Veiligheidslijst Driehoek Noordzee Challenge 2013 CATEGORIE 1 Algemeen, ontwerp, sterkte, stabiliteit, waterdichtheid 1.1 Toilet, kooien en kooktoestel etc 180 gr kenterproof V 1.2 Alle zware uitrustingsstukken zeevast (kenterproof) bevestigd V 1.3 Kajuitingang is uitgerust met adequate afsluitinrichting V 1.4 Degelijke ononderbroken zeerailing V 1.5 Handgrepen onderdeks V 1.6 Stevige bevestigingspunten voor lifelines V 1.7 Stevig bevestigde looplijnen naar voordek V 1.8 Huiddoorvoeren onder de waterlijn voorzien van afsluiters V 2 Voorstuwingsmiddelen en zeilen 2.1 Motor met afsluitbare brandstofleiding V 2.2 Aparte startaccu of handstart middelen A 2.3 Reservematerialen en filters t.b.v. de motor V 2.4 Reefinrichting 3de rif, of verkleining opp. van minstens 40% V 2.5 Stormfok V 2.6 Trysail (apart te voeren) A 2.7 Bulletalie of inrichting ter voorkoming van klapgijp V 2.8 Noodreparatiemateriaal t.b.v zeilen en tuigage V 3 Ankeren en Slepen 3.1 Ankergerei met ketting of verzwaarde lijn etc. V 3.2 Stevig bevestigingspunt voor sleeplijn op voordek A 3.3 Sleeplijn A 3.4 Drijfanker of parachute met lijn A 3.5 Tweede anker met kettingvoorloop of verzwaarde lijn V 4 Pompen en hoosmiddelen 4.1 Handbilgepomp buiten, te gebruiken met alle luiken dicht V 4.2 Tweede handbilgepomp binnen, idem V 4.3 Electrische bilgepomp(en) A 4.4 Zachthouten pluggen voor alle huiddoorvoeren V 4.5 Twee extra putsen met lijn of hoosvaten V 4.6 Stuk zeildoek met lijnen om over het lek in romp te trekken A 5 Middelen om op te vallen en signalen te geven 5.1 Radar reflector min. 10m 2 V 5.2 Reglementaire navigatielichten V 5.3 Reglementaire dagmerken (Zwarte ankerbal, zwarte kegel) V 5.4 Misthoorn en/of bel V 5.5 Sterk zoeklicht (bij voorkeur aangesloten op boordnet) V 5.6 Waterdichte zaklantaarn op batterijen V 5.7 Drijvende zaklantaarn 5.8 Reservelampen voor navigatieverlichting V 5.9 Reserve navigatieverlichting (zie 5.2) 5.10 Driekleurentoplicht (zie 5.2) 5.11 AIS-B Transponder A 5.12 Radar transponder (Radar Target Enhancer) SeaMe, Rasmus A
6 Vuurpijlen 6.1 Handstakellichten rood 4+4 6.2 Drijvend rooksignaal oranje 2 6.3 Rode parachute vuurpijlen 4 6.4 Handstakel rooksignalen 2 6.5 Seinpistool met patronen A 7 Brandblusmiddelen 7.1 Blusdeken V 7.2 Schuimblusser 2 kg 2 8 Persoonlijke veiligheidsmiddelen 8.1 Warme kleding, oliegoed, laarzen, muts A 8.2 Reddingvest 150 N voor iedere opvarende V 8.3 Reddingvest 275 N voor iedere opvarende A 8.4 Kruisband voor ieder reddingvest A 8.5 Licht of flitslicht op ieder zwemvest of iedere opvarende V 8.6 Lifelines voor iedere opvarende (aan beide zijden te openen) V 8.7 PLB (Personal Location Beacon = mini Epirb) A 9 Reddingsvlot 9.1 Reddingsvlot voor gehele bemanning V 9.2 Grabbag met gespecificeerde inhoud A 10 MOB equipment 10.1 Reddingsboeien met boeilicht (onder handbereik) V 10.2 Lifesling MOB system (of equivalent = werplijn met daaraan boei) V 10.3 Zwemtrap die vanuit het water bereikbaar of uitklapbaar is V 10.4 Joon met vlag en licht V 10.5 Reflecterend materiaal op alle reddingsmiddelen en kleding V 10.6 Naam van het jacht op alle reddingsmiddelen V 11 Radio en zendapparatuur (zie ook toelichting) 11.1 Radio ontvanger voor weerberichten of NAVTEX A 11.2 Apparatuur voor ontvangst van meerdaagse weerinformatie A 11.3 Marifoon ( 1-25 watt) V 11.4 DSC Marifoon gekoppeld aan GPS A 11.5 406 mhz EPIRB met registratie V 11.6 Navtex receiver A 11.7 Noodantenne voor Marifoon V 11.8 Waterdichte handmarifoon (Handheld VHF) V 11.9 AIS ontvanger A 11.10 Radar A 11.11 Radar detector (X-band en S-band) A
