Misdaadnieuws en het publiek

Vergelijkbare documenten
Transcriptie:

L. Gunther Moor Beleid & Maatschappij 1982/6 163-168 «Boom Meppel 1. Inleiding De veronderstelling, dat opvattingen van het publiek ten aanzien van criminaliteit in belangrijke mate worden bepaald door het nieuws over criminaliteit, zoals dat door de massamedia wordt verspreid, is in de criminologie langzamerhand een gemeenplaats. De effecten die het verslaan van misdaadnieuws door de massamedia bij het publiek zou sorteren, kunnen als volgt worden samengevat: - het kennisnemen van misdaadnieuws zou de angst voor criminaliteit bij het publiek bevorderen. Indien de hoeveelheid misdaadnieuws in de media toeneemt, zou de angst voor criminaliteit ook toenemen; - het kennisnemen van misdaadnieuws zou de bezorgdheid voor criminaliteit bij het publiek doen toenemen. De bezorgdheid zou groter worden naarmate de hoeveelheid misdaadnieuws toeneemt; - het kennisnemen van misdaadnieuws zou de publieke opvattingen over de strafrechtspleging doen verharden. Bij een toename van de hoeveelheid misdaadnieuws zou het publiek strengere straffen, verscherping van de strafwetgeving en uitbreiding van de taken en bevoegdheden van de politie wensen; - het kennisnemen van misdaadnieuws zou de aangiftebereidheid van het publiek bevorderen. Een grotere hoeveelheid misdaadnieuws zou een toename van de aangiftebereidheid betekenen. Uit deze opsomming blij kt dat aan de massamedia een grote directe invloed wordt toegeschreven in de beoordeling van criminaliteit door het publiek. Deze veronderstellingen zijn geïnspireerd door de opvatting dat de massamedia over een grote overredende macht beschikken het publiek te beïnvloeden. Deze opvatting is klassiek te noemen. Sinds het bestaan van de massamedia duikt zij telkenmale op, waarbij al naar gelang het ideologische standpunt van de beschouwer een positieve of een negatieve werking aan de massamedia wordt toegeschreven. De positieve werking zou erin bestaan, dat de massamedia de mensheid op een hoger cultureel, politiek en zedelijk peil zouden brengen. Bij de negatieve werkingen wordt veelal gesproken over het zaaien van onrust en verderf onder de bevolking ten gevolge van het voortdurend blootgesteld staan aan de boodschappen van de massamedia. In dit artikel zal ik pogen aan te geven dat boodschappen inde massamedia geen directe, onmiddellijke effecten hebben. Dit betekent echter niet dat massacommunicatie in het maatschappelijke definiëringsproces van criminaliteit geen rol speelt. Er zijn wel degelijk indirecte effecten. In een proces van wederzijdse beïnvloeding geven journalisten en.ontvangers reliëf aan het beeld van criminaliteit in de massamedia. 2. De hypothese over versterking van deviantie en de bezwaren daartegen Een gedetailleerde theoretische uiteenzetting over de effecten van misdaadnieuws geeft Wilkins met zijn hypothese over versterking van deviantie (deviance amplification).1 Deze hypothese komt voor wat betreft criminaliteit op het volgende neer. Een toename in de geregistreerde criminaliteit heeft een stijgende bezorgdheid over criminaliteit in de massamedia ten gevolge. Dit leidt bij het publiek eveneens tot een toegenomen bezorgdheid. Dit resulteert in een grotere aangiftebereidheid van het publiek; daardoor neemt de geregistreerde criminaliteit weer toe en het proces begint opnieuw. Tegen deze hypothese kunnen de nodige bezwaren worden geopperd. In de eerste plaats is het nog maar de vraag of een toename van de geregistreerde criminaliteit een toenemende bezorgdheid in de massamedia ten gevolge heeft, die zich zou uiten in de hoeveelheid misdaadnieuws. Uit verschillende inhoudsanalytische onderzoekingen blijkt, dat de aandacht voor criminaliteit