Hebben goedgevonden en verstaan:



Vergelijkbare documenten
Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Hebben goedgevonden en verstaan:

Gelet op artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet; De Raad van State gehoord (advies van 11 december 2003, nummer W13.03.

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van.. juli 2007, kenmerk;

ECLI:NL:RBROT:2007:BA9564

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van [datum], [kenmerk];

Gelet op de artikelen 1a van de Cessantiawet BES, 1a van de Wet ongevallenverzekering BES en 1a van de Wet ziekteverzekering BES;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk ; Gelet op artikel 11a, vierde lid, van de Tabakswet;

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 7 december 2007, kenmerk VGP/ADT ;

2009D Lijst van vragen totaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gelet op artikel 44b, eerste lid, van de Drank- en Horecawet; De Raad van State gehoord (advies van xx, nummer xx);

Artikel 1 In dit besluit wordt verstaan onder wet: Wet op het financieel toezicht.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk ;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

FEDERALE OVERHEIDSDIENST WERKGELEGENHEID, ARBEID EN SOCIAAL OVERLEG Hoge Raad voor Preventie en Bescherming op het werk.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Monitor naleving rookvrije werkplek 2006

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van, 2015,,

tot wijziging van het Besluit omgevingsrecht (aanwijzing bovengrondse elektriciteitsleiding als vergunningvrij bouwwerk)

Terugwerkende kracht Betreft Ondertekening Bekendmaking Kamerstukken Ondertekening Bekendmaking

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

18 Tabakswet Vragen en praktijkvoorbeelden Wat u moet weten 18.2 Vragen en praktijkvoorbeelden 18.3 Extra informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Uw kritiek richt zich op twee punten: ventilatie en horeca in sportinstellingen. Hieronder ga ik op beide onderwerpen in.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van...; HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

Wij Willem-Alexander, bij de gratie Gods, Koning der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van Onze Minister van Veiligheid en Justitie van PM 2014, nr. PM;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, van xxx, nr. WJZ/ xxx, directie Wetgeving en Juridische Zaken;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

belang van de ondernemingsraad. Om die reden geeft de kantonrechter voor dit deelbesluit wel vervangende toestemming.

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Besluit leerlinggebonden financiering Page 1 of 5

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

2016 no. 44 AFKONDIGINGSBLAD VAN ARUBA

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Besluit billijke vergoeding artikel 25c Auteurswet

De Raad van State gehoord (advies van, nr. ); HEBBEN GOEDGEVONDEN EN VERSTAAN:

De Afdeling advisering van de Raad van State gehoord (advies van);

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 8 december 2015, VGP;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

ECLI:NL:CBB:2009:BH5223

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Besluit van houdende regels ter uitvoering van artikel 36 van de Politiewet 2012 (Besluit verdeling sterkte en middelen politie)

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, kenmerk MEVA/BO ;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

C O N C E P T. Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, van 2018, nr. DCB/CZW/S&B;

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

Gelet op artikel 6g1, derde lid, van de Wet op het voortgezet onderwijs en artikel 12b, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs BES:

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van,

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Stichting ltz!gj van dearbeid

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

tot wijziging van het Reglement rijbewijzen in verband met de doorberekening van de kosten van het onderzoek in het kader van de vorderingsprocedure

Wet op de loonvorming Wet van 12 februari 1970, houdende regelen met betrekking tot de loonvorming

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Op de voordracht van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van, augustus 2010, kenmerk DMO/OHW-U- ;

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Persoonlijke verzorging, verpleging en begeleiding in thuissituatie door zzp ers mogelijk vanaf 2012

Transcriptie:

V O O R O N T W E R P Besluit van [datum] houdende uitvoering van artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet (Besluit rookvrije werkplek) Op de voordracht van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van (datum), kenmerk; Gelet op artikel 11a, vijfde lid, van de Tabakswet; De Raad van State gehoord (advies van, nummer ); Gezien het nader rapport van de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van (datum), kenmerk; Hebben goedgevonden en verstaan: Artikel 1 De verplichting, bedoeld in artikel 11a, eerste lid, van de Tabakswet, geldt niet: a. gedurende het jaar/de jaren 2004/2004 tot en met 200x in voor publiek bestemde delen van horecagelegenheden die geen deel uitmaken van gebouwen of inrichtingen die krachtens het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten rookvrij zijn; b. in als privé aan te merken en als zodanig aangewezen ruimten; c. in speciaal voor het roken van tabaksproducten aangewezen ruimten; d. in de open lucht of in de open lucht gelegen delen van gebouwen. Artikel 2 1. Tijdens de periode, bedoeld in artikel 1, onderdeel a, dragen werkgevers er zorg voor dat hun werknemers zo min mogelijk hinder of overlast van roken door anderen ondervinden. 2. Met betrekking tot de ruimten, bedoeld in artikel 1, onderdeel b, dragen werkgevers er zorg voor dat hun werknemers zo min mogelijk hinder of overlast van roken door anderen ondervinden. Artikel 3 Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2004. Artikel 4 Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit rookvrije werkplek.

Lasten en bevelen dat dit besluit met de daarbij behorende nota van toelichting in het Staatsblad zal worden geplaatst. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, 2

Nota van toelichting Algemeen Bij Wet van 18 april 2002 (Stb. 2002, 201) is de Tabakswet gewijzigd. Als gevolg hiervan kent de Tabakswet nu artikel 11a. Het eerste lid van dit artikel verplicht werkgevers zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Deze verplichting voor de werkgever komt neer op een wettelijk recht op een rookvrije werkplek voor de werknemer. Met de wettelijke verankering van het recht op een rookvrije werkplek is een einde gekomen aan een periode van ruim tien jaar van zelfregulering op dit terrein. Tijdens de parlementaire behandeling van het voorstel van wet tot wijziging van de Tabakswet oordeelde de Tweede Kamer dat met genoemde zelfregulering weliswaar resultaten zijn geboekt, maar alles bijeen te traag en onvoldoende. Daarom diende het lid Hermann (Groen Links) een amendement in (TK 2000-2001, 26472, nr. 13), dat beoogde het recht op een rookvrije werkplek als een rechtstreeks geldend recht in de Tabakswet op te nemen (in plaats van de mogelijkheid om een zodanig recht op een nader moment bij algemene maatregel van bestuur vast te leggen). Een meerderheid van de Tweede Kamer en vervolgens de Eerste Kamer stemde met het amendement in. Het principe van het recht op een rookvrije werkplek wordt door de organisaties van werkgevers en werknemers, verenigd in de Stichting van de Arbeid (hierna: de Stichting), al geruime tijd onderschreven. In dit verband kan worden verwezen naar een tweetal aanbevelingen van de Stichting: Aanbeveling over de bescherming van de niet-roker op het werk (1992) en De lucht geklaard: een aanbeveling over rookbeleid van ondernemingen (2001). De Stichting onderschrijft hierin ook de schadelijkheid van blootstelling aan tabaksrook (meeroken) voor de gezondheid. Dat naast het zelf (actief) roken van tabaksproducten ook de blootstelling aan andermans tabaksrook (meeroken of passief roken) zeer schadelijk is voor de gezondheid, is al geruime tijd bekend. Zo bracht de Gezondheidsraad in 1990 het advies Passief roken: beoordeling van de schadelijkheid van omgevingstabaksrook voor de gezondheid uit. Omgevingstabaksrook wordt hierin gekwalificeerd als kankerverwekkend. Voor blootstelling hieraan kan volgens de Gezondheidsraad geen veilige ondergrens worden aangegeven. Verder wetenschappelijk onderzoek heeft de schadelijkheid van meeroken alleen maar bevestigd. In 1992 publiceerde in de Verenigde Staten het Environmental Protection Agency (EPA) het onderzoeksrapport Respiratory health effects of passive smoking: lung cancer and other disorders. Vermelding verdienen verder nog de studie Tobacco Smoke and involuntary smoking van het aan de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) gelieerde International Agency for Research on Cancer (IARC) en het Report on the health effects of environmental tobacco smoke (ets) in the workplace van de Ierse Health and Safety Authority en het Office for Tobacco Control, beide verschenen in 2002. Er is in medische en wetenschappelijke kringen consensus over de nadelige gezondheidseffecten van blootstelling aan andermans tabaksrook (meeroken). Die effecten zijn velerlei. Longkanker en hart- en vaatziekten zijn hiervan in die zin de ernstigste, dat zij de dood tot gevolg kunnen hebben. Speciaal bij kinderen kan meeroken leiden tot het ontwikkelen of verergeren van astma, bronchitis en middenoorontsteking. Naast het ontwikkelen van ziekten, kan tabaksrook ook irritatie van de ogen en de neus veroorzaken. 3

