Onderzoekslocatie: Dijkversterkingsproject te Vianen



Vergelijkbare documenten
Overzichtskaart onderzoeksgebied Overzicht EODD vondsten in de omgeving van het onderzoeksgebied. T&A Survey BV 0211GPR2431 1

Onderzoekslocatie: Ommen Oost, Gemeente Ommen

Projectnummer: 0912GPR Onderzoekslocatie: de Where en Purmerringvaart in de gemeente Purmerend

Projectnummer: 0714GPR Onderzoekslocatie: Traject Itteren-Meerssen te Maastricht Leiding nr. Z KR 001 t/m 004

Onderzoekslocatie: Verbindingszone te Westerbroek, Groningen

Projectnummer: 1211GPR2855.1

Onderzoekslocatie: Houtribdijk

Onderzoekslocatie: Project Hooghkamer, gemeente Teylingen

Onderzoekslocatie: Rembrandtlaan, Bilthoven

Onderzoekslocatie: het project Nieuw Gemaal Beetskoog

Rapportage. Quickscan naar de mogelijke aanwezigheid van Conventionele Explosieven ter plaatse van twee delen van een leiding tracé te Ede

Onderzoekslocatie: project Waterberging sportpark Fijnaart

Lijst van bijlagen Het onderzoek Achtergrond Projectdoel Praktijkgericht gebruiken rapportage...

Projectnummer: 1112GPR3388 Onderzoekslocatie: Blauwe As te Assen

Historisch vooronderzoek explosieven toegangsweg N2 installatie Zuidbroek (A-439) (definitief)

Onderzoekslocatie: Project Zutphen

RAPPORT. Onderzoek niet-gesprongen explosieven. Behorend bij: Trajectbenadering N244a-N246. Voor: Provincie Noord-Holland

Opsporingsgebied: Gedeelte van het Coevorden Vechtkanaal

Onderzoekslocatie: Lage Abtswoudsepolder te Midden-Delfland

Onderzoekslocatie: Project Magnitude FII in de provincie Groningen

Inventarisatie Niet Gesprongen Conventionele Explosieven

CErrt. Project: Windpark Delfzijl Noord Projectnummer: TVO-00 I 16 april2014. Datum: Toetsing Vooronderzoek CE. Opdrachtgever: KWS lnfra bv

Lijst van bijlagen Het onderzoek Achtergrond Projectdoel... 4

Proces-verbaal van oplevering Opsporen Conventionele Explosieven Lunet aan de Snel

Lijst van bijlagen Het onderzoek Achtergrond Projectdoel... 5

Lijst van bijlagen Leeswijzer Het onderzoek Achtergrond Projectdoel... 5

Bijlage 14 Quickscan naar de mogelijke aanwezigheid van Concentrionele Explosieven land de N235 en N247

Projectnummer: 0413GPR3666 Onderzoekslocatie: Project Albano 4. Gemeente Halderberge

Lijst van bijlagen Betrouwbaarheid... 11

Onderzoekslocatie: Ackerdijksche polder te Pijnacker-Nootdorp

PROCESVERBAAL VAN OPLEVERING VERKLARING VRIJ VAN EXPLOSIEVEN

Offertenummer: 0414GPR4374 Onderzoekslocatie: Tunnel Broek in Waterland

Quickscan Conventionele Explosieven. OWN A15 aansluiting Huissen Bemmel N839. Onderzoekslocatie anno 1944 (bron:

Probleeminventarisatie Conventionele Explosieven Cyclamenweg Bleiswijk

Onderzoekslocatie: Voorlandkering sectie 10 Waddenzeedijk Texel

BIJLAGE VII EXPLOSIEVENONDERZOEK

Onderzoekslocatie: Stationsgebied Vlaardingen, gemeente Vlaardingen

Hieronder is uiteengezet wat de meest relevante feiten zijn voor het onderzoeksgebied wat betreft de mogelijke aanwezigheid van CE.

Onderzoekslocatie: Kadeverbetering Schiedam

PLS-NGE. Aanwezigheid NGE binnen projectgebied Erftransformatie Zandvoort 31 Gendt. Inleiding

PLS Ceintuurbaan / Nieuwe Aamsestraat te Elst t.b.v. bouw appartementen

Twee calamiteiten bogen in Beverwijk en Velsen

FAQ Bommenkaart. Aan Van Henriette van Hoek, Datum Herziene versie d.d. 1 november 2017

Briefrapportage. 1. Inleiding. Saricon bv

RAPPORTAGE CE ONDERZOEK OOSTELIJKE RONDWEG, SOESTERBERG

Saricon bv Safety & Risk Consultancy

Aanvullende notitie. Projectnummer: 1014GPR Projectgebied: Verlegging van een leidingtracé langs de A1 tussen Bunschoten en Amersfoort

2 Algemene informatie en voorlichting Algemene informatie explosieven Voorlichting voor aanvang werkzaamheden...

Onderzoekslocatie: Aanleg A1 locatie Muiden

rocetrr Op po en Conwntionele E Plo ienen Project: OCE Langeraar Oost Projec'tnummer: Kenmerk: PvO-001 Datum: 24 mei 2013

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Hegsestraat 11, Gendt

2. QUICKSCAN AANWEZIGHEID CE N Algemene informatie CE n in de bodem

1 INLEIDING VOORGESCHIEDENIS VERGOEDING VIA GEMEENTEFONDS AANVRAAG SUPPLETIE-UITKERING

Historisch Vooronderzoek

INHOUDSOPGAVE EN TEKSTVOORSTEL

Figuur 1. Projectgebied, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K, nummers 1493, 1742, 6859, 6861 en 6863

Projectnummer: GPR Opsporingsgebied: Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

Vooronderzoek. Barneveld-Noord Station. Opsporen Conventionele Explosieven

Bestemmingsplan de Bredius te Muiden

BAGGERNETDAG VERDIEPING NIEUWE WATERWEG EN BOTLEK

Versie : 1 : J. Bellemans / J. van Voorst Vader. IDDS Explosieven : Dhr. ing. M. Botermans (bedrijfsleider) Datum :

Bijlage 13 Opsporing Explosieven

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Hoge Boezem van de Overwaard en Achterwaterschap Gemeente Molenwaard

Aanvullend Vooronderzoek Conventionele Explosieven Grote Hondring te Dordrecht

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 22 november dhr. H. de Baaij. dhr. F.G.J. Barink

Project Harselaarstunnel te Barneveld

Eindrapportage Explosievenonderzoek OCE Nederweert Merenveld Gemeente Nederweert

Opsporingsgebied: Uiterwaarden te Rhenen: deelgebied Palmerswaard

Onderwerp Onderzoek, opsporing en ruiming explosieven bij gebiedsontwikkeling

Inspectie van de bodem middels een vooronderzoek ter plaatse van de percelen C 2552 en C 2553 in Breda

Tracébesluit. N50 Ens-Emmeloord. Conventionele Explosieven (CE n) Datum 20 maart 2014

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 28 oktober dhr. J. Bongers. dhr. F.G.J. Barink. PLS-NGE Europaplein Zuid

SAMENVATTING PROJECTLEIDER SAMENVATTING PROJECTLEIDER. Datum: Klik of tik om tekst in te voeren. J. Kraeima (projectleider)

Uiterwaarden Rhenen: deelgebied Palmerswaard

Proces verbaal van oplevering

BIJLAGE BIJ BRIEF (MET ALS KENMERK: ) Opdrachtgever: Project: Gemeente Nijkerk Historisch onderzoek aan de Stoutenburgerlaan Amersfoort/

PROJECTLEIDERSSAMENVATTING NIET-GESPRONGEN EXPLOSIEVEN. Datum: 21 juli dhr. T. Meulendijks. dhr. F.G.J. Barink

Inleiding. Termen en definities en reikwijdte van de PRA

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Gezond en Veilig Werken t.a.v. mevrouw Simone Wiers Postbus LV DEN HAAG

Versie : 1 : J. Bellemans / W. Wisselink. : Dhr. F. Schreiner : Postbus 149 : 2215 ZJ Voorhout

Datum: 9 april 2015 Projectnr.: Kenmerk: 15p015 Status: definitief

Projectgebonden Risico Analyse Achterweg 3-5 in Ellecom Gemeente Rheden

Vooronderzoek Conventionele Explosieven Lansingerland A12

Projectgebonden Risicoanalyse naar het risico op het aantreffen van conventionele explosieven in het onderzoeksgebied "N320 te Culemborg".

