,IL

Uitspraak /1/R1

S QÉMEEKT 1 ING. r j in hh. i i l. Uw kenmerk

Uitspraak /1/R2

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 25 april 2013 in zaak nr. 12/641 in het geding tussen:

ECLI:NL:RVS:2012:BW8140

Uitspraak /5/R1

ECLI:NL:RVS:2012:BX4670

Uitspraak /1/R2

ECLI:NL:RBMAA:2003:AF9191

Afd eli n g bes tuursrechtspraak TEAM: Behandelend amhten.iar P. Slappendel

ECLI:NL:RBSHE:2007:BC1229

ECLI:NL:RBGRO:2010:BO8890

ECLI:NL:RVS:2014:1722

ECLI:NL:RVS:2001:AB2287

ECLI:NL:RBDOR:2010:BM7173

ECLI:NL:RBUTR:2006:AY0521

Afdeling bestut.. Deze brief is geautomatiseerd aangemaakt en is daarom niet ondertekend.

Afdeling bestuursrechtspraak P^na 1 van 1. Uw kenmerk

Afdeling bestuursrechtspraak. Voorstel behandelwijze; jlbicid raaddd: 2^ v \ Uw kenmerk

Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RVS:2014:2812

ECLI:NL:RBZLY:2012:BX0557

ECLI:NL:RVS:2013:BZ2509

de Rechtspraak Rechtbank Breda Hierbij zend ik u een kopie van de uitspraak waarbij op het beroep is beslist.

Uitspraak /1/R6

Raad. A1l5š.l,lt*lš.1n1g3;ll:~<:sït 1,1fsfrs<.:š'.tïspz1;t;,i.k. Postbus AA DALFSEN. 17 december /2/R1

ECLI:NL:RVS:2012:BY6738

Bestemmingsplan Partiële hervaststelling bestemmingsplan Wilhelminapark-Palisiumpark Gemeente Brummen

ECLI:NL:RBNHO:2015:7536

uitspraak ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 11 februari 2010

ECLI:NL:RVS:2017:1481

ECLI:NL:RBBRE:1999:AA4802

ECLI:NL:RBOBR:2017:3205

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 3 juli 2013 in zaak nr. 12/4468 in het geding tussen:

A td el i n g b est u n rsrec h rsp ra a k Pagina 1 van 1. Uw kenmerk. Onderwerp


ECLI:NL:RBAMS:2012:BX3339

Uitspraak /1/A1

ECLI:NL:RVS:2005:AU2988

LJN: BX6509, Raad van State, /1/A1. Datum uitspraak: Datum publicatie:


/1/R4 woensdag 13 februari de raad van de gemeente Lansingerland,

Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RBBRE:2000:AA6785

ECLI:NL:RBNHO:2014:3840

ECLI:NL:RBDHA:2016:16586

ECLI:NL:RBSGR:2006:AY9580

ECLI:NL:RBSHE:2004:AO8345

Raad \ Afdeling bestuursrechtspraak vanstate

Uitspraak /1/A1

Uitspraak /1/R3

Afdeling bestuursrechtspraak. Bchandelend ambtenaar Y.A. Neijssel

ECLI:NL:RBAMS:2017:2366

ECLI:NL:RBGRO:2007:BD6812

ECLI:NL:RVS:2005:AT0508

ECLI:NL:RBGEL:2015:5301

Eerste aanleg: ECLI:NL:RBAMS:2015:7924, Meerdere afhandelingswijzen. Algemene wet bestuursrecht 8:4 Gemeentewet Gemeentewet 83 Kieswet

ECLI:NL:RVS:2016:2861

Uitspraak /1/A1

vanstate /1/V6. Datum uitspraak: 28 maart 2012 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK

ECLI:NL:RVS:2009:BI2655

ECLI:NL:RBNNE:2017:2675

Zoekresultaat - inzien document ECLI:NL:RVS:2010:BO9151. Uitspraak. Permanente link: Datum uitspraak Datum publicatie

Afdeling bestuursre c h tsp raak. Uw kenmerk. Behandelend ambtenaar. F. Sardar

ECLI:NL:RVS:2011:BQ4936

Print deze uitspraak rechtsgebied Kamer 2 - Milieu - Schadevergoeding

Noot van de commissie: Ook hier blijkt weer dat externe veiligheid ook een kwestie van overwogen ruimtelijke ordening is

