Notitie van de Werkgroep werkwijze raad: Procedure benoeming wethouders (en raadsleden)



Vergelijkbare documenten
Verboden handelingen en gedragscode raadsleden Artikel 15 Opleggen geheimhoudingsplicht Artikel 25

Invulling vacature wethouder en instelling commissie onderzoek geloofsbrieven

Voorwaarden waaraan de commissie toetst

Wettelijk kader integriteit

Gedragscode. voor de leden van de rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten, Oegstgeest en Leidschendam- Voorburg

Zaaknummer : Datum : 27 maart 2017

Gemeentewet, overzicht van de artikelen betreffende de Rekenkamer

GESTRUCTUREERDE VRAGENLIJST BEWUSTWORDINGSGESPREK KANDIDAAT DB-LEDEN

Gedragscode voor het college van Burgemeester en Wethouders bij de gemeente Maasdriel

Integer handelen. Gedragscode voor raads- en (toegevoegde) commissieleden. Gemeente Waalwijk

Integer handelen. Gedragscode voor de leden van het College. Gemeente Waalwijk

Na het advies van de commissie onderzoek geloofsbrieven wethouders gehoord te hebben, stel ik u voor te besluiten:

* Functionaliteit Het handelen van een bestuurder heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur.

Gedragscode integriteit voor politieke ambtsdragers

gelet op het bepaalde in de artikelen 15 lid 3, 41c lid 2 en 69 lid 2 van de Gemeentewet;

Gedragscode bestuurlijke integriteit gemeente Gilze en Rijen 2004

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 27 juni 2014, volgnummer 39;

Wettelijke grondslag: artikel de artikelen 15 lid 3, 41c lid 2 en 69 lid 2 van de Gemeentewet;

*Z00714CA8F5* RAADSVOORSTEL. Gedragscode voor het college. contactpersoon + tel.nr C.J. Rootjes Tel (0294)

De Provinciewet en de Rekenkamer

NOTITIE VERBODEN HANDELINGEN EN INTEGRITEIT VOOR RAADS- EN COMMISSIELEDEN

PROVINCIAAL BLAD JAARGANG: 2014 NR.: 065

Gedragscode integriteit politiek ambtsdragers Waterschap Vallei en Veluwe

Het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden; gelezen het voorstel van dijkgraaf en hoogheemraden van 20 april 2010;

GEDRAGSCODE VOOR RAADSLEDEN, WETHOUDERS EN BURGEMEESTER

Drentse gedragscode integriteit Commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten

AAN DE GEMEENTERAAD. Nummer : 2012/12 Datum : 17 februari 2012 Onderwerp : Gedragscode politieke ambtsdragers. Geachte raad,

Gemeenteblad Nijmegen. Jaartal / nummer 2013 / 71. Naam Gedragscode Politieke Ambtdragers (2013) Publicatiedatum 25 april 2013.

Behoort bij raadsvoorstel , titel: Gedragscode integriteit 2017

Gedragscode Raad van Beheer

Gedragscode van college en raadsleden van gemeente Moerdijk 2012

Gedragscode integriteit voor raadsleden, wethouders en de burgemeester

Gemeenteblad van Zaltbommel 2006 Nr. 2.2

Themabijeenkomst Politieke Integriteit. Gemeente Heerhugowaard 25 september 2018

Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden.

Gedragscode NVM bestuurders

SO/ Griffie. Gedragscode voor politiek ambtsdragers van de gemeente Hengelo

2. Indien de raad een rekenkamer instelt, zijn de navolgende artikelen van dit hoofdstuk alsmede hoofdstuk XIa van toepassing.

Gedragscode voor de leden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik 2013

G R I F F I E raadsgriffie@woerden.nl

Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van LTO Noord dd. 8 juni 2015

TOELICHTING op de Verordening op de rekenkamercommissie Wassenaar, Voorschoten en Oegstgeest.

Nr (gewijzigd) Houten, 27 januari 2003

Onderwerp: Gedragscode bestuurlijke integriteit voor de burgemeester en de wethouders van de gemeente Lelystad 2015 vast te stellen

Bijlage 3: Gedragscode integriteit politieke ambtsdragers gemeente Heerde, december 2015, versie 4.0.

Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Den Helder 2014

Gedragscode voor bestuurders en ambtenaren van de gemeente Kampen

Integriteitscode Raadsleden en Raadsfracties gemeente Venlo

Integriteitsverklaring kandidaat-leden van het dagelijks bestuur

Nevenfuncties lokale volksvertegenwoordigers en bestuurders = een handreiking voor D66-bestuurders =

Integer handelen. Gedragscode voor de burgemeester en wethouders Integer handelen Gedragscode voor de burgemeester en wethouders

Deel 1. Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Onderwerp Gedragscode bestuurlijke integriteit voor de burgemeester en de wethouders van de gemeente Lelystad 2014 vast te stellen

Gedragscode integriteit.