Vooronderzoek. Opsporen Conventionele Explosieven. Hilversum Monnikenberg

PRESENTATIE RISICOKAART ALBLASSERDAM

MEMO. Datum : 9 november Aan : Bart Lagerberg. Van : Clemens Hendriksen Lennert Wigman (CT) Adviseurs Milieu & CE

Inhoudsopgave. T&A Survey BV 0409-GPR

Certificatieschema voor het. Procescertificaat Vooronderzoek CE en Risicoanalyse CE

1. Inleiding. 2. Aanleiding en vraagstelling

CEES VAN DEN AKKER ADVIES

PROCES-VERBAAL VAN OPLEVERING Homoetstraat te Doornenburg

Lijst van bijlagen Leeswijzer Het onderzoek Achtergrond Projectdoel... 5

MEMO. Inleiding. Datum : 21 december 2010 (definitief) Aan : Marcel van Hout. Van : Arjan Matser tel

Certificatieschema voor het. Procescertificaat Vooronderzoek CE en Risicoanalyse Conventionele Explosieven

Briefrapportage. Saricon bv

Inventarisatie OCE dijk tracé Gameren

Resultaten grondonderzoek Woning aan de Lekdijk 42 te Nieuw-Lekkerland

Armaex B.V. Projectgebonden risicoanalyse Risicoanalyse CE Dijkversterking zeesluis te IJmuiden

Transcriptie:

Projectnummer: 0114GPR4178 Onderzoekslocatie: Dijkversterkingsproject te Vianen

Inhoudsopgave Lijst van bijlagen... 3 1 Het onderzoek... 4 1.1 Achtergrond... 4 1.2 Projectdoel... 4 1.3 Praktijkgericht gebruiken rapportage... 5 2 Het onderzoeksgebied... 6 2.1 Gegevens onderzoekslocatie... 6 2.2 Informatie van opdrachtgever... 6 3 Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal... 7 3.1 Literatuurstudie... 7 3.2 Archiefonderzoek... 7 3.2.1 Gemeentearchief... 8 3.2.2 Nederlands Instituut voor Militaire Historie... 8 3.2.3 Nationaal Archief Den Haag... 8 3.2.4 Archief van de MMOD... 9 3.2.5 Archief van de EODD... 9 3.2.6 Overige Nederlandse archieven... 9 3.2.7 Buitenlandse archieven... 9 3.2.8 Informatie van internet...10 3.3 Luchtfoto interpretatie...10 3.4 Samenvatting en conclusie van inventarisatiefase en advies...11 3.4.1 Samenvatting van de inventarisatie...11 3.4.2 Conclusie van de inventarisatie...12 4 Fase 2: Analyse bronnenmateriaal...13 4.1 Analyse bronnenmateriaal onverdachte gebieden...13 4.2 Uitgebreide analyse bronnenmateriaal verdachte gebieden...14 5 Fase 3: Risicoanalyse (geplande) werkzaamheden...17 5.1 Geplande werkzaamheden...17 5.2 Locatiespecifieke omstandigheden...17 5.3 Afbakening opsporingsgebied...17 5.4 Risicoanalyse en advies...18 6 Conclusie...19 7 Aanbevelingen met betrekking tot de geplande werkzaamheden...20 8 T&A en kwaliteit...22 T&A Survey Pagina 2 van 53

Lijst van bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3a Bijlage 3b Bijlage 3c Bijlage 3d Bijlage 3e Bijlage 3f Bijlage 3g Bijlage 3h Bijlage 3i Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Bijlage 7 Bijlage 8 Bijlage 9 Bijlage 10 Bijlage 11 Bijlage 12 Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebieden Overzichtslijst gebruikte literatuur en uitwerking resultaten Overzicht archiefbezoek Overzichtslijst gemeentearchief en uitwerking resultaten Overzicht archief NIOD en uitwerking resultaten Overzicht archief NIMH en uitwerking resultaten Overzicht Nationaal Archief Den Haag en uitwerking resultaten Overzicht archief MMOD en uitwerking resultaten Overzicht archief van de EODD en uitwerking resultaten Overzicht overige Nederlandse archieven en uitwerking resultaten Overzicht buitenlandse archieven en uitwerking resultaten Overzicht gebruikte websites en uitwerking resultaten Overzicht gebruikte luchtfoto s en uitwerking resultaten Overzichtskaart probleeminventarisatie Algemene evaluatie van de risico s van eplosieven Wetgeving en subsidiemogelijkheden voor eplosievenonderzoek Procedure risicoanalyse WSCS-OCE richtlijnen horizontale afbakening verdacht gebied Beoordeling van de betrouwbaarheid van bronnen Distributielijst T&A Survey Pagina 3 van 53

1 Het onderzoek Witteveen+Bos gevestigd te Deventer ( opdrachtgever ) heeft T&A Survey ( T&A ) op 19 februari 2014 schriftelijk opdracht verleend voor het uitvoeren van het historisch vooronderzoek naar de aanwezigheid van conventionele eplosieven (verder eplosieven ) ter plaatse van een dijkversterkingsproject te Vianen. 1.1 Achtergrond In Vianen ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad een primaire waterkering waarvan de binnenwaartse stabiliteit over een lengte van circa 250 meter onvoldoende is. In het kader van het project Ruimte voor de Rivier zal er een versterking van dit dijkvak moeten plaatsvinden. Het Waterschap Rivierenland heeft een afweging gemaakt tussen de twee opties en heeft gekozen voor een versterking met behulp van dijkvernageling. De nagels zullen tot een diepte van 2 m - NAP worden gezet. Het mogelijk voorkomen van eplosieven in de ondergrond houdt over het algemeen in Nederland verband met oorlogshandelingen gedurende de Tweede Wereldoorlog ( WOII ). Voorbeelden hiervan zijn bombardementen (zowel geallieerde als Duitse), gevechten (meidagen 1940, bevrijding 1944-1945), verdedigingswerken (mijnenvelden) en dumpingen (verborgen voor vijand, achterlaten van munitie bij overgave of terugtrekking). Aangezien eventueel aanwezige niet gesprongen eplosieven een risico vormen voor de uit te voeren werkzaamheden, is het van belang dat de kans op het aantreffen van eplosieven in het onderzoeksgebied onderzocht wordt. 1.2 Projectdoel Doel van het historisch vooronderzoek is het vaststellen van de risico s van de aanwezigheid van eplosieven in de bodem van het onderzoeksgebied op basis van verzameld en geanalyseerd (historisch) feitenmateriaal. Een volledig vooronderzoek bestaat overeenkomstig het Werkveldspecifiek certificatieschema voor het systeemcertificaat Opsporen Conventionele Eplosieven (WSCS-OCE) uit twee fasen: 1. Inventarisatie van bronnenmateriaal (hoofdstuk 3 en bijlagen 2 t/m 7) 2. Analyseren van bronnenmateriaal (hoofdstuk 4) De inventarisatie van het bronnenmateriaal betreft het verzamelen van historisch feitenmateriaal. Voordat de inventarisatie van start kan gaan, dient het onderzoeksgebied eerst duidelijk omschreven te zijn. De analyse betreft het analyseren van het aangetroffen feitenmateriaal. Op basis van de analyse kan worden vastgesteld of het onderzoeksgebied onverdacht of (deels) verdacht is. Als het gebied (deels) verdacht is, zullen soort, aantal en de verschijningsvorm van mogelijke eplosieven worden vastgesteld. Daarnaast wordt het verdachte gebied horizontaal en verticaal afgebakend. Na de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal wordt het opsporingsgebied afgebakend, vindt er een risicoanalyse plaats en wordt er een aanbeveling gedaan met betrekking tot de geplande werkzaamheden (hoofdstuk 5). T&A Survey Pagina 4 van 53