Raad. . te- 13. vanstate. -6 FEB. 2(m. Afdeling bestuursrechtspraak GEMEEME SOEST. Ingek. Nr. Afd.: ^ (

ECLI:NL:RBNHO:2017:6739

Uitspraak /1/R3

ECLI:NL:RBAMS:2012:BY6930

Transcriptie:

uitspraak RECHTBANK BREDA Sector bestuursrecht, team bestuursrecht procedurenummer: 09/1380 WRO en 09 / 1381 WRO uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak van 1. J.P.C. Veuger en L. Snelders, 2. A. Marijnissen en R. Kleywegt, 3. A. Herbers, 4. A. Mossink, allen wonende te Breda, eisers, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, verweerder. 1. Procesverloop Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 2 februari 2009 (bestreden besluit 1), inzake het verlenen van een reguliere bouwvergunning aan Ontwikkelingscombinatie Wonen Breburg & Nederlandse Bouw Unie (vergunninghoudster) voor het oprichten van een woontoren met 84 huurappartementen met parkeervoorziening aan de Dirk Hartogstraat te Breda. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 09 / 1380 WRO. Daarnaast hebben eisers beroep ingesteld tegen het besluit van 11 februari 2009 (bestreden besluit 2), inzake het verlenen van een reguliere bouwvergunning aan vergunninghoudster voor het oprichten van een woontoren met 84 koopappartementen met parkeervoorzieningen aan de Dirk Hartogstraat te Breda. Dit beroep is bij de rechtbank bekend onder procedurenummer 09/1381 WRO. Het beroep is behandeld ter zitting van 16 juni 2009, waarbij aanwezig waren J.P.C. Veuger, L. Snelders, R. Kleywegt en G.M.J. Mossink en namens verweerder drs. S.J.C. Hovens. Namens vergunninghoudster zijn op de zitting verschenen R. Verschieren en R.A.C. Hommel. 2. Beoordeling Op 31 oktober 2008 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van 84 huurappartementen met een parkeervoorziening op het perceel plaatselijk bekend Dirk Hartogstraat ongenummerd te Breda, kadastraal bekend Princenhage, sectie I, nummer 5454 ged. Het bouwplan betreft woontoren l van het plan Sculptura ('Constant').

procedurenummer: 09 / 1380 WRO en 09 / 1381 WRO blad 2 Op 4 september 2008 heeft vergunninghoudster een aanvraag ingediend voor een reguliere bouwvergunning voor het oprichten van 84 koopappartementen met een parkeervoorziening op het hiervoor vermelde perceel. Het bouwplan betreft woontoren 3 van het plan Sculptura ('Corneille'). Verweerder heeft zijn voornemen om ontheffing ingevolge artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor beide woontorens te verlenen gepubliceerd in Het Stadsblad van l oktober 2008. Daartegen zijn zienswijzen kenbaar gemaakt door - onder andere - eisers. Vervolgens heeft verweerder bij de bestreden besluiten de gevraagde bouwvergunningen - onder het verlenen van ontheffing ex artikel 3.6, eerste lid, sub c, van de Wro - verleend, waarbij verweerder de ingediende zienswijzen heeft weerlegd. 2.2 Eisers allen woonachtig aan de Heuvelbrink te Breda hebben, samengevat, aangevoerd dat er onvoldoende parkeervoorzieningen zijn voorzien in het bouwplan ten behoeve van de woontorens. Volgens eisers is de door verweerder gehanteerde parkeernorm onrealistisch laag. Eisers achten een parkeernorm van 1,8 parkeerplaats per woning wenselijk. Verweerder heeft in de bestreden besluiten de vraag van de voorzieningenrechter met betrekking tot de gehanteerde parkeernorm genegeerd, aldus eisers. Eisers hebben voorts twijfels bij de verkoopbaarheid en verhuurbaarheid van de appartementen. Deze twijfels kunnen volgens eisers worden weggenomen door minder hoog te bouwen. 2.3 Ingevolge artikel 40, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woningwet (Wonw) is het verboden te bouwen zonder of in afwijking van een door burgemeester en wethouders verleende bouwvergunning. Artikel 44, eerste lid, aanhef en sub c, van de Wonw bepaalt - voor zover relevant - dat de reguliere bouwvergunning slechts mag en moet worden geweigerd, indien het bouwen in strijd is met een bestemmingsplan of met de eisen die krachtens zodanig plan zijn gesteld. Artikel 46, derde lid, van de Wonw bepaalt - voor zover relevant - dat, indien de in artikel 44, eerste lid, onderdeel c, bedoelde situatie zich voordoet, de aanvraag om bouwvergunning tevens wordt aangemerkt als een aanvraag om: a. een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onderdeel c, 3.22, 3.23 of 3.38, vierde lid, van de Wro; b. [...]. In artikel 46, zesde lid, van de Wonw is bepaald dat de beslissing omtrent een aanvraag om bouwvergunning en een beslissing omtrent een aanvraag om een ontheffing, een projectbesluit of een besluit als bedoeld in artikel 3.40, 3.41 of 3.42 van de Wro, voor zover deze beslissing ziet op het bouwen waarop de aanvraag om bouwvergunning betrekking heeft, voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) als één besluit worden aangemerkt. Ingevolge artikel 3.6, eerste lid, aanhef en sub c, van de Wro kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat burgemeester en wethouders, met inachtneming van de bij het plan te geven regels, ontheffing kunnen verlenen. Artikel 3.6, vierde lid, van de Wro bepaalt dat een ontheffing als bedoeld in het eerste lid, onder c, onder beperkingen kan worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