Gedragscode. Voor de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden van de Algemene Rekenkamer van Sint Maarten.

GEDRAGSCODE POLITIEK AMBTSDRAGERS GEMEENTE ENSCHEDE 2014

Gedragscode bestuurlijke integriteit voor bestuurders van de gemeente Tholen

gelezen het voorstel van het presidium d.d. 6 maart 2014, nr ,

RiedsbeslĂșt. De raad van de gemeente Achtkarspelen; gelezen het voorstel van het presidium van 28 november 2014;

op voordracht van dijkgraaf en hoogheemraden van Schieland en de Krimpenerwaard van 16 augustus 2011;

Drentse gedragscode integriteit Commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten en Provinciale Staten

Gedragscode politiek ambtsdragers

03 oktober Integriteit heeft alles te maken met de kwaliteit van het openbaar bestuur en het vertrouwen van de burgers in hun overheid.

Gemeentewet Wettekstenbundel voor het openbaar bestuur INKIJKEXEMPLAAR

Bijlage bij het Statenvoorstel inzake Gedragscode integriteit bestuurders provincie Flevoland 2013 (nr ).

Deel I Kernbegrippen integriteit van politiek ambtsdragers

Integriteit. van politieke ambtsdragers in gemeente Lingewaal 2009

Overzicht van regelgeving die samenhangt met de integriteit van wethouders en de burgemeester

C O N C E P T. gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 14 maart 2017, corsanummer ;

Modelgedragscode voor de gemeenteraad en deelraden van de Gemeente Amsterdam

b e s l u i t : Verordening rekenkamercommissie Meppel

Modelgedragscode voor de wethouders en leden van dagelijkse besturen van de Gemeente Amsterdam

Zundertse Regelgeving Wetstechnische informatie

Gedragscode gemeenteraad. (Schijn van) belangenverstrengeling. (Schijn van) corruptie. Deze gedragscode geldt voor raadsleden en fractie-assistenten.

Gedragscode integriteit

Gemeente n Eergen op Zoom

Thema Integriteit Werkconferentie Gemeente Den Helder 19 januari 2012

B DE HEEMRADEN

Verordening klachtenbehandeling gemeente Enschede

Gedragscode bestuurlijke integriteit ambtenaren

Toelichting Gedragscode integriteit 2017 Gemeente Best

integriteit Tatenhove-Meesen

In een glazen huis. Gedragscode politiek ambtsdragers gemeente Brummen

Vastgesteld door het Algemeen Bestuur van LTO Noord

- 1 - Gedragscode bestuurlijke integriteit. gelet op het bepaalde in de artikelen 15 lid 3, 41c lid 2 en 69 lid 2 van de Gemeentewet;

Raadsbesluit Reg. nr :

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Gewijzigde verordening op de rekenkamercommissie Zeist 2011

Integriteitscode december 2012 aangevuld april 2013

Gedragscode politieke ambtsdragers gemeente Eindhoven

Modelgedragscode voor de burgemeester en voorzitters van de dagelijkse besturen van de Gemeente Amsterdam

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 november 2017

Integriteitscode van de Koninklijke Nederlandse Biljart Bond

Bijlage 6: Algemene gedrags- en Integriteitcode

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal

December Inhoudelijk stappenplan integriteitstoets kandidaat-wethouders

Gedragscode voor politiek ambtsdragers van de gemeente Hengelo

Gedragscode Bestuurlijke. Integriteit. Collegeleden.

Transcriptie:

Notitie van de Werkgroep werkwijze raad: Procedure benoeming wethouders (en raadsleden) Aanleiding December 2012 heeft de raad de Notitie Naar een duale(re) raad vastgesteld. Naar aanleiding daarvan is de Werkgroep vernieuwing werkwijze ingesteld. Op tal van punten heeft die werkgroep ondertussen voorstellen gedaan en uitgeprobeerd. Een van de onderwerpen waaraan de werkgroep aandacht dient te besteden maar waar ze tot op heden nog niet aan toe is gekomen is een toetsingsmethode voor de aanstelling van nieuwe wethouders. Het is goed om ook nog even op een rij te zetten wat er al geregeld is bij de benoeming van raadsleden en wethouders alvorens te kijken naar mogelijkheden voor verbetering en verduidelijking. Context Landelijk heeft het onderwerp benoeming raadsleden en wethouders, met name in het kader van de integriteitbevordering, de laatste tijd veel aandacht gekregen. De laatste jaren zijn er veel incidenten geweest die gemeenten en hun politieke ambtsdragers negatief in het nieuws brachten. Dat is beschadigend voor de ambtsdragers maar ook voor de desbetreffende gemeenten en het openbaar bestuur in het algemeen. Hieruit volgt dat er meer en meer wordt nagedacht over preventieve maatregelen om incidenten te voorkomen en om de bewustwording en transparantie te stimuleren. Er is bijvoorbeeld een wetswijziging in procedure die de Commissaris van de Koning en de burgemeester de taak geven om de bestuurlijke integriteit te bevorderen. In de provincie Limburg hebben Commissaris en burgemeesters onlangs een gezamenlijk initiatief genomen om na de verkiezingen alle te benoemen wethouders uniform te laten screenen op integriteitrisico s door een extern bureau. Tal van bureaus sturen op dit moment dan ook wervende folders rond om hun diensten aan te prijzen. Voor bestuurlijk Kapelle ligt dus ook de vraag voor hoe hier mee om te gaan. Benoeming van raadsleden In de artikelen 10 tot en met 15 Gemeentewet (voor alle wetsteksten e.d. zie bijlage) zijn de wettelijke eisen voor de benoembaarheid van raadsleden vastgelegd. In artikel 7 van ons Reglement van orde is geregeld dat voorafgaand aan de installatie van een raadslid gecontroleerd wordt of het aankomende raadslid aan de wettelijke eisen voldoet. Het onderzoek van de geloofsbrieven, zoals dat met een ouderwetse term genoemd wordt, gebeurt door een commissie. In het Reglement van orde is de samenstelling en de werkwijze van deze Commissie voor de geloofsbrieven beschreven. Het artikel geeft voor raadsleden ook al aan dat de door de raad vastgestelde Gedragscode hierbij betrokken wordt. De Gedragscode is een wettelijk verplicht maar niet bindend document dat de raad zelf vaststelt. Onze raad volgt vrijwel volledig de Model- Gedragscode die landelijke is vastgesteld en aanbevolen. De Gedragscode geeft aan dat politieke ambtsdragers, raadsleden, wethouders en burgemeester, een voorbeeldfunctie 1

hebben. Zij dienen zich te laten leiden door een vijftal principes en zij zijn ook aanspreekbaar daarop. Die principes zijn dienstbaarheid, functionaliteit, onafhankelijkheid, openheid, betrouwbaarheid en zorgvuldigheid. Daar tekent men ook voor en men is bereid om ook indien gewenst verantwoording naar elkaar af te leggen, in het besef dat een integere raad ieders belang dient en ook boven het belang van elk individueel raadslid of elke raadsfractie uit gaat. Van belang bij het onderzoek zijn met name de volgende bepalingen uit de Gedragscode: 2.1 Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn financiële belangen in of bij ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. De opgave geschiedt voor wat betreft de collegeleden bij de secretaris en voor wat betreft de raadsleden en de leden van de raadscommissies bij de griffier. 2.7 Een politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere vervulling van de politieke functie. 2.8 Een lid van het college dat een functie wil vervullen anders dan uit hoofde van de functie, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. 2.9 Een politieke ambtsdrager geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn. Belangrijk is wel dat deze toetsing aan de Gedragscode nooit de benoeming in de weg kunnen staan. In het verslag van de Commissie moet dus ook helder het onderscheid tussen de toetsing aan de Gemeentewet en aan de Gedragscode gemaakt worden. Doel van deze toetsing aan de Gedragscode is dus vooral om openheid rond dit thema te verkrijgen en daardoor dit gevoelige onderwerp bespreekbaar te maken van. Zo kunnen waar mogelijk problemen voorkomen worden die als zich eenmaal een kwestie voordoet veel lastiger bespreekbaar is. Benoeming van wethouders is een raadsverantwoordelijkheid De gemeenteraad benoemt en ontslaat de wethouders. Die is daarmee de eerstverantwoordelijke voor het bewaken van de kwaliteit en van de integriteit van wethouders. Een toetsing van de kwaliteit van kandidaat-wethouders lijkt echter toch in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de partijen die wethouders voordragen. Daarnaast zal dit onderwerp van gesprek kunnen zijn binnen de coalitiebesprekingen. De raad heeft bij de benoeming slechts de eindverantwoordelijkheid en zou er van uit mogen gaan dat slechts vaardige en kundige personen voorgedragen worden. In steeds meer gemeenten komt men op grond van de ervaringen in het land met aftredende wethouders tot de conclusie dat meer werk van gemaakt moet worden van de toetsing op integriteit en dan met name voor wat het punt belangenverstrengeling. Al is men ook nog wel op zoek naar de juiste vorm en inhoud. Kapelle is geen uitzondering. 2