in kranten zich op een relatief stabiel niveau beweegt.2 Dit niveau blijkt onafhankelijk te zij n van fluctuaties in de officieel geregistreerde criminaliteit. Uit onderzoekingen komt wel naar voren, dat in de massamedia een sterk vertekend beeld van de vele vormen van criminaliteit wordt gegeven. Deze constatering behoeft geen opzien te baren. De massamedia bestaan immers bij de gratie van het niet-alledaagse. Alleen bepaalde typen van criminaliteit vindt men in L. Gunther Moor (1944) studeerde algemene politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam Thans is hij verbonden aan de Werkgroep Criminologie van het Instituut voortoegepastesociologie(katholiekeuniversitéitnijmegen).lnopdracht van hetministerievan binnenlandse zaken verricht hij onderzoek naar de invloed van de politie op hetopenbaar bestuur. Adres: De Vlier22,6581 WE Malden, tel.:080-582918. 163

het informatiepakket van de massamedia terug. Vooral blijkt er een sterke nadruk op agressieve criminele gedragingen te worden gelegd. Deze vormen een zeer a-typische representatie van de veelheid van criminele gedragingen. Een tweede bezwaar tegen de deviance amplificationhypothese is, dat een direct, oorzakelijk verband wordt verondersteld tussen boodschappen in de massamedia en houdingen van het publiek. De hypothese van Wilkins vormt in dit opzicht een onderdeel van de theorie, die in de studie der massacommunicatie te boek staat als de injectienaald-theorie (hypodermic needle theory). Aan deze theorie ligt de idee ten grondslag dat het publiek is te beschouwen als een amorfe massa, rechtstreeks te beïnvloeden individuen. Dit stimulus-respons model is in allerlei onderzoekingen weerlegd.3 Tussen stimulus en respons zijn als het ware filters geplaatst. Deze filters of interveniërende variabelen hebben in het algemeen als effect dat de boodschappen van de massamedia bestaande attituden en meningen versterken. Bij deze interveniërende variabelen kan men denken aan de processen van selectieve perceptie, selectieve blootstelling en selectief onthouden van mediaboodschappen en voorts aan variabelen als het beeld van het medium, lidmaatschap van groepen en groepsnormen, de ontvangstsituatie, het optreden van opinieleiders en dergelijke. Alleen ten opzichte van nieuwe verschijnselen, waarover nog geen attituden en meningen zijn gevormd, kan er van een directe beïnvloeding van het publiek door de massamedia sprake zijn. Hiervan is ook sprake in het geval van nieuwe vormen van criminaliteit; men denke aan terreuracties zoals gijzelingen en kapingen, of inbreuken op de privacy door middel van afluisterapparatuur en data-systemen. Het behoeft echter geen betoog dat de meeste vormen van criminaliteit niet als nieuwe verschijnselen kunnen worden aangemerkt. 3. De wisselwerking tussen journalisten en publiek Veronderstellingen gebaseerd op de idee, dat de massamedia over een grote overredende macht zouden bezitten, zijn grotendeels uit de lucht gegrepen. De individuele lezer, luisteraarof kijker vormt geen weerloos slachtoffer overgeleverd aan de luimen van de journalistiek. Iedere vorm van communicatie, dus ook massacommunicatie, wordt gekenmerkt dooreen wisselwerking tussen zenders en ontvangers. Bij directe 164 face to face contacten zijn de rollen van zenders en ontvangers verwisselbaar: de ontvanger beschikt immers over de mogelijkheid van een rechtstreeks wederwoord en neemt aldus de rol van zender over. In het geval van massacommunicatie beschikt de ontvanger alleen over een indirect wederwoord: hij/zij kan de redactie een brief sturen, of bij een krant het abonnement opzeggen.4 In de routine van de dagelij k- se productie van nieuws baseren journalisten zich op de door hen gepercipieerde