Tabaksrook vormt een belangrijk binnenmilieuprobleem. De enige daadwerkelijke oplossing is het volledig rookvrij maken van het binnenmilieu. Het plaatsen en in werking stellen van luchtzuiveringsof ventilatieapparatuur biedt geen afdoende bescherming tegen de genoemde nadelige gezondheidseffecten van blootstelling aan tabaksrook. Hoewel de noodzaak en billijkheid van het recht op een rookvrije werkplek niet ter discussie staan en genoemd recht dus onverkort van kracht zou moeten zijn, voorziet het vijfde lid van artikel 11a in de mogelijkheid om bepaalde, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, categorieën van werkgevers, ruimten in gebouwen of andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht, uit te zonderen. In de toelichting bij het genoemde amendement wordt hiervoor als argument genoemd: Werkgevers kunnen echter niet in alle gevallen zodanige maatregelen treffen dat werknemers hun werk in een volledig rookvrije ruimte kunnen verrichten. Artikel 11a, vijfde lid, biedt tevens de mogelijkheid om bij het uitzonderen nadere regels te stellen. Dit besluit strekt tot zowel het treffen van uitzonderingen als het stellen van nadere regels daarbij. Overleg met betrokken maatschappelijke organisaties De overheid, met name de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW), voert al ruim tien jaar op gezette tijden overleg met betrokken maatschappelijke organisaties over de bescherming van de niet-roker op het werk. Het gaat hier om de organisaties van werkgevers en werknemers, verenigd in de Stichting van de Arbeid. De Stichting is dan ook de vanzelfsprekende gesprekspartner voor de overheid bij de implementatie van het recht op een rookvrije werkplek. Het spreekt vanzelf dat een soepele implementatie van een wettelijke bepaling, die diep ingrijpt in de gang van zaken binnen duizenden bedrijven, gebaat is bij goed overleg met betrokken maatschappelijke organisaties. Met name de Eerste Kamer drong bij de toenmalige Minister van VWS aan op goed overleg met de betrokken maatschappelijke organisaties. Zij zegde dit toe. Vooruitlopend op de wettelijke verankering van het recht op een rookvrije werkplek vond op 6 maart 2002 een bestuurlijk overleg plaats tussen de toenmalige Minister van VWS en de toenmalige Staatssecretaris van SZW enerzijds en een delegatie van het bestuur van de Stichting anderzijds. Daarbij werden van de kant van de overheid de volgende vragen aan de Stichting voorgelegd: 1. welke categorieën werkgevers, ruimten in gebouwen en andere plaatsen waar werkzaamheden worden verricht, komen in aanmerking voor een uitzondering en waarom?; 2. wanneer kan artikel 11a, eerste lid, naar het oordeel van de Stichting in werking treden? Leidraad hierbij was een redelijke termijn voor betrokken partijen om zich goed voor te bereiden op de inwerkingtreding van genoemd artikel. Na overleg met de Stichting van de Arbeid en de daarin vertegenwoordigde organisaties is de datum van inwerkingtreding van artikel 11a, eerste lid in het Besluit van 28 juni 2002, houdende vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet van 18 april 2002 tot wijziging van de Tabakswet (Stb. 2002, 362) bepaald op 1 januari 2004. Na uitgebreide consultatie van de eigen achterban heeft de Stichting bij brief van 5 december 2002 aangegeven welke uitzonderingen volgens haar bij algemene maatregel van bestuur zouden moeten worden getroffen. Hierop is bij brief van 11 maart 2003 gereageerd. Deze brief schetste de contouren van het voorontwerp Besluit rookvrije werkplek, dat vervolgens op xx april 2003 aan de Stichting en aan de organisaties van werkgevers en werknemers in de horecasector is voorgelegd en uitgangspunt vormde voor verder overleg. PM Administratieve lasten en bedrijfseffecten 4