In de provincie Limburg heeft men een hele grote stap gezet, waarbij de vraag gesteld kan worden of dat niet te ver gaat. De Commissaris van de Koning heeft onlangs samen met alle burgemeesters een voorstel gedaan om alle kandidaat-wethouders voordat over de benoeming gestemd gaat worden gescreend zullen worden door een extern bureau. Iedereen gaat dus langs dezelfde meetlat en via de zelfde werkwijze. Dat lijkt voor Kapelle vooralsnog een wel erg zware procedure en ongetwijfeld ook een waar flinke kosten aan verbonden zijn. Beoordeling wethouders Bij de benoeming van wethouders is in art 7 lid 6 van het Reglement van orde een soortgelijke regeling getroffen als bij raadsleden. Voor wethouders gelden evenzeer een aantal benoemingseisen op grond van de Gemeentewet en wel de artikelen 36a en 36b. Opvallend is wel dat bij de bepaling voor wethouders alleen wordt verwezen naar de wettelijke eisen en niet naar de Gedragscode. Terwijl bij wethouders dat toch zeker ook van belang is, misschien nog wel meer dan bij raadsleden. Het lijkt daarom verstandig om aan artikel 7 lid 6 van het Reglement van orde toe te voegen dezelfde zin als in lid 1: Bij het onderzoek wordt de door de raad vastgestelde gedragscode betrokken. Van belang daarbij zijn met name de volgende bepalingen: 2.1 Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn financiële belangen in of bij ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. De opgave geschiedt voor wat betreft de collegeleden bij de secretaris en voor wat betreft de raadsleden en de leden van de raadscommissies bij de griffier. 2.7 Een politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere vervulling van de politieke functie. 2.8 Een lid van het college dat een functie wil vervullen anders dan uit hoofde van de functie, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. 2.9 Een politieke ambtsdrager geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn. 2.10 Een politieke ambtsdrager behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie, tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van de gemeente. 2.11 De kosten, die een bestuurder maakt in verband met een functie uit hoofde van zijn functie, worden vergoed door de instantie waar de functie wordt uitgeoefend. Belangrijke voorwaarden bij deze beoordeling zijn dat van de Commissie voor de geloofsbrieven een kritische maar wel onpartijdige houding verwacht wordt. Het werk wordt immers namens de hele raad verricht. Ook is van groot belang dat men de vereiste vertrouwelijkheid in acht neemt ten aanzien van privacygevoelige informatie. 3

Een praktisch punt is nog wel de feitelijke organisatie en planning van de toetsing. Het lijkt verstandig om een vragenformulier op te stellen met daarin vragen over de in de gedragscode genoemde zaken. Dit zou door de commissie besproken kunnen worden met de kandidaat wethouders. Duidelijk is dan wel dat dit gesprek niet tijdens de raadsvergadering waarin de verkiezing van wethouders op de agenda staat kan plaats vinden. Daar zal een aparte bijeenkomst van de commissie, minstens een week van te voren, voor moeten gekozen worden. Verklaring omtrent het Gedrag (VoG) Te overwegen valt bovendien ook om voor wethouders een Verklaring omtrent het gedrag (VoG) te vragen. Een VoG is een verklaring waaruit blijkt dat het gedrag in het verleden geen bezwaar vormt voor het vervullen van een specifieke taak of functie in de samenleving. De Dienst Justis (Ministerie van VenJ) screent het gedrag van personen die een VOG aanvragen en geeft de VoG's af. Als iemand een VoG aanvraagt, doet Justis onderzoek naar het justitiële verleden van een natuurlijk persoon (NP) of rechtspersoon (RP). Om een baan te kunnen krijgen is het in veel gevallen nodig om een VoG te kunnen overleggen. Voor beroepen als politieagent of onderwijzer is dit zelfs (wettelijk) verplicht. Men krijgt in ieder geval een VoG als men geen strafbaar feit heeft gepleegd dat relevant is voor de betreffende functie. Voor tal van mensen met een bijzondere positie en dus verantwoordelijkheid wordt dit gevraagd, dus waarom niet voor een wethouder? Al moet beseft worden dat ook een VoG niet waterdicht is. Vaste Commissie onderzoek geloofsbrieven Het verdient aanbeveling om de Commissie voor de geloofsbrieven van de raadsleden ook actief te laten zijn bij de benoeming door de raad van de wethouders. Daardoor zal er meer ervaring worden opgedaan en zal er meer continuïteit in de werkwijze ontstaan. De commissieleden kunnen zich dan ook goed voorbereiden op hun taak. De huidige raad zou alvast zo n commissie kunnen benoemen met daarin de raadsleden die naar verwachting in de volgende periode terug zullen komen. Potentiële kandidaat-wethouders zouden dan vanzelfsprekend niet in aanmerking kunnen komen voor deze commissie. Dezelfde personen zouden ook de Commissie voor de benoeming van wethouders kunnen vormen of de eerste commissie kan een bredere taak krijgen en dus beide taken kunnen combineren. Ook kan alvast een tweetal plaatsvervangende leden benoemd worden voor het geval een commissielid al dan niet tijdelijk niet beschikbaar zou zijn. Voorgesteld wordt Aan artikel 7 lid 6 van het reglement van orde van de gemeenteraad van Kapelle, vastgesteld december 2012 de zin toe te voegen: Bij het onderzoek naar de benoembaarheid van de wethouders, wordt de door de raad vastgestelde gedragscode betrokken. Aan artikel 7 een nieuw lid (7) toe te voegen: De kandidaat-wethouder legt de documenten en informatie over die nodig zijn voor de door de commissie te verrichten 4