opvattingen van hun publiek. De produktie van nieuws is het voegen van het ongewone, niet-alledaagse in bestaande, herkenbare dimensies. Nieuws appelleert aan clichés, aan de veronderstelde dominante waarden van de beoogde ontvangers. De berichtgeving over complexe maatschappelijke verschijnselen wordt geritualiseerd in eenduidige, gemakkelijk te herkennen, coherente opvattingen, over hoe het in de wereld toegaat. In feite typt de journalist stereotypen op het blad in de schrijfmachine. Het thema criminaliteit past ook in dit stramien. De recipiënten van media-boodschappen verwachten kennis te nemen van in het oog springende criminele gedragingen. In hoeverre zij dit in concreto doen, hangt af van hun belangstelling voor human interestnieuws, waartoe de berichtgeving over criminaliteit kan worden gerekend. Zo ontstaat een wisselwerking tussen de overrepresentatie van ernstige, veelal agressieve, delicten in de massamedia en de verwachtingen der recipiënten. De massamedia vormen slechts een schakel in de keten van informatiedragers omtrent criminaliteit. Andere schakels zijn, bijvoorbeeld, gesprekken met vrienden, verhalen van slachtoffers, criminele gedragingen en activiteiten van de politie waarvan men getuige is, en uitspraken van politici, hoewel deze laatste veelal via de massamedia worden gedistribueerd. De massamedia zijn ingebed in het interactiepatroon van individuen. Hierbij kan worden opgemerkt, dat de berichtgeving in de massamedia mede de inhoud aangeeft van een aantal directe (face-to-face) interacties. De massamedia zijn als het ware betrokken bij het opstellen van de agenda der gespreksonderwerpen, die door het individu in de dagelijkse contacten met anderen wordt afgewerkt. Zij vormt een gemeenschappelijke bron, waaruit op ieder moment kan wor

den geput om gesprekken met anderen op gang te brengen, respectievelijk te vergemakkelijken.5 Uit het onderzoek van Coenen en Van Dijk komt naar voren dat het voeren van een gesprek over criminaliteit vooral geschiedt naar aanleiding van het lezen van kranteartikelen.6 Op grond van hun analyse van gesprekken naar aanleiding van kranteartikelen stellen de onderzoekers vast dat misdaadartikelen vooral een gespreksonderwerp vormen voor vrouwen en ouden van dagen. Zij lezen weliswaar even vaak misdaadartikelen als andere bevolkingsgroepen, maar nemen van de overige artikelen minder vaak kennis. Zij hebben derhalve naar verhouding meer aandacht voor misdaadnieuws. Uit het bovenstaande kan worden afgeleid, dat tussen de massamedia en het publiek in een proces van wederzijdse beïnvloeding een tweevoudige aanpassing plaatsvindt. Allereerst passen journalisten de berichtgeving in de massamedia aan bij de door hen veronderstelde interessen van de beoogde ontvangers.7 In de tweede plaats bepaalt de aandacht die in de verschillende massamedia wordt besteed aan iedere willekeurige issue,.de breedte van het spectrum van de publieke discussies over die issue. Bij controversiële onderwerpen kan een breed spectrum worden gesignaleerd. In de massamedia komen dan zeer uiteenlopende standpunten aan bod. Een recent voorbeeld hiervan vormt de publieke discussie over de wenselij k- heid van kernenergie. De argumenten van voor- en tegenstanders worden in de verschillende massamedia breed uitgespannen, met als gevolg dat iedere geïnteresseerde zich redelijk kan oriënteren en eventueel kan inhaken op de gevoerde discussie. Het sociale probleem criminaliteit vormt daarentegen onder het publiek nauwelijks een controversieel onderwerp. Onvrede over het veronderstelde coulante optreden van strafrechtelij k functionarissen is een vrij algemeen verbreid gevoelen.8 De relatief grote mate van consensus ten aanzien van