1.3 Praktijkgericht gebruiken rapportage Via de kaart in bijlage 1 kan bekeken worden of het gebied verdacht is op de mogelijke aanwezigheid van niet gesprongen conventionele eplosieven. Dit is herkenbaar aan een rode of roze arcering, waarbij roze staat voor een gebied waarvan bekend is dat de bovenlaag naoorlogs geroerd is. Verdacht Indien er sprake is van een verdacht gebied kan in hoofdstuk 7 worden teruggevonden welke consequenties dit heeft voor de geplande werkzaamheden. Nadere toelichtingen hiervoor kunnen in hoofdstuk 5 worden gevonden. In hoofdstuk 6 kan worden teruggevonden, tot welke diepte en op welk soort eplosieven het gebied verdacht is. In 4.2 is de onderbouwing van deze verdachte gebieden terug te vinden en aan de hand van de vermelde markeringsnummers kunnen desgewenst vervolgens de achterliggende feiten worden achterhaald, waarop het gebied verdacht is verklaard. Deze achterliggende feiten zijn weer te herleiden tot de individuele archiefstukken. Onverdacht Indien het gehele onderzoeksgebied onverdacht is dan vervallen de hoofdstukken 4.2, 5, 6 en 7 in de bovenstaande vorm. In hoofdstuk 5 staat dan de conclusie. Een onverdacht gebied is herkenbaar met een groene arcering. Binnen onverdacht gebied kunnen de werkzaamheden regulier worden uitgevoerd. T&A Survey Pagina 5 van 53

2 Het onderzoeksgebied 2.1 Gegevens onderzoekslocatie Geografische ligging en grootte De onderzoeksgebied betreft de volgende locatie (zie bijlage 1 voor een overzichtskaart): Een dijkvak in Vianen. Het gebied is circa 250 meter lang en 50 meter breed, gemeten vanaf de teen van de dijk aan de Lekzijde tot aan de voormalige slotgracht. De onderzoekslocatie valt binnen de gemeente Vianen. Bodemopbouw Voor gegevens over de bodemopbouw is de website van Dinoloket geraadpleegd. Boring(B) RD coördinaten Bodemopbouw Sondering (S) B38F0266 134440, 445300 De bovenste meters bestaan voornamelijk uit klei met af en toe een laagje veen. B38F0471 134435, 445220 De bovenste meters bestaan uit leem. B38F2003 134383, 445256 De bovenste meters bestaan uit zand met daaronder klei. B38F2004 134496, 445360 De bovenste meters bestaan uit afwisselingen van zand en klei. B38F2005 134498, 445349 De bovenste meters bestaan uit afwisselingen van zand en klei. S38F02325 134383, 445251 De 10 MPa-laag bevindt zich op een diepte van 11 m-mv. S38F02326 134393, 445259 De 10 MPa-laag bevindt zich op een diepte van 9 m-mv. S38F02327 134495, 445361 De 10 MPa-laag bevindt zich op een diepte van 10 m-mv. 2.2 Informatie van opdrachtgever Opdrachtgever heeft onderstaande informatie geleverd aan T&A. Kaartmateriaal Opdrachtgever heeft T&A een digitale topografische kaart ter beschikking gesteld. Hierop staat het onderzoeksgebied aangegeven. Van deze kaart in het onderzoeksgebied ingetekend. Aanwezige informatie over de bodemgesteldheid Opdrachtgever had geen informatie beschikbaar over de bodemopbouw in het onderzoeksgebied. Naoorlogse werkzaamheden Opdrachtgever had geen informatie beschikbaar over naoorlogse werkzaamheden binnen het onderzoeksgebied. T&A Survey Pagina 6 van 53

3 Fase 1: Inventarisatie van het bronnenmateriaal Met behulp van de geraadpleegde literatuur en archiefstukken is een overzicht opgesteld van oorlogshandelingen tijdens WOII in de omgeving van het onderzoeksgebied. Elke oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6 (inclusief markeringsnummer). Aan hand van aangetroffen feiten is bepaald welke van de in de archieven beschikbare luchtfoto s een toegevoegde waarde zouden kunnen hebben voor de conclusies en afbakening van (on)verdachte gebieden. In de volgende paragrafen is een algemene toelichting gegeven voor de bronnen die geraadpleegd (kunnen) worden voor historisch vooronderzoek. De voor onderhavig onderzoek geraadpleegde bronnen staan in de bijlagen vermeld met daarbij de uitwerking van de resultaten van het onderzoek in onderstaande paragrafen wordt naar de bijbehorende bijlage verwezen. De bronnen zijn beoordeeld op betrouwbaarheid conform bijlage 11. 3.1 Literatuurstudie De eerste stap in een historisch vooronderzoek is in de regel het raadplegen van de literatuur. Middels een literatuurstudie is een beeld te verkrijgen van algemene oorlogshandelingen van een gebied, meestal met data van deze gebeurtenissen en soms met zeer relevante details die niet in andere bronnen te vinden zijn. Op basis van de literatuur kan daarmee een algemeen overzicht worden opgesteld met data van gebeurtenissen, op basis waarvan gericht gezocht kan worden in diverse nationale en internationale archiefinstellingen. Voor de literatuurstudie bestaat een aantal standaardwerken dat geraadpleegd wordt, aangevuld met regionale en plaatselijke literatuur. Deze literatuur is deels in bezit van T&A en wordt aangevuld met literatuur uit de Koninklijke Bibliotheek ( KB ), het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie ( NIOD ), het gemeentearchief en/of plaatselijke bibliotheken en historische verenigingen. De geraadpleegde literatuur en uitwerking van de aangetroffen relevante feiten is in bijlage 2 terug te vinden. 3.2 Archiefonderzoek De meest belangrijke bronnen van informatie voor een historisch vooronderzoek zijn in de regel de (archief)stukken die gebeurtenissen hebben vastgelegd tijdens en vlak nadat ze plaatsvonden. Dit zijn ondermeer processen-verbaal en dagrapporten, die binnen enkele dagen na de gebeurtenis zijn opgesteld en omschrijven wat er heeft plaatsgevonden, foto s die een gebeurtenis of de resultaten ervan vastleggen en militaire verslagen waarin plannen, uitvoering, resultaten en gebruikte eplosieven zijn vastgelegd. Archiefstukken hebben in de regel de meeste accurate en betrouwbare gegevens die voor een onderzoek gebruikt kunnen worden, omdat het meestal primaire bronnen betreft die de informatie hebben vastgelegd korte tijd nadat een gebeurtenis plaatsvond. Archiefstukken liggen in verschillende archieven verspreid door het land en in enkele buitenlandse archiefinstellingen. Aan hand van de richtlijnen in de WSCS-OCE en door de onderzoeker is bepaald welke archieven geraadpleegd dienden te worden voor het onderzoek en of de aangetroffen informatie relevant is of niet. Per archief is een inventarisatie opgemaakt van de dossiers waarin relevante informatie verwacht mag worden. Deze dossiers zijn ingezien en de inhoud is beoordeeld op relevantie. Een stuk is niet relevant indien het geen indicaties of contra-indicaties voor de mogelijke aanwezigheid van eplosieven in het onderzoeksgebied of de directe nabijheid ervan bevat. De relevante stukken zijn verder uitgewerkt en geanalyseerd. De inventarisatie van geraadpleegde archieven, inventarissen en de uitwerking van de relevante informatie is terug te vinden in de bijlagen 3a tot en met 3i. T&A Survey Pagina 7 van 53

3.2.1 Gemeentearchief Archiefstukken uit gemeentearchieven bevatten in de regel de meest gedetailleerde en betrouwbare informatie voor oorlogshandelingen in de gemeente, getroffen locaties, afhandelingen betreffen het zoeken en/of ruimen van eplosieven en naoorlogse werkzaamheden. Archiefstukken van gemeentes zijn terug te vinden in een lokaal gemeentearchief en/of in regionale archieven. Bij het raadplegen van het gemeentearchief worden conform de WSCS-OCE ten minste stukken van de luchtbeschermingsdienst, de stukken over aangetroffen/geruimde CE en oorlogsschaderapporten geraadpleegd. Tevens is bij de gemeente nagevraagd of er in het verleden reeds onderzoeken zijn uitgevoerd naar de aanwezigheid van eplosieven. De resultaten van het onderzoek in het gemeentearchief zijn uitgewerkt in bijlage 3b. 3.2.2 Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie Het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie ( NIOD ) is een kennis- en informatiecentrum over oorlog en bevat diverse (dag)boeken en archiefstukken over WOII. Hiertoe behoren ondermeer: Collectie Departement van Justitie Collectie Generalkommissatiat für das Sicherheitswesen - Höhere SS- und Polizeiführer Nord-West Beide collecties zijn geraadpleegd voor dit onderzoek. De uitwerking hiervan is terug te vinden in bijlage 3c. 3.2.3 Nederlands Instituut voor Militaire Historie Het Nederlands Instituut voor Militaire Historie ( NIMH ) is een gespecialiseerd kennisen onderzoekscentrum op het gebied van de Nederlandse militaire geschiedenis en beschikt onder andere over de volgende collecties: Collectie 409 Gevechtsverslagen en rapporten mei 1940 Collectie 575 Duitse verdedigingswerken in Nederland en rapporten van het Bureau Inlichtingen te Londen (1940-1945) Waar noodzakelijk zijn collectie 409 en/of collectie 575 geraadpleegd voor dit onderzoek. De uitwerking hiervan is terug te vinden in bijlage 3d. 3.2.4 Nationaal Archief Den Haag In het Nationaal Archief van Den Haag is een onder toegang 2.04.53.15 Binnenlandse Zaken een collectie berichten beschikbaar van gemeentes gericht aan Rijksinspectie Luchtbescherming te Den Haag. Dit zijn meldingen van de gemeentes en provincies betreffende gebeurtenissen waarbij voorwerpen vanuit de lucht in de gemeente terecht zijn gekomen, vliegtuigbeschietingen en bombardementen. De stukken betreffen voornamelijk de periode 1940-1943. Deze stukken voegen weinig tot niets toe aan de processen-verbaal van de Luchtbeschermingsdienst van de gemeentes zelf, maar wanneer die stukken verloren zijn gegaan, zijn de stukken uit het Nationaal Archief een waardevolle bron van informatie. De resultaten van het onderzoek in het Nationaal Archief zijn uitgewerkt in bijlage 3e. T&A Survey Pagina 8 van 53