12 Navigatie middelen 12.1 Kaarten, pilots en getijdetabellen van het te bevaren gebied V 12.2 Stuurkompas met verlichting V 12.3 Handpeilkompas, reservekompas V 12.4 Passer, potlood, parallel lineaal, gradenboog V 12.5 Barometer of barograaf A 12.6 Peillood of dieptemeter V 12.7 Log met mijlenteller V 12.8 Elektronisch navigatie systeem (GPS) A 12.9 Handheld GPS op batterijen V 12.10 Verrekijker V 12.11 Lichtenlijst A 13 EHBO 13.1 EHBO doos met gespecificeerde inhoud V 13.2 Twee reddingsdekens (warmte isolatiedekens) A 14 Diversen 14.1 Noodhelmstok of noodstuurinrichting V 14.2 Gereedschap V 14.3 Reservedelen voor de elektrische installatie V 14.4 Sterk scherp mes nabij kajuitingang en of bij de mast V 14.5 Zware betonschaar en/of ijzerzaag om verstaging te verwijderen V 14.6 Stuwplan (kaartje met lokaties van veiligheidsmiddelen) A 14.7 Hand of voetbediende pomp op de drinkwatertank V 14.8 Reservedrinkwater 10 liter V 14.9 Bootsmans stoeltje of equivalent A 14.10 Reglementen (Lichtenlijst, COLREG, etc.) V 14.11 Logboek V Toelichting op de lijst met veiligheids uitrusting (zie tabel) Deze lijst van veiligheidsvoorschriften is gebaseerd op de regels van de International Sailing Federation (ISAF). Zie www.sailing.org en kies Documents and Rules (helemaal links onderaan de pagina), 'Offshore Special Regs' en 'Category 2' Nr 25. 1.1 en 1.2 Vastzetten uitrustingsstukken Alle zware uitrustingsstukken met inbegrip van eventuele binnenballast en inrichting zoals accu's, gasflessen, tanks, motor(en), ankers en kettingen moeten zodanig stevig bevestigd zijn dat zij op hun plaats blijven bij een 180 graden kentering. 1.3 Kajuitingang De hoofd kajuitingang moet uitgerust zijn met een sterke en doelmatige afsluitinrichting. Afsluitinrichtingen (schotten kajuitingang) moeten aan het schip bevestigd zijn of bevestigd kunnen worden om overboord slaan te voorkomen. 1.4 Zeerailing of handgrepen aan dek Degelijke ononderbroken zeereling met draad van voldoende sterkte en dichte preekstoel voor. Bij de hekrailing is een wegneembaar gedeelte toegestaan. Voor de deelnemers met een rond- of platbodemjacht aan de Delta Loyd 24 Uurs Zeilrace (tocht en wedstrijd) en voor
deelnemers aan de Ankerbol kan worden volstaan met stevige handgrepen aan dek. Op multi-hulls dienen in voldoende mate relingdraden aan scepters en preekstoelen op elke romp te zijn aangebracht. Bij ontbreken van een dwarsbalk, voor of achter, dienen relingdraden in dwarsrichting aan de preekstoelen te zijn aangebracht. Tevens dienen de draden te zijn voorzien van netten tussen de draden en het loopnet (trampoline). Het trampolinenet dient van voldoende sterkte te zijn en adequaat bevestigd aan de rompen. 1.8 Afsluiters op huiddoorvoeren Alle onder water uitkomende huiddoorvoeren moeten voorzien zijn van goed bereikbare afsluiters. Uitzondering zijn loospijpen van de kuip en loosleidingen van de lenspompen. 2.1 en 2.2 Motor De motor moet kunnen worden gestart met een afzonderlijke startaccu en voorzien zijn een vast ingebouwde tank met een minimum hoeveelheid brandstof om het schip gedurende 8 uur met een redelijke snelheid voort te stuwen. De brandstoftank moet voorzien zijn gemakkelijk toegankelijke brandstoffilters en van een afsluiter. Reserve brandstoffilters dienen aan boord te zijn. Andere reservedelen: V-snaar, Motorolie, impeller, oliefilter. 2.5 Stormfok. Voor een stormvoorzeil dient een deugdelijke schootvoering met dek-ogen aanwezig te zijn. De stormfok moet onafhankelijk van het voorstag profiel aangebracht kunnen worden. 2.6 Trysail Wanneer het een tweemaster betreft of wanneer een doelmatig 3de rif kan worden gezet is een trysail niet nodig. Het is echter wel een erg goede oplossing voor gebieden waarin langdurig zwaar weer kan worden verwacht. 