criminaliteit lijkt te worden bevestigd in opvattingen over de bestrijding van criminaliteit. Aangezien de publieke opvattingen omtrent criminaliteit vooral betrekking hebben op de naar verhouding slechts incidenteel voorkomende zeer ernstige delicten, is het waarschijnlijk dat een harde repressieve aanpak van criminaliteit steun zou ontvangen uit brede lagen van de bevolking. In de berichtgeving omtrent crimineel gedrag komt de hierboven gememoreerde consensus tot uiting. De journalistiek bewandelt in dit opzicht smalle platgetreden paden, waarop slechts sporadisch van de consensus afwij kende meningen worden geduld. In al dan niet bloemrijke taal worden in cliché-berichten in het oog springende criminele gebeurtenissen weergegeven. Het ontbreken van een publieke discussie houdt de consensus in stand. Een voorbeeld hiervan is de discussie over een verdere humanisering van de strafrechtspleging. Deze discussie vindt voornamelijk plaats tussen vakgenoten, die daartoe mede een aantal vaktijdschriften tot hun beschikking hebben. Ondanks het feit dat het publiek op belangrijke momenten bij de strafrechtspleging is betrokken, vindt deze discussie in de meeste massamedia nauwelijks weerklank. Terwijl bij justitiële autoriteiten twijfel kan worden gesignaleerd aan het nut van de traditionele sancties (getuige de werkzaamheden van de Commissie Alternatieve Strafrechtelijke Sancties) voeren de meeste redacties van de massamedia een typische middle-of-the-road policy door niet in te gaan op de problemen van de strafrechtspleging. Liever verzorgen zij berichten over het gloedvolle betoog van een officier van justitie en/of de emotionele ontboezemingen van een verdachte. De berichten over de handhaving van het strafrecht kunnen worden gekenschetst als een gestage stroom van op incidenten geënte verhalen, waarin de ontwikkelingen, die zich in het strafrecht voordoen, niet of nauwelijks worden besproken. Er bestaan gelukkig uitzonderingen. Dit geldt met name voor de rechtbankverslagen, die door Van Veen in Het Parool worden verzorgd. Deze journalist analyseert op scherpzinnige en kritische wijze het gebeuren ter terechtzitting. De leden van de zittende en staande magistratuur en van de advocatuur worden in deze verslagen niet gespaard. Hierbij moet worden aangetekend dat Van Veen in de loop der jaren meer een columnist is geworden dan een gezichtsbepalende rechtbankverslaggever.9 4. Misdaadnieuws als een categorie van human interest-nieuws Hierboven kwam ter sprake dat misdaadnieuws tot het type berichten behoort, waarvan kennis wordt genomen door ontvangers, die hechten aan human interestnieuws. In twee onderzoeken inzake mediaoriëntatie en programmavoorkeur van de Amsterdamse bevol 165

king zijn Bergsma en Mokken erin geslaagd vier onderling onafhankelijke velden van belangstelling voor nieuws te onderscheiden.10 Het zijn de volgende categorieën van nieuws: (1) human mtererf-nieuws. Het betreft hier nieuws over criminaliteit, verkeersongevallen, natuurrampen en dergelijke. Bergsma en Mokken typeren dergelijk nieuws als volgt: Het is het nieuws over de doorsnee mens, de kleine man van Louis Davids. Hij heeft geen toegang tot de kanalen van massacommunicatie. Hij maakt geen nieuws maar wordt tot nieuws gemaakt en dat pas als hem onverhoeds iets is overkomen: als hij ondereen auto komt o f een zeer grote snoek vangt, als hij zich aan een ander vergrijpt o f door een ander wordt gegrepen, als hij de voetbalpool wint of met2500 lotgenoten omkomt in een natuurramp ; (2) politiek nieuws: de berichtgeving over lokale, nationale en internationale politieke gebeurtenissen; (3) spectaculair nieuws. Het betreft hier nieuws over prominente personen: adel, vorstenhuizen, amusementssterren