3.2.5 Archief van de MMOD In de periode van 1945-1972 werden de munitieruimingen uitgevoerd door verschillende instanties, die de ruiminggegevens zelf bijhielden. De gegevens, indien nog voorhanden, zijn nooit centraal gearchiveerd en ontsloten. Een klein deel bevindt zich in het Archief Mijn- en Munitie Opruimings Dienst ( MMOD ) van het Semistatisch archief van het Ministerie van Defensie te Rijswijk, waarin de ruimingen in de periode 1945-1947 zijn ontsloten. Soms worden in andere archieven ook ruiminggegevens aangetroffen, maar het overgrote deel van deze gegevens is niet meer te achterhalen. Daarom bestaat er een hiaat in de informatie over munitieruimingen voor de periode 1947-1972. De resultaten van het onderzoek in de stukken van de MMOD zijn uitgewerkt in bijlage 3f. 3.2.6 Archief van de EODD Vanaf de jaren zeventig heeft de Eplosieven Opruimingsdienst Defensie ( EODD ) de ruimingen van eplosieven uitgevoerd, gerapporteerd en gearchiveerd. Deze munitie opruimingsrapporten ( MORA s ) van de EODD zijn de belangrijkste bron van informatie voor het achterhalen van munitieruimingen vanaf 1972. Tevens beschikt de EODD over mijnenkaarten, waarin de bekende geregistreerde mijnenvelden zijn opgenomen met bijbehorende rapportages betreffende de ruimingen van deze velden. Zowel de MORA s als de mijnenkaarten zijn geraadpleegd. In bijlage 3g zijn de resultaten uitgewerkt. 3.2.7 Overige Nederlandse archieven Overige Nederlandse archieven Naast de reeds vermelde archiefinstellingen, zijn er nog andere uiteenlopende archiefinstellingen in Nederland die relevante informatie voor historisch vooronderzoek (kunnen) bevatten. Dit betreft vaak kleinere archieven van bijvoorbeeld locale musea, heemkundige en geschiedkundige kringen en soms zelfs privé archieven. Getuigenverklaringen Interviews met ooggetuigen die informatie hebben over de eventuele aanwezigheid van neergestorte vliegtuigen, afgeworpen bommen en andere gevechtshandelingen binnen het gebied, kan veel bruikbare informatie opleveren. Ruim 65 jaar na dato is het aantal ooggetuigen echter zeer beperkt en bovendien waren deze mensen ten tijde van WOII vaak erg jong. Ooggetuigen verklaring hebben daarom niet altijd een toegevoegde waarde. In bijlage 3h zijn de resultaten van getuigenverklaringen en deze archieven uitgewerkt. 3.2.8 Buitenlandse archieven In het buitenland zijn diverse archieven met uitgebreide informatie over WOII. Deze bevatten archiefstukken, boeken en foto s van oorlogshandelingen gemaakt of buitgemaakt door de troepen van het land waar het betreffende archief staat. Aangezien eenheden van diverse nationaliteiten op Nederlands grondgebied hebben gevochten, bevatten deze archieven vaak informatie over het voorkomen van eplosieven in Nederland. T&A Survey Pagina 9 van 53

The National Archives te Londen The National Archives te Londen is het officiële archief van Groot-Brittannië, met informatie over de Britse geschiedenis tot meer dan 1.000 jaar geleden. Hier zijn ondermeer Flight Reports te vinden met informatie over luchtaanvallen van de RAF tijdens WOII. The National Archives te College Park (VS) The National Archives te College Park is het officiële archief van de Verenigde Staten. Hier zijn o.a. vluchtgegevens van luchtaanvallen en (lucht)foto s van WOII te vinden. Bundesarchiv-Militärarchiv te Freiburg Het Bundesarchiv-Militärarchiv te Freiburg bevat de informatie van de Duitse militaire geschiedenis vanaf 1867. De resultaten van onderzoeken in de buitenlandse archieven zijn uitgewerkt in bijlage 3i. 3.2.9 Informatie van internet Tegenwoordig is ook internet een goede bron voor informatie, ook voor historisch vooronderzoek. Hoewel op internet informatie staat waarvan de betrouwbaarheid en nauwkeurigheid in twijfel getrokken kunnen worden, zijn er tegenwoordig ook veel archiefinstellingen die foto s, archiefstukken, dagboeken en meer gedigitaliseerd materiaal beschikbaar hebben gesteld via hun website. Daarnaast is er informatie te vinden van amateur historici, krantenberichten van de afgelopen decennia, contactgegevens van mogelijke getuigen en locatiedeskundigen en meer. De resultaten van de informatie van internet zijn uitgewerkt in bijlage 4. 3.3 Luchtfoto interpretatie In WOII zijn door de geallieerden diverse fotoverkenningsvluchten boven Nederland uitgevoerd. Deze luchtfoto s zijn grotendeels terug te vinden in de Speciale Collecties van de bibliotheek van Wageningen UR ( Wag ) en bij het Kadaster in Zwolle ( Zwolle ). Ook de luchtfotocollectie van de Royal Commission on the Ancient and Historical Monuments of Scotland te Edinburgh ( ACIU/JARIC ) en the National Archives te College Park ( NARA ) hebben (een grote hoeveelheid) luchtfoto s van Nederland beschikbaar. The National Archives te Londen ( NAL ), de National Air Photo Library Ottawa ( Canada ), het Bundesarchiv/Militärarchiv te Freiburg ( BAF ) en het spoorwegmuseum te Utrecht ( SMU ) beschikken over een aantal luchtfoto s van Nederland. De archiefinstellingen in Nederland en de BAF zijn door T&A geraadpleegd. Waar nodig zijn de overige archieven geraadpleegd middels de Luftbilddatenbank te Würzburg ( LBDB ), die een volledige inventarisatie van deze archieven m.u.v. de BAF en de SMU beschikbaar heeft. Luchtfoto s worden geselecteerd op kwaliteit en datum van opname. Vervolgens worden ze door deskundigen met ervaring in de interpretatie van luchtfoto s uit het tijdvak 1940-1945 onafhankelijk van elkaar geïnterpreteerd. Eén van deze deskundigen doet dit met de kennis van informatie uit het overige bronnenmateriaal, de andere zonder deze aanvullende kennis. Verschillen in interpretatie worden besproken en herbeoordeeld. De resultaten van de luchtfoto-interpretatie zijn uitgewerkt in bijlage 5. Vergelijking van de luchtfoto s met de huidige situatie Door de luchtfoto s uit 1940-1945 te vergelijken met recente luchtfoto s en satellietbeelden, kan een goed beeld verkregen worden van de naoorlogse ontwikkelingen in het gebied. Aanvullend zijn diverse topografische kaarten van de afgelopen 70 jaar (waaronder uit de Grote Atlas van Nederland 1930-1950 en www.watwaswaar.nl) met elkaar en de luchtfoto s vergeleken. De resultaten van de vergelijking van de luchtfoto s zijn uitgewerkt in bijlage 5. T&A Survey Pagina 10 van 53

