2. De verdere beoordeling van het principaal en het incidenteel beroep

Vergelijkbare documenten
1.2 De Bank heeft een op 22 mei 2014 gedateerd verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De Verzekeraar heeft een op 27 oktober 2015 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.3 De Beroepscommissie heeft het principaal en het incidenteel beroep mondeling behandeld op 25 maart Beide partijen waren aanwezig.

1.2 Verweerder in beroep (hierna: belanghebbende) heeft een op 13 september 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 Tussenpersoon heeft het beroep bestreden bij een op 13 juli 2012 bij de Beroepscommissie binnengekomen verweerschrift.

Rechtsbijstandverzekering. Verzekeringsvoorwaarden. Relevante informatie en medewerking.

de naamloze vennootschap Achmea Pensioen- en Levensverzekering N.V., gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Aangeslotene.

Hypothecaire geldlening. Meeneemclausule. Leencapaciteit. Redelijk handelend kredietverstrekker.

1.2 Belanghebbende, vertegenwoordigd door zijn bewindvoerder [naam 1], heeft een op 1 december 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.3 Verweerster (verder: de verzekeraar) heeft bij een op 6 september 2010 gedateerd verweerschrift verzocht het beroep af te wijzen.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 De Bank heeft zich bij brief van 15 mei 2015 uitgelaten over de ontvankelijkheid van Belanghebbenden in het beroep.

prof. mr. A.S. Hartkamp, voorzitter, mr A. Bus, mr. F.H.J. Mijnssen, mr. F.P. Peijster en prof. mr. F.R. Salomons.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 11 november 2013 heeft ontvangen.

1.2 Van de Bank is op 6 september 2016 een verweerschrift, gedateerd 2 september 2016, ontvangen.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

1.2 Belanghebbende heeft bij brieven van 16 mei 2011 en 23 juli 2011 nog stukken in het geding gebracht.

1.2. Verweerster in beroep (hierna: de Bank) heeft op 20 januari 2015 een verweerschrift ingediend.

1.2 Verzekeraar heeft op 30 november 2009 een verweerschrift ingediend.

1.2 Verzekeraar heeft met een op 5 november 2014 gedateerd geschrift verweer gevoerd en incidenteel beroep ingesteld.

1.2 De bank heeft het beroep bestreden bij een op 18 maart 2013 door de Beroepscommissie ontvangen verweerschrift.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.LA. van Emden, voorzitter en mr. F. Faes, secretaris)

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

Samenvatting. Consument, tegen. Arag SE, gevestigd te Leusden, hierna te noemen Aangeslotene. 1. Procesverloop

GHCB Uitspraak van 31 januari 2012

1.2 Verzekeraar heeft een verweerschrift ingediend gedateerd (zo leest de Commissie van Beroep) op 14 mei 2018.

1.2 De Verzekeraar heeft op het beroepschrift gereageerd bij brief van 2 mei 2014.

1.2 [naam creditcardmaatschappij] heeft een op 4 februari 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

1.2 Belanghebbende heeft een op 17 april 2014 gedateerd verweerschrift met bijlagen ingediend.

1.2 Verweerster in beroep (hierna: Verzekeraar) heeft een op 12 augustus 2015 gedateerd en op 13 augustus 2015 ingekomen verweerschrift ingediend.

de besloten vennootschap Van de Burgwal Financieel Adviesbureau B.V., gevestigd te Amersfoort, hierna te noemen Aangeslotene.

prof. mr. A.S. Hartkamp (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. F.P. Peijster en mr. A. Rutten-Roos.

1.2 De bank heeft een op 7 januari 2011 gedateerd verweerschrift ingediend.

1.2 De Bank heeft bij brief van 25 september 2017 een beroepschrift met bijlage ingezonden.

De Commissie beslist met inachtneming van haar reglement en op basis van de volgende stukken:

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

ANONIEM BINDEND ADVIES

ABN AMRO Bank N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Tekortkoming bank bij cessie van rechten uit levensverzekering. Vorm van schadevergoeding.

N.V. Univé Schade, gevestigd te Assen, hierna te noemen Aangeslotene.

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V., gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

het door Consument digitaal ingediende klachtformulier; het verweerschrift van Verzekeraar; de repliek van Consument; de dupliek van Verzekeraar.

1.2 Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend dat de Commissie van Beroep op 16 september 2013 heeft ontvangen.