4.1 4.2 en 4.3 Lenspompen. Lenspompen mogen niet in de kuip lozen tenzij de kuip achter een open verbinding heeft met de zee. Lenspompen mogen niet verbonden zijn met de kuipafvoeren en moeten bediend kunnen worden met alle kuipbanken, luiken en kajuitingangen gesloten, om te voorkomen dat overkomende zeeën de boot weer doen vollopen. Tenzij vast gemonteerd, moet elke pomphandel geborgd zijn met een lijn, om overboord slaan te voorkomen. 5.1 en 5.12 Radarreflector en Radar Target Enhancer Een radarreflector volgens SOLAS V dient tenminste een reflecterend oppervlak van 10m2 te hebben volgens ISO specificatie en op minimaal 4 meter boven het wateroppervlak te worden opgehangen. Niet alle commercieel verkrijgbare passieve reflectors voldoen in de praktijk aan de eis van 10 m2 en er is dus geen garantie dat U ook gezien wordt. Beter zijn z.g. actieve radar target enhancers. 5.2 Navigatieverlichting. In overeenstemming met nationale of internationale reglementen. Zij mogen niet worden afgeschermd door zeilen of door het hellen van het jacht, en niet worden aangebracht beneden dekhoogte. Een driekleurenlicht in de top van de mast wordt sterk aanbevolen en is verplicht voor deelnemers aan de Delta Lloyd 24 uurs race. Reserve lampen voor de navigatielichten dienen aan boord te zijn. 5.5 5.6 en 5.7 Zaklampen en schijnwerpers Waterdichte zaklamp (Maglite o.i.d.) met reserve batterijen en lampjes. Aanvullend een hoge intensiteit schijnwerper op het boordnet. Daarnaast wordt een of meerdere extra (drijvende) zaklantaarns aanbevolen, voor onmiddellijk gebruik vanuit de kuip in geval van man over boord. Hoofdbandlampjes met LED s worden ook sterk aanbevolen.
5.11 AIS Transponder AIS transponders zijn nu nog niet verplicht maar zijn een dusdanig goede bijdrage aan de veiligheid dat verwacht wordt dat deze over enkele jaren verplicht zullen gaan worden. 6. Noodsignalen. Conform SOLAS reglementen, niet ouder dan 4 jaar of niet ouder dan de aangegeven. vervaldatum. 7.2 Brandblussers. Tenminste 2 brandblussers van 2 kg. Te bevestigen op goed toegankelijke plaatsen en voor onmiddellijk gebruik gereed. Aanbevolen wordt voor ieder afsluitbaar compartiment aan boord een aparte brandblusser. Voor grotere schepen daarnaast nog een 6 kg blusser, of een vast gemonteerd brandblussysteem in de motorruimte. 8.2 en 8.3 Reddingsvesten Tenminste één reddingsvest per bemanningslid is verplicht. Dit vest dient tenminste 150 N drijfvermogen te hebben, zodanig verdeeld dat een bewusteloze drenkeling veilig wordt ondersteund met het gezicht naar boven. Wanneer tegelijkertijd zware zeilkleding wordt gedragen, voldoet echter alleen een reddingsvest met 275 N drijfvermogen aan deze eis. Bovendien moet te allen tijde het dragen van het vest en een veiligheids harnas worden gecombineerd met een kruisband. Reddingsvesten moeten worden voorzien van reflecterend materiaal, een fluitje, een vast of flitslicht en de naam van het jacht. 8.4 8.5 en 8.6 Veiligheidsgordels en Lifelines Veiligheidsgordel (harnas) met een lifeline van maximaal 2 m maar korter is beter. De lijn dient aan beide zijden te zijn voorzien van een makkelijk openende sluiting. Het veiligheidsharnas kan worden gecombineerd met het reddingsvest of het zeilpak, maar te allen tijde moet worden voorkomen dat het harnas omhoog kruipt. De enige goede oplossing is om het te combineren met een (helaas oncomfortabele) kruisband. 8.5 Licht of flitslicht op zwemvest Zelf activerende lichten of flitslichten op een zwemvest. Een vast licht wordt beter gezien in hoge deining. Een flitslicht is feller maar is in zeegang vaak lastiger te zien. 9.1 Reddingvlot Dient geschikt te zijn voor het aantal opvarenden. Uitvoering bij voorkeur met : Waterballast zakken Dubbele bodem Gescheiden luchtcompartimenten Inklimladder Stevige tent of afdekkap Noodpakket 9.2 Grabbag of vluchttas Om mee te nemen in het reddingvlot. Zie aanbevolen lijst met inhoud. 10.1 Reddingboeien met boeilichten Aanbevolen wordt twee reddingboeien aan weerszijden van het achterschip onder direct bereik van de wachtsman of stuurman. De boeien moeten zijn voorzien van reflecterend materiaal. en de naam van het jacht Ze moeten met een kort lijntje verbonden worden met de zelfontbrandende boeilichten. Ze moeten met één handbeweging over boord kunnen worden gezet. 10.2 Lifesling