Artikelsgewijs Artikel 1 Onderdeel a Tijdens de parlementaire behandeling van het wijzigingsvoorstel is de horeca in relatie tot artikel 11a, eerste lid, diverse malen aan de orde gesteld. In de toelichting bij het amendement Hermann wordt de horeca genoemd als sector, waar het recht op een rookvrije werkplek moeilijk ligt. Tijdens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is de horeca in relatie tot artikel 11a verscheidene malen besproken. Hieruit kwam naar voren dat er draagvlak bestaat voor het tijdelijk uitzonderen van de horeca. Genoemd draagvlak neemt niet weg dat de blootstelling van werknemers aan tabaksrook juist in (sommige delen van) de horeca bovengemiddeld groot is. De gedachte dat er in de horeca nu eenmaal veel gerookt wordt en dat iedereen die in de horeca werkt een dergelijke blootstelling zou moeten accepteren als een beroepsrisico dat specifiek voor deze sector geldt, kan niet worden overgenomen. Het belang van de volksgezondheid en het recht op een veilige en gezonde werplek moeten (ook) in dit geval prevaleren boven mogelijke andere overwegingen of overwegingen. Daarom is ervoor gekozen de horeca voor de duur van één jaar/ x jaren uit te zonderen. Hiervoor was steeds sprake van het uitzonderen van de horeca. De tekst van artikel 1, onder a, luidt strikt genomen anders, namelijk dat de verplichting van artikel 11a, eerste lid, niet geldt in voor publiek bestemde delen van horecagelegenheden die geen deel uitmaken van gebouwen of inrichtingen die krachtens het Besluit beperking verkoop en gebruik tabaksproducten rookvrij zijn. De woorden voor publiek bestemde delen van horecagelegenheden brengen tot uitdrukking dat de verplichting voor de werkgevers onverkort geldt in de niet voor publiek bestemde delen van horecagelegenheden, zoals bijvoorbeeld ontspanningsruimten voor het personeel en kantoorruimten. Het tweede deel van artikel 1, onder a, maakt duidelijk dat kantines in bijvoorbeeld sportinrichtingen, onderwijsinrichtingen of buurthuizen die onder het Beperkingenbesluit vallen, reeds om die reden rookvrij moeten zijn. Dat de horecafunctie in bijvoorbeeld een zodanige sportinrichting is uitbesteed aan een commerciële horeca-exploitant, doet hieraan niets af. Er is jurisprudentie die dit bevestigt. Onderdeel b Er zijn talrijke voorbeelden van werknemers die (een deel van) hun werkzaamheden verrichten in woningen of anderszins als privé aan te merken ruimten. Hierbij kan worden gedacht aan mensen die in de thuiszorg werken, kraamhulpen, onderhoudsmensen en klantenbezoekers. Verder gaat het om woonvertrekken in bijvoorbeeld verzorgingshuizen en GGZ-instellingen die mensen niet delen met andere bewoners van genoemde inrichtingen. Omdat het niet mogelijk is een limitatieve opsomming te geven, is gekozen voor de algemene formulering als privé aan te merken en als zodanig aangewezen ruimten. De woorden als zodanig aangewezen zijn opgenomen om te bewerkstelligen dat er geen onduidelijkheid kan bestaan over de vraag welke ruimten als privé worden aangemerkt. Deze uitzonderingsbepaling is opgenomen omdat het principieel en praktisch moeilijk is om mensen in hun eigen privé-sfeer te dwingen om niet te roken. Het zou voor werkgevers evenzeer moeilijk zijn om de naleving van een dergelijke bepaling af te dwingen. Omdat het recht op een rookvrije werkplek echter ten principale voor iedere werknemer geldt, is in artikel 2, onder b, bepaald dat werkgevers ondanks de uitzondering in artikel 1, onder b, er toch zorg voor moeten dragen dat hun werknemers, wanneer zij werkzaamheden verrichten in private ruimten, hierbij zo min mogelijk hinder of overlast van tabaksrook ondervinden. 5