en soortgelijke representanten van maatschappelijke elites. Kortom, nieuws over lieden die over een soepele entree tot de media beschikken, in tegenstelling tot de personen, die de onderwerpen vormen van human interest-niewws; (4) cultureel nieuws: de berichtgeving over allerlei vormen van kunstzinnige evenementen. Daarnaast hebben Bergsma en Mokken zich verdiept in het publieksbereik van de verschillende categorieën nieuws. Onder publieksbereik kan worden verstaan het gedeelte van de lezers, kijkers of luisteraars, dat min of meer geregeld van een bepaalde categorie nieuws kennis neemt. Het bleek dat voor dagbladen de redactionele rubrieken, waarin human interest-meuws werd behandeld, verreweg over het grootste publieksbereik beschikten. De aandacht voor criminaliteit in de massamedia is voornemalijk afgestemd op de behoefte aan human interest-nieuws van een in kwantitatief opzicht belangrijk gedeelte der ontvangers, van wie de massamedia voor hun voortbestaan mede afhankelijk zijn. Voor degenen echter, die niet uit louter overwegingen van human interest zijn gemotiveerd kennis te nemen van berichten over criminaliteit, vormen de massamedia in ieder geval een volstrekt onvoldoende informatiebron. 166 5. De ruiltheorie De wisselwerking tussen journalisten en het publiek kan worden geanalyseerd met behulp van de zogenaamde ruiltheorie (exchange theory). In sociaalwetenschappelijk opzicht liggen aan de ruiltheorie de volgende premissen ten grondslag: 1) sociaal gedrag kan worden verklaard in termen van beloningen. Deze beloningen (winsten) vormen al dan niet tastbare goederen en diensten, die de behoeften en doeleinden van een individu bevredigen; 2) individuen trachten beloningen (winsten) te maximaliseren en straffen (verliezen) te minimaliseren; 3) sociale interactie vindt zijn oorsprong in het feit dat anderen de beschikking hebben over de door een individu gewaardeerde al dan niet tastbare goederen en diensten. Teneinde te bewerkstelligen dat een ander het individu beloont, dient hij/zij op zijn/ haar beurt de ander van beloningen te voorzien; 4) sociale interactie wordt dus gezien als een ruil van wederkerige belonende activiteiten, waarbij de ontvangst van een beloning afhankelijk is van de verschafte wederdienst; 5) de ruil van beloningen kan zowel onmiddellijk als gespreid over de tijd plaatsvinden.11 Bij massacommunicatie vindt een ruil plaats. Journalisten voorzien het publiek van informatie in ruil waarvoor zij geld en respect ontvangen. Het ruilobject geld wordt door het publiek langs indirecte weg beschikbaar gesteld. Een krant, een tijdschrift, een radio- en een televisieprogramma houden alleen stand wanneer een voldoende aantal leden van het publiek ervoor belangstelling blijft tonen. Indien aan deze voorwaarde wordt voldaan, kan aan de betreffende journalist salaris (het ruilobject geld) worden uitbetaald. Bij het opstellen van berichten is het streven van journalisten informatie te verschaffen met een zo groot mogelijke weerklank bij hun lees-, luister- of kijkpubliek: de wisselwerking tussen journalisten en publiek. De selectieve handelingen en reacties van de ontvangers van mediaboodschappen en het inspelen van journalisten op hun beoogde publiek dragen ertoe bij, dat de massamedia doorgaans - innoverende gebeurtenissen uitgesloten - de reeds bestaande attituden, cognities en/of gedragingen van recipiënten bevestigen, respectievelijk versterken. De massamedia handhaven als het ware de status quo. Welke betekenis heeft de ruiltheorie voor de interac

