C2/119 Symboliek van de functionele eenheden van installaties aangesloten op het HS verdeelnet Gemeenschappelijke aanvullende technische voorschriften van de Belgische distributienetbeheerders voor aansluitingsinstallaties van distributienetgebruikers op hoogspanning versie 05.2014 C2/119 versie 05.2014 p 1/28
Inhoudstafel 1 Nomenclatuur... 3 2 Legende... 4 3 Schema s... 5 3.1 FU type K voor kabels en/of railkoppelingen... 5 3.2 Gemengde FU type K en D voor railkoppelingen... 10 3.3 Gemengde FU type K en D... 10 3.4 FU type T... 11 3.5 FU type D... 13 3.6 Functionele meeteenheid... 18 3.7 FU type spanningsmeting van barenstel... 21 3.8 FU type spanningsmeting en aardingsschakelaar barenstel... 23 3.9 FU zonder apparaten... 23 4 Modaliteiten met betrekking tot de vergrendelingen... 26 4.1 Gemeenschappelijke regels... 26 4.2 Bijzondere vergrendelingen en specifieke eigenschappen... 26 4.2.1 K5BE:... 26 4.2.2 K6BE:... 26 4.2.3 KD1BE:... 26 4.2.4 KD2BE:... 27 4.2.5 KD3BZ:... 27 4.2.6 KD4BZ:... 27 4.2.7 TxN TxT TxBE:... 27 4.2.8 D2BZ:... 27 4.2.9 D4N:... 27 4.2.10 D5BZ:... 27 4.2.11 D6N - D6T D6BE D7N D7T D7BE:... 27 4.2.12 D8N:... 27 4.2.13 D8BZ:... 28 4.2.14 DW1N1 DW1T DW1BE:... 28 4.2.15 DW1BZ:... 28 4.2.16 Mx - Mxx:... 28 4.2.17 Pxx:... 28 C2/119 versie 05.2014 p 2/28
1 NOMENCLATUUR De figuren in hoofdstuk 3 geven een beeld van verschillende erkende configuraties en vermelden het noodzakelijke inschakelvermogen dat toelaat te voldoen aan de veiligheidsregels met betrekking tot de aardverbinding. Bepaalde bijzondere toepassingen van de vergrendelingsregels worden er eveneens in herinnering gebracht. De streeplijnen stellen de functionele koppelingen of de vergrendelingen tussen de apparaten voor, de vergrendelingen van de deuren zijn niet voorgesteld maar worden toegelicht in hoofdstuk 4 (modaliteiten met betrekking tot de vergrendelingen). Iedere andere combinatie, niet hernomen in deze bijlage, maar die de vereiste functies verzekeren, moet het voorwerp uitmaken van een akkoord met de DNB. Voor het materieel dat uitsluitend aangesloten wordt door middel van een haakse loskoppelbare afgeschermde stekkers, zijn de kogelaardingsbouten, volgens DIN 48088-1 diameter 20 M12, die op de kabelingangen dienen geplaatst te worden, niet verplicht. De identificatiecode van de functies bestaan uit 3 tot 8 tekens en hebben de volgende betekenis: 1ste identificatiegroep: o K = functies scheidingsschakelaar + lastscheidingsschakelaar, o T = beveiligingsfunctie door gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden, o D = beveiligingsfunctie door vermogensschakelaar, met of zonder scheidingfunctie, o DW = beveiligingsfunctie door uittrekbare vermogensschakelaar, o KD = koppeling van barenstellen met vermogensschakelaar, o M = meetfunctie, o P = potentiaalfunctie, o RB = railopvoer. Een volgcijfer : o In geval van potentiaalfunctie P is het eerste cijfer een volgnummer, en geeft het tweede cijfer het aantal TP s aan. 2de identificatiegroep: o N = functie voor de aansluiting van een kabel van een distributielus met geïntegreerde aardingscheider met vol inschakelvermogen. Wanneer hij gecombineerd wordt met een functie als vermogensschakelaar, moet deze laatste compatibel zijn met een snelle wederinschakelingcyclus (cyclus O - 0,3 s CO - 15 s CO). o T = functie voor de aansluiting van een kabel die een of meer transformator(en) voedt met geïntegreerde aardingscheider met mogelijk beperkt inschakelvermogen. Wanneer hij gecombineerd wordt met een functie als vermogensschakelaar, mag deze laatste een beperkte thermische capaciteit hebben. o BE = functie voor de aansluiting van een barenstel met geïntegreerde aardingscheider. Wanneer hij gecombineerd wordt met een functie als vermogensschakelaar, moet deze laatste compatibel zijn met een snelle wederinschakelingcyclus (cyclus O - 0,3 s CO - 15 s CO). o BZ = functie voor de aansluiting van een barenstel zonder geïntegreerde aardingscheider. Zijn gebruik wordt beperkt tot de railkoppelfuncties. Deze identificatiecodes kunnen gecombineerd worden om complexere FU s te vormen. C2/119 versie 05.2014 p 3/28
