Instantie. Onderwerp. Datum



Vergelijkbare documenten
Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

appellante, hebbende als raadsman mr. Eric Pringuet, advocaat met kantoor te 9031 Gent (Drongen), [ ],

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Anatocisme. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Partijen werden gehoord in hun middelen en conclusies 111 terechtzitting. De stukken werden ingezien.

Instelling. Onderwerp. Datum

2009/AR/1627- In de zaak van:

12de bis Kamer. 2008/AR/2267- In de zaak van: Hof van beroep te Gent. Terechtzitting van 15 juni 2011

Instelling. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling leper

Instelling. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Arbeidshof te Brussel

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, TWEEDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen: Zitting van:

Instantie. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE ANTWERPEN Afdeling Antwerpen ARREST A.R. 2009/AA/408. Rep. Nr. Vierde kamer OPENBARE TERECHTZITTING VAN ZEVEN JUNI TWEEDUIZEND EN TIEN

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van beroep Antwerpen

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

TWEEDUIZEND EN TWAALF. bediendecontract. tegenspraak. definitief. In de zaak : BVBA B.,

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding voor gepensioneerden. Copyright and disclaimer

Instantie. Onderwerp. Datum

Instantie. Onderwerp. Datum

Auteur. Elfri De Neve. Onderwerp. Echtscheiding in volledig akkoord. Copyright and disclaimer

Hof van Beroep te Gent, twee arresten van 5 februari 2007

Instelling. Onderwerp. Datum

Hof van Cassatie van België


Instelling. Onderwerp. Datum

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

V O N N I S OPENBARE TERECHTZITTING VAN : 18 APRIL de kamer. 1 e blad ARBEIDSRECHTBANK GENT

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

ARBEIDSHOF TE BRUSSEL ARREST

Instantie. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp

Transcriptie:

Instantie Hof van Beroep te Gent Onderwerp Handelsagentuur. Beëindiging. Verjaring vordering. Artikel 20 wet handelsagentuur. Verlies vorderingsrecht Datum 10 juni 2009 Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn aan rechten van intellectuele eigendom, die toebehoren aan bepaalde betrokkenen, en dat er u geen recht wordt verleend op die desbetreffende rechten. M&D Seminars wil u met dit document de nodige informatie verstrekken, zonder dat de in dit document vervatte informatie bedoeld kan worden als een advies. Bijgevolg geeft M&D Seminars geen garanties dat de informatie die dit document bevat, foutloos is, zodat u dit document en de inhoud ervan op eigen risico gebruikt. M&D Seminars, noch enige van haar directieleden, aandeelhouders of bedienden zijn aansprakelijk voor bijzondere, indirecte, bijkomstige, afgeleide of bestraffende schade, noch voor enig ander nadeel van welke aard ook betreffende het gebruik van dit document en van haar inhoud. M&D Seminars - 2010 M&D CONSULT BVBA Eikelstraat 38-9840 DE PINTE Tel. 09/224.31.46 - Fax 09/225.32.17 info@mdseminars.be - www.mdseminars.be

Hof van beroep te Gent 12de BIS Kamer Terechtzitting van 10 06 2009 Nr. 2007/AR/1386 in de zaak van : N.V. O, (voorheen B.V.B.A. M), met maatschappelijke zetel te 9880 Aalter, en met ondernemingsnummer, appellante, hebbende als raadsman mr. Hans Herbrant, advocaat met kantoor te 9880 Aalter, Steenweg op Deinze 43b, tegen VOF D, met maatschappelijke zetel te 9880 Aalter, en met ondernemingsnummer, door tussenkomst van haar aandeelhouders : M. D., bestuurder, wonende te J. V. D. B., aandeelhoudster, wonende te geïntimeerde, hebbende als raadsman mr. Ivan Van Der Vorst, advocaat met kantoor te 9000 Gent, Pekelharing 4,