toetsing. Daaronder valt in ieder geval een door het Ministerie van Veiligheid en Justitie verstrekte Verklaring omtrent gedrag. De kandidaat-wethouder maakt bovendien alle overige door hem/haar in dat verband relevant geachte informatie aan de commissie kenbaar, waaronder relevante zakelijke en financiële belangen. Aan artikel 7 een nieuw lid (8) toe te voegen : De kandidaat-wethouder wordt in de gelegenheid gesteld de documenten en aangedragen informatie mondeling toe te lichten. Nog voor de komende raadsverkiezingen van 19 maart een vaste commissie voor geloofsbrieven te benoemen bestaande uit drie raadsleden en drie plaatsvervangende leden. De Commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven ook te belasten met het onderzoek naar de benoembaarheid van de wethouders. 5

Overzicht relevante wetsartikelen en bepalingen uit de Gedragscode politieke ambtsdragers van de gemeente Kapelle Artikel 7 RvO Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging; benoeming wethouders 1. Bij elke benoeming van nieuwe leden van de raad stelt de raad een commissie in bestaande uit drie leden van de raad. De commissie onderzoekt de geloofsbrieven, de daarop betrekking hebbende stukken van nieuw benoemde leden. Bij het onderzoek wordt de door de raad vastgestelde gedragscode betrokken. 2. De commissie brengt na haar onderzoek van de geloofsbrieven schriftelijk verslag uit aan de raad en doet daarbij een voorstel voor een besluit. In het verslag wordt ook melding gemaakt van een minderheidsstandpunt. 3. Het onderzoek van het proces-verbaal van het centraal stembureau gebeurt in de laatste samenkomst van de raad in oude samenstelling na de verkiezingen. 4. Na een raadsverkiezing roept de voorzitter de toegelaten leden van de raad op om in de eerste vergadering van de raad in nieuwe samenstelling, bedoeld in artikel 18 van de Gemeentewet, de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. 5. In geval van een tussentijdse vacaturevervulling roept de voorzitter een nieuw benoemd lid van de raad op voor de vergadering van de raad waarin over diens toelating wordt beslist om de voorgeschreven eed of verklaring en belofte af te leggen. 6. Bij de benoeming van een wethouder wordt in overeenstemming met het eerste lid een commissie ingesteld welke onderzoekt of de kandidaat voldoet aan de eisen van de Gemeentewet. Op de werkwijze van deze commissie is het tweede lid van overeenkomstige toepassing. Artikel 10 Gemeentewet 1. Voor het lidmaatschap van de raad is vereist dat men ingezetene van de gemeente is, de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt en niet is uitgesloten van het kiesrecht. 2. Zij die geen onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn, dienen tevens te voldoen aan de vereisten dat: a. zij rechtmatig in Nederland verblijven op grond van artikel 8, onder a, b, d, e of l, van de Vreemdelingenwet 2000 of op grond van een overeenkomst tussen een internationale organisatie en de Staat der Nederlanden inzake de zetel van deze organisatie in Nederland, en b. zij onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad gedurende een onafgebroken periode van ten minste vijf jaren ingezetene van Nederland waren en beschikten over een verblijfsrecht 6