Samenvatting. 1. Procesverloop

1.4 Verzekeraar heeft een op 17 november 2015 gedateerd verweerschrift, met bijlagen, ingediend.

1.2 De Vermogensbeheerder heeft een op 6 februari 2015 gedateerd verweerschrift ingediend. Daarbij is tevens incidenteel beroep ingesteld.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Samenvatting. Bekijk de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Vervolg op tussenuitspraak van 1 december Onjuist financieel advies. Schadebegroting.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Reaal Schadeverzekeringen N.V., gevestigd te Zoetermeer, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (prof. mr. M.L.Hendrikse, voorzitter en mr. M.B.Beunders, secretaris)

De Commissie stelt vast dat het niet nodig is de zaak mondeling te behandelen. De zaak kan daarom op grond van de stukken worden beslist

1.2 De Bank heeft een op 26 april 2016 gedateerd verweerschrift ingediend.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

1.2 Belanghebbende heeft een op 3 juni 2016 door de Commissie van Beroep ontvangen verweerschrift ingediend.

Samenvatting. Wet op de medische keuringen. Arbeidsgeschikt. Verzekeraar verplicht tot uitkering over te gaan.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

De Commissie heeft vastgesteld dat tussenkomst van de Ombudsman Financiële Dienstverlening niet tot oplossing van het geschil heeft geleid.

1.2 De tussenpersoon heeft een op 5 juli 2012 gedateerd verweerschrift ingediend.

Fiën Adviesgroep Haarlemmermeer B.V., gevestigd te Haarlem, hierna te noemen Aangeslotene.

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening, nr (mr. A.M.T. Wigger, voorzitter en mr. S.W.A. Kelterman, secretaris)

Consument 1 respectievelijk Consument 2, tezamen hierna te noemen als Consumenten,

Monuta Verzekeringen N.V, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen: Aangeslotene,

prof. mr. F.R. Salomons (voorzitter), mr. A. Bus, mr. J.B. Fleers, mr. A. Rutten-Roos en mr. FP. Peijster.

ANONIEM BINDEND ADVIES

ANONIEM BINDEND ADVIES

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

AEGON Spaarkas N.V, gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen: Aangeslotene.

ANONIEM BINDEND ADVIES

: Aegon Financiële Diensten B.V., gevestigd te Leeuwarden, verder te noemen de Bank

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. Het verdere verloop van de procedure in beroep

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in beroep

RAAD VAN TOEZICHT VERZEKERINGEN

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg.

: Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. h.o.d.n. Centraal Beheer Achmea, gevestigd te Apeldoorn, verder te noemen de Pensioenuitvoerder.

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

De Commissie beslist met inachtneming van haar Reglement en op basis van de volgende stukken:

1.3 Verzekeraar heeft bij brief van 15 september 2015 nog een productie in het geding gebracht.

: SNS Bank N.V., handelend onder de naam SNS Verzekeringen, gevestigd te Utrecht, verder te noemen Verzekeraar

1.2 De Bank heeft bij een brief, die op 3 september 2018 door Kifid is ontvangen, verweer gevoerd tegen het door Belanghebbende ingestelde beroep.

ECLI:NL:CRVB:2014:3463

J.H. van Duuren Assurantie Adviseurs B.V., gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen Aangeslotene.

Consument 1 en Consument 2 hierna ook tezamen te noemen: Consumenten,

Hypothecaire geldlening. Zorgplicht bank. Gedragscode Hypothecaire Financieringen. Overkreditering. Bank heeft voldaan aan zorgplicht.

ANONIEM BINDEND ADVIES

De Commissie stelt vast dat partijen hebben gekozen voor bindend advies.

prof. mr. A. S. Hartkamp, voorzitter, mr. A. Bus, mr. C.A. Joustra, drs. P.H.M. Kuijs AAG en mr. A. Rutten-Roos.

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. Tussenuitspraak. 1. De procedure in hoger beroep

1.2 De vermogensbeheerder heeft op het beroepschrift en genoemde brief gereageerd bij brieven van 5 februari onderscheidenlijk 1 april 2014.

ANONIEM BINDEND ADVIES

DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringmaatschappij N.V, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: Aangeslotene.

Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V., handelend onder de naam Centraal Beheer Achmea, gevestigd te Apeldoorn, hierna te noemen Verzekeraar.