3.4 Samenvatting en conclusie van inventarisatiefase en advies De aangetroffen feiten zijn weergegeven in bijlagen. Op basis van de inventarisatie van het historisch feitenmateriaal kan de volgende samenvatting van de relevante gebeurtenissen in en nabij het onderzoeksgebied worden opgesteld: 3.4.1 Samenvatting van de inventarisatie Literatuuronderzoek 1. In mei 1940 probeerden de Nederlandse soldaten de door de Duitse soldaten veroverde Lekbrug (ca. 500 meter van onderzoeksgebeid), tevergeefs, terug te veroveren; 2. De Lekbrug bij Vianen werd tijdens WOII meermaals gebombardeerd, dit was buiten het onderzoeksgebied; 3. Sinds WOII zijn er in de omgeving van de Lekbrug meermaals eplosieven gevonden, dit was buiten het onderzoeksgebied; Gemeentearchief 4. Op 29 november 1944 richtte een bom schade aan in de Voorstraat, dit was buiten het onderzoeksgebied; 5. Een boomgaard in de omgeving van het onderzoeksgebied liep schade op door oefenende Duitse troepen; Archief NIOD 6. In het NIOD is feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van eplosieven binnen het onderzoeksgebied, het betrof een bombardement op 16 november 1940; Archief NIMH 7. In het NIMH is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van eplosieven binnen het onderzoeksgebied; Nationaal Archief Den Haag 8. In het Nationaal Archief Den Haag is feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van eplosieven binnen het onderzoeksgebied. Het betreft een bombardement in de omgeving van de Lekbrug en verder een bombardement in mei 1940. Beide bombardementen vonden buiten de omgeving van het onderzoeksgebied plaats; Archief van de MMOD 9. In het archief van de MMOD zijn stukken aangetroffen met betrekking tot het onderzoeksgebied. Er werd gemeld dat er in de omgeving van de Lekbrug landmijnen waren aangetroffen, dit was buiten het onderzoeksgebied; Archief van de EODD 10. Er zijn door de EODD geen eplosieven geruimd in of nabij het onderzoeksgebied; 11. Er hebben geen mijnenvelden gelegen in het onderzoeksgebied; Buitenlandse archieven 12. In de National Archives te Londen is geen feitenmateriaal aangetroffen dat duidt op de mogelijke aanwezigheid van eplosieven binnen het onderzoeksgebied; Internet 13. Op het internet is informatie aangetroffen waaruit op te maken valt dat er in 2011 in de Badhuisstraat een bom uit WOII werd aangetroffen. Dit was buiten het onderzoeksgebied; T&A Survey Pagina 11 van 53

Interpretatie van de luchtfoto s van 1940-1945 14. Op de luchtfoto s van het onderzoeksgebied zijn sporen zichtbaar die vermoedelijk afkomstig zijn van de geëplodeerde bommen op 16 november 1940. Verder zijn er op foto s van 1945 verschillende stellingen en schuilloopgraafjes waar te nemen binnen en nabij het onderzoeksgebied; Vergelijking van de luchtfoto s met de huidige situatie 15. Uit de vergelijking van de luchtfoto s uit 1945 en de huidige satellietbeelden blijken geen grote naoorlogse veranderingen te hebben plaatsgevonden. 3.4.2 Conclusie van de inventarisatie Het historisch feitenmateriaal afkomstig van de inventarisatie doet de aanwezigheid van eplosieven vermoeden. Het onderzoeksgebied is daarmee mogelijk (deels) verdacht gebied. In het volgende hoofdstuk wordt het bronnenmateriaal verder geanalyseerd om het verdachte gebied af te bakenen en soort, hoeveelheid en verschijningsvorm van de vermoede eplosieven te bepalen. T&A Survey Pagina 12 van 53

4 Fase 2: Analyse bronnenmateriaal In deze fase wordt het historisch feitenmateriaal afkomstig van de inventarisatiefase gedetailleerd geanalyseerd. Op basis hiervan wordt vastgesteld of er sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van eplosieven. Een belangrijk aspect van deze analyse is het beoordelen van de betrouwbaarheid van de bronnen. In bijlage 11 zijn de richtlijnen weergegeven die T&A hanteert bij het beoordelen van deze betrouwbaarheid. Waar de beoordeling van een bron afwijkt van deze richtlijn of anderzijds een nadere toelichting noodzakelijk wordt geacht, zal deze in onderstaande analyse beschreven worden. Als na de analyse van het bronnenmateriaal geen feiten duiden op de vermoedelijke aanwezigheid van eplosieven, wordt de conclusie onverdacht getrokken. Als er sprake is van de vermoedelijke aanwezigheid van eplosieven, wordt de conclusie (deels) verdacht getrokken. In dit geval wordt aangeraden om een uitgebreide analyse uit te laten voeren. 4.1 Analyse bronnenmateriaal onverdachte gebieden De volgende feiten hebben na analyse niet geleid tot een verdacht gebied binnen het onderzoeksgebied en zijn daarom niet meegenomen in de uitgebreide analyse in 4.2: Geen feiten binnen of direct bij het onderzoeksgebied zijn hierop van toepassing. T&A Survey Pagina 13 van 53

4.2 Uitgebreide analyse bronnenmateriaal verdachte gebieden Voor de verdachte delen van het onderzoeksgebied is de analyse aangevuld met: het horizontaal en verticaal vaststellen en afbakenen van het verdachte gebied het vaststellen van de hoofdsoort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van vermoede eplosieven het vaststellen van de subsoort, type ontsteker(s) en aantal van vermoede afwerpmunitie In het geval dat grondroerende werkzaamheden binnen het verdachte gebied gepland zijn, is het raadzaam een risicoanalyse te laten uitvoeren, die resulteert in een advies over hoe om te gaan met de risico s van de vermoede eplosieven bij de geplande werkzaamheden en toekomstig grondgebruik. Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden: Deelgebied 1: Uit stukken van het NIOD en het Nationaal Archief (markeringsnummer 4178-002) en markeringen van de luchtfoto interpretaties valt op te maken dat er op 16 november 1940 vier bommen van circa 200 kg zijn neergekomen op een perceel weiland in een uiterwaard bij de rivier de Lek, ongeveer 200 meter van de verkeersbrug. De melding dat er vier bommen zijn neergekomen zijn meldingen die gedaan zijn vanaf de grond. Er kon niet achterhaald worden hoeveel bommen er daadwerkelijk werden afgeworpen zodat de mogelijkheid bestaat dat er meer bommen (blindgangers) zijn neergekomen dan de gemelde vier bommen. Het gewicht van de bommen werd geschat op circa 200 kg, echter dit is een schatting vermoedelijk gedaan naar aanleiding van het formaat van de kraters. Een schatting die op deze manier gedaan is geeft alleen een indicatie omdat de grote van de kraters van meerdere factoren afhankelijk is, zoals grondslag. De grote van deze kraters duidt op bommen van vermoedelijk 250 of 500 lbs. Deelgebied 2: Uit de markeringen van de luchtfoto interpretaties valt op te maken dat er stellingen aanwezig zijn geweest binnen het onderzoeksgebied. Mogelijk is hier munitie achtergelaten of gedumpt. Verder geldt hetzelfde als voor deelgebied 1. Horizontale afbakening Op basis van de resultaten van de inventarisatie (waaronder de overzichtskaart in bijlage 6) en de richtlijnen hiervoor in het WSCS-OCE (zie bijlage 10) zijn de verdachte gebieden horizontaal afgebakend. Deze afbakening is weergeven in onderstaande tabel en de kaart in bijlage 1. Deelgebieden Deelgebied 1 Deelgebied 2 Onverdacht gebied Beschrijving horizontale afbakening verdachte gebied Gebied op basis van kraterpatroon (inclusief 25 meter voor de offset van doorgeschoten blindgangers) met een breedte van 50 meter aan iedere kant vanuit de bommenlijn De locatie van de wapenopstelling plus 5 meter voor de onnauwkeurigheid van de luchtfoto. Overige delen binnen onderzoeksgebied zijn onverdacht T&A Survey Pagina 14 van 53