Onafhankelijk daarvan een lifesling systeem of een equivalent systeem met een drijvende en niet kinkende lijn met daaraan reddingboei welke met één handbeweging overboord gezet kan worden. 10.5 Joon De joon dient tenminste 2 meter boven het wateroppervlak uit te steken en voorzien zijn van een donker gekleurde vlag en een zelfontbrandend licht of flitslicht. Het is aan de schipper om te beslissen of deze joon aan een van de reddingsboeien wordt vastgemaakt of dat deze zelfstandig overboord gezet kan worden. Het overboord werpen dient zo snel mogelijk te kunnen gebeuren zonder dat er lijntjes etc. hoeven te worden losgemaakt of dat er iets in de knoop kan komen. 11. Radio en zendapparatuur De komende jaren zal de invoering van GMDSS voor jachten steeds eenvoudiger en technisch en financieel beter haalbaar worden. Vooralsnog is de meeste apparatuur nog slechts aanbevolen, maar de verwachting is dat bijvoorbeeld Navtex, DSC, en EPIRB in toenemende mate verplicht zullen gaan worden. 11.1 en 11.2 Apparatuur voor ontvangst van weerinformatie Naast de traditionele weersverwachtingen van de BBC etc. zijn er steeds meer manieren om meerdaagse weersverwachtingen en weerinformatie aan boord te krijgen. Het is aan de schipper om een keuze te maken uit de hiervoor beschikbare apparatuur en systemen. 11.3 en 11.4 Marifoon. De VHF zendontvanger moet een vermogen hebben van 25 Watt voorzien zijn van een masttop antenne met bijpassende kabel en waterdichte connectoren. Een noodantenne moet aanwezig zijn. Een DSC marifoon is nog niet verplicht maar zal in de komende jaren onder invoering van het GMDSS wel verplicht gaan worden. Daarnaast wordt een handmarifoon sterk aanbevolen. Een waterdichte gele nood-marifoon volgens SOLAS normen voor in de vlucht tas wordt ook sterk aanbevolen. 11.6 Navtex ontvanger Navtex zal de komende jaren verplicht worden. 11.9 AIS ontvanger Een systeem om AIS informatie te ontvangen en zichtbaar te maken zal waarschijnlijk de komende jaren verplicht worden. 12.1 Kaarten. Recente papieren zeekaarten en pilots betreffende het te bevaren gebied en direct aangrenzend gebieden. Conventionele navigatiehulpmiddelen t.b.v. het maken van een gegist bestek op deze kaarten dienen aan boord zijn. Elektronische kaarten zijn erg nuttig en handig maar papieren back-ups dienen ten allen tijde aan boord te zijn. De volgende kaarten zijn verplicht (uitgave 2013 of een bijgewerkte eerdere editie): BSH 1000 en 1001, NL 1801 en 1811, BA 3283 Shetland Island South Street, BA 3271 Lerwick Harbour an approaches, Noorse jachtset E, Imray C25 en C26, Reeds Almac 2013 of Reeds Eastern Almanac 2013. Aanbevolen wordt een jachtset Delius Klasing set 6 (Westkust Denemarken) en kaarten van de noord-oost-kust van Engeland, Schotland en Deense kaartenset Vestkusten og Limfjorden voor aanlopen van uitwijkhavens. Verder wordt aanbevolen een pilot van Noord Schotland / Shetlands.
Kaarten dienen te zijn bijgewerkt. Varen op elektronische kaarten is toegestaan. Er dient altijd een papieren back-up aan boord te zijn. Voor zover van toepassing dient alle uitrusting in goede werkende staat te verkeren en de bemanning bekend te zijn met het gebruik.