als bedoeld onder a, dan wel rechtmatig in Nederland verbleven op grond van artikel 8, onder c, van de Vreemdelingenwet 2000. 3. Geen lid van de raad kunnen zijn zij die geen Nederlander zijn, en als door andere staten uitgezonden leden van diplomatieke of consulaire vertegenwoordigingen, in Nederland werkzaam zijn, alsmede hun niet-nederlandse echtgenoten, geregistreerde partners of levensgezellen en kinderen, voor zover dezen met hen een gemeenschappelijke huishouding voeren. Artikel 11 Ter vervulling van een tussentijds opengevallen plaats is niet benoembaar tot lid van de raad hij die na de laatstgehouden periodieke verkiezing van de leden van de raad wegens handelen in strijd met artikel 15 van het lidmaatschap van de raad is vervallen verklaard. Artikel 12 1. De leden van de raad maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de raad zij vervullen. 2. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de in het eerste lid bedoelde functies op het gemeentehuis. Artikel 13 1. Een lid van de raad is niet tevens: a. minister; b. staatssecretaris; c. lid van de Raad van State; d. lid van de Algemene Rekenkamer; e. Nationale ombudsman; f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman; g. commissaris van de Koning; h. gedeputeerde; i. secretaris van de provincie; j. griffier van de provincie; k. burgemeester; 7

l. wethouder; m. lid van de rekenkamer; n. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid; o. lid van een deelraad; p. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente; q. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt. 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een lid van de raad tevens wethouder zijn van de gemeente waar hij lid van de raad is gedurende het tijdvak dat: a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing. 3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder q, kan een lid van de raad tevens zijn: a. ambtenaar van de burgerlijke stand; b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht; c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs. Artikel 14 1. Alvorens hun functie te kunnen uitoefenen, leggen de leden van de raad in de vergadering, in handen van de voorzitter, de volgende eed (verklaring en belofte) af: "Ik zweer (verklaar) dat ik, om tot lid van de raad benoemd te worden, rechtstreeks noch middellijk, onder welke naam of welk voorwendsel ook, enige gift of gunst heb gegeven of beloofd. Ik zweer (verklaar en beloof) dat ik, om iets in dit ambt te doen of te laten, rechtstreeks noch middellijk enig geschenk of enige belofte heb aangenomen of zal aannemen. 8

Ik zweer (beloof) dat ik getrouw zal zijn aan de Grondwet, dat ik de wetten zal nakomen en dat ik mijn plichten als lid van de raad naar eer en geweten zal vervullen. Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!" (Dat verklaar en beloof ik!") Artikel 15 1. Een lid van de raad mag niet: a. als advocaat of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de gemeente of het gemeentebestuur dan wel ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur; b. als gemachtigde in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de wederpartij van de gemeente of het gemeentebestuur; c. als vertegenwoordiger of adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het met de gemeente aangaan van: 1e. overeenkomsten als bedoeld in onderdeel d; 2e. overeenkomsten tot het leveren van onroerende zaken aan de gemeente; d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende: 1e. het aannemen van werk ten behoeve van de gemeente; 2e. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de gemeente; 3e. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de gemeente; 4e. het verhuren van roerende zaken aan de gemeente; 5e. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de gemeente; 6e. het van de gemeente onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen; 7e. het onderhands huren of pachten van de gemeente. 2. Van het eerste lid, aanhef en onder d, kunnen gedeputeerde staten ontheffing verlenen. 3. De raad stelt voor zijn leden een gedragscode vast. 9

Artikel 36a 1. Voor het wethouderschap gelden de vereisten voor het lidmaatschap van de raad, bedoeld in artikel 10, met dien verstande dat in artikel 10, tweede lid, onder b, voor «de dag waarop de gemeenteraad beslist over de toelating als lid tot de gemeenteraad» gelezen wordt: de dag waarop zij tot wethouder worden benoemd. 2. De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd. 3. Dezelfde persoon kan niet in meer dan één gemeente wethouder zijn. Artikel 36b 1. Een wethouder is niet tevens: a. minister; b. staatssecretaris; c. lid van de Raad van State; d. lid van de Algemene Rekenkamer; e. Nationale ombudsman; f. substituut-ombudsman als bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Wet Nationale ombudsman; g. commissaris van de Koning; h. gedeputeerde; i. secretaris van de provincie; j. griffier van de provincie; k. lid van de rekenkamer van de provincie waarin de gemeente waar hij wethouder is, is gelegen; l. lid van de raad van een gemeente; m. burgemeester; n. lid van de rekenkamer; o. ombudsman of lid van de ombudscommissie als bedoeld in artikel 81p, eerste lid; p. lid van een deelraad; 10