2 LEGENDE Toestel of stroombaan met volledig kortsluitvermogen en inschakelvermogen Toestel of stroombaan met gereduceerd kortsluitvermogen en inschakelvermogen spanningstransformatoren tussen fasen spanningstransformatoren tussen fase en aarde uitrijdbare vermogensschakelaar vermogenstransformator lastscheidingsschakelaar tweestandenschakelaar met keuze aarding / rail aardingsschakelaar eindsluiting driestandenschakelaar: lastscheidingsschakelaar aardingsschakelaar lastschakelaar scheidingsschakelaar vermogensschakelaar gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden VDS (voltage detection system) mechanische verbinding mechanische verbinding tussen de bediening van een aardscheider en de bediening van de aardingsfunctie van een 3-posities toestel mechanische vergrendeling beide richtingen tussen een aardscheider en een (last)scheidingsschakelaar - indien één toestel gesloten is, kan het andere niet gesloten worden. mechanische vergrendeling de scheider kan enkel geopend worden indien lastscheidingsschakelaar / vermogensschakelaar in open stand mechanische vergrendeling de tweestandenschakelaar (scheider of aardscheider) kan enkel bediend worden indien de lastscheidingsschakelaar open is. kogelaardingsbout gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden - driestandenschakelaar stroomtransformatoren C2/119 versie 05.2014 p 4/28
3 SCHEMA S 3.1 FU type K voor kabels en/of railkoppelingen K1N K1BE K1BZ K1BZ2 C2/119 versie 05.2014 p 5/28
K2N K2BE K3N K3BE C2/119 versie 05.2014 p 6/28
K4N K4BE K5BE K5BE2 C2/119 versie 05.2014 p 7/28
K6BE K6BE2 K7BE K7BE2 C2/119 versie 05.2014 p 8/28
K8BE K8BE2 C2/119 versie 05.2014 p 9/28
3.2 Gemengde FU type K en D voor railkoppelingen KD1BE KD2BE 3.3 Gemengde FU type K en D KD3BZ KD4BZ C2/119 versie 05.2014 p 10/28
3.4 FU type T T1N T1T T1BE T2N T2T T2BE C2/119 versie 05.2014 p 11/28
T5N T5T T5BE C2/119 versie 05.2014 p 12/28
3.5 FU type D D1N D1BE D2N D2T D2BE D2BZ C2/119 versie 05.2014 p 13/28
D3N D30N D3T D4BE D4N D4T D4BE C2/119 versie 05.2014 p 14/28
D5N D5T D5BE D5BZ D6N D6T D6BE C2/119 versie 05.2014 p 15/28
D7N D7T D7BE D8N D8BZ D9N C2/119 versie 05.2014 p 16/28
DW1N1 DW1N2 DW1T DW1BE DW1BZ C2/119 versie 05.2014 p 17/28
3.6 Functionele meeteenheid M1 M12 M2 M22 C2/119 versie 05.2014 p 18/28
M3 M32 M4 M42 C2/119 versie 05.2014 p 19/28
M5 C2/119 versie 05.2014 p 20/28
3.7 FU type spanningsmeting van barenstel P11 P12 P13 P22 P23 C2/119 versie 05.2014 p 21/28
P31 P32 P33 C2/119 versie 05.2014 p 22/28
3.8 FU type spanningsmeting en aardingsschakelaar barenstel PW33 PW43 3.9 FU zonder apparaten RB1 RB1E C2/119 versie 05.2014 p 23/28
RB12 RB12P1 RB12PW1 RB12PW3 C2/119 versie 05.2014 p 24/28
RB2 RB2E RB22 BB1E C2/119 versie 05.2014 p 25/28