velt het Hof volgend arrest : Partijen werden gehoord in hun middelen en conclusies in openbare terechtzitting. De stukken werden ingezien. 1. Met dagvaarding betekend op 03.03.2003 zet de vof D, vertegenwoordigd door haar bestuurders, uiteen dat zij sinds 13.10.1998 optrad als handelsagent voor de bvba M en dat laatstgenoemde zonder eerbiediging van de wettelijke opzegtermijn de overeenkomst heeft beëindigd; aldus vordert eerstgenoemde de betaling door de bvba M van 22.533 euro als opzegvergoeding en 54.080 euro uitwinningsvergoeding, de rente vanaf 31.03.2002 en de gedingkosten. De bvba M bevestigt dat partijen in onderlinge samenspraak een einde hebben gesteld aan de overeenkomst per 01.02.2002 zodat de vordering verjaard is, minstens ongegrond; lopende de procedure neemt de nv O de bvba M over en zet zij het geding verder. De vof D ontkent dat er minnelijk een einde werd gesteld aan de samenwerking en vordert de neerlegging van de overtuigingsstukken die zij opsomt, in het licht van de begroting der uitwinningsvergoeding. Het vonnis dd. 15.02.2007 op tegenspraak gewezen door de zesde kamer van de rechtbank van koophandel te Gent ontvangt de vordering, verwerpt de verjaring, stelt vast dat de vof D heeft aangetoond in te stemmen met een minnelijke beëindiging van de agentuur zodat zij geen aanspraak kan maken op vervangende opzegvergoeding en begroot de uitwinningsvergoeding provisioneel op 7.500 euro, waartoe de nv O wordt veroordeeld; de zaak wordt voor het overige naar de rol verzonden. Met verzoekschrift neergelegd ter griffie van dit Hof op 31.05.2007 stelt de nv O tijdig en regelmatig naar de vorm hoger beroep in; zij houdt staande dat de vof D méér dan één jaar na het einde van de samenwerking en zonder enige voorafgaande aanmaning, aanspraak maakt op een opzeg en uitwinningsvergoeding, terwijl partijen minnelijk de samenwerking hebben beëindigd per 01.02.2002 en er aldus geen enkele grond bestaat voor de toekenning van enige opzegvergoeding of uitwinningsvergoeding, minstens heeft de vof D afstand gedaan van dit laatste; aldus vordert de nv O de afwijzing van de oorspronkelijke aanspraken van de vof D als ongegrond. De vof D voert aan dat de bvba M geen bevrijdende verjaring bewijst, terwijl zij nog op verzoek van laatstgenoemde zélf, per 20.03.2002 een factuur voor "gepresteerde diensten" diende op te stellen zodat de overeenkomst alleszins tot dan duurde; zij betwist evenzeer dat deze samenwerking 'minnelijk' zou zijn beëindigd zodat haar aldus een opzegvergoeding over vijf maand dient toegekend te worden, hetzij 22.533 euro; evenzo voert zij aan dat alle voorwaarden vervuld zijn om ook een uitwinningsvergoeding toe te kennen dewelke zij begroot op 54.080,00 dan wel minstens 52.222,33 euro. 2. Partijen betwisten niet dat zij sinds enkele jaren door een mondelinge agentuurovereenkomst verbonden waren, toen daaraan een einde werd gesteld begin 2002. Aangezien er geen geschrift bestaat omtrent één en ander, twisten partijen thans omtrent de datum waarop deze samenwerking eindigde.