Soort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van vermoede eplosieven Op basis van het aangetroffen feitenmateriaal, is een analyse verricht van de vermoedelijke hoofdsoort, kaliber, nationaliteit en verschijningsvorm van de eplosieven binnen het verdachte gebied. Indien de hoofdsoort afwerpmunitie betrof, is aanvullend een analyse verricht op de vermoede subsoort, type ontsteker(s) en verwachte aantal van de mogelijk aanwezige eplosieven. Verdachte gebieden (Sub)soort, kaliber en nationaliteit van mogelijk aan te treffen eplosieven Verschijningsvorm Aantal Deelgebied 1 Afwerpmunitie: 250 en 500 lbs (GP en MC); geallieerd Afgeworpen Enkele Deelgebied 2 Afwerpmunitie: 250 en 500 lbs (GP en MC); geallieerd Afgeworpen Enkele Geschutsmunitie: vanaf 2 cm; Duits Gedumpt Enkele tientallen Verticale afbakening Eplosieven kunnen vanaf direct onder het maaiveld ten tijde van WOII aangetroffen worden. De maimale diepte tot waar eplosieven kunnen voorkomen hangt af van verschillende factoren zoals bodemgesteldheid, soort eplosieven en bij afwerpmunitie (vliegtuigbommen) ook vliegsnelheid, afwerphoogte en -hoek. Op basis van de mogelijk aan te treffen eplosieven, ondergrond en naoorlogse werkzaamheden is per deelgebied/voor het onderzoeksgebied een verticale afbakening van het verdachte gebied bepaald, zoals weergegeven in onderstaande tabel. Er kan van uitgegaan worden dat het maaiveld ten tijde van WOII overeenkomt met het huidige maaiveld, behalve waar vermeld wordt dat dit niet het geval is (zie projectspecifieke achtergrondrisico aan het eind van dit hoofdstuk). Indien tijdens werkzaamheden op locatie blijkt dat deze aanname plaatselijk niet klopt, dient deze aanname bijgesteld te worden aan hand van de nieuw verkregen informatie. Afwerpmunitie Afwerpmunitie kan in de meeste gevallen doordringen tot een diepte van 3.5 m-mv (meter-minus-maaiveld). Als de eerst dragende zandlaag dieper ligt dan 3.5 m-mv, kan afwerpmunitie ook dieper doordringen. In dat geval geldt dat afwerpmunitie kan doordringen tot de eerst dragende zandlaag met een drukweerstand van 10 Mpa en een minimale dikte van 0.5 meter. Gedumpte niet-afwerpmunitie Gedumpte niet-afwerpmunitie wordt verwacht op de diepte van de beschikbare dumplocaties zoals kraters, sloten en loopgraven. Dit is in de regel maimaal 2.0 m-mv. Verdachte gebieden Deelgebied 1 Beschrijving verticale afbakening verdachte gebied Gezien de bodemopbouw (zie 2.1) zijn eplosieven te verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 11.0 m-mv * Deelgebied 2 Afwerpmunitie: Gezien de bodemopbouw (zie 2.1) zijn eplosieven te verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 11.0 m-mv * Gedumpte munitie: Gedumpte eplosieven zijn te verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 2.0 m-mv * * Met maaiveld wordt maaiveld ten tijde van WOII bedoeld. Er kan van uitgegaan worden dat het maaiveld ten tijde van WOII overeenkomt met het huidige maaiveld, behalve waar vermeld wordt dat dit niet het geval is (zie ook projectspecifieke achtergrondrisico aan het eind van dit hoofdstuk). De diepte minus maaiveld kan via het Dinoloket (www.dinoloket.nl) en/of via de algemene hoogtekaart van Nederland (www.ahn.nl) worden herleid tot een hoogte ten T&A Survey Pagina 15 van 53

opzichte van NAP. Voor deze diepteafbakening zijn geen aanvullende boringen of sonderingen gezet of proefsleuven gegraven. De afbakening kan dan ook gezien worden als een goede indicatie op basis van de toegankelijke informatie. Indien er een project voorbereid wordt, zullen in de regel veel meer gedetailleerdere gegevens over de bodemopbouw beschikbaar komen. Ook kan etra informatie naar voren komen over naoorlogse grondroering, constructies van gebouwen of ophooglagen. In die gevallen wordt geadviseerd om op basis van deze etra informatie opnieuw de diepte afbakening vast te stellen en op basis daarvan de noodzaak en wijze van detectie onderzoek te bepalen. Achtergrondrisico Gebieden met een zogenaamd achtergrondrisico hebben, al spreekt men over een verdacht gebied, geen wezenlijk verhoogd risico op het aantreffen van eplosieven (tenzij er sprake is van een contra indicatie). Het betreft de volgende gebieden: Naoorlogs aangebrachte ophooglagen Onder vooroorlogse bebouwing, waarbij deze en de directe omgeving niet beschadigd is tijdens de oorlog en er geen sprake is van bombardementen Geroerde grond, waarbij het aannemelijk is dat aanwezige eplosieven tijdens eerdere werkzaamheden zouden zijn ontdekt. Dit geldt bijvoorbeeld voor de grond boven naoorlogs aangelegde kabels, de naoorlogs vernieuwde ballastlaag en al eerder gebaggerde waterbodem, waarbij aantoonbaar niet dieper wordt gewerkt. Projectspecifiek achtergrondrisico Er heeft naoorlogs geen grootschalig grondverzet plaatsgevonden op basis waarvan voor delen van het onderzoeksgebied gesteld kan worden dat er een achtergrondrisico geldt. Diepte naoorlogse werkzaamheden In veel gevallen is de beschikbare informatie over de diepte van naoorlogse ingrepen dermate globaal, dan wel afwezig dat deze vastgesteld/geverifieerd dient te worden in het veld door onderzoek. Dit kan door het zetten van boringen of sonderingen, het graven van proefsleuven of uitvoeren van geofysisch onderzoek. Als algemene richtlijnen voor het veldonderzoek kan hierbij het volgende worden aangehouden: Onder gesloopte en naoorlogse bebouwing: funderingsdiepte (vaak 2 tot 4 m-mv tenzij er sprake is van een slappe bodem en de bebouwing op palen staat, dan tot 10 Mpa laag) ter plaatse van de paallocaties Ballastvernieuwing op doorgaande sporen: tot 0.5 m-bs Wegen en parkeerplaatsen: tot 0.5 m-mv Kabels en leidingen: 0.5 tot 1.0 m-mv Damwanden: dieper dan een laag met 10 Mpa drukweerstand en normaal minimaal 4 meter lang Voor de volledigheid wordt nogmaals opgemerkt dat bovenstaande indicaties betreffen, die in alle gevallen geverifieerd dienen te worden door beschikbare tekeningen, getuigen en veldonderzoek. Vrijgegeven gebieden binnen het onderzoeksgebied Er zijn voor zover bekend geen gebieden vrijgegeven van eplosieven. T&A Survey Pagina 16 van 53

5 Fase 3: Risicoanalyse werkzaamheden De mogelijke aanwezigheid van eplosieven in een verdacht gebied kan een risico vormen tijdens het uitvoeren van grondroerende werkzaamheden. Of de vermoede eplosieven een risico vormen en, zo ja, welke maatregelen getroffen kunnen worden om dit risico te voorkomen of te beperken, hangt af van diverse factoren zoals de soort en de verschijningsvorm van de vermoede eplosieven, de afbakening van het verdachte gebied, de geplande werkzaamheden en omgevingsfactoren. Aan hand hiervan kan een risicoanalyse uitgevoerd worden voor de toekomstige grondberoerende werkzaamheden en grondgebruik binnen het onderzoeksgebied. 5.1 Geplande werkzaamheden In Vianen ligt aan de westzijde van de Voorstraat/Buitenstad een primaire waterkering waarvan de binnenwaartse stabiliteit over een lengte van circa 250 meter onvoldoende is. In het kader van het project Ruimte voor de Rivier zal er een versterking van dit dijkvak moeten plaatsvinden. Het Waterschap Rivierenland heeft een afweging gemaakt tussen de twee opties en heeft gekozen voor een versterking met behulp van dijkvernageling. De nagels zullen tot een diepte van 2 m - NAP worden gezet. De bovenkant van de dijk ligt op ca. 7.5/8 m + NAP. De voet van de dijk ligt op circa 2 m + NAP. 5.2 Locatiespecifieke omstandigheden Voor een goede risicoanalyse en advies over welke maatregelen getroffen kunnen worden om risico s te voorkomen of te beperken, is het van belang een duidelijk beeld te hebben van de locatiespecifieke omstandigheden. Deze kunnen namelijk bepalend zijn voor de mogelijkheden en onmogelijkheden van de opsporing van eplosieven en de keuze van de detectietechnieken. De inzetbaarheid en het detectiebereik van detectietechnieken kan negatief worden beïnvloed door verstorende factoren als damwanden, hekwerk, kabels en leidingen, hoogspanningsmasten, bruggen, bovenleiding van het spoor en stelconplaten. Voor alle afzonderlijke risicogebieden geldt dat het delen zijn van een dijk (met weg) met eventueel bijbehorende kabels en leidingen. Mogelijk kunnen deze verstorend werken op tijdens detectiewerkzaamheden. 5.3 Afbakening opsporingsgebied Over het algemeen is het opsporingsgebied het gebied waar het verdachte gebied en het werkgebied elkaar overlappen. In het opsporingsgebied is eplosievenonderzoek noodzakelijk in verband met de geplande werkzaamheden en het toekomstige gebruik. Ook de aard van de werkzaamheden is hierbij van belang. In sommige gevallen behoort ook een deel van een verdacht gebied waar geen werkzaamheden gepland zijn tot het opsporingsgebied. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer er sprake is van een veiligheidszone bij werkzaamheden waarbij grote trillingen worden veroorzaakt, zoals heien. Voor de geplande werkzaamheden van dit onderzoek is de afbakening van de opsporingsgebieden als volgt: Opsporingsgebieden Opsporingsgebied 1 Opsporingsgebied 2 Beschrijving afbakening opsporingsgebied Gebied binnen deelgebied 1 waar de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden tot de diepte waar de werkzaamheden uitgevoerd gaan worden (2 m - NAP) plus een veiligheidsmarge van 0.5 meter. De hoogte van de kruin tot de voet van de dijk varieert circa van 8 m + NAP tot circa 2 m + NAP. Opsporingsgebied gaat tot maimaal circa 10.5 m-mv. Gebied binnen deelgebied 2 waar de werkzaamheden uitgevoerd zullen worden tot de diepte waar de werkzaamheden uitgevoerd gaan worden (2 m - NAP) plus een veiligheidsmarge van 0.5 meter. De hoogte van de kruin tot de voet van de dijk varieert circa van 8 m + NAP tot circa 2 m + NAP. Opsporingsgebied gaat tot maimaal circa 10.5 m-mv. T&A Survey Pagina 17 van 53