procedurenummer: 09 / 1380 WRO en 09 / 1381 WRO blad 3 In artikel 3.6, vijfde lid, van de Wro is - voor zover relevant - bepaald dat belanghebbenden in de gelegenheid worden gesteld hun zienswijzen omtrent een voorgenomen ontheffing of nadere eis als bedoeld in het eerste lid naar voren te brengen en dat op de voorbereiding van een uitwerking of wijziging afdeling 3.4 van de Awb van toepassing is. 2.5 Het perceel Dirk Hartogstraat ong. te Breda is gelegen in het bestemmingsplan "Heuvel/Talmazone". Op het onderhavige perceel rust de bestemming 'woongebied (WG)' met de nadere aanduiding 'gestapeld (s)'. Beide bouwplannen voorzien in een bouw- en goothoogte van 62,0 meter. Niet in geding is dat deze bouw- en goothoogte in strijd is met de ter plaatse geldende bestemming, aangezien volgens de plankaart ter plaatse een bouw- en goothoogte is toegestaan van 60,0 meter. Artikel 16, aanhef en sub a, van de planvoorschriften bepaalt dat burgemeester en wethouders, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, vrijstelling kunnen verlenen van de bij recht in de voorschriften gegeven maten, afmetingen, percentages tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages. Per l juli 2008 is de Wro in werking getreden en is de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ingetrokken. Het vigerende bestemmingsplan, en de daarin opgenomen voorschriften, zijn vastgesteld onder het regime van de WRO. Beide bouwaanvragen zijn na l juli 2008 ingediend, zodat verweerder ten aanzien van beide bouwaanvragen terecht toepassing heeft gegeven aan de Wro. Ingevolge artikel 9.1.7., eerste lid, van de Invoeringswet Wro - voor zover relevant - wordt een vrijstelling als bedoeld in artikel 15 van de WRO gelijkgesteld met een ontheffing als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wro. 2.6 De rechtbank dient te beoordelen of verweerder in redelijkheid heeft besloten ontheffing ingevolge artikel 3.6, eerste lid, onder c, van de Wro te verlenen voor de in geding zijnde bouwplannen, gegeven de door eisers gestelde belangen. De rechtbank ziet zich in dat kader voor de vraag gesteld of in de in geding zijnde bouwplannen wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Voorop dient te worden gesteld dat de bevoegdheid om ontheffing te verlenen van het bestemmingsplan een discretionaire bevoegdheid betreft, die de rechtbank slechts terughoudend kan toetsen. Verweerder hanteert een parkeernormenbeleid dat is neergelegd in de "Nota Parkeer- en Stallingsbeleid Breda" (de Nota). Daarin wordt een onderscheid gemaakt naar locatie: - binnenstad (inclusief stadshart en het grootste deel van Via Breda); - schil (inclusief de Via Breda wijken Belcrum en Linie); - overig gebied; - stationskwartier. Het onderhavige perceel behoort tot de schil. In de Nota is vermeld dat, om te komen tot actuele parkeernormen voor Breda, gebruik is gemaakt van een drietal bronnen, welke in onderstaande volgorde zijn gebruikt: l. Recent uitgekomen richtlijnen voor parkeerkencijfers (CROW, 2003): aangesloten is bij de minimale normen die het CROW in haar bandbreedte aangeeft.