Als enige overtuigingsstukken te dezen brengt de vof D de facturen aan die zij in de loop van het jaar 1999 ter betaling heeft aangeboden aan de bvba M (stukken nrs. 1 tot en met 10), de jaarrekening voor het jaar 2000 (stuk nr. 11) en de facturen voor het jaar 2001 (stukken nrs. 12 tot en met 23). De facturen werden blijkbaar maandelijks opgesteld voor de prestaties van de maand voordien, zodat mag worden aangenomen dat er van maand tot maand werd verrekend. Terecht benadrukt de nv O ook dat de bedragen (ex btw) vrij consistent op elkaar aansluiten: zowat 153.000 BEF per maand voor 2000 tot zowat 182.000 BEF voor 2001; terloops mag hierbij worden aangestipt dat het maandgemiddelde dat de vof D berekent, bedragen met btw (de facturen) en zonder btw (de jaarrekening) dooreen gebruikt en in zoverre niet relevant is. 3. Vervolgens werd een factuur opgemaakt per 07.01.2002, ten bedrage van 234.728 BEF, voor geleverde "commerciële diensten" (stuk nr. 24 geïntimeerde); duidelijk betreft deze factuur diensten die vóór deze uitgiftedatum werden gepresteerd, hetzij in december 2001. Een tweede en laatste factuur werd opgesteld op 01.03.2002 met als nr. 39, "conform afspraak 12,5% op omzet" ten bedrage van 6.590,89 euro (ex btw stuk nr. 26 geïntimeerde); volgens het aangehecht bericht werd deze factuur per fax verzonden naar de bvba M op 12.03.2002, waarop laatstgenoemde als volgt reageerde met haar brief van 20.03.2002 (stuk nr. 25 geïntimeerde): "In bijlage bezorgen wij u zoals afgesproken faktuur nr 39 dd 01.03.2002 terug. Gelieve ons een aangepaste faktuur te bezorgen van 4.544,62 euro (exclusief btw 21%). Van zodra wij in het bezit zijn van deze nieuwe faktuur gedateerd op 20.03.2002 gaan wij ogenblikkelijk over tot betaling van dit bedrag via overschrijving op uw rekeningnummer VOF D. Gelieve verder op uw factuur als omschrijving te vermelden: «voor gepresteerde diensten»". 4. Het is duidelijk dat er in de factuur van 01.03.2002 enkel prestaties worden aangerekend van vóór deze datum, en zeker niet van ná deze datum. De verbeteringen op deze factuur bewijzen al evenmin dat er ná die datum nog enige activiteit werd ontplooid in het kader van de handelsagentuur; integendeel werpt de bvba M precies op dat de vof D met betrekking tot de periode vóór 01.03.2001 meer aanrekende dan wat zij had gepresteerd hetgeen laatstgenoemde zelfs niet eens aanvecht. Ten onrechte roept de vof D vervolgens in dat de 'slotfactuur' (zoals zij die zelf omschrijft) pas op 20.03.2002 werd opgemaakt. Vooreerst kan een dergelijke 'slotfactuur' van die datum niet worden aangeduid tussen haar neerliggende overtuigingsstukken. Bovendien is het wel degelijk met de factuur van 01.03.2002 dat zij haar laatste prestaties ten voordele van de bvba M aanrekent; het is niet omdat de bvba M deze dan (deels) verworpen heeft als overdreven, dat een eventuele correctie (in min) van latere datum, zou kunnen aantonen dat de overeenkomst ondertussen verder liep. Het is daarbij tekenend te moeten vaststellen dat de vof D nergens aanvoert dat zij enige opmerking of enig protest heeft laten gelden tegen het verzoek van de bvba M om een 'slotfactuur' op te maken, zelfs niet tegen het verzoek van laatstgenoemde om die te verminderen.

De bewering dat wat voorafgaat niet noodzakelijk aantoont dat de samenwerking beëindigd was op 01.03.2002, strijdt met de vaststelling dat de vof D nergens voorhoudt noch bewijst dat zij ná deze laatste datum nog enige activiteit ten voordele van de bvba M zou hebben hernomen. Hieromtrent anders oordelen zou inhouden dat het einde van de samenwerking nooit kan worden vastgesteld, zelfs al levert de agent geen enkele activiteit meer voor de principaal. De bewering dat de bvba M zelf aantoonde dat partijen door de overeenkomst gebonden waren, waar zij nog op 20.03.2002 voorstelde om de factuur op die datum op te maken met als omschrijving "gepresteerde diensten", overtuigt al evenmin: de mondeling afgesloten handelsagentuur bestond er niet in facturen op te maken en/of te verbeteren, maar wel om publicitaire ruimte in de uitgaven van de principaal te slijten. Aldus moet blijken dat de vof D haar laatste prestaties ten voordele van de bvba M aanrekende voor een bedrag van 4.544,62 euro op 01.03.2002, terwijl er geen enkele verdere aanspraak met betrekking tot prestaties vanaf 01.03.2002 voorligt. De vaststelling dat dit bedrag vrij precies strookt met het gemiddelde maandbedrag tijdens het jaar voordien (4.506,67 euro) bewijst nog niet dat de vof D alzo enkel prestaties voor één maand, de maand januari, aanrekende. Al evenmin overtuigt de bvba M (thans de nv O) aldus in haar uiteenzetting dat de overeenkomst moet zijn geëindigd op 01.02.2002, terwijl zij verder geen enkel ander bewijs aanbrengt voor deze bewering. 5. De wet van 13.04.1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst staat er niet aan in de weg dat door een loutere wilsovereenstemming in deze zin, partijen een einde stellen aan hun samenwerking; de wet legt daartoe ook geen (vorm)vereisten op, zodat partijen de datum waarop het contract daadwerkelijk zal eindigen kunnen vastleggen en de agent uiteindelijk zelfs afstand kan doen van zijn recht op opzegtermijn. Hiervóór werd vastgesteld dat de vof D haar 'slotfactuur' heeft opgesteld per 01.03.2002, blijkbaar op verzoek van de bvba M, terwijl er geen verdere samenwerking wordt aangetoond van ná deze datum. Blijkbaar verwierp laatstgenoemde dan deze factuur omdat er teveel werd aangerekend. Noch ter gelegenheid van deze 'slotfactuur', noch bij de 'verbetering' ervan heeft de vof D ooit laten gelden dat de bvba M de opzegtermijn niet zou hebben geëerbiedigd; integendeel kon de eerste rechter noteren dat de vof D ogenschijnlijk zonder enig voorbehoud gevolg gaf aan deze vraag tot vermindering van haar laatste factuur verre van enig voorbehoud omtrent opzegvergoeding (of uitwinningsvergoeding) te laten gelden. Aldus kon de eerste rechter aannemen dat partijen in gemeen overleg de beëindiging van hun samenwerking hebben geregeld, terwijl hetgeen voorafgaat toelaat aan te nemen dat ook de opzegtermijn in onderling overleg werd vastgelegd en nageleefd alleszins heeft de vof D daaromtrent de bvba M niet nuttig in kennis gesteld van een andersluidende regeling. 6. Waar art. 26 van de wet van 13.04.1995 betreffende de handelsagentuurovereenkomst bepaalt dat de rechtsvorderingen die uit de agentuurovereenkomst ontstaan, verjaren één jaar na het eindigen van die overeenkomst en er hiervóór werd vastgesteld dat de overeenkomst beëindigd was op 01.03.2002, leidt de toepassing van art. 54 Ger. W. ertoe dat de termijn van één jaar berekend moet worden tot de dag vóór 01.03.2003, hetzij vrijdag 28.02.2003.