Samenvatting. 1. Procedure

Samenvatting. 1. Procesverloop

1.2. Verweerder in beroep (hierna: de tussenpersoon) heeft een op 21 juli 2010 gedateerd verweerschrift ingediend.

ANONIEM BINDEND ADVIES

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. E.L.A. van Emden, voorzitter en mr. R.G. de Kruif, secretaris)

Samenvatting. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. 1. De procedure in hoger beroep

Transcriptie:

Einduitspraak Commissie van Beroep 2015-033B d.d. 27 januari 2016 (mr. F.R. Salomons, voorzitter, mr. A. Bus, drs. P.H.M. Kuijs AAG, mr. A. Smeeing-van Hees en mr. J.B.M.M. Wuisman, leden, en mr. G.A. van de Watering, secretaris) Samenvatting Pensioenverzekering. Einduitspraak. Schadevaststelling. Wettelijke handelsrente? Nadat partijen bij de tussenuitspraak in de gelegenheid zijn gesteld hun schade in onderling overleg vast te stellen aan de hand van door de Commissie van Beroep vastgestelde uitgangspunten, hebben partijen de Commissie van Beroep om vaststelling van de schade verzocht. Het belangrijkste resterende geschilpunt vormt de vraag of belanghebbende aanspraak heeft op wettelijke handelsrente dan wel op gewone wettelijke rente. Nu verzekeraar rente dient te vergoeden ter zake van een wettelijke verplichting tot vergoeding van schade en niet ter zake van een verplichting tot betaling uit een handelsovereenkomst in de zin van art. 6:119a BW, is verzekeraar slechts gehouden tot voldoening van wettelijke rente op de voet van art. 6:119 BW. Hetzelfde zou overigens gelden als de rente betrekking zou hebben op een verbintenis tot ongedaanmaking als bedoeld in art. 6:271 BW of een verbintenis uit onverschuldigde betaling als bedoeld in art. 6:203 BW. Klik hier voor de uitspraak in eerste aanleg. I. Het verdere verloop van de procedure 1.1 De Commissie van Beroep heeft in haar uitspraak van 6 juli 2015 (hierna: de tussenuitspraak) partijen in de gelegenheid gesteld in onderling overleg tot vaststelling van de schade te komen met inachtneming van enige door de Commissie van Beroep vermelde uitgangspunten. 1.2 Belanghebbende heeft de Commissie van Beroep bij e-mailbericht van 3 augustus 2015 doen weten dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen over de te vergoeden schade en verzocht de procedure te hervatten en uitspraak te doen over de te vergoeden schade. 1.3 Verzekeraar heeft vervolgens bij brief van 23 september 2015 een akte schadeberekening met bijlagen gezonden. Hierop heeft Belanghebbende gereageerd bij brief met één bijlage, door de Commissie van Beroep ontvangen op 12 november 2015. 2. De verdere beoordeling van het principaal en het incidenteel beroep 2.1 In het licht van de in 5.2 van de tussenuitspraak omschreven uitgangspunten overweegt de Commissie van Beroep over de schade als volgt.

a. Het verschil tussen de feitelijk betaalde premies en de premies die verschuldigd waren als de risicodekking in januari 2006 was beëindigd 2.2 Partijen zijn het erover eens dat het hiervoor in aanmerking te nemen bedrag 15.092,76 bedraagt. b. Rekening houden met nabestaandendekking van 85% van het aanwezige kapitaal vanaf 1 januari 2006 2.3 Volgens Verzekeraar zouden in de situatie dat in de periode 2006 tot en met februari 2011 geen risicopremies voor een overlijdensdekking waren onttrokken, in die periode risicobonussen op de polis zijn bijgeschreven ten bedrage van 193,55. Belanghebbende merkt op dat het gaat om kleine bedragen, maar dat deze niet zijn na te rekenen aangezien niet blijkt welke tarieven gehanteerd zijn. Nu partijen het kennelijk erover eens zijn dat het moet gaan om een bedrag in de orde van grootte als door Verzekeraar genoemd, zal de Commissie van Beroep uitgaan van het door Verzekeraar genoemde bedrag. c. De verleende dekking voor het overlijdensrisico blijft buiten beschouwing 2.4 Hierover bestaat tussen partijen geen geschil. d. Aanpassing vergoeding hefboomeffect 2.5 Verzekeraar stelt dat, uitgaande van een nabestaandendekking per 1 januari 2006 van 85% van het aanwezige kapitaal, vanaf die datum geen negatieve hefboomwerking meer bestaat. Nu Belanghebbende dit niet bestrijdt, zal de Commissie van Beroep hiervan uitgaan. 2.6 In bijlage 4A bij de akte schadeberekening geeft Verzekeraar een overzicht van de aan Belanghebbende vergoede bedragen aan hefboomvergoeding. Belanghebbende aanvaardt deze bedragen als een gegeven. Belanghebbende aanvaardt niet de door Verzekeraar in bijlage 4B bij de akte schadeberekening genoemde bedragen. Nu die bijlage echter slechts afwijkt van eerstbedoelde bijlage doordat daaruit zijn weggelaten de bedragen ter vergoeding voor de hefboomwerking vanaf 1 januari 2006, van welke hefboomwerking tussen partijen vaststaat dat deze vanaf die datum niet meer bestaat, gaat de Commissie van Beroep hieraan voorbij. Derhalve dient in plaats van de feitelijk ten gunste van Belanghebbende gekomen vergoeding voor het hefboomeffect van 2.227,89 een bedrag van 155,54 in aanmerking te worden genomen en komt derhalve het verschil van beide bedragen ( 2.072,35) op het schadebedrag in mindering. e. Met fiscale voor- en nadelen dient rekening te worden gehouden 2.7 Partijen hebben geen inzicht geboden in de eventuele fiscale voordelen die het gevolg zijn geweest van de betaling van premies voor dekking van het nabestaandenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum en de eventuele fiscale nadelen door het ontvangen van de schadevergoeding. De Commissie van Beroep zal deze dan ook niet in aanmerking nemen.