procedurenummer: 09 / 1380 WRO en 09 / 1381 WRO blad 4 2. Onderzoek verricht naar de parkeernormen in vergelijkbare gemeenten - Den Bosch, Amersfoort, Apeldoorn en Tilburg - (Gemeente Breda, 2003): de parkeernormen, die volgens het CROW minimaal gehanteerd moeten worden, zijn zo nodig opgehoogd naar de hoogte die in vergelijkbare steden wordt gehanteerd. Hierbij is er rekening mee gehouden dat het autogebruik in Breda hoger is dan in vergelijkbare steden. 3. De parkeernormen uit de nota 'Parkeer- & Stallingsnormering' (Gemeente Breda, 1996): liggen de oude parkeernormen onder de normen welke resulteren uit stap l en 2, dan volgen de nieuwe normen uit stap l en 2. Liggen de oude nonnen hoger, dan is vastgehouden aan de hoogte van de oude normen. Voorts is in de Nota toegelicht dat de hoogte van de parkeernormen afhankelijk is van: - de mate van verstedelijking: Breda als geheel is volgens de categorisering van het CROW een sterk verstedelijkte gemeente (op basis van adressendichtheid), maar de parkeernormen kunnen variëren per locatie; - de bereikbaarheidskenmerken van de locatie: deze worden bepaald door het aanbod en de kwaliteit van alternatieve vervoerwijzen zoals fiets en openbaar vervoer. De kwaliteit hiervan verschilt naar locatie. Naar mate de locatie verder van de binnenstad is verwijderd, is de kwaliteit van het openbaar vervoer minder. Vandaar dat er een onderscheid is gemaakt naar locaties; - specifieke eigenschappen van de functie: kwaliteit, concurrentiepositie, aantrekkelijkheid; - mobiliteitskenmerken van gebruikers en bezoekers van de functie: mogelijkheden om bijvoorbeeld van openbaar vervoer gebruik te maken, gefaciliteerd door een bedrijf; - gemeentelijk parkeerbeleid: vraagvolgend, sturend of geïntegreerd. Steeds vaker, zo ook in Breda, wordt voor de laatste variant gekozen, waarin parkeren wordt gefaciliteerd met daarbij een optimale combinatie van bereikbaarheid en leefbaarheid; - het parkeernormenbeleid in vergelijkbare steden. 2.6. l De rechtbank heeft te beoordelen of het beleid niet in strijd is met wettelijke regels en of verweerder is gebleven binnen de grenzen van de discretionaire beleidsruimte. Voorts dient de rechtbank te toetsen of verweerder bij afweging van de betrokken belangen in redelijkheid tot vaststelling van dit beleid heeft kunnen komen. Van strijd met wettelijke regels is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake en verweerder is tevens gebleven binnen de grenzen van de discretionaire beleidsruimte; dat wordt door eisers ook niet betwist. De rechtbank is voorts niet gebleken dat verweerder niet in redelijkheid tot de vaststelling van het beleid is kunnen komen. Dat het beleid niet volledig conform de systematiek van de CROW-richtlijnen is vastgesteld, maakt het naar het oordeel van de rechtbank nog niet tot een kennelijk onredelijk beleid. Verweerder heeft immers in de Nota toegelicht dat hij heeft aangesloten bij de minimale normen die het CROW in haar bandbreedte aangeeft. Gezien verder de toelichting in de Nota met betrekking tot de hoogte van de parkeernormen - die onder meer zijn gebaseerd op de bereikbaarheidskenmerken van de locatie en de mobiliteitskenmerken van de gebruikers - ziet de rechtbank geen aanleiding om het beleid als kennelijk onredelijk te bestempelen. Dit geldt eveneens voor de parkeernorm die in 'de schil' is vastgesteld voor meergezinswoning, appartement en dergelijke van l,2 parkeerplaats per wooneenheid en voor de daarin verwerkte norm van 0,3 parkeerplaats per 100 m 2 brutovloeroppervlak voor bezoekers. 2.6.2 Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat het meest recente inrichtingsplan voorziet in 303 parkeerplaatsen. Op zich heeft verweerder terecht gesteld dat - uitgaande van 248 appartementen - met dit aantal parkeerplaatsen wordt voldaan aan de vastgestelde par-