4 MODALITEITEN MET BETREKKING TOT DE VERGRENDELINGEN 4.1 Gemeenschappelijke regels De vergrendeling van de deuren wordt niet weergegeven op de schema s. Tenzij anders vermeld en behalve voor het omsloten schakelapparatuur klasse LSC2B (volgens NBN EN IEC 61271-200), wordt de vergrendeling tussen de deur (of het paneel) van het compartiment dat toegankelijk is zonder gereedschap van de functionele eenheid (FU) en de aardingsschakelaar als volgt verwezenlijkt (in de praktijk is dit het compartiment met de aansluiting van de kabels) : Om de deur van het compartiment te openen of, in voorkomend geval, toegang te krijgen tot de smeltveiligheden, moet de aardingsschakelaar gesloten zijn. Om de deur van het compartiment te sluiten, moet de aardingsschakelaar gesloten zijn. De paragraaf hieronder verduidelijkt de bijzonderheden van bepaalde FU s waarvoor het moeilijk is om ze volledig weer te geven op de schema s zelf. Dit zou de schema s onleesbaar maken. 4.2 Bijzondere vergrendelingen en specifieke eigenschappen 4.2.1 K5BE: Voor de toegang tot het tussenliggend barenstel is het volgende voorzien: Ofwel één enkel toegangspaneel, vastgezet met behulp van schroeven of bouten en uitgerust met een elektrische gevarendriehoek (geen vergrendeling van de toegang via de aardingsschakelaar). Ofwel één enkele toegangsdeur, voorzien van een standaard vergrendeling tussen de aardingsschakelaar en de deur. Ofwel twee toegangsdeuren, voorzien van een standaard vergrendeling tussen de aardingsschakelaar en elk van de deuren. Er bestaat geen vergrendeling tussen de (last)scheidingsschakelaar en de aardingsschakelaar (voor de aarding van één van de twee bovenste barenstellen). Bij normaal gebruik moet de aardingsschakelaar in open positie vergrendeld zijn met een hangslot. De aarding en de toegang tot het kabelcompartiment worden per procedure uitgevoerd. Indien er kabels aangesloten zijn, moet de procedure de aarding van de functionele eenheid overeenstemmend met het andere uiteinde van de kabel(s) omvatten. 4.2.2 K6BE: Voor de toegang tot het tussenliggend barenstel is het volgende voorzien: Ofwel één enkel toegangspaneel, vastgezet met behulp van schroeven of bouten en uitgerust met een elektrische gevarendriehoek (geen vergrendeling van de toegang via de aardingsschakelaar). Ofwel één enkele toegangsdeur, voorzien van een vergrendeling van de opening ervan via de twee aardingsschakelaars. Ofwel twee toegangsdeuren, voorzien van een standaard vergrendeling tussen de aardingsschakelaar en de opening van de overeenstemmende deur. De aarding en de toegang tot het kabelcompartiment worden per procedure uitgevoerd. De procedure moet de aarding van de functionele eenheid overeenstemmend met het andere uiteinde van de kabel(s) omvatten. Het aarden van de verschillende gedeeltes van het barenstel wordt kruislings uitgevoerd. Bij normaal gebruik moet de aardingsschakelaar in open positie vergrendeld zijn. 4.2.3 KD1BE: De toegang is vergrendeld met een hangslot voor een ter beschikking stelling per procedure. Er bestaat geen vergrendeling tussen de (last)scheidingsschakelaar en de aardingsschakelaar (voor de aarding van een half barenstel). C2/119 versie 05.2014 p 26/28
4.2.4 KD2BE: De toegang is vergrendeld met een hangslot voor een ter beschikking stelling per procedure. 4.2.5 KD3BZ: Ofwel is de toegang vergrendeld met een hangslot voor een ter beschikking stelling per procedure. Ofwel is een toegangsdeur voorzien met een standaard vergrendeling tussen de aardingsschakelaar en de deur. De aarding wordt per procedure uitgevoerd. De procedure moet de aarding van de functionele eenheid overeenstemmend met het andere uiteinde van de kabel(s) omvatten. 4.2.6 KD4BZ: De aardingen en de toegang tot het kabelcompartiment zijn vergrendeld door middel van een hangslot en worden per procedure uitgevoerd. De procedure moet de aarding van de functionele eenheid overeenstemmend met het andere uiteinde van de kabel(s) omvatten. 