q. lid van het dagelijks bestuur van een deelgemeente; r. ambtenaar, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt; s. ambtenaar, door of vanwege het Rijk of de provincie aangesteld, tot wiens taak behoort het verrichten van werkzaamheden in het kader van het toezicht op de gemeente; t. functionaris die krachtens de wet of een algemene maatregel van bestuur het gemeentebestuur van advies dient. 2. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder l, kan een wethouder tevens lid zijn van de raad van de gemeente waar hij wethouder is gedurende het tijdvak dat: a. aanvangt op de dag van de stemming voor de verkiezing van de leden van de raad en eindigt op het tijdstip waarop de wethouders ingevolge artikel 42, eerste lid, aftreden, of b. aanvangt op het tijdstip van zijn benoeming tot wethouder en eindigt op het tijdstip waarop de goedkeuring van de geloofsbrief van zijn opvolger als lid van de raad onherroepelijk is geworden of waarop het centraal stembureau heeft beslist dat geen opvolger kan worden benoemd. Hij wordt geacht ontslag te nemen als lid van de raad met ingang van het tijdstip waarop hij zijn benoeming tot wethouder aanvaardt. Artikel X 6 van de Kieswet is van overeenkomstige toepassing. 3. In afwijking van het eerste lid, aanhef en onder r, kan een wethouder tevens zijn: a. ambtenaar van de burgerlijke stand; b. vrijwilliger of ander persoon die uit hoofde van een wettelijke verplichting niet bij wijze van beroep hulpdiensten verricht; c. ambtenaar werkzaam voor een school voor openbaar onderwijs. 11

Gedragscode Deel I Kernbegrippen van bestuurlijke integriteit Leden van het dagelijks en algemeen bestuur van een gemeente stellen bij hun handelen de kwaliteit van het openbaar bestuur centraal. Integriteit van het openbaar bestuur is daarvoor een belangrijke voorwaarde. De belangen van de gemeente, en in het verlengde daarvan die van de burgers, zijn het primaire richtsnoer. Integriteit van politieke ambtsdragers houdt in dat de verantwoordelijkheid die met de functie samenhangt wordt aanvaard en dat er de bereidheid is om daarover verantwoording af te leggen. Verantwoording wordt intern afgelegd aan collegabestuurders, collega-raadsleden dan wel aan de raad, maar ook extern aan organisaties en burgers voor wie bestuurders en raadsleden hun functie vervullen. Een aantal kernbegrippen is daarbij leidend en plaatst bestuurlijke integriteit in een breder perspectief. Dienstbaarheid Het handelen van een politieke ambtsdrager is altijd en volledig gericht op het belang van de gemeente en op de organisaties en burgers die daar onderdeel van uitmaken. Ook al kan het gewenst zijn in de discussies het belang van een burger of instelling te benadrukken, omdat dat belang kennelijk nog niet voldoende aandacht heeft gekregen, het gaat erom, dat uiteindelijk een belangenafweging plaatsvindt, waarbij het individuele belang wordt afgewogen tegen het algemeen belang, dat de politieke ambtsdrager, wordt geacht te dienen. Besluiten, die in het verleden zijn genomen, worden gerespecteerd, tenzij er sprake is van belangrijke gewijzigde of aanvullende feiten of omstandigheden. Functionaliteit Het handelen van een politieke ambtsdrager heeft een herkenbaar verband met de functie die hij vervult in het bestuur. Onafhankelijkheid Het handelen van een politieke ambtsdrager wordt gekenmerkt door onpartijdigheid, dat wil zeggen dat geen vermenging optreedt met oneigenlijke belangen en dat ook iedere schijn van een dergelijke vermenging wordt vermeden. Ook het fractie- of partijbelang kan bij het handelen of de afweging voor een beslissing een rol spelen. Vermeden moet worden dat naar buiten de indruk bestaat dat dit belang als enige de doorslag heeft gegeven. Openheid Het handelen van een politieke ambtsdrager is transparant, opdat optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen volledig inzicht hebben in het handelen van de bestuurder en zijn beweegredenen daarbij. De gemeente dient betrouwbaar, integer en voorspelbaar te zijn in haar gedrag. Openbaarheid van stukken en vergaderingen is regel. 5 Van openbaarheid kan worden afgezien als de belangen van de gemeente of de privacy van de burger door de openbaarheid kunnen worden geschaad. Betrouwbaarheid Op een politieke ambtsdrager moet men kunnen rekenen. Die houdt zich aan zijn afspraken. Kennis en informatie waarover hij uit hoofde van zijn functie beschikt, wendt hij aan voor het doel waarvoor die zijn gegeven. 12