f. Wettelijke rente 2.8 Partijen strijden over de vraag welke rente Verzekeraar dient te vergoeden over hetgeen Belanghebbende op enig moment meer heeft betaald dan het geval was geweest indien Belanghebbende met ingang van 1 januari 2006 de risicodekking ten behoeve van zijn nabestaanden zou hebben beëindigd. Verzekeraar meent gehouden te zijn tot vergoeding van de wettelijke rente van artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) terwijl Belanghebbende in zijn reactie aanspraak maakt op de wettelijke handelsrente van artikel 6:119a BW. 2.9 De Commissie van Beroep heeft, zoals overwogen in de tussenuitspraak onder 4.1.3, de primaire vordering van Belanghebbende opgevat als een vordering tot schadevergoeding op basis van een toerekenbaar tekortschieten en/of onrechtmatig handelen van Verzekeraar jegens hem. De Commissie van Beroep heeft geoordeeld dat Verzekeraar inderdaad is tekortgeschoten jegens Belanghebbende (tussenuitspraak, onder 4.16) en dat Verzekeraar op grond daarvan verplicht is tot schadevergoeding. Nu Verzekeraar rente dient te vergoeden ter zake van een wettelijke verplichting tot vergoeding van schade en niet ter zake van een verplichting tot betaling uit een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW, is Verzekeraar slechts gehouden tot voldoening van wettelijke rente op de voet van artikel 6:119 BW. Hetzelfde zou overigens, anders dan Belanghebbende kennelijk meent, gelden als de rente betrekking zou hebben op een verbintenis tot ongedaanmaking als bedoeld in artikel 6:271 BW of een verbintenis uit onverschuldigde betaling als bedoeld in artikel 6:203 BW. 2.10 De berekening door Verzekeraar van het bedrag van 4.226,48 aan wettelijke rente ingevolge artikel 6:119 BW heeft Belanghebbende als zodanig niet bestreden, zodat van dat bedrag zal worden uitgegaan. g. In mindering komt hetgeen ingevolge de bestreden uitspraak aan het kapitaal is toegevoegd 2.11 Over het in aanmerking te nemen bedrag te weten 11.026,-, te vermeerderen met 285,10 aan wettelijke rente, derhalve in totaal 11.311,10 bestaat tussen partijen overeenstemming. 2.12 Belanghebbende wenst dat de toevoeging aan het poliskapitaal door Verzekeraar ter uitvoering van de bestreden uitspraak van de Geschillencommissie ongedaan wordt gemaakt. Volgens Verzekeraar is het niet toegestaan het te vergoeden bedrag rechtstreeks aan Belanghebbende te betalen, omdat dit als een door artikel 65 van de Pensioenwet verboden vorm van afkoop van pensioen kan worden gezien. Belanghebbende heeft zich hierover in zijn reactie niet uitgelaten. De Geschillencommissie is gekomen tot toekenning aan Belanghebbende van een schadevergoeding die op een andere voet is bepaald (vergoeding van de geringere opbouw van ouderdomspensioen, vastgesteld op een bedrag van 11.311,10) dan de Commissie van Beroep in haar tussenuitspraak heeft aangehouden (vergoeding voor te veel betaalde premie vanaf 2006 wegens, kort gezegd, het onvoldoende verifiëren of Belanghebbende zich ervan bewust was dat het nabestaandenpensioen in toenemende mate ten koste ging van het ouderdomspensioen). Nu de uitspraak van de Geschillencommissie voor wat de door haar bepaalde schadevergoeding betreft geen stand houdt, is Belanghebbende gehouden het bedrag van de onverschuldigd