Opmerking: de afbakening van de opsporingsgebieden en de risicoanalyse hebben betrekking op de onder paragraaf 5.1 omschreven werkzaamheden. Trillingen (van toepassing voor opsporingsgebieden 1 en 2) In een gebied dat verdacht is op de aanwezigheid van afwerpmunitie (vliegtuigbommen) dient er rekening gehouden te worden met het feit dat grote trillingen in de ondergrond een aanwezig eplosief kunnen laten detoneren (ontploffen). Dit is een risico dat aanwezig is naast het risico bij direct contact met een eplosief. Grote trillingen worden bijvoorbeeld veroorzaakt door heiwerkzaamheden en hoogfrequent trillen. Op basis van een onderzoeksrapport hanteert de EODD de richtlijn dat het risico op een ongewenste detonatie van een vliegtuigbom reëel is bij trillingen met een versnelling van 1 m/s2 of meer. In de regel kunnen bovengenoemde werkzaamheden tot een afstand van 10 meter een dergelijke versnelling veroorzaken. Binnen deze straal is eplosievenonderzoek dan ook noodzakelijk, tenzij kan worden aangetoond dat de trillingen die worden veroorzaakt kleiner zijn dan 1 m/s2 of dat een gebied reeds is blootgesteld aan trillingen met een versnelling van meer dan 1 m/s2. In dat geval kan (in overleg met bevoegd gezag) op basis van een kwantitatieve risico analyse in een aantal gevallen worden aangetoond dat het achterwege laten toepassen van een veiligheidszone geen risico oplevert dat hoger is het achtergrondrisico. 5.4 Risicoanalyse en advies De risico analyse vooronderzoek is gebaseerd op de kans dat men in aanraking komt met eventueel aanwezige eplosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden (KB) en het effect van een eventueel ongeval E. De kans dat men in aanraking komt met eventueel aanwezige eplosieven bij het geplande gebruik of geplande werkzaamheden (KB) hangt af van de kans op de aanwezigheid van eplosieven in het onderzoeksgebied (K) en de soort en omvang van de werkzaamheden/het gebruik van het gebied (B). Aan de hand hiervan wordt een risicowaarde bepaald, die het advies voor eventuele vervolgstappen bepaalt (KBE). Zie bijlage 7 voor de beschrijving van de algemene risico s van eplosieven. Zie bijlage 9 voor de procedure aan die gebruikt is bij het bepalen van de risicowaarde. Samenvatting risicoanalyse: Opsporingsgebieden Werkzaamheden K B E RW RN Risico en Advies Opsporingsgebied 1 Dijkvernageling 2 2 40 160 III Wezenlijk risico, detectie onderzoek Opsporingsgebied 2 Dijkvernageling 2 2 40 160 III Wezenlijk risico, detectie onderzoek T&A Survey Pagina 18 van 53

6 Conclusie Er is feitelijk materiaal aangetroffen, waaruit blijkt dat er mogelijk verschillende typen eplosieven in het onderzoeksgebied zijn achtergebleven tijdens WOII. Hierdoor geldt dat het onderzoeksgebied (deels) verdacht is op de aanwezigheid van eplosieven. Op basis van de inventarisatie en analyse van het bronnenmateriaal, is onderscheid gemaakt in verschillende deelgebieden. De afbakening van de verdachte gebieden en de soorten te verwachten eplosieven is als volgt: Verdachte gebieden (Sub)soort, kaliber en nationaliteit van mogelijk aan te treffen eplosieven Deelgebied 1 Afwerpmunitie: 250 en 500 lbs (GP en MC); geallieerd Deelgebied 2 Afwerpmunitie: 250 en 500 Afgeworpen lbs (GP en MC); geallieerd Geschutsmunitie: vanaf 2 Gedumpt cm; Duits Onverdacht gebied Geen * Met maaiveld wordt maaiveld ten tijde van WOII bedoeld. Verschijningsvorm Beschrijving horizontale Beschrijving afbakening verdachte afbakening gebied gebied Afgeworpen Gebied op basis van kraterpatroon (inclusief 25 meter voor de offset van doorgeschoten blindgangers) met een breedte van 50 meter aan iedere kant vanuit de bommen-lijn verticale verdachte Gezien de bodemopbouw (zie 2.1) zijn eplosieven te verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 11.0 m-mv * De locatie van de wapenopstelling plus 5 meter bodemopbouw (zie 2.1) Afwerpmunitie: Gezien de voor de onnauwkeurigheid zijn eplosieven te van de luchtfoto. verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 11.0 m-mv * Gedumpte munitie: Gedumpte eplosieven zijn te verwachten vanaf maaiveld tot maimaal 2.0 m-mv * Onderzoeksgebied met Niet van toepassing uitzondering van de hierboven omschreven verdachte gebieden Voor aanvullende informatie over horizontale en verticale afbakening en de vermoede soorten, hoeveelheden en verschijningsvormen van de eplosieven wordt verwezen naar hoofdstuk 5 en de bijlagen. De uitleg op basis van welk feitenmateriaal de gebieden verdacht zijn verklaard en afgebakend is terug te vinden in de hoofdstukken 2 en 3. Contra-indicaties: Er heeft naoorlogs geen grootschalig grondverzet plaatsgevonden op basis waarvan voor delen van het onderzoeksgebied gesteld kan worden dat er een achtergrondrisico geldt. Vrijgegeven gebieden binnen het onderzoeksgebied: Er zijn voor zover bekend geen gebieden vrijgegeven van eplosieven. T&A Survey Pagina 19 van 53