Zorgvuldigheid Het handelen van een politieke ambtsdrager is zodanig dat alle organisaties en burgers op gelijke wijze en met respect worden bejegend en dat belangen van partijen op correcte wijze worden afgewogen. Deze externe zorgvuldigheid is evenzeer van toepassing op het interne functioneren van de bestuursorganen en het functioneren van die organen ten opzichte van elkaar. De politieke ambtsdragers behandelen elkaar met respect. Als zij van mening verschillen, gaan zij hiermee op een beschaafde manier om: de discussie spitst zich toe op de inhoud van het meningsverschil, niet op de persoon die de mening uit. Er worden geen insinuerende opmerkingen gemaakt. Met inachtneming van de vrijheid van meningsuiting, wordt in schriftelijke of andere uitingen (bijvoorbeeld via de media, in partijbijeenkomsten, -organen, bij ingezonden brieven, websites in fora of weblogs) respectvol opgetreden en respectvol met elkaar omgegaan. Deze kernbegrippen zijn de toetssteen voor de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen moeten aan deze kernbegrippen getoetst kunnen worden. 2 Belangenverstrengeling 2.1 Een politieke ambtsdrager doet opgave van zijn financiële belangen in of bij ondernemingen en organisaties waarmee de gemeente zakelijke betrekkingen onderhoudt. De opgave is openbaar en door derden te raadplegen. De opgave geschiedt voor wat betreft de collegeleden bij de secretaris en voor wat betreft de raadsleden en de leden van de raadscommissies bij de griffier. 2.2 Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomt de politieke ambtsdrager (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen. 2.3 Een oud-politieke ambtsdrager wordt het eerste jaar na de beëindiging van zijn ambtstermijn uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente, waaraan hij verbonden was. 2.4 Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een politieke ambtsdrager over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat. 2.5 Een politieke ambtsdrager die familie- of vriendschapsbetrekkingen of anderszins persoonlijke betrekkingen heeft met een aanbieder van diensten of zaken aan de gemeente, onthoudt zich van deelname aan de besluitvorming over de betreffende opdracht. 2.6 Een politieke ambtsdrager neemt van een aanbieder van diensten aan de gemeente geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kunnen beïnvloeden. 2.7 Een politieke ambtsdrager vervult geen nevenfuncties die een structureel risico vormen voor een integere vervulling van de politieke functie. 2.8 Een lid van het college dat een functie wil vervullen anders dan uit hoofde van de functie, bespreekt dit voornemen in het college. Daarbij komt tevens aan de orde hoe wordt gehandeld met betrekking tot eventuele vergoedingen en de te maken kosten. 13

2.9 Een politieke ambtsdrager geeft ten behoeve van de openbaarmaking van zijn nevenfuncties en q.q.-nevenfuncties aan voor welke organisatie de functies worden verricht, wat het tijdsbeslag is en of de functies bezoldigd zijn. 2.10 Een politieke ambtsdrager behoudt geen inkomsten uit een q.q.-nevenfunctie, tenzij dat op grond van de wet geheel of gedeeltelijk is toegestaan. De inkomsten komen ten goede aan de kas van de gemeente. 2.11 De kosten, die een bestuurder maakt in verband met een functie uit hoofde van zijn functie, worden vergoed door de instantie waar de functie wordt uitgeoefend. Integriteitstoets voor alle nieuwe wethouders Limburg Binnenlands Bestuur, 17 sep 2013 Saskia Buitelaar Nieuwe wethouders in Limburg worden voortaan onderworpen aan een integriteitsonderzoek. De burgemeesters van de 33 gemeenten in Limburg hebben vorige week ingestemd met een voorstel van de Stuurgroep Integriteit, die onder leiding staat van de Limburgse Commissaris van de Koning Theo Bovens. Voor de gemeenteraadsverkiezingen invoeren De burgemeesters willen de maatregel nog voor de komende gemeenteraadsverkiezingen invoeren. Volgens Bovens woordvoerder Hans Albersen bestaat er bij de Limburgse gemeenten duidelijk behoefte aan centrale en uniforme afspraken over een integriteitstoets. Op dit moment toetst een handjevol gemeenten de integriteit van nieuwe bestuurders en dat doen ze elk op hun eigen manier. De burgemeesters kiezen er nu voor om overal dezelfde verplichte toets in te voeren. Vragenlijst over financiële belangen Hoe het onderzoek er precies uit komt te zien, wordt nader uitgewerkt, zegt Albersen. Uitgansgpunt zal daarbij de integriteitstoets voor gedeputeerden zijn, die Limburg eerder invoerde. Kandidaat-wethouders krijgen een vragenlijst die inzicht moet verschaffen in hun financiële belangen, maatschappelijke functies en waar mogelijk belangenverstrengeling kan ontstaan, legt Albersen uit. De antwoorden worden met de betrokkene besproken en het advies dat daaruit naar voren komt zal worden voorgelegd aan de gemeenteraad. De inhoud van het gesprek komt niet op straat, zegt Albersen. Dat wordt alleen met de burgemeester besproken. Kostenbesparing Het voordeel van een uniforme toets is niet alleen dat nieuwe wethouders in elke gemeente dezelfde procedure doorlopen. Door het onderzoek gezamenlijk uit te besteden aan een extern bureau kunnen ook kosten worden bespaard, aldus de Limburgse CvdK. 14