procedurenummer: 09 / 1380 WRO en 09 /1381 WRO blad 5 keernorm van l,2 per wooneenheid. Verweerder had echter tevens moeten onderzoeken of er in de gronden van eisers bijzondere omstandigheden zijn gelegen om in dit geval van de vastgestelde parkeernorm in de Nota af te wijken. De rechtbank is niet gebleken dat een dergelijk onderzoek is verricht, ook niet nadat de voorzieningenrechter daarop in de uitspraak van 11 juli 2008 (procedurenummer 08 / 2632 WW44 W) heeft gewezen. Vaststaat dat in de koop van een appartementsrecht de koop van een parkeerplaats is inbegrepen. Blijkens het inrichtingsplan geldt dit ook voor de huurappartementen. Niet duidelijk is of deze parkeerplaatsen zodanig worden ingericht, dat deze parkeerplaatsen niet door bezoekers kunnen worden gebruikt (bijvoorbeeld door het plaatsen van parkeerhekjes). Niet is gebleken dat verweerder dit heeft onderzocht. Indien van een dergelijke inrichting sprake is, moet worden geconcludeerd dat van de parkeernorm van l,2 parkeerplaats per wooneenheid l,0 parkeerplaats per wooneenheid voor de bewoners bestemd is, waardoor er slechts 0,2 parkeerplaats per wooneenheid bestemd is voor bezoekers. Voor de rechtbank staat niet vast dat met 0,2 parkeerplaats per wooneenheid wordt voldaan aan de in de Nota opgenomen norm van 0,3 parkeerplaats per 100 m 2 brutovloeroppervlak, en dat is door verweerder ook niet onderzocht. Overigens valt naar het oordeel van de rechtbank niet in te zien waarom, zoals door verweerder is gesteld, bindende betekenis moet worden toegekend aan de vastgestelde parkeernorm van 1,2 parkeerplaats per wooneenheid en niet aan de norm van 0,3 parkeerplaats per 100 m 2 brutovloeroppervlak voor bezoekers. Uit de Nota blijkt niet dat bij het vaststellen van de parkeernorm voor appartementen rekening is gehouden met de situatie waarin kopers en huurders verplicht een eigen parkeerplaats kopen danwei huren. De hiervoor genoemde situatie zou, gelet daarop, als bijzondere omstandigheid kunnen worden aangemerkt op grond waarvan verweerder af zou moeten wijken van zijn beleid. 2.7 Vervolgens dient te worden beoordeeld wat het voorgaande betekent voor de bestreden besluiten. Zoals in de uitspraak van de voorzieningenrechter van 11 juli 2008 reeds is overwogen, vormt het voorgaande pas een probleem bij de besluitvorming omtrent de derde woontoren. Naar het oordeel van de rechtbank wordt voor wat betreft woontoren 2 (welk besluit overigens inmiddels onherroepelijk is en buiten de omvang van dit geding valt) en woontoren l met de 303 parkeerplaatsen ruimschoots aan de parkeernorm voldaan. Dat betekent dat bestreden besluit l kan standhouden en dat het beroep daartegen ongegrond moet worden verklaard. Het beroep tegen bestreden besluit 2 wordt gegrond verklaard en bestreden besluit 2 zal worden vernietigd wegens strijd met het zorgvuldigheids- en het motiveringsbeginsel, zoals neergelegd in de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Verweerder zal worden opgedragen om een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 4 september 2008 met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. 2.8 Nu het beroep tegen bestreden besluit 2 gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht van dat beroep aan eisers te worden vergoed. Omdat niet gebleken is van op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten van eisers, zal een proceskostenveroordeling achterwege blijven.

procedurenummer: 09 / 1380 WRO en 09 / 1381 WRO blad 6 3. Beslissing De rechtbank: verklaart het beroep tegen bestreden besluit l (procedurenummer 09 /1380 WRO) ongegrond; verklaart het beroep tegen bestreden besluit 2 (procedurenummer 09 / 1381 WRO) gegrond en vernietigt dat besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op de aanvraag van 4 september 2008 met inachtneming van deze uitspraak; gelast dat de gemeente Breda aan eisers het door hen betaalde griffierecht van 150,00 vergoedt. Aldus gedaan door mr. A.J.L. Woerdeman, voorzitter, en mrs. T. Peters en E.C.H. Kouwenhoven, rechters, en door de voorzitter en N.A. D'Hoore, griffier, ondertekend. De griffier, Uitgesproken in het openbaar op maandag 27 juli 2009. Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-gravenhage. De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.