uitgevoerde verhoging van het kapitaal voor het ouderdomspensioen terug te betalen aan Verzekeraar, terwijl Verzekeraar aan Belanghebbende bij wege van schadevergoeding de teveel in rekening gebrachte premies dient terug te betalen. Niet valt in te zien dat in beide betalingen sprake is van afkoop van pensioen in de zin van artikel 65 van de Pensioenwet. Voor de berekening van hetgeen Verzekeraar aan Belanghebbende dient te vergoeden, maakt dit overigens geen verschil: tussen partijen bestaat overeenstemming dat het gaat om een bedrag van 11.311,10. Dit bedrag vormt, anders dan Belanghebbende meent (reactie, onder 2) geen terugbetaling van verzekeringspremies, maar vergoeding van schade als gevolg van het toerekenbaar tekortschieten door Verzekeraar. h. Kosten rechtsbijstand en bijdrage eerste aanleg 2.13 Hierover bestaat tussen partijen overeenstemming. Deze bedragen heeft Verzekeraar reeds aan Belanghebbende vergoed. i. Bijdrage beroep en proceskosten in beroep 2.14 Ook hierover bestaat tussen partijen overeenstemming. Deze bedragen heeft Verzekeraar reeds aan Belanghebbende vergoed. 2.15 Op grond van hetgeen is overwogen in 2.2 tot en met 2.14 komt aan Belanghebbende vergoeding toe van de volgende bedragen: a. 15.092,76 b. 193,55 c. - d. 2.072,35 -/- e. - f. 4.226,48 g. 11.311,10 -/- h. 2.732,- i. 5.000,- Totaal 13.861,34 2.16 Nu Verzekeraar de onder h. en i. bedoelde bedragen en daarnaast een bedrag van 7.886,99 reeds aan Belanghebbende heeft voldaan, heeft Belanghebbende per saldo reeds 1.757,65 meer ontvangen dan waarop hij recht heeft. 3. Slotsom 3.1 De slotsom is dat de uitspraak van de Geschillencommissie niet juist is. De Commissie van Beroep zal de door Verzekeraar aan Belanghebbende te vergoeden schade vaststellen op de som van de in 2.15 onder a. tot en met g. bedoelde bedragen ( 6.129,34); voorts zal zij de door de Geschillencommissie vastgestelde bijdrage in de kosten van rechtsbijstand in eerste aanleg ( 2.682,-) en haar beslissing ten aanzien van de bijdrage in kosten van behandeling in eerste aanleg ( 50,-) in stand laten en een door Verzekeraar aan Belanghebbende te betalen vergoeding van 500,- voor zijn bijdrage voor beroep en 4.500,- voor in beroep gemaakte proceskosten vaststellen.

3.2 De tussenuitspraak was mede gegeven door mr. F.P. Peijster. In verband met het overlijden van mr. Peijster is deze beslissing mede gegeven door mr. A. Bus. 4. Beslissing De Commissie van Beroep: in het principaal en in het incidenteel beroep - handhaaft de bestreden beslissing voor zover daarin is bepaald dat Verzekeraar aan Belanghebbende 2.682,- als bijdrage in de kosten van rechtsbijstand en 50,- voor de bijdrage in de kosten van behandeling van het geschil in eerste aanleg vergoedt; - stelt voor het overige als beslissing in de plaats voor die van de Geschillencommissie dat: - Verzekeraar aan Belanghebbende een bedrag van 6.129,34 voldoet; - bepaalt voorts dat: - Verzekeraar aan Belanghebbende 500,- voor zijn bijdrage voor beroep en 4.500,- voor gemaakte proceskosten voldoet; - stelt voorts vast dat: - de hiervoor genoemde bedragen inmiddels zijn voldaan; - en bepaalt tot slot dat: - het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.