Bovendien bepaalt art. 20 van diezelfde wet dat de handelsagent zijn recht op de uitwinningsvergoeding verliest indien hij de principaal niet binnen een jaar na de beëindiging van de overeenkomst ervan in kennis gesteld heeft dat hij voornemens is zijn rechten te doen gelden. Waar dit 'verlies' al niet eens kan worden aangemerkt als een proceshandeling in de zin van art. 48 Ger. W. en deze termijn dan ook niet kan worden 'verlengd' in toepassing van art. 53 Ger. W., doet de vof D pas blijken van enige aanspraak in uitwinningsvergoeding in de dagvaarding betekend op maandag 03.03.2002. Aldus kan er slechts worden vastgesteld dat de vof D niet binnen een jaar na de beëindiging van de overeenkomst de bvba M in kennis gesteld heeft van haar voornemen om haar rechten te doen gelden en zodoende haar recht op uitwinningsvergoeding verloren heeft. 7. Gelet op wat voorafgaat en de concrete omstandigheden van dit dossier enerzijds en anderzijds de vaststelling dat de eerste rechter de beslissing omtrent de kosten heeft aangehouden tot bij de afhandeling ten gronde, hetgeen evenwel pas voor het eerst alhier kon plaats grijpen, worden de kosten voor de eerste aanleg geregeld als onderstaand. Om deze redenen, Het Hof, rechtdoende op tegenspraak; met toepassing van art. 24 van de wet van 15.06.1935 op het taalgebruik in gerechtszaken; verklaart het principaal hoger beroep toelaatbaar en gegrond; verklaart het incidenteel hoger beroep toelaatbaar doch ongegrond; vernietigt het aangevochten vonnis en opnieuw wijzende; verklaart de oorspronkelijke vordering van de vof D ontvankelijk doch wijst deze af als ongegrond; om de redenen hoger aangehaald, wordt de rechtsplegingsvergoeding voor eerste aanleg over en weer gecompenseerd en wordt elk der partijen verwezen in de overige door hen voorgeschoten kosten met betrekking tot deze instantie; veroordeelt de vof D in de kosten van deze instantie, aan de zijde van de nv O op heden begroot op: 186,00 euro rolrecht en 3.000 euro rechtsplegingsvergoeding hoger beroep; Aldus gewezen door de twaalfde bis kamer van het Hof van beroep te Gent, zetelende in burgerlijke zaken samengesteld uit Joseph Baudrez, alleenrechtsprekend raadsheer bijgestaan door Achiel Ferdinande, griffier en uitgesproken door de alleenrechtsprekend raadsheer in openbare terechtzitting op tien juni tweeduizend en negen.