4.2.7 TxN TxT TxBE: De toegang tot de smeltveiligheden wordt enkel mogelijk gemaakt indien de aardingsschakelaar(s) gesloten is (zijn). Indien er stroomopwaarts van de smeltveiligheden geen aardingsschakelaar aanwezig is, kunnen de smeltveiligheden en het stroomopwaarts ervan gelegen gedeelte niet onmiddellijk toegankelijk gemaakt worden. De smeltveiligheden kunnen maar pas aangeraakt worden eenmaal ze verwijderd zijn uit de apparatuur. 4.2.8 D2BZ: Deze functionele eenheid (FU) mag uitsluitend gebruikt worden voor de koppeling van barenstellen in een installatie met meerdere barenstellensecties. De aarding stroomafwaarts van de vermogensschakelaar wordt uitgevoerd door de sluiting van de vermogensschakelaar met de automatische vertraging van de beveiliging (zowel door maximumstroom als door minimumspanning). Er bestaan twee mogelijkheden: Ofwel is de toegang vergrendeld met een hangslot voor een ter beschikking stelling per procedure. Ofwel is de opening van de deur enkel mogelijk indien de stroomopwaarts gelegen aardingsschakelaar en de vermogensschakelaar gesloten zijn, met een vertraging van de relais. 4.2.9 D4N: Voor de stroomopwaarts gelegen aardingsschakelaar is een begrensd onderbrekingsvermogen enkel toegestaan indien kan aangetoond worden dat deze altijd sluit na de stroomafwaarts gelegen aardingsschakelaar. 4.2.10 D5BZ: Deze functionele eenheid (FU) mag uitsluitend gebruikt worden voor de koppeling van barenstellen in een installatie met meerdere barenstellensecties. 4.2.11 D6N - D6T D6BE D7N D7T D7BE: Deze configuratie is enkel toegestaan voor materiaal type AA10, AA15 en AA20. 4.2.12 D8N: De aarding stroomafwaarts van de vermogensschakelaar wordt uitgevoerd door de sluiting van de vermogensschakelaar met de automatische vertraging van de beveiliging (zowel door maximumstroom als door minimumspanning). De opening van de deur is enkel mogelijk indien de stroomopwaarts gelegen aardingsschakelaar en de vermogensschakelaar gesloten zijn, met een vertraging van de relais. C2/119 versie 05.2014 p 27/28
4.2.13 D8BZ: Deze functionele eenheid (FU) mag uitsluitend gebruikt worden voor de koppeling van barenstellen in een installatie met meerdere barenstellensecties. De aarding stroomafwaarts van de vermogensschakelaar wordt uitgevoerd door de sluiting van de vermogensschakelaar met de automatische vertraging van de beveiliging (zowel door maximumstroom als door minimumspanning). Er bestaan twee mogelijkheden: Ofwel is de toegang vergrendeld met een hangslot voor een ter beschikking stelling per procedure. Ofwel is de opening van de deur enkel mogelijk indien de stroomopwaarts gelegen aardingsschakelaar en de vermogensschakelaar gesloten zijn, met een vertraging van de relais. 4.2.14 DW1N1 DW1T DW1BE: De opening van de deur van het vermogensschakelaar-compartiment is enkel mogelijk indien de vermogensschakelaar zich in uitgereden scheidingspositie bevindt. 4.2.15 DW1BZ: De opening van de deur van het vermogensschakelaar-compartiment is enkel mogelijk indien de vermogensschakelaar zich in uitgereden scheidingspositie bevindt. Deze functionele eenheid (FU) mag enkel gebruikt worden indien ze gekoppeld wordt aan een FU voor de aarding van het barenstel voor het gedeelte dat stroomafwaarts gelegen is van het barenstel in een installatie met meerdere barenstellensecties. 4.2.16 Mx - Mxx: Alle toegangspanelen zijn afneembaar, voor zowel het MS als het LS compartiment, en laten het plaatsen van een verzegeling en een functioneel slot toe. 4.2.17 Pxx: De associatie van smeltveiligheden met een driepolige lastscheidingsschakelaar kan vervangen worden door een gecombineerde lastscheidingsschakelaar met smeltveiligheden. C2/119 versie 05.2014 p 28/28