7 Aanbevelingen met betrekking tot de geplande werkzaamheden Aan hand van de resultaten van de analyse van het bronnenmateriaal en de geplande werkzaamheden zoals omschreven in paragraaf 5.1 zijn de opsporingsgebieden afgebakend, waarbinnen rekening gehouden dient te worden met de risico s van vermoede eplosieven. Dit betreft de volgende gebieden (voor meer details wordt verwezen naar hoofdstuk 5): Opsporingsgebieden Beschrijving afbakening opsporingsgebied Advies (nader toegelicht onder tabel) Opsporingsgebied 1 Gebied binnen deelgebied 1 waar de werkzaamheden Detectie uitgevoerd zullen worden tot de diepte waar de werkzaamheden uitgevoerd gaan worden (2 m - NAP) plus een veiligheidsmarge van 0.5 meter. De hoogte van de kruin tot de voet van de dijk varieert circa van 8 m + NAP tot circa 2 m + NAP. Opsporingsgebied gaat tot maimaal circa 10.5 m-mv. Opsporingsgebied 2 Gebied binnen deelgebied 2 waar de werkzaamheden Detectie uitgevoerd zullen worden tot de diepte waar de werkzaamheden uitgevoerd gaan worden (2 m - NAP) plus een veiligheidsmarge van 0.5 meter. De hoogte van de kruin tot de voet van de dijk varieert circa van 8 m + NAP tot circa 2 m + NAP. Opsporingsgebied gaat tot maimaal circa 10.5 m-mv. Onverdacht gebied Werklocaties binnen onverdacht gebied Werkzaamheden kunnen regulier worden uitgevoerd Om de veiligheid tijdens het uitvoeren van de geplande werkzaamheden te waarborgen geldt voor de opsporingsgebieden het volgende: Detectieonderzoek Voor aanvang van de geplande werkzaamheden wordt geadviseerd de mogelijk nog aanwezige eplosieven op te sporen. Hierbij wordt met geofysische meettechnieken vanaf het maaiveld de positie van verdachte objecten (mogelijke eplosieven) bepaald. Als de resultaten van het detectieonderzoek uitwijzen dat er verdachte objecten aanwezig zijn, wordt geadviseerd deze voor aanvang van de geplande werkzaamheden te benaderen. Hierbij worden de verdachte objecten ontgraven en geïdentificeerd. Eventueel aangetroffen eplosieven worden vervolgens veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de EODD. Afhankelijk van de soort eplosieven, locatiespecifieke omstandigheden, wijze van uitvoering en soort werkzaamheden en planning kan het efficiënter en/of kostenbesparend zijn om detectie- en benaderingswerkzaamheden te integreren met de reguliere werkzaamheden en laagsgewijze detectie en benadering uit te voeren. Hierbij worden gedetecteerde verdachte objecten direct benaderd, geïdentificeerd en veiliggesteld om uiteindelijk te worden geruimd door de EODD. Indien werkzaamheden dieper gepland zijn dan het maimale meetbereik van de detectieapparatuur, kunnen de diepere delen onderzocht worden door in lagen detectie uit te voeren en vervolgens de onderzochte en vrijgegeven laag af te graven, of door middel van dieptedetectie (bij werkzaamheden dieper dan 2.0 tot 6.0 m-mv). De meest efficiënte methode hangt af van de soort eplosieven, locatiespecifieke omstandigheden, wijze van uitvoering en soort werkzaamheden en planning. T&A Survey Pagina 20 van 53

Naoorlogse activiteiten Ook adviseert T&A om de naoorlogse werkzaamheden in het verdachte gebied te achterhalen. Als hier voldoende aantoonbare feiten over worden achterhaald, leidt dit tot een reductie van de verdachte gebieden. T&A Survey Pagina 21 van 53

8 T&A en kwaliteit Het historisch vooronderzoek behandeld in deze rapportage is op zorgvuldige wijze uitgevoerd volgens algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Door een ISO-9001, VCA** en WSCS-OCE gecertificeerd kwaliteitssysteem waarborgt T&A de kwaliteit en veiligheid van haar diensten. T&A streeft naar een zo groot mogelijke representativiteit van het onderzoek. Een probleeminventarisatie is echter gebaseerd op een (relatief) beperkt archiefonderzoek. Zodoende blijft het mogelijk dat relevante informatie niet wordt achterhaald. T&A is niet aansprakelijk voor de schade die mogelijk voortvloeit uit het gebruik van haar onderzoeksresultaten T&A Survey Pagina 22 van 53

Bijlage 1 Overzichtskaart onderzoeksgebied en (on)verdachte gebieden T&A Survey Pagina 23 van 53

134350 134400 134450 134500 134550 134600 445370 445370 445420 134300 445420 134250 Onverdacht 445320 445320 2 2 445270 445270 1 Legenda Onderzoeksgebied Status met verwijzing naar deelgebied Onverdacht Verdacht 0 25 50 75 100 ³ Meter Bronnen: Esri Nederland, Esri, Kadaster, CBS, Min VROM, Rijkswaterstaat en gemeenten: Rotterdam, Breda, Tilburg T&A Survey BV Dynamostraat 48 Postbus 20670 1001 NR Amsterdam Project: Telefoon: Fa: E-mail: Internet: 020-6651368 020-6685486 info@ta-survey.nl www.ta-survey.nl HO Lekdijk te Vianen Bijlage: 1. Overzichtskaart (on)verdachte deelgebieden Opdrachtgever: Witteveen + Bos Formaat: A3 Schaal: 1:1.000 Projectnummer: 0114GPR4178 Tekenaar: MvV Datum: 24-03-2014 445220 445220 2

Bijlage 2 Overzichtslijst gebruikte literatuur en uitwerking resultaten Overzichtslijst gebruikte literatuur Voor de literatuurstudie zijn de onderstaande boeken uit het archief van T&A, de Koninklijke Bibliotheek, het Nederlandse Instituut voor Oorlogsdocumentatie en gemeentearchief geraadpleegd. In de kolom bronverwijzing staat de afkorting die in het overzicht van de relevante gebeurtenissen gebruikt is om naar het betreffende boek te verwijzen. Auteur Titel Uitgegeven Bronverwijzing Alpen, J., van, Tussen Waal en Lek 1939-1945 1984 Alphen (1984) Amersfoort, H. e.a., Mei 1940, de strijd op Nederlands Den Haag 2005 Amersfoort (2005) grondgebied Archief van TA Diverse - TA-archief Boudier-Bakker, K. Bezet-bevrijd Vianen 1990 Boudier-Bakker (1990) Haverkamp, G. Overspanning. De Bouw van de tweede Lekbrug bij Vianen Zaltbommel 1999 Haverkamp (1999) Klep, C. (red.), De bevrijding van Nederland 1944-1945, Den Haag 1995 Klep (1995) oorlog op de flank Korthals Altes, A., Luchtgevaar, luchtaanvallen op Nederland 1940-1945 Amsterdam 1984 Korthals Altes (1984) Studiegroep luchtoorlog Verliesregister Verliesregister 1939-1945 Ververs, M.J., Een vrijstad bevrijd : Vianen-Hagestein- z.p., 1995 Ververs (1995) Everdingen-Zijderveld Wttewaall, O. Houten 1940-1945 Cothen 2005 Wttewaall (2005) Zwanenburg, G.J., En nooit was het stil Kroniek van een luchtoorlog delen I en II z.p., z.j. Zwanenburg (z.j.) Uitwerking resultaten literatuurstudie Op basis van de genoemde literatuur is onderstaand overzicht van de oorlogshandelingen opgesteld. De kolom bron verwijzen naar de bovenstaande boeken. Wanneer er geen paginanummer is aangegeven, houdt dit normaal gesproken in, dat de melding op basis van datum en/of locatie eenvoudig in het betreffende boek terug te vinden is. Elke relevante oorlogshandeling is voorzien van een markeringsnummer en weergegeven in de inventarisatiekaart in bijlage 6. De toevoeging indicatief bij het markeringsnummer geeft weer dat de melding niet nauwkeurig geplaatst kan worden en dus indicatief in de inventarisatiekaart ingetekend is of er als tekstvlak in staat. De toevoeging BOL (buiten onderzoekslocatie) laat zien dat de melding zich buiten het onderzoeksgebied bevindt, maar wel van belang is voor een algemeen beeld van de omgeving. De toevoeging NIK (niet in kaart) geeft weer dat de eacte locatie van de melding op basis van de beschikbare gegevens niet nader te bepalen was en dat de melding dus niet in de kaart kon worden gezet. Geen toevoeging geeft aan dat de melding (redelijk) nauwkeurig ingetekend kon worden. Vianen Markering Datum Gebeurtenis/locatie Bron Pagina s 4178-005 14-05-40 Door de chaotische terugtrekking van het Nederlandse leger, Wttewaall (2005) 18 Indicatief wisten Duitse troepen in de ochtend van 14 mei de Lekbrug bij Vianen onbeschadigd in handen te krijgen. Een dag later ondernamen Nederlandse troepen nog wel pogingen om de brug te heroveren, echter door de zwakke bewapening en ongelijke krachtsverhoudingen mislukten deze pogingen. BOL - Uit verschillende bronnen blijkt dat de Lekbrug tijdens de oorlog meermaals is gebombardeerd. TA-archief 4178-006 Indicatief 1995/19 96 Het EOC-KL heeft een onderzoek uitgevoerd en vond in de uiterwaarden bij de Lekbrug één lichte bom. Haverkamp (1999) 61 T&A Survey Pagina 24 van 53