ties tussen journalisten en het publiek ten aanzien van gebeurtenissen die in het strafrechtelijke systeem plaatsvinden? Van welke ruilobjecten is er bij deze interacties sprake? Van de zijde der journalisten wordt gemakkelijk toegankelijke, immers met dominante opvattingen over criminaliteit overeenstemmende, informatie aangeboden. Van het publiek ontvangen zij hiervoor geld en respect terug. Zoals gezegd vormt criminaliteit onder het publiek nauwelij ks een controversieel onderwerp. Dit impliceert dat de toonzetting van berichten over criminaliteit in vrijwel alle massamedia dezelfde is: nadruk op ernstige agressieve delicten, geen aandacht voor oorzaken van criminaliteit. Ten aanzien van het thema criminaliteit lijken de scheidslijnen tussen linkse of rechtse en tussen kwaliteits- of populaire massamedia niet of nauwelijks te bestaan: de massamedia richten zich naar de opvattingen van het publiek over delinquenten en crimineel gedrag. Deze dominante opvattingen zijn nauwelijks omstreden en culmineren in repressieve houdingen ten aanzien van straftoemeting. 6. De ruiltheorie en de uses and gratifïcations approach De verklaring van de interacties tussen journalisten en het publiek met behulp van de ruiltheorie sluit goed aan bij de zogenaamde 'uses and gratifications approach uit de studie der massacommunicatie.12 Bij deze benadering is men niet zozeer geïnteresseerd wat de massamedia met het publiek doen, als wel wat het publiek met de massamedia doet. Welk gebruik maken recipiënten van de massamedia en welke voordelen hebben zij door kennis te nemen van de boodschappen der massamedia? Aan de nadruk op het gebruik van de massamedia ligt de idee ten grondslag dat dit gebruik in overeenstemming is met de waarden en belangen, het groepslidmaatschap en de sociale rollen van de recipiënten. De boodschappen der massamedia vormen een schakel tussen het individu en zijn/haar omgeving en maken een meer bevredigende relatie tussen het individu en zijn/haar omgeving mogelijk. Uit de veelheid van boodschappen die door de massamedia worden verspreid, kiest het individu datgene wat overeenkomt met zijn/haar achtergrond en behoeften. McQuail noemt als voorbeelden die aan het gebruik van massamedia vastzitten het verkrijgen van nieuws en informatie uit de onmiddellijke of wijdere omgeving; het ontvluchten of verminderen van angst, eenzaamheid en andere persoonlijke moeilijkheden, meestal door identificatie met een held of heldin; het ontvangen van steun, de bevestiging van en de toename van zelfbewustheid; het aangereikt krijgen van gespreksonderwerpen; het ritualiseren van de dagindeling (de krant dient s ochtends op de mat te liggen, anders begint de dag niet goed).13 De wijze waarop het onderwerp criminaliteit in de massamedia wordt verslagen, bevestigt de dominante repressieve opvattingen en gevoelens ten aanzien van delinquenten en crimineel gedrag. Deze opvattingen en gevoelens zijn in belangrijke mate afgestemd op ernstige agressieve delichten, juist het type criminaliteit waarvoor de massamedia de meeste aandacht hebben. Eén van de oorzaken van deze eenzijdige toonzetting is de wisselwerking tussen journalisten en publiek. Als ruilobject bieden journalisten informatie aan, die gemakkelijk aanspreekt en aansluit bij de gevoelens en opvattingen van grote delen van het publiek. Het gebruik maken van deze informatie biedt het voordeel dat bestaande opvattingen en gevoelens worden bevestigd. Daarnaast kan het voordeel voor sommigen van een trefzeker onderwerp van gesprek worden gememoreerd. De berichtgeving over criminaliteit brengt de cognitieve wereld van de meeste ontvangers niet aan het wankelen. Integendeel, die wereld draait niet, maar blijft zo vast staan als een huis. Noten 1 L. Wilkins, Social D eviance, London: Tavistock 1964. 2 Zie bijvoorbeeld F. Harris, P r e s e n ta tio n o fc r im e in N e w s - p a p ers Minneapolis 1932; F. J. Davis, Crime News in ColoradoNewspapers, in: American Journal ofsociology, 1952, pp. 325-330; R. J. Roshier, Crime and the press, in: N e w Society. 1971, pp. 502-506; R. J. Roshier, The selection of crime news by the press, in: S. Cohen and J. Young (eds.), T h e M a n u fa c- ture o f N ew s, London 1973, pp. 28-39. Uit de studie van G. Cumberaton and A. Beardsworth, Criminals, Victims and Mass Communication, in: E. C. Viano (ed.), V ictim s a n d S o c ie ty,w a s h in g to n 1976, pp. 72-90, blijkt dat circa 5% van het totale nieuws in kranten het thema criminaliteit als onderwerp heeft. Zij baseren dit cijfer op de uitkomsten van onderzoek hiernaar gedurende de periode 1890-1970. Volgens het onderzoek van A. W. M. Coenen en J. J. M. van Dijk, M isdaadverslagleggin g in N ed erla n d, s- Gravenhage 1976, varieerde de redactionele ruimte, die in een aantal Nederlandse dagbladen in de periode 1966-1974 aan criminaliteit besteed werd, van 1,40% tot 3,86% van de totale redactionele omvang. 167

3 Een samenvatting van deze onderzoeken en een aanzet tot theorievorming over de effecten van massamedia vindt men bij J. T. Klapper, T h e E ffe c ts o f M a ss C o m m u n ic a tio n, New York 1960. 4 InH. J. A. Hofland, O p m e rk in g e n o v e r d e ch a o s, Amsterdam 1963, wordt gesproken over de onverdraagzaamste abonnee. Deze stelt grenzen aan de terminologie die de journalist gebruikt, de keuze van het onderwerp en het commentaar dat hij/zij geeft. D e jo u rn a list w o rd t o n p erso o n lijk, h ij verm ijd t h e t co n tro versiële en h o u d t z ic h b ij h e t le venlo ze d a t n ie m a n d a a n sto o t g eeft. 5 Dit blijkt ook uit de bekende studie van B. Berelson, What missing the newspaper means, in: P. F. Lazarsfeld and F. M. Stanton (eds.), C o m m u n ic a tio n R esea rch 1948-1949, New York 1949, pp. 11-129. Zaterdagmiddag 30 juni 1945 gingen de bezorgers van acht grote kranten in New York City in staking. De staking duurde zeventien dagen. In de eerste stakingsweek werden zestig diepgaande interviews gehouden met lezers uit Manhattan. Op grond van deze interviews formuleerde Berelson een aantal nuttige hypothesen: kranten worden rationeel (voor het verkrijgen van nieuws en informatie) en irrationeel (voor het leggen van sociale contacten en, indirect, voor het verkrijgen van sociaal prestige) gebruikt: de krant wordt gemist omdat het lezen van een krant een ceremoniële, ritualistische handeling is ge worden. 6 A. W. M. Coenen en J. J. M. van Dijk, Politieverslaggeving, koffiepraat en angst voor misdrijven, in: T ijd sch rift voor C rim inologie, 1978, pp. 86-100. 7 Illustratief in dit verhaal is de uitspraak van de Amerikaanse journalist Irwin geciteerd in D. L. Altheide, C reating R eality. H o w T V N ew s D isto rts E ve n ts, Beverly Hills, Cal. 1976, p. 30. We will give the public what it wants, without bothering to elevate the commonwealth. If we find that people prefer murders, then murders they shall have. 8 Vergelijk L. Gunther Moor, Readies van Luisteraars omtrent criminaliteit, in: N ederlands Tijdschrift vo o r C rim inolo g ie, 1976, pp. 296-307. 9 Voor een overzicht van zijn opvattingen zie men Jac. van Veen, D em ocratisering van h et recht? Amsterdam 1977. 10 F. Bergsma en R. K. Mokken, Belangstellingspatronen en mediaselectie, in: Daudt H., Bergsma F., Kempers F. en E. Z. R. Cohen (red.), Selectiviteit in d e m a ssa c o m m u n ic a tie, Deventer 1971, pp. 159-189. 11 Vergelijk Thomas Barns, A Structural Theory of Social Exchange, in: A c ta Sociologica, 1973, pp. 188-208. 12 Zie:D.M cquail, T o w a rd s a S o c io lo g y o f M a ss C o m m u n i ca tions, London 1975, pp. 71-75. 13 D. McQuail, o.c., pp. 74-75. 168