De uitzondering voor de als privé aan te merken ruimten zal één jaar na het inwerkingtreden van dit besluit opnieuw worden bezien. Op basis van deze evaluatie zal worden bekeken of het nodig is de uitzondering te continueren. Onderdeel c Werkgevers kunnen besluiten tot het inrichten en aanwijzen van speciale rookruimten, van waaruit zich geen tabaksrook in het gebouw mag verspreiden. Het betreft dus ruimten waar mensen in beginsel niet hoeven te komen in verband met het verrichten van werkzaamheden. Dit neemt niet weg dat bijvoorbeeld onderhouds- en schoonmaakpersoneel de rookruimten wel beroepshalve zullen betreden. Ook wanneer zij hun schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden verrichten wanneer er niet wordt gerookt in de rookruimten, dan nog zal er sprake zijn van blootstelling aan tabaksrook. Deze blijft immers nog uren hangen, nadat er is gerookt. Om deze reden zijn de rookruimten in dit besluit opgenomen. Onderdeel d Dat de verplichting niet geldt in de open lucht, is duidelijk. Onder in de open lucht gelegen delen van gebouwen moeten bijvoorbeeld binnenplaatsen en bordessen worden verstaan. Overkappingen en overdekte terrassen vallen er niet onder. Artikel 2 Ingevolge het eerste lid dienen werkgevers in de horeca, vooruitlopend op de per 1 januari 200x ook voor hen intredende situatie, er zorg voor te dragen dat hun werknemers zoveel als mogelijk beschermd zijn tegen blootstelling aan tabaksrook. Hierbij moet worden opgemerkt dat het plaatsen en in werking stellen van luchtzuiverings- of ventilatieapparatuur werknemers (en bezoekers) niet afdoende beschermt en dus niet kan gelden als een acceptabele manier om werknemers tegen tabaksrook te beschermen, ook niet wanneer het recht op een rookvrije werkplek van toepassing zal zijn op werknemers in de horeca. Werkgevers kunnen aan hun zorgplicht ingevolge het tweede lid op diverse manieren gestalte geven. Zo kan bijvoorbeeld een werkgever in de thuiszorg zijn cliënten verzoeken om ten minste gedurende de aanwezigheid van de thuishulp in hun woning het roken achterwege te laten of tot een minimum te beperken. Een andere mogelijkheid is dat een werkgever in bijvoorbeeld de thuiszorg bij de verdeling van de werkzaamheden rekening houdt met de gevoeligheid van zijn medewerkers voor tabaksrook. Hij zou kunnen vragen wie er (geen) bezwaar heeft tegen het verrichten van werkzaamheden bij een rokende cliënt. Zoals in de toelichting bij artikel 1, onder b, van dit besluit al is opgemerkt, zal de uitzondering voor de als privé aan te merken en als zodanig aangewezen ruimten één jaar na het inwerkingtreden van dit besluit opnieuw worden bezien. Artikel 3 De datum waarop dit besluit in werking treedt is bepaald na overleg met de betrokken maatschappelijke organisaties. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, drs. C.J.I.M